An official European Respiratory Society statement on

An official European Respiratory Society statement on physical activity in COPD
Henrik Watz, Fabio Pitta, Carolyn L. Rochester, Judith Garcia-Aymerich, Richard ZuWallack,
Thierry Troosters, Anouk W. Vaes, Milo A. Puhan, Melissa Jehn, Michael I. Polkey, Ioannis
Vogiatzis, Enrico M. Clini, Michael Toth, Elena Gimeno-Santos, Benjamin Waschki, Cristobal
Esteban, Maurice Hayot, Richard Casaburi, Janos Porszasz, Edward McAuley, Sally J. Singh,
Daniel Langer, Emiel F.M. Wouters, Helgo Magnussen and Martijn A. Spruit
Eur Respir J. 2014 Oct 30
Introductie
Naast een progressieve luchtwegobstructie hebben veel COPD patiënten comorbiditeiten en
extrapulmonale effecten die geassocieerd zijn met fysieke inactiviteit. De Global Initiative for
Chronic Obstructive Lung Disease (GOLD) adviseert fysieke activiteit voor alle COPD
patiënten, echter de klinische relevantie hiervan is nog niet uitvoerig bestudeerd. Het doel
van deze officiële European Respiratory Society (ERS) statement is het bestaande bewijs met
betrekking tot fysieke (in)activiteit in COPD patiënten weer te geven, inclusief de
prevalentie, determinanten, consequenties, meten en potentiele behandeling.
Methoden
Een internationale multidisciplinaire groep van de ERS Scientific Group 01.02 ‘‘Rehabilitation
and
Chronic
Care’’
bepaalde
de
strekking
van
deze
statement
middels
consensus. Literatuuronderzoek werd uitgevoerd in de belangrijkste themagebieden en alle
leden stemden in met de uiteindelijke inhoud van deze statement.
Definities
Fysieke activiteit kan worden gedefinieerd als iedere lichaamsbeweging geproduceerd door
skeletspieren, resulterend in energieverbruik. Fysieke training is fysieke activiteit die
gepland, gestructureerd, herhaaldelijk en doelgericht is. Fysieke activiteit bevat ook, maar is
niet beperkt tot, vrije tijd, huishoudelijke en werkactiviteiten. Activiteiten van het dagelijks
leven zijn een onderdeel van fysieke activiteiten en worden gedefinieerd als basale,
alledaagse taken noodzakelijk voor persoonlijke zelfzorg en zelfstandig wonen.
Fysieke
inactiviteit representeert een niveau van fysieke activiteit beneden een optimale treshold.
Een gezonde volwassenen wordt als inactief beschouwd indien niet aan één van de volgende
criteria wordt voldaan: 1) 30 min van tenminste matig intensieve fysieke activiteit op 5
dagen/week; 2) 20 min zwaar intensieve fysieke activiteit op tenminste 3 dagen/week; of 3)
een gelijkstaande combinatie van vorige, welke kan worden opgebouwd uit periodes van 10
min matige (3x10 min) of intensieve (2x10 min) activiteit. Echter, in welke mate deze
aanbevelingen ook van toepassing zijn voor COPD patiënten is vooralsnog onbekend.
Een sedentaire levensstijl wordt gekarakteriseerd door gedrag waarbij het energieverbruik
van de skeletspieren niet boven het rustniveau stijgt. Sedentaire personen spenderen
minder dan 10% van hun dagelijkse energieverbruik in het uitvoeren van matig of hoog
intensieve activiteiten.
Gevolgen van fysieke inactiviteit in de algehele populatie en chronische aandoeningen
anders dan COPD
Er is bewijs dat fysieke inactiviteit tot een hogere incidentie van cardiovasculaire
aandoeningen, obesitas, diabetes, kanker, dementie, en fysieke beperkingen kan leiden.
Daarnaast is afgenomen fysieke activiteit geassocieerd met een hogere mortaliteit bij
ouderen.
Gevolgen van fysieke inactiviteit op longfunctie afname en COPD incidentie
Verschillende epidemiologische studies naar de longitudinale effecten van fysieke
activiteiten tonen een inverse relatie aan tussen het niveau van fysieke activiteit en de mate
van afname van longfunctie, echter resultaten zijn niet consistent wegens verschillende
beperkingen.
Meten van fysieke activiteit
Vragenlijsten
Epidemiologische studies en grote onderzoeken maken vaak gebruik van vragenlijsten voor
het meten van fysieke activiteit, omdat deze goedkoop en makkelijk te gebruiken zijn. Er
bestaat een grote variëteit in vragenlijsten, welke verschillende aspecten van fysieke
activiteit omvatten (hoeveelheid, type, intensiteit). Een vragenlijst moet passend zijn voor
het doel van de studie, moet goed ontwikkeld zijn en sterke psychometrische eigenschappen
hebben. Voor COPD studies kunnen aanvullende criteria worden overwogen, zoals
informatie over laag intensieve activiteiten.
Ondanks de verschillende beperkingen van vragenlijsten indien gebruikt op individueel
niveau, kunnen sommige vragenlijsten geschikt zijn voor het meten van fysieke activiteit op
groepsniveau.
Stappentellers/pedometers
Stappentellers zijn kleine, lichtgewicht, en draagbare apparaatjes die het aantal stappen
over een periode meten. Op basis hiervan kunnen grove schattingen van afstand en
energieverbruik worden gemaakt. Echter, lopen met een lage snelheid kan leiden tot een
onderschatting van het aantal stappen en energie, wat resulteert in een verminderde
accuraatheid bij patiënten met matig tot zeer ernstig COPD.
Stappentellers kunnen worden gebruikt als motiverend hulpmiddel voor het vergroten van
fysieke activiteit, vooral als toevoeging op andere interventies.
Accelerometers/activiteitenmonitors
Accelerometers zijn elektronische apparaatjes, gedragen op het lichaam om versnellingen en
hierdoor lichaamsbewegingen (1, 2 of 3 assen) te detecteren. Ze kunnen een schatting geven
van de tijd gespendeerd boven of beneden een vooraf gesteld activiteitenniveau, het aantal
stappen of het energieverbruik. Ze leveren objectieve data, welke niet van vragenlijsten en
stappentellers wordt verkregen.
Het gebruik van accelerometers kent de volgende beperkingen: uitkomst van metingen kan
worden beïnvloedt door verschillende factoren (vibraties van voertuig, aantal meetdagen
en uren per dag gebruikt, weekdagen of weekenden); weinig uniformiteit in output van
verschillende soorten accelerometers, waardoor vergelijking van verschillende studies
moeilijk wordt; schatting van energieverbruik kan inaccuraat zijn, vooral bij patiënten met
functionele beperkingen die de loopsnelheid en efficiëntie van bewegen beïnvloeden; en de
aanschafkosten variëren aanzienlijk tussen apparaten.
Dubbel gelabeld water methode
De dubbel gelabeld water methode levert een indirecte meting van het totale
energieverbruik van het lichaam over een substantiële periode (bijv. 2 weken). Het kan
echter geen onderscheid maken tussen energieverbruik ten gevolge van fysieke activiteit en
energieverbruik ten gevolge van basaal metabolisme of dieet-geïnduceerd metabolisme.
Niveaus van fysieke activiteit in patiënten met COPD
COPD patiënten hebben een significant lager niveau van fysieke activiteit dan gezonde
controlepersonen, zelfs al in de vroege fase van de aandoening. Meeste patiënten voldoen
niet aan de aanbevolen richtlijnen voor fysieke activiteit.
Factoren geassocieerd met fysieke activiteit in COPD
Verschillende studies hebben associaties aangetoond tussen fysieke activiteit en klinische
karakteristieken van patiënten. Aangezien de meeste studies cross-sectioneel zijn, kunnen
er geen conclusies worden getrokken over de richting van het verband.
Longfunctie
FEV1 laat een zwakke tot matige positieve associatie zien met objectief gemeten fysieke
activiteit.
Weinig studies hebben de relatie van fysieke activiteit en andere
longfunctieparameters onderzocht.
Inspanningsvermogen
De meeste studies in COPD hebben een matig positieve associatie gevonden tussen de 6minuten loopafstand of maximaal wattage tijdens een progressieve inspanningstest en
objectief gemeten fysieke activiteit.
Zelfeffectiviteit
Hogere niveaus van zelfeffectiviteit kunnen geassocieerd zijn met toegenomen fysieke
activiteit, en hogere niveaus van fysieke activiteit kunnen weer resulteren in een verbeterde
zelfeffectiviteit . Echter, eerdere studies lieten slecht een zwakke tot geen associatie zien
tussen zelfeffectiviteit en fysieke activiteit.
Sociodemografische factoren en omgeving
Verschillende
onderzoeken
hebben
aangetoond
dat
sociodemografische
en
omgevingsfactoren, waaronder etniciteit, socio-economische status, educatie, werk,
woonkeuze, seizoensgebonden variaties in temperatuur en luchtvochtigheid, een invloed
kunnen hebben op de uitvoering van dagelijkse fysieke activiteiten bij patiënten met COPD.
COPD Exacerbaties
Fysieke activiteit is sterk verminderd tijdens en na een ziekenhuisopname ten gevolge van
een COPD exacerbatie. Er is een hersteltijd van enkele weken, en de mate van fysieke
activiteit kan zelfs niet volledig terugkeren tot het niveau voorafgaand aan de exacerbatie.
Ook mildere exacerbaties, zonder ziekenhuisopname, leiden tot een afname in fysieke
activiteit.
Comorbiditeiten
Comorbiditeiten, zoals linker ventrikel disfunctie,
metabool syndroom, quadriceps
disfunctie, angst en depressie komen vaak voor in COPD en kunnen onafhankelijk het niveau
van fysieke activiteit beïnvloeden.
Systemische inflammatie
Vier studies toonden dat een hogere mate van lage graad systemische inflammatie
geassocieerd is met lagere niveaus van fysieke activiteit, zelfs na correctie voor relevante
confounders.
Gezondheidsstatus
De meeste studies laten zien da t er een zwak tot matig verband is tussen een verstoorde
gezondheidsstatus en een lagere hoeveelheid en intensiteit van fysieke activiteit.
Symptomen
Dyspneu tijdens inspanning wordt het meest genoemd als beperkende factor voor fysieke
activiteit in COPD. Hogere mate van dyspneu is gerelateerd aan lagere niveaus van fysieke
activiteit. Vermoeidheid wordt ook frequent gerapporteerd in COPD. Eén studie heeft de
associatie tussen vermoeidheid en fysieke activiteit onderzocht, en vond een verband
tussen de mate van vermoeidheid en de mate van fysieke activiteit. Of, en in welke mate
pijn van invloed is op de mate van fysieke activiteit in COPD in onbekend.
Effecten van fysieke inactiviteit op hospitalisaties en overleving bij patiënten met COPD
Zeven prospectieve longitudinale studies laten een significante associatie tussen een lage
fysieke activiteit en een toegenomen risico op hospitalisatie, ook na correctie voor mogelijke
confounders. Er is slechts een relatief lage hoeveelheid fysieke activiteit nodig om dit risico
te beïnvloeden.
Drie longitudinale studies ( opvolging van 3 tot 12 jaar) hebben aangetoond dat een lage
mate van fysieke activiteit een voorspeller is van algehele mortaliteit, zelfs na correctie voor
relevante confounders. Het effect van toename in fysieke activiteit op het overlevingsrisico
is tot nu toe onbekend in patiënten met COPD.
Behandelingsstrategieën ter verbetering van fysieke activiteit
Farmacologische therapie
Het is bekend dat luchtwegverwijders leiden tot een verbetering van dyspneu en
inspanningstolerantie. Of er ook een positief effect op fysieke activiteit is, is momenteel
onbekend.
Ambulante zuurstoftherapie
Zuurstoftherapie verbetert de inspanningstolerantie in hypoxemische COPD patiënten, maar
of fysieke activiteit ook wordt verbeterd is onbekend.
Longrevalidatie
Longrevalidatie leidt tot een verbetering van inspanningstolerantie, dyspneu en kwaliteit van
leven bij patiënten met COPD.
Er zijn tegenstrijdige resultaten over het effect van
longrevalidatie op de verbetering van fysieke activiteit.
Gedragsverandering, feedback, begeleiding
Interventies bestaande uit zelfmonitoring van activiteit middels activiteitenmeters in
combinatie met gedragscounseling kunnen leiden tot een verandering in fysieke activiteit.
Er zijn echter weinig studies beschikbaar, met een kleine steekproefgrootte.
Belangrijke aandachtspunten voor de toekomst
De volgende belangrijke gebieden zullen verdere aandacht vereisen in de komende jaren:
1) Naast stoppen met roken moet er worden gekeken naar het mogelijke ziektemodificerende effect van een toename in fysieke activiteit bij rokers met COPD en bij
patiënten met verschillende mate van luchtwegobstructie.
2) Verder inzicht is nodig met betrekking tot mogelijkheden voor het optimaliseren van
farmacologische en niet-farmacologische interventies ter behoud of verbetering van fysieke
activiteit bij patiënten met COPD.
3)
Onderzoek
is
nodig
om
verder
inzicht
te
krijgen
hoe
verbeteringen
in
inspanningscapaciteit, dyspneu, en zelfeffectiviteit na een interventie (longrevalidatie,
farmacologische therapie) kunnen worden vertaald naar een toename in fysieke activiteit.
4) De methodologie om fysieke activiteit te meten moet verder worden gestandaardiseerd.