DYSLEXIE - Stanislascollege

DYSLEXIE
Op het Stanislascollege Westplantsoen
Januari 2014
1.1. Voorwoord dyslexie
Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het
aanleren en/of het accuraat en/of vlot toepassen van lezen en/of spellen.
Dit betekent dat het gaat om een ernstige lees- en/of
spellingsachterstand die hardnekkig is, ondanks voldoende gelegenheid tot leren. Het
automatiseringstekort uit zich in het voortgezet onderwijs vooral bij complexe taken (lange
teksten/ schrijfopdrachten) en moderne vreemde talen.
Het is niet altijd gemakkelijk dyslexie te herkennen. Dyslexie komt voor in verschillende
mate, van zwak tot ernstig.
De meeste dyslectische mensen proberen hun handicap te camoufleren. In onze maatschappij
behoort iedereen immers goed te kunnen lezen en schrijven. Wie dat niet kan, schaamt zich en
is bang niet voor vol te worden aangezien.
Dyslectische leerlingen zijn niet dom of lui, hun falen is geen onwil. Deze leerlingen doen
vaak extra hun best, besteden vele uren aan hun huiswerk en behalen dan nog een
onvoldoende. Dubbel pijnlijk is het als ze naast het slechte cijfer ook nog de opmerking
krijgen dat ze harder moeten werken.
Het is daarom noodzakelijk de gevolgen van dyslexie te beperken door de begeleiding te
intensiveren en effectiever te maken en beter samen te werken met specialisten op dit gebied.
1.2. Dyslexie in het Voortgezet onderwijs
Waarom wordt dyslexie soms pas in het Voortgezet Onderwijs gesignaleerd?
Bij ernstige vormen van dyslexie is de stoornis vaak al op de basisschool vastgesteld. Toch
kunnen er in het VO leerlingen zijn bij wie dyslexie dan pas zichtbaar wordt.
Hoe komt dat?
 het lezen en/of spellen was op de basisschool al een probleem, maar werd niet als zodanig
gesignaleerd;
 de leerling kon de problemen met lezen/ spellen op de basisschool goed compenseren,
bijvoorbeeld door intelligentie;
 in het VO moet de leerling opeens meer talen tegelijk leren, de taak wordt complexer;
 in het VO moet de leerling veel tekst zelfstandig verwerken;
 in het VO moet de leerling meer onder tijdsdruk presteren.
Waar hebben dyslectische leerlingen in het VO problemen mee?
Hoewel de problemen bij elke dyslectische leerling verschillend zijn, kunnen zij moeite
hebben met de volgende taken:
 even iets snel doorlezen: ze hebben een laag leestempo;

tijdsdruk: ze maken dan meer fouten;
 snelle overdracht van informatie: datgene wat de leerling wel weet, komt niet snel naar
boven (woordvindingsproblematiek);
 leren van woorden voor Frans, Engels en Duits, maar ook van topografie;
 twee taken tegelijk uitvoeren, bijv. luisteren en schrijven;
 multiple choice- toetsen: moeite met lezen van kleine verschillen in antwoorden;
 maken van aantekeningen tijdens de les;
 invullen van de agenda;
 hardop voorlezen in de klas;
 plannen, bijvoorbeeld van huiswerk, afspraken en repetities;
 lezen van veel tekst in de schoolboeken; bij bijv. geschiedenis, maar ook bij wiskunde
wordt een beroep gedaan op taalvaardigheden;
 koppelen van namen aan begrippen.
Dyslectische leerlingen
 ontdekken weinig zelf (regels, structuur);
 kunnen slecht fouten uit hun eigen werk halen;
 kunnen slecht fouten halen uit het werk van anderen.
Zelfbeeld, motivatie en werkhouding
Al deze (mogelijke) problemen hebben bij de leerling vaak invloed op het gevoel van
welbevinden. Er kan twijfel ontstaan aan eigen competenties en de leerling wordt onzeker. De
motivatie om te leren neemt af. Gevoelens van faalangst kunnen ontstaan doordat de leerling
extreme spanning ervaart bij leesbeurten en presteren onder tijdsdruk.
Door tijds- en werkdruk kan ook een verandering in de taak- en werkhouding ontstaan:
ongestructureerd en onverzorgd werken, onvoldoende gebruik maken van leesstrategieën en
minder doorzettingsvermogen.
1.3. Dyslexie op het Stanislascollege
 Alle brugklasleerlingen op het Stanislascollege worden gescreend op dyslexie, de school
bepaalt zelf, hoe er gescreend wordt. Dit gebeurt volgens het Protocol Voortgezet
Onderwijs. De toetsen worden klassikaal afgenomen.
 Deze toetsen signaleren alleen mogelijke lees- en spellingproblemen; het is géén
dyslexieonderzoek.
 Bij leerlingen die de toetsen onvoldoende maken, bekijkt de remedial teacher of een ander
zakenkundig iemand op de locatie of er op de basisschool extra instructie en begeleiding
voor de leerling geweest is.
 Als dit niet het geval is, dan komt de leerling in aanmerking voor extra begeleiding:
steunles spelling voor een periode van enkele maanden.
 Als een leerling op lezen uitvalt, dan zal de remedial teacher twee leestoetsjes (Klepel en
EMT) afnemen en krijgt de leerling opdracht om veel te lezen.
 Na deze periode van begeleiding neemt de remedial teacher of een ander zakenkundig
persoon, de leerling nog een keer een lees- en/of spellingtoets af.
 Als er bij de leerling nog steeds sprake is van een significante achterstand bij het lezen
en/of spellen ten aanzien van zijn leeftijdsgenoten en/of ten aanzien van het te volgen
niveau, dan kan er sprake zijn van een hardnekkig probleem. Aan de ouders wordt dan
geadviseerd om hun kind te laten onderzoeken op dyslexie.
 Een extern onderzoeksbureau neemt in april of mei het dyslexieonderzoek af.
 De kosten van het onderzoek zijn voor rekening van de ouders.
 Leerlingen in andere klassen dan de brugklas bij wie dyslexie wordt vermoed melden zich
bij de dyslexiecoördinator. In overleg wordt bekeken hoe er verder gehandeld zal worden
1.4. Leerlingen met dyslexieverklaring
Als een leerling al in het bezit is van een dyslexieverklaring, moet deze verklaring bij de
aanmelding direct meegestuurd worden. Er wordt een aantekening gemaakt in Magister.
Leerlingen die een dyslexieverklaring hebben, komen in aanmerking voor ondersteunende
faciliteiten. Zij ontvangen aan het begin van het schooljaar een dyslexiekaart met daarop
vermeld de voor hen geldende faciliteiten. Deze kaart moeten zij gedurende de
schoolloopbaan op het SSC zelf bewaren.
Het hebben van een officiële dyslexieverklaring is noodzakelijk bij het eindexamen. Zonder
officiële dyslexieverklaring kan men geen aanvraag doen bij de examencommissie voor het
verlenen van extra faciliteiten.
De relevante testgegevens zijn twee jaar geldig. De verklaring zelf is eeuwig geldig.
1.5. Faciliteiten voor dyslexie op het Stanislascollege
 De leerling met dyslexie heeft altijd een kaart bij zich (zie bijlage) waarop alle gegevens
staan die voor hem/haar van toepassing zijn. Deze kaart wordt door de leerling aan de
docent aan het begin van het schooljaar getoond.
 De dyslecten kunnen op toetsen een grote D schrijven, zodat de docent de dyslect
gemakkelijk kan herkennen tijdens de correctie. Dit gebeurt in overleg met het
docententeam.
 Tijdverlenging of stofverkorting, indien nodig bij proefwerken en schriftelijke
overhoringen.
 Dyslecten kunnen in sommige gevallen en in overleg met de docent mondelinge
overhoringen krijgen i.p.v. schriftelijke overhoringen.
 Geen onverwachte leesbeurten. De docent maakt van tevoren afspraken met de leerling
over een leesbeurt in de klas.
 De vragen op een toets kunnen door de docent worden voorgelezen.
 Dyslecten mogen hulpmiddelen gebruiken, zoals een Daisy speler, een dyslexiebril, een
laptop, softwareprogramma’s die tekst omzetten in gesproken taal (o.a. Daisy, Sprint,
Kurzweil).
 Vergrotingen bij toetsen (alleen in de onderbouw)
 Toetsen in Arial 12 (onderbouw en bovenbouw)
 Een extra taal in 4 vwo ruilen voor een ander vak.
 Aangepaste normering spelling: binnen de verschillende vaksecties zijn afspraken
gemaakt wat betreft puntenaftrek voor spellingsfouten.
Bij het vak Nederlands:
Onderbouw en bovenbouw
 fonetisch gespelde woorden tellen voor de helft mee;
 voor toetsen spelling geldt een bodemcijfer 3;
 fouten in werkwoordspelling, grammaticale fouten en fouten in hoofdletters en
interpunctie tellen wel gewoon mee.
Bij het vak Engels:
Onderbouw en bovenbouw
 Wanneer een leerling spelfouten maakt of de woorden fonetisch spelt, rekenen wij dat
goed tenzij de fout betrekking heeft op grammaticale onderwerpen die onderdeel zijn van
de toetsstof.
 Dyslectische leerlingen moeten wel de 50 meest frequente woorden goed kunnen spellen
(zie bijlage 1).
 Bij toetsen schrijfvaardigheid tellen spelfouten wel mee, maar we brengen maximaal twee
punten in mindering op het cijfer.
 Tijdens schoolexamentoetsen (bovenbouw) mogen leerlingen met dyslexie voor grote
schrijfopdrachten bij de talen gebruik maken van een computer. Indien de leerling tijdens
een toets gebruikmaakt van een computer, mag de spellingscontrole gebruikt worden. De
gemaakte spelfouten worden dan echter normaal meegeteld.
Bij het vak Frans:
Onderbouw en bovenbouw:
 Wanneer een leerling spelfouten maakt of de woorden fonetisch spelt, rekenen wij dat
goed tenzij de fout betrekking heeft op grammaticale onderwerpen of vocabulaire die
onderdeel zijn van de toetsstof.
 Dyslectische leerlingen moeten wel de persoonlijke voornaamwoorden en bepaalde
werkwoorden goed kunnen spellen (zie bijlage 2).
Bij het vak Duits:
Onderbouw en bovenbouw
 Wanneer een leerling spelfouten maakt of de woorden fonetisch spelt, rekenen wij dat
goed tenzij de fout betrekking heeft op grammaticale onderwerpen of vocabulaire die
onderdeel zijn van de toetsstof.
 Een Umlaut wordt niet fout gerekend tenzij dat een grammaticale fout is.
 Hoofdletters worden wel fout gerekend (tot een max. van 2 ft ) per werk.
Bij het vak Spaans:
Bovenbouw
Spaans wordt pas vanaf de bovenbouw aangeboden, echter de stof van klas 4 is te vergelijken
met het leren van een taal in de onderbouw. Aangezien in het Spaans het plaatsten van een
accent al dan niet of het schrijven van een enkele andere letter, vaak een wezenlijk andere
betekenis kan geven aan een woord, is precisie geboden. Deze vaardigheid wordt
opgebouwd.
 Wanneer een leerling spelfouten maakt of de woorden fonetisch spelt, rekenen wij dat
goed tenzij de fout betrekking heeft op grammaticale onderwerpen of vocabulaire die
onderdeel zijn van de toetsstof.
 Dyslectische leerlingen moeten wel de 50 meest frequente woorden goed kunnen spellen
(zie bijlage 3).
 Bij toetsen schrijfvaardigheid tellen spelfouten wel mee, maar we brengen maximaal twee
punten in mindering op het cijfer.
 Tijdens schoolexamentoetsen (bovenbouw) mogen leerlingen met dyslexie voor grote
schrijfopdrachten bij de talen gebruik maken van een computer. Indien de leerling tijdens
een toets gebruikmaakt van een computer, mag de spellingscontrole gebruikt worden. De
gemaakte spelfouten worden dan echter normaal meegeteld.
Bij het eindexamen:
 Tijdverlenging van maximaal 30 minuten. In bijzondere gevallen kan er een tijdverlenging
van 60 minuten worden aangevraagd.
 Gebruik gemaakt van een Daisyspeler. Dit kan alleen als dit in oktober van het
examenjaar is aangevraagd bij het examensecretariaat, zodat de examencommissie voor
apparatuur kan zorgen en de examens op Daisyformaat kan bestellen.
 Bij schoolexamen luistervaardigheid MVT mag de luistertoets apart gemaakt worden,
zodat de leerling extra tijd heeft om de vragen en antwoorden te lezen.
1.6. Maatregelen waar dyslecten baat bij hebben:
a. binnen de les/klas
- weet welke leerlingen er dyslectisch zijn;
- praat met de leerling, maak duidelijk dat de docent weet dat de leerling dyslectisch is;
- vraag de leerling waar hij behoefte aan heeft;
- maak afspraken binnen de vaksectie en zet deze op papier;
- zet extra uitleg op papier;
- controleer of de opdracht begrepen is;
- geef de leerling handreikingen hoe het beste te leren;
- leer een leerling technieken om zichzelf te controleren;
- geef hulp bij planning en maken van huiswerk;
- sta hulpmiddelen toe die lezen en schrijven vergemakkelijken;
- overhoor niet alleen schriftelijk;
- kies verschillende werkvormen;
- geef, indien nodig, vergrote teksten;
- geef goede kopieën en foutloze dictaten;
- vergelijk de leerling niet met zijn klasgenoten;
- zorg voor een goede overzichtelijke lay-out;
- houd bij de voorbereiding rekening met dyslectici (hoeveelheid stof per les/proefwerk/
beperk overschrijftaken);
- complimenteer bij successen;
- schrijf het huiswerk op bord en op tijd.
b. binnen de les/klas vakspecifiek
-
woorden/begrippen leren
 leer lees-, schrijfstrategieën aan;
 leer gebruik maken van overhoorprogramma’s op de PC;
 leer woorden aan in woordgroepen of kort zinsverband;
 bespreek moeilijke woorden uit een tekst;
 leer gebruikmaken van een handcomputer aan.
-
schrijfvaardigheid
 maak gebruik van pc/laptop (spellingscontrole);
 leer schrijfplan aan;
 leg spellingschrift aan (bied structuur);
 basisspelling;
 regelspelling;
 inprentspelling;
 opbouwspelling;

-
werkwoordspelling.
begrijpend lezen
 voor goed leesbegrip zijn technisch lezen en woordenschat voorwaarden.
 leer begrijpend leesstrategieën aan (kaart maken en gebruiken bij alle vakken)
 voorkennis;
 voorspellen;
 skimmen (snel een overzicht van een tekst krijgen);
 scannen (snel en effectief info uit een tekst halen);
 raden van woordbetekenis.
1.7. Remedial teaching onderbouw / bovenbouw
Dyslectische leerlingen kunnen in de brugklas gebruikmaken van extra remediërende
ondersteuning.
De remedial teaching is gericht op de hulpvraag van de groep. Dat kan zijn: extra hulp bij
spelling Nederlands of spelling vreemde talen (remediëren), maar ook het inzetten van
hulpmiddelen (compenseren). Centraal staat steeds het leren omgaan en accepteren van de
dyslexie. Leerlingen leren gebruik maken van hun sterke kanten om hun problemen ten
gevolge van dyslexie te verminderen.
Dyslectische leerlingen van klas 2 t/m 6 kunnen met hun vragen terecht bij de remedial
teacher tijdens een inloopspreekuur.
Tips voor docenten van leerlingen met dyslexie in het VO:
 Praat duidelijk en schrijf duidelijk op het bord. Controleer schriften en werkboeken.
 Geef nooit zomaar een leesbeurt; bespreek dit altijd van tevoren.
 Reken bij vakken als aardrijkskunde, geschiedenis en wiskunde de spellingfouten niet
mee. Beoordeel de leerling op zijn vakinhoudelijke kennis.
 Bij beoordeling van de spelling is het zinvol herhalingsfouten minder zwaar of niet mee te
rekenen.
 Geef extra tijd voor toetsen. Is extra tijd niet mogelijk, bespreek dan welke opdracht de
leerling mag overslaan.
 Houd je aan de in jouw sectie afgesproken normering.
 Laat de leerling, indien mogelijk, gebruik maken van een tekstverwerker, woordenboek,
ingesproken studieboeken, spellingkaarten enz.
 Geef de leerling de mogelijkheid het dictaat van een klasgenoot te kopiëren, zodat hij zijn
eigen werk kan controleren.
 Overleg met collega’s over proefwerken. Plan geen twee taalproefwerken op een dag.
 Bied lesmateriaal en proefwerken duidelijk, overzichtelijk en in getypte vorm aan.
 Geef informatie aan andere leerlingen, of bied de leerling aan dit zelf te doen. Maak
duidelijk dat de extra faciliteiten geen voorrecht zijn, maar noodzaak.
 Geef de leerling na de les de ruimte om extra uitleg te komen vragen. Zorg als
vakleerkracht dat uw taalgebruik begrijpelijk is, met heldere, concrete voorbeelden.
Bijlage 1: Lijst met 50 meest frequente Engelse woorden :
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
the
be
to
of
and
a
in
that
have
I
it
for
not
on
with
he
as
you
do
at
this
but
his
by
from
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
they
we
say
her
she
or
an
will
my
one
all
would
there
their
what
so
up
out
if
about
who
get
which
go
me
Bijlage 2: Lijst met Franse persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden:
1. je
2. tu
3. il
4. elle
5. on
6. nous
7. vous
8. ils
9. ells
10. j’ai
11. tu as
12. il/ell/on a
13. nous avons
14. vous avez
15.ils/elles ont
16. je suis
17 tu es
18.il/elle/on est
19.nous sommes
20. vous êtes
21. ils elles sont
22. je vais
23. tu vas
24. il/elle/on va
25. nous allons
26. vous allez
27.ils/elles sont
28. je fais
29. tu fais
30. il/elle/on fait
31. nous faisons
32. vous faites
33. ils/elles font
Bijlage 3: Lijst met 50 meest frequente Spaanse woorden :
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
de
la
que
el
en
y
a
los
se
del
las
un
por
con
no
una
su
para
es
al
lo
como
más
o
pero
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49
50.
sus
le
ha
me
si
sin
sobre
este
ya
entre
cuando
todo
esta
ser
son
dos
también
fue
había
era
muy
años
hasta
desde
está