Handels- en ondernemingsrecht Handels- en ondernemingsrecht Mw.mr. M.W.E. Koopmann, mw.mr. J. Roest Handels- en faillissementsrecht Mw.mr. M.W.E. Koopmann Verzekeringsrecht 1 Enige literatuur De praktijk wijst uit dat het nogal eens voorkomt dat voor de verzekeraar van belang zijnde informatie bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst wordt verzwegen. Nadere recente informatie over dit onderwerp is te vinden in Verzwijging bij verzekeringsovereenkomsten, geschreven door J.H. Wansink met medewerking van mw. A.S.J. van Garderen-Groeneveld, waarvan in 1993 de derde druk verscheen. Zie ook de bespreking van dit boek door R.J. Verschoof in NTBR 1994, pp. 157 en 158. Eveneens van de hand van J.H. Wansink is de tweede druk De algemene aansprakelijkheidsverzekering; een hernieuwde verzekeringsrechtelijke en verzekeringstechnische beschouwing (1994). In dit boek, dat een bewerking is van de dissertatie van de schrijver, wordt ingegaan op de juridische basis van de aansprakelijkheidsverzekering, op de aard en de omvang van de door deze verzekering geboden dekking alsmede op de relatie tussen de verzekeraar, de aansprakelijke verzekerde en de benadeelde derde. Lees hieromtrent ook het boek Verzekering en aansprakelijkheid (1994), dat is geschreven door T. Hartlief en R.P.J.L. Tjittes en waarin een geheel hoofdstuk is gewijd aan verzekering en regres. Zie verder mw. C.P. Robben, De action directe en de wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, diss. KUB (1993) en mw. H.H. Pol, 'De invloed van verzekeringen op het aansprakelijkheidsrecht: de balans is zoek', NJB 1994, pp. 9961002. P. Clausing en mw. R.M. Vriesendorp-Van Seumeren zorgden voor de derde druk van Inlei- ding verzekeringsrecht (1994). In dit boek wordt het verzekeringsrecht belicht vanuit de kant van de verzekeringnemer. P. Clausing vertelt in de kroniek 'Verzekeringsrecht' in NTBR 1994, pp. 126-129, in vogelvlucht wat zich in de periode van 1 januari 1992 tot 1 mei 1994 aan belangwekkende zaken op het terrein van het verzekeringsrecht heeft voorgedaan en B. Wessels bespreekt in het overzichtsartikel 'Bijzondere overeenkomsten (slot) in WPNR 6128 (1994), pp. 205-212, de actuele jurisprudentie inzake het verzekeringsrecht. Zie verder in alfabetische volgorde: A.R. Bloembergen, 'Het Ser-rapport over regresrechten: een fout verhaal', NJB 1994, pp. 117-123; Th.L.J. Bod, Het pensioenbegrip, tweede druk (1994); W.H. van Boom, 'Hoe geprivilegieerd is het voorrecht op de verzekeringspenningen?', WPNR 6151 (1994), pp. 635-640; J.Th.L. Brouwer, Het begrip levensverzekering in de inkomstenbelasting na de Brede herwaardering, diss. UVA (1993); T. Hartlief en G. van Maanen, 'Regres bij volksverzekeringen: de dader heeft het gedaan', NTBR 1994, pp. 75-78; T. Hartlief en J. Spier, 'Verzekering en aansprakelijkheid met "terugwerkende kracht" ', Aansprakelijkheid en Verzekering (dit tijdschrift kwam op 1 oktober 1993 op de markt) 1994, pp. 27-33; E.R. Hardy Ivamy, General principles of insurance law (1993); Ph.H.J.G. van Huizen en P.M.C, de Lange, Pensioenverzekering, tweede druk (1994); J.G.C. Kamphuisen, De opdracht aan de assurantietussenpersoon (1994); P.M.C, de Lange, Pensioen regelen en verzekeren, diss. Leiden (1994). 2 Rechtspraak a Verzwijging door de verzekeringnemer Tal van uitspraken betreffen de uitleg van het in artikel 251 K bepaalde. Zo is er mede sprake van relevante verzwijging door de verzekeringnemer als deze een op een aanvraagformulier voorgedrukte verklaring heeft ondertekend en daarmee heeft verklaard niet eerder schade te hebben geleden door te verzekeren gevaren en dat hem geen andere feiten bekend waren die voor de acceptatie door de verzekeraar van belang konden zijn, terwijl hij kort daarvoor schade had geleden in zijn (eerdere) woning door bluswater gebruikt ter bestrijding van een brand van de bovenburen. Zie HR 12 november 1993, NJ 1994, 121. Dus ook als er geen sprake is van een gerichte vraag KATERN 53 2501 Handels- en ondernemingsrecht aan de verzekeringnemer maar 'slechts' van een door hem te ondertekenen voorgedrukte verklaring op het aanvraagformulier kan een beroep op artikel 251 K door de verzekeraar succes hebben! Een beroep op artikel 251 K kan overigens alleen maar slagen als feiten zijn verzwegen die speelden voordat de verzekeringsovereenkomst werd gesloten. Derhalve maakten aan een verzekerd motorrijtuig aangebrachte wijzigingen na het sluiten van de verzekeringsovereenkomst deze overeenkomst niet nietig, aldus HR 6 november 1992, NJ 1994, 150. De Hoge Raad aanvaardt blijkens het arrest van 8 april 1994, NJ 1994, 550 niet de opvatting dat in de gevallen waarin de verzekerde een verkeerde opgave deed een beroep op het in artikel 251 K bepaalde alleen kan slagen indien de verzekerde opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. De vraag kan zich voordoen of er sprake is van een verlenging of een voortzetting van een bestaande verzekeringsovereenkomst dan wel van het sluiten van een nieuwe verzekeringsovereenkomst. Deze kwestie kan van belang zijn voor de mededelingsplicht die ligt besloten in het in artikel 251 K bepaalde. Voor het antwoord op deze vraag zijn alle omstandigheden van het geval, waaronder in het bijzonder de mede door uitleg van de polis te traceren bedoeling van partijen, van belang. Zie nader HR 8 januari 1993, NJ 1994, 151, m.n. M.M. Mendel. In HR 9 september 1994, RvdW 1994, 170C werd overwogen dat een overeenkomst die er toe strekt de inhoud van de reeds tussen partijen bestaande verzekeringsovereenkomst in enig opzicht te wijzigen valt binnen het bepaalde van artikel 6:229 BW. Dit oordeel bracht met zich mee dat de verzekeraar een beroep op het in artikel 251 K bepaalde toekwam in het geval dat de verzekerde bij zijn aanvraag tot het verzekeren van zijn Ford Granada de vraag of hij wel eens in contact met de strafrechter was geweest in strijd met de waarheid ontkennend had beantwoord, ook al werd later op deze verzekering een andere auto 'overgeschreven', welke andere auto door brand werd verwoest. Bij toepassing van artikel 263 K loopt de verzekeringsovereenkomst van rechtswege door ten gunste van de nieuwe rechthebbende op het verzekerde goed. Dat betekent dat in dat geval artikel 251 K niet meer (ook niet bij wijze van analogie) aan de orde kan komen. Zie HR 29 januari 1993, NJ 1994, 152, m.n. van M.M. Mendel. 2502 KATERN 53 b Mededelingsplicht van verzekeraar en uitleg van de verzekeringsovereenkomst De rechter die een door de verzekeraar opgestelde clausule in redelijkheid niet voor meer dan één uitleg vatbaar acht heeft in beginsel geen aanleiding om desondanks te kiezen voor een voor de verzekerde minder bezwarende uitleg, aldus HR 9 september 1994, RvdW 1994, 169C. Volgens de Hoge Raad hangt de vraag in hoeverre een verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehouden is tot het doen van mededelingen omtrent de door hem aan een voor de verzekerde bezwarende bepaling van de verzekeringsovereenkomst toegekende betekenis af van de omstandigheden van het geval. Zie over de uitleg van de verzekeringsovereenkomst voorts HR 1 juli 1993, NJ 1994, 209 en HR 8 juli 1993, NJ 1994, 210, m.n. M.M. Mendel. c Onzeker voorval Was het niet toevoegen van antivries een gebeurtenis waartegen de verzekeringsovereenkomst dekking bood? In dit geval was schade ontstaan door bevriezing van de koelvloeistof als gevolg van de vorst die heerste tijdens het vervoer van Nederland naar Canada. Volgens HR 26 november 1993, NJ 1994, 126 (zo ook het Hof) niet, nu dergelijke vorst in deze periode van het jaar op deze plaats als een normale gebeurtenis te verwachten is. J.H. Wansink meent dat de Hoge Raad met dit arrest onzekerheid achterlaat over het onzekere voorval in de transportverzekering {Het Verzekerings-Archief 1994, nr. 2). d Partij- en deskundigentaxatie en indemniteitsbeginsel Volgens HR 17 december 1993, NJ 1994, 243 sluit een voortaxatie door deskundigen, zoals bedoeld in artikel 275 K (en die alleen kan worden aangetast op grond van bedrog) uit dat de verzekeraar zich kan onttrekken aan uitkering van het op basis van deze taxatie vastgestelde bedrag met een beroep op het indemniteitsbeginsel; zie over dit arrest ook Verkeersrecht 1994, 147 en P.J.M. Drion, Verzekeringsrechtelijke berichten 1994, pp. 19-20. Met de partij-taxatie kan — anders dan in het geval van een deskundigen-taxatie — de toepassing van het indemniteitsbeginsel echter niet worden doorbroken. Zie HR 10 december 1993, Verkeersrecht 1994, 146 en RvdW 1993, 247. Zie ook M.A.J.G. Janssen, Verzekeringsrechtelijke berichten 1994, pp. 2-4. Handels- en ondernemingsrecht e Levensverzekering In HR 24 december 1993, RvdW 1994, 77C komt de vraag aan de orde door wie een recht op een levensverzekeringsuitkering dat in een ontbonden en onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap valt dient te worden geïnd. Volgens de Hoge Raad gaat het om een aan de gemeenschap verschuldigde prestatie zoals bedoeld in artikel 3:170, lid 2, BW, zodat de verzekeraar niet bevrijdend aan één deelgenoot van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap kan betalen, een en ander tenzij de verzekeraar zich kan beroepen op het in artikel 6:34 BW bepaalde. f Onbedachtzaamheid Last but not least wijs ik op het vervolg van HR 11 januari 1991, NJ 1991, 271 (het ging hier om verlies van sieraden in een toiletruimte). Volgens Hof Amsterdam 10 december 1992, NJ 1994, 323 lag het in dit geval op de weg van de verzekeraar om bij een moment van onbedachtzaamheid komende extra omstandigheden te stellen, waaruit kan volgen dat aan de kant van de verzekeringnemer sprake kan zijn van grote schuld of van een gedrag dat wezenlijk afwijkt van hetgeen redelijkerwijze als een goed huisvader van haar verwacht mocht worden. Het Hof concludeert dat het onderhavige verlies van de sieraden een gevolg is van een normaal menselijk ogenblik van onbedachtzaamheid en maakt de aanvankelijk onfortuinlijke verzekeringnemer gelukkig door haar vordering tegen de verzekeraar toe te wijzen. KATERN53 2503
© Copyright 2024 ExpyDoc