Wat zijn de big ideas binnen lichamelijke opvoeding? Verder lezen/Verdieping 1. Van den Berg, T., Hazelebach, C., Oldeboom, B. (2006). Kernreflectie bij bewegen. Een voorbeeld van integratie van kernreflectie en vakonderwijs. Tijdschrift voor Lerarenopleiders (2), 22-29. In dit artikel beschrijven wij de ervaringen die wij hebben opgedaan met kernreflectie bij het beter leren bewegen. Op grond van onze ervaringen tijdens een skivakantie werd ons duidelijk dat de effecten van kernreflectie op ons eigen leerproces bij het skiën groot waren. Dat maakte dat wij, als opleiders aan de academie voor Lichamelijke Opvoeding (Calo), direct kansen zagen voor verbetering van het bewegingsonderwijs 1 en het opleidingsonderwijs van aankomende leraren Lichamelijke Opvoeding. Dat leidde tot een praktijkonderzoek naar het gebruik van kernreflectie bij studenten in een bewegingscontext. In het tweede deel van dit artikel doen we daar verslag van. Tot slot staan we stil bij het belang van kernreflectie voor de lerarenopleiding. 2. Csíkszentmihályi, M. & Jackson, S. (2007). Flow in sport. Amsterdam: Boom In Flow in de sport verklaren Susan Jackson en de wereldberoemde Mihaly Csikszentmihalyi het verschijnsel topervaring en wijzen de basisingrediënten en de voorwaarden aan die daartoe leiden. Sterker nog, de auteurs geven nauwkeurig aan welke gedachten en handelingen sportbeoefenaren en hun coaches te hulp kunnen roepen om flow teweeg te brengen gedurende training en wedstrijd. Hun inzichten worden in Flow in de sport uitvoerig ondersteund door uit het leven gegrepen voorbeelden, geciteerde getuigenissen en bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek. 3. Heij, P. (2006). Grondslagen van ‘verantwoord’ bewegingsonderwijs. Filosofische en pedagogische doordenkingen van relationeel gefundeerd bewegingsonderwijs. Proefschrift. Budel: Damon. De leerling als uitgangspunt betekent een pleidooi voor bewegingsonderwijs dat in het teken staat van het respecteren en waarderen van verschillen tussen leerlingen. Waar het traditionele onderwijs de neiging heeft om verschillen tussen kinderen weg te werken ter wille van extern geformuleerde en geobjectiveerde doelen, maakt Peter Heij daarentegen duidelijk dat respect voor verschillen inhoudt dat elk kind, rekening houdend met anderen, zijn eigen unieke bewegingsmogelijkheden moet kunnen ontwikkelen. Het gaat erom dat leerlingen tot 'lukken' kunnen komen. Tot lukken als mogelijke bijdrage aan geluk. 4. Mulder, T. (2005). De geboren aanpasser. Over hersenen, beweging en verandering. Amsterdam: Contact. Iedereen beweegt, maar hoe doen we dat eigenlijk? Dat wij kunnen staan, lopen of zomaar iets pakken of een bal vangen blijkt allerminst simpel of voor de hand liggend te zijn, als je goed kijkt naar hoe verbijsterend precies en subtiel de samenwerking van hersenen, spieren en zintuigen is die zoiets alledaags bewerkstelligt. Naar schatting lijdt tien procent van de bevolking in de westerse wereld aan een aandoening van het bewegingsapparaat. Slechts een klein deel daarvan zit in een rolstoel of heeft dagelijks hulp nodig, want aan de meeste aandoeningen kunnen we ons aanpassen en dat doen we ook. Wij zijn geboren aanpassers, en dat is de kern van dit boek dat alle aspecten van beweging bij de mens behandelt. Wat is beweging, hoe onstaat het, wat is de functie, wat kan er misgaan, en hoe kan herstel worden gestimuleerd. Behalve een overzicht van van nieuwe en oudere theorieën op dit gebied houdt de auteur een bevlogen pleidooi voor zijn eigen zienswijze die in veel opzichten ingaat tegen gevestigde vooroordelen over de meest effectieve behandeling van trauma's van het bewegingsapparaat. 5. Oldeboom, B., (2002) De les loopt, leeft en lukt! Tijdschrift voor Lerarenopleiders (3), 35-40. Aan de hand van ervaringen van met name beginnende gymleraren wordt duidelijk, dat het lesgeven meer betekent dan kinderen de juiste vakspecifieke aanwijzing te geven. Lesgeven betekent ook overleven, politieagent spelen, entertainen.... Op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Zwolle (Calo) is in samenwerking met leraren uit het werkveld een didactisch instrument ontwikkeld dat studenten helpt bij het observeren van relevante onderwijsgebeurtenissen tijdens de stage. Dit instrument - het loopt't-leeft't-lukt't-principe (Hazelebach, 1998) - is daarnaast bruikbaar bij het verwerven van een aantal elementaire lesgeef-bekwaamheden en kan het dienen als een eenvoudig en direct toepasbaar reflectiehulpmiddel tijdens de stage. Het loopt't-leeft'tlukt't- instrument geeft namelijk zicht op de relatie tussen de normatieforganisatorische, de affectief-emotionele en de vakspecifieke aspecten in onderwijsprocessen. Hierdoor kan een student leren de stage-ervaringen beter te interpreteren en daar adequate initiatieven bij te kiezen voor zowel de eigen ontwikkeling als die van de leerlingen. Binnen het opleidingsonderwijs bleek dat het instrument en de daarbij behorende bekwaamheden 'vóórgeleefd' konden worden. Hierdoor kan er sprake zijn van congruentie tussen vak- en algemene didactiek en de opleidingsdidactiek. Dit blijkt ook uit enkele korte voorbeelden; fragmenten uit een les waarin stageervaringen van studenten aan een Academie voor Lichamelijke Opvoeding (Calo) worden besproken 1. Voorbeelden dus vanuit een dubbel perspectief: dat van de student die reflecteert op de stage en dat van de opleider op zijn eigen les. In het artikel worden de drie aspecten van het 'loop't, 'leeft 't, lukt 't'- principe nader toegelicht en wordt ingegaan op het gebruik als reflectie-instrument. 6. Timmers, E. (2007). Voor applaus moet je het niet doen ( het ontwikkelen van (beter) leren sporten en bewegen. Baarn: Tirion. `Voor applaus moet je het niet doen` is ontwikkeld door opleiders van het Instituut voor Sportstudies in Groningen. Centraal staat het actief leren onderwijzen. Een leidraad voor een meer activerende didactiek. Voor de vele (sport)docenten op elk type school en opleiding is `Voor applaus moet je het niet doen` een stimulans tot verdere ontwikkeling. Dit boek en de cd-rom zijn daarvoor een ideaal handvat.
© Copyright 2024 ExpyDoc