Kijk hier voor het verslag. - Nationale Dyslexie Conferentie

Samenvatting presentatie ‘Richtlijnen voor doorverwijzing naar de zorg, voetangels en
klemmen’ door Judith Vloedgraven.
Nationale dyslexie conferentie 29-01-2014
Sinds 2009 worden de kosten voor de diagnostiek en behandeling van dyslexie vergoed uit de
basisverzekering. Dit heeft geleid tot een enorme stijging in het aantal doorverwijzingen vanuit het
onderwijs naar de zorg. Hierdoor is het budget voor dyslexiezorg met vele miljoenen overschreden.
Het risico bestaat dat de regeling wordt ingeperkt of zelfs verdwijnt. Het is onwenselijk dat kinderen
met dyslexie hier de dupe van worden.
Momenteel worden door scholen verschillende richtlijnen gehanteerd om te bepalen of een leerling
voor doorverwijzing naar de zorg in aanmerking komt. De richtlijnen die gevolgd worden, zijn ontleend
aan de definitie van dyslexie, zoals die door het SDN geformuleerd is. “Dyslexie is een stoornis die
gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen van het lezen
en/of het spellen op woordniveau”. De term hardnekkig is nader gespecificeerd in het criterium van
achterstand en het criterium van didactische resistentie. Er is sprake van een achterstand als het leesen/of spelligniveau significant lager ligt dan verwacht mag worden gegeven iemands leeftijd en
omstandigheden. Er is sprake van didactische resistentie als de lees- en/of spellingproblemen blijven
bestaan ook als voorzien wordt in adequate remediërende instructie en oefening. De mate van
achterstand wordt in de praktijk vastgesteld op basis van relatieve vaardigheidsniveaus. Dat betekent
dat leerlingen tot de risicogroep gerekend worden als zij zwak presteren op het gebied van lezen en/of
spellen in vergelijking met andere leerlingen. De term zwak is daarbij gedefinieerd als een percentiele
rang. De didactische resistentie wordt vastgesteld door de lees- en spellingvaardigheid van leerlingen
op meerdere meetmomenten te onderzoeken. Er is momenteel geen overeenstemming over de
percentiele rang en ook niet over het minimaal benodigde aantal meetmomenten.
In de presentatie wordt ingegaan op drie verschillende richtlijnen die in de praktijk veel gebruikt
worden bij de doorverwijzing naar de zorg. Uit onderzoek is bekend dat ongeveer 4 % van alle
leerlingen dyslectisch is. Het is momenteel onduidelijk hoeveel leerlingen worden doorverwezen bij de
verschillende richtlijnen die gevolgd worden. Cito heeft daarom onderzoek gedaan naar het
percentage doorverwijzingen bij enkele veelgebruikte richtlijnen.
Het onderzoek is gebaseerd op gegevensbestanden van verschillende onderzoeken. Op basis van het
combinatiecriterium met de percentielen 10 en 16 voor lezen en spellen zou 10% (4 metingen) tot
17 % (2 metingen) van de leerlingen door de scholen doorverwezen worden. Als de grenswaarden
verlegd worden naar percentiel 5 en 10, dan komt het percentage leerlingen dat in aanmerking komt
voor vergoede dyslexiezorg rond de 6 procent te liggen bij 3 metingen. Het is echter niet gezegd dat
met deze grenswaarden ook de juiste groep geselecteerd wordt. De berekeningen zeggen uitsluitend
iets over het totale aantal leerlingen dat naar verwachting binnen de risicogroep valt. De correctheid
van de classificatie is nagegaan op basis van de woorddecodeertoets van Verhoeven en Keuning (in
voorbereiding). Zoals verwacht mocht worden, presteren dyslectische leerlingen op het gebied van
lezen inderdaad zwak tot zeer zwak in vergelijking met niet-dyslectische leerlingen. Niettemin lijkt een
signalering op basis van leeskaarten met bestaande woorden niet optimaal. Een aanzienlijk deel van
de dyslectische leerlingen lijkt in de hogere leerjaren namelijk behoorlijk goed in staat te zijn om
eenvoudigere MKM- en MM-woorden vlot en accuraat te lezen. Met behulp van pseudowoorden
bleken de dyslectici nauwkeuriger gescheiden te kunnen worden van de niet-dyslectici. Samenvattend
laat dit onderzoek zien dat de richtlijnen die momenteel gebruikt worden voor de doorverwijzing
aanscherping behoeven, rekening houdend met het beschikbare budget en het werkelijke aantal
dyslectische leerlingen. Op deze manier blijft de dyslexieregeling betaalbaar en blijven dyslectische
leerlingen de zorg krijgen die ze nodig hebben.