Rechtsfilosofie en rechtstheorie Rechtsfilosofie en rechtstheorie Prof.mr. A. Soeteman Wetsinterpretatie Wanneer wetten gemaakt worden pleegt het de bedoeling te zijn dat ze ook toegepast worden door ieder die met hen te maken krijgt en meer in het bijzonder door rechters. Uitgangspunt voor rechterlijke toepassing is dat de rechter gebonden is aan de wet (morele vragen rond grondslag en eventuele grenzen van deze binding vormen een ander onderwerp dan hier aan de orde wordt gesteld). Wat betekent deze binding? Het is makkelijker om te zeggen wat ze niet betekent: ze betekent niet dat de rechter op louter mechanische wijze zijn gang kan gaan. Wetstoepassing vraagt creatieve intelligentie. Als echter de intelligentie al te creatief wordt, wordt misschien meer een persoonlijke opvatting dan een wet toegepast. Hoe kunnen we met elkaar rijmen dat enerzijds de wet gezag heeft maar anderzijds diezelfde wet nog op vele manieren, zo niet op (bijna) iedere gewenste manier, toegepast kan worden? De interpretatie van teksten in het algemeen en wetteksten meer in het bijzonder is één van de problemen waarin iedere generatie opnieuw haar weg zal moeten vinden. Antwoorden laten zich niet in regels vastleggen, al was het maar om de logische reden dat deze regels dan ook zelf weer geïnterpreteerd zouden moeten worden, wat regels over (interpretatie-)regels over (wets-)regels vereist, enzovoort. KATERN 41 1833 Rechtsgeschiedenis Vragen zijn er wel te stellen. In het recent verschenen boek dat ik hier wil aankondigen staan er maar liefst 5 bladzijden vol mee. Het gaat dan om vragen als: what are the most important general origins of interpretational issues, is there a distinction between interpretation and gap-filling, what different types of general justifying arguments in the interpretation of statutes are recognized; maar ook: what is the general style and structure in which judges of the higher courts write opinions; en: how do the structure and procedures of the legislature affect the interpretation of statutes and the filling of gaps. Dit alles is te lezen in: D. Neil MacCormick and Robert S. Summers (eds.), Interpreting Statutes, A Comparative Study, Dartmouth, Aldershot UK/Brookfield USA, 1991. Het boek is een coproductie van een groot aantal auteurs uit verschillende landen. De vragenlijst waaruit ik citeerde is ontworpen, geamendeerd en uiteindelijk vastgesteld tijdens regelmatige bijeenkomsten van deze groep vanaf 1983 (naar de plaats waar vaak vergaderd werd in het voorwoord de 'Bielefelder Kreis' genoemd). De verschillende auteurs, allen rechtstheoretici die zich met juridisch redeneren bezig gehouden hebben, moesten de vragen beantwoorden voor het rechtsstelsel waar zij uit voortkwamen. De ingeleverde opstellen werden vervolgens besproken en op basis daarvan geamendeerd. De bedoeling was dat op deze manier een verzameling onderling vergelijkbare artikelen zou ontstaan over wetsinterpretatie door de hoogste rechters in de verschillende landen. Die artikelen zijn dan nu gebundeld in het hier genoemde boek. Men vindt er rapporten uit zo (juridisch) verschillende landen als onder meer Frankrijk, Duitsland (het rapport betreft nog de Bondsrepubliek), Finland, Polen, Argentinië, Groot Brittannië en de VS (Nederland ontbreekt helaas), voorafgegaan door een introductie en een methodologische verantwoording en gevolgd door rechtsvergelijkende en rechtstheoretische analyses. De vragenlijst is in een appendix opgenomen. Het is een rijk boek geworden, met een schat aan informatie. De verdedigde stelling is dat er 'a common core' is van 'good reasons for interpretative decisions' en dat de verschillen die tussen de verschillende rechtssystemen bestaan rationeel verklaarbaar zijn door verschillen in politiek systeem, institutionele kaders, de rol van de rechterlijke macht versus wetgevende en uitvoe1834 KATERN 41 rende macht en dergelijke (p. 3). De gemeenschappelijke kern bestaat uit 11 typen argumenten, die weer in vier groepen samengevat kunnen worden: linguïstische argumenten, systematische argumenten, teleologische/waarderende argumenten en wat genoemd wordt 'transcategorical' argumenten. Dit laatste doelt op het beroep op de bedoeling van de wetgever, hetgeen 'transcategorisch' is omdat de andere argumenten vaak op die bedoeling teruggevoerd kunnen worden (p.512e.v.). Deze indeling (en nadere onderverdeling) oogt mij wat willekeurig. Dat neemt niet weg dat binnen dit kader interessante conclusies worden getrokken. Bijvoorbeeld dat in geval van conflicterende argumenten de metafoor van 'weighing and balancing' lang niet altijd van toepassing is: het kan ook erom gaan dat één van de argumenten achteraf niet van toepassing blijkt te zijn, dat het ene argument het andere als het ware wegstreept (cancelling) of dat prioriteitsregels bepalen welk argument voorrang heeft (bijvoorbeeld de voorrang van bindend precedent boven andere interpretatieve argumenten). Even interessant zijn de gesignaleerde verschillen. Opvallend is vooral het verschil in stijl tussen de Franse Cour de Cassation en de Amerikaanse Supreme Court (met name p. 501). Hoe kan dit verklaard worden? En: is er een relatie tussen stijl/vorm en inhoud en zo ja welke? Ook dit soort vragen wordt niet uit de weg gegaan in dit kennelijk met heel veel plezier geschreven boek.
© Copyright 2024 ExpyDoc