Transhumance en rondtrekkende schaapskuddes

Transhumance en rondtrekkende schaapskuddes – ecosysteem - en
natuurbeschermingsdienstverlener
Peter Poschlod, Lehrstuhl für Botanik, Universiteit Regensburg
De begrazing door schapen is zo oud als de vestiging van de mens. In het Neolithicum werd
deze begrazing als transhumance (rondtrekkende dieren die het hele jaar vrije buiten zijn,
meestal verbonden met trektochten tussen de winterweides in het laagland en de zomerweides
in hoger gelegen gebieden) beoefend, uiterlijk sinds de Romeinse tijd als rondtrekkende
schaapskuddes (rondtrekkende dieren met seizoensgebonden stalling.)1.
Sinds deze tijd hebben schapen het cultuurlandschap in Europa gevormd. Door de beweiding
met schapen zijn talrijke NATURA 2000-Habitats omgevormd (bijvoorbeeld natuurlijke
graslandecosystemen [Code 61]) of (soms in verbinding met andere vormen van
grondgebruik) voor het eerst ontstaan (bijvoorbeeld droge zandheide en buntgrasverbond
[Code 23], temperate heide [Code 4], halfnatuurlijke graslandecosystemen [Code 62]).
Halfnatuurlijke graslandecosystemen zoals kalkgraslanden behoren tegenwoordig tot de
soortenrijkste ecosystemen in Europa.2. Door de selectieve begrazing van schapen werd
bovendien een reeks aan plantensoorten bevorderd (met stekels, giftige, bittere of aromatisch
smakende plantensoorten).
Sinds de negentiende eeuw -eerst ten gevolge van de toenemende rundveehouderij, daarna
door de dalende aardolieprijzen sinds de jaren 60 van de twintigste eeuw en de daardoor
mogelijk geworden import van wol uit Nieuw-Zeeland- is een continue teruggang van de
begrazing door schapen en de door hen ontstane habitats waar te nemen.3.
Na het opgeven van het oorspronkelijke gebruik werden de bovengenoemde ecosystemen of
voor een intensiever landbouwgebruik gebruikt, of bebost of opgegeven. Door het ontbreken
van begrazing door schapen raakten de verlaten weides buiten de alpiene zones begroeid met
struiken en bebost. Door dit feit krijgt de beweiding met schapen tegenwoordig de functie, het
landschap open te houden of de overgebleven gebieden te „onderhouden“.
Maar schapen hebben niet alleen door hun begrazing ecosystemen gecreëerd, ze zijn ook een
belangrijke verspreidingsvector die het voor planten uit deze ecosystemen mogelijk maakt,
zich door het landschap te verplaatsen. Het rondtrekken van herders met schapen en de
transhumance zijn vandaag de dag „de“ vorm van grondgebruik van het traditionele
cultuurlandschap, die tegelijk een infrastructuur voor de uitbreiding van zaden of planten over
grote afstanden of tussen ecosystemen garanderen, die nu als NATURA 2000-Habitas door de
Europese Unie beschermd worden. Studies in het zuidwesten van Duitsland (rondtrekkende
schaapskuddes)4 en in Zuid-Frankrijk (transhumance)5 hebben aangetoond, dat door een
schaap meer dan 10.000 zaden tijdens de groeiperiode in de vacht getransporteerd kunnen
worden en dat een enkel schaap via de vacht, uitwerpselen of hoeven meer dan de helft van de
soorten inventarisatie (alleen die soorten, die op dat moment rijpe zaden gevormd hebben)
1
Duclos, J.-C. & Pitte, A. (Eds., 1994): L’homme et le mouton dans l’espace de la transhumance.
Grenoble : Glénat.
2
WallisDeVries, M.F., Poschlod, P. & Willems, J.H. (2002): Challenges for the conservation of
calcareous grasslands in northwestern Europe: integrating the requirements of flora and fauna. Biological
Conservation 104: 265-273.
3
Poschlod, P. & WallisDeVries, M.F. (2002): The historical and socioeconomic perspective of
calcareous grasslands – lessons from the distant and recent past. Biological Conservation 104: 361-376.
4
Fischer, S.F., Poschlod, P. & Beinlich, B. (1995): Die Bedeutung der Wanderschäferei für den
Artenaustausch zwischen isolierten Schaftriften. Beih. Veröff. Naturschutz Landschaftspflege Bad.-Württ. 83:
229-256;
Fischer, S., Poschlod, P. & Beinlich, B. (1996): Experimental studies on the dispersal of plants and
animals on sheep in calcareous grasslands. Journal of Applied Ecology 63: 1206-1221.
5
Unveröffentlichte Daten des Lehrstuhls für Botanik, Universität Regensburg
transporteert van die ecosystemen waar het graast of doorheen trekt. Experimentele
onderzoeken naar de propagatie-infrastructuur van een zandgraslandschap bij Bamberg
hebben aangetoond dat in dit landschap zonder schapen nog maar de helft van de soorten zich
kon verspreiden, en dan enkel over kleine afstanden6. Een verplaatsing van plantensoorten
tussen zandgraslandfragmenten, die door andere habitats geïsoleerd waren, was uitsluitend
mogelijk door rondtrekkende schapen. Rondtrekkende schapen zijn hiermee de laatst
verbleven vorm van landgebruik dat een bijdrage levert aan de verspreiding van
plantensoorten in en/of tussen grasland- en heidelandecosystemen.7. Vergelijkende genetische
studies op de „Schwäbischen Alb“8 en in het bijzonder in zuid Frankrijk9 hebben deze
experimentele bevindingen bevestigd. „Gene-flow“ door de verspreiding van zaden vond
uitsluitend plaats tussen populaties, die door middel van rondtrekkende schaapskuddes met
elkaar „verbonden“ waren.
Samenvattend worden de volgende conclusies getrokken:
• De rondtrekkende schaapskuddes en transhumance leveren een bijdrage aan het open
houden van het cultuurlandschap en daarmee het behoud van het cultuurlandschap (en zijn
identiteit).
• De rondtrekkende schapen en transhumance hebben sinds het neolithicum de meest
soortenrijke ecosystemen van Europa met een specifieke soortenrijkdom geschapen,
schapenweides zijn cultureel erfgoed!
• De rondtrekkende schapen en transhumance zijn een van de laatste overgebleven
elementen van de infrastructuur voor de verspreiding van planten in het Europese
cultuurlandschap -ze zijn waarschijnlijk de meest betekenisvolle (mobile) verbinding
tussen biotopen (moving corridors) voor planten.
Contactadres van de auteur:
Prof. Dr. Peter Poschlod
Lehrstuhl für Botanik
Fakultät für Biologie und Vorklinische Medizin
Universität Regensburg
D-93040 Regensburg
e-mail: [email protected]
Tel.: +49-941-9433108 (+49-941-9433107 Sekr.)
Fax: +49-941-9433106
6
Bugla, B., Poschlod, P. (2006): Biotopverbund für die Migration von Pflanzen – Förderung von
Ausbreitungsprozessen statt "statischen" Korridoren und Trittsteinen. Das Fallbeispiel "Pflanzenarten der
Sandmagerrasen" in Bamberg, Bayern. In: Reck, H., Hänel, K., Böttcher, M., Winter, A. (Eds.),
Lebensraumkorridore für Mensch und Natur. Naturschutz und Biologische Vielfalt 17, 101-117.
7
Bonn, S. & Poschlod, P. (1998): Ausbreitungsbiologie der Pflanzen Mitteleuropas. Grundlagen
und kulturhistorische Aspekte. UTB Große Reihe. Wiesbaden: Quelle & Meyer, 404 S.
Poschlod, P., Bakker, J.P., Bonn, S. & Fischer, S. (1996): Dispersal of Plants in fragmented landscapes.
In: Settele, J., Margules, C., Poschlod, P. & Henle, K. (eds.): Species Survival in Fragmented Landscapes, pp.
123-127. Kluwer, Dordrecht.
Poschlod, P. & Bonn, S. (1998): Changing dispersal processes in the central European landscape
since the last ice age - an explanation for the actual decrease of plant species richness in different habitats. Acta
Bot. Neerl. 47: 27-44.
Poschlod, P., Kiefer, S., Tränkle, U. & Bonn, S. (1998): Plant species richness in calcareous grasslands
as affected by dispersability in space and time. Applied Vegetation Science 1: 75-90.
8
Willerding, C. & Poschlod, P. (2002): Does seed dispersal by sheep affect the population genetic
structure of the calcareous grassland species Bromus erectus? Biological Conservation 104: 329-337.
9
Unveröffentlichte Daten des Lehrstuhls für Botanik, Universität Regensburg