Zorg na M-decreet

Zorg na M-decreet
Marc Van den Brande,
Secretaris-generaal VVKBaO
Op 12 maart 2014 gaf het Vlaams Parlement zijn goedkeuring aan
het M-decreet (het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften). Dat decreet wil dat meer
kinderen met een beperking een plaats in het gewoon onderwijs
krijgen. Die kinderen hebben recht op redelijke aanpassingen om in een gewone school onderwijs te
kunnen volgen. Nog meer dan vroeger het geval was, zullen gewone basisscholen vanaf
1 januari 2015 de vraag krijgen om kinderen met specifieke onderwijsbehoeften in te schrijven.
En voor zover de gevraagde aanpassingen niet disproportioneel zijn, zullen ze die kinderen ook effectief
moeten inschrijven.
De aanloop naar het M-decreet was slopend: van de eerste ideeën over inclusief onderwijs, over Maatwerk in samenspraak, tot het ideaaltypische leerzorgkader. De ideeënstrijd is uiteindelijk gestrand in het
M-decreet: een oplapwerk voor het buitengewoon onderwijs en een stringente regeling voor het gewoon
onderwijs. En ook al spreekt men van een zorgcontinuüm, de structuur en de subsidiëring blijven geënt
op de bestaande tweedeling tussen gewoon en buitengewoon onderwijs.
Dat heeft heel wat scholen uit het gewoon basisonderwijs niet belet om in de voorbije jaren kinderen
met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs vrijwillig op te vangen. Die scholen hebben vaak
hun zogenaamde ‘comfort’-zone verlaten en zijn de uitdaging aangegaan om die kinderen maximale
kansen te geven in hun school. Was het oorspronkelijk misschien het initiatief van enkele idealisten op
school, gaandeweg werd duidelijk dat dit uiteindelijk een engagement van het hele schoolteam vereist.
Het vraagt dus zowel een gezamenlijke visie op onderwijs, opvoeding en zorg als een persoonlijke inzet
van elk teamlid.
Het is echter niet verwonderlijk dat er met de invoering van het M-decreet nog heel wat leerkrachten,
schoolteams, directies en schoolbesturen met vragen zitten: Moeten we alle kinderen inschrijven? Wat
bedoelt men met redelijke aanpassingen? Kunnen wij die opdracht aan? Welke ondersteuning moeten we
die kinderen bieden? Welke hulp krijgen wij daarbij? Zitten die kinderen hier wel op hun plaats? Mogen
kinderen nog naar het buitengewoon onderwijs gaan? Krijgen ze een getuigschrift basisonderwijs? Die
vragen zijn een teken van betrokkenheid en van zorg om binnen de school het beste voor elke leerling na
te streven.
Op die vragen zijn er overigens adequate denkkaders en soms zelfs duidelijke antwoorden te geven. Dit
najaar organiseren we daarover een speciale informatieronde voor schooldirecties, zorgcoördinatoren
en schoolbesturen. Op die bijeenkomsten gaan we onder andere in op de nieuwe inschrijvingsmodaliteiten, de afweging van de (dis)proportionaliteit van de aanpassingen, de nieuwe structuur van het buitengewoon onderwijs, de GON- en ION-ondersteuning, de specifieke pedagogische begeleidingsintenties.
Er wordt ook een aangepaste versie van het Vademecum zorg voorgesteld.
Maar meer nog dan te waken over de technische correctheid en de organisatorische procedures, zullen
we als directies, zorgcoördinatoren en schoolbesturen onze teams op de werkvloer blijvend moeten
inspireren. Het is daarbij goed om te beseffen dat de opdracht van elk teamlid aansluit bij het mens- en
wereldbeeld dat we binnen de katholieke basisschool als uitgangspunt nemen. Een beeld dat zowel
rekening houdt met het kwetsbare en de onvolkomenheid als met het oneindig beloftevolle in elk kind.
Een beeld dat tevens verbondenheid tussen mensen wil creëren en uitsluiting tegengaat. Die zorg voor
élk kind is een wezenlijk onderdeel van de Opdrachten van het katholiek basisonderwijs. Het is een zorg
die we, met of zonder M-decreet, willen blijven opnemen.
oktober-november 2014 | nr 02
3