Dyslexieprotocol 0 Hooghuis Heesch

Dyslexieprotocol
0
Hooghuis Heesch
Inhoudsopgave
1.1
Uitgangspunten
pag. 2
2.1
Definitie dyslexie
pag. 3
2.2
Kenmerken van dyslexie
2.2.1 Problemen bij lezen
2.2.2 Problemen bij spellen
2.2.3 Mogelijk bijkomende problemen
2.2.4 Specifieke problemen in het voortgezet onderwijs
pag. 3
pag. 3
pag. 3
pag. 4
pag. 4
2.3
De diagnose van dyslexie en de dyslexieverklaring
2.3.1 Er zijn drie niveaus van de diagnose dyslexie:
pag. 4
pag. 5
3.1
Hoe gaat Hooghuis Heesch om met Dyslexie
pag. 6
3.2
Faciliteiten
3.2.1 reguliere faciliteiten
3.2.2 Faciliteiten bij examens
pag. 6
pag. 6
pag. 7
Dyslexieprotocol
1
Hooghuis Heesch
1.1
Uitgangspunten

Er heerst een pedagogisch klimaat dat accepteert dat leerlingen verschillen in tempo,
talent en temperament.

Het beleid op Hooghuis Heesch is erop gericht leerlingen met de diagnose 'dyslexie' de
gelegenheid te geven een leerweg te volgen die past bij hun individuele intellectuele
capaciteiten. Dit is adaptief onderwijs; het sluit aan bij de leerbehoeften en
leercapaciteiten van elke leerling. Het is onderwijs dat elke leerling tot zijn recht laat
komen.

Dyslexiebeleid is onderdeel van de totale integrale leerlingenzorg vanuit de visie die er is
met betrekking tot de volgende vragen:
o Hoe gaan wij om met leerlingen met problemen?
o Wat verwachten wij van de leerling?
o Hoe gaan we in de klas om met verschillen?

Uitgangspunt van het beleid is verder dat een dyslectische leerling in aanmerking komt
voor remediërende, compenserende en dispenserende maatregelen wanneer officieel
dyslexie is vastgesteld en er dus een onderzoeksrapportage en een daarop gebaseerde
geldige verklaring van dyslexie kan worden overlegd. Wanneer een dergelijke verklaring
is afgegeven, geldt deze voor de gehele schoolloopbaan, dus tot en met het
schoolexamen. Voor het centraal schriftelijk eindexamen gelden specifieke, wettelijke
regels.
Dyslexieprotocol
2
Hooghuis Heesch
2.1
Definitie dyslexie
De officiële definitie van dyslexie, zoals die door de Stichting Dyslexie Nederland wordt
gehanteerd, luidt:
Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het
aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op
woordniveau.
2.2
Kenmerken van dyslexie
Dyslexie is het best omschreven als een combinatie van mogelijkheden en moeilijkheden
die het leerproces beïnvloeden bij lezen, spellen, schrijven en vaak ook rekenen.
Leerlingen met dyslexie hebben ernstige lees- en/of spellingproblemen die het gevolg zijn
van een gebrek aan automatisering en fonologische tekorten. Deze twee laatste
componenten worden steeds meer gezien als de kern van het probleem.
2.2.1 Problemen bij lezen
De leesproblemen van dyslectische leerlingen vallen het meest op bij hardop lezen, waarbij
het leestempo traag is en de lezer overwegend spellend leest, of waarbij het leestempo
hoog is en de lezer overwegend radend leest. Een combinatie van spellend lezen en veel
raadfouten komt ook veel voor bij dyslectici.
De meeste moeite hebben dyslectici met het onthouden van letters, analyseren en
synthetiseren van woorden en het aangeven van de positie van een klank in een woord.
En het hersynthetiseren van een woord als bepaalde klanken worden weggelaten of worden
toegevoegd.
2.2.2 Problemen bij spellen
De spellingproblemen van dyslectische leerlingen komen het meest tot uiting bij spontane
schrijfproducten. Ze maken langdurig veel basale spellingfouten, ze kennen en onthouden
weinig tot geen spellingregels en ze corrigeren zichzelf niet.
Van de spellingregels die dyslectici wel kennen, weten ze vaak niet wanneer en hoe ze deze
moeten toepassen. Dyslectische leerlingen schrijven vaak onleesbaar en ze maken veel
doorhalingen. Bij kinderen die wel leesbaar schrijven, valt het trage schrijftempo op.
Verder valt op dat dyslectische kinderen weinig leerstrategieën kennen en vaak niet de
meest efficiënte kiezen. Dat komt omdat ze te weinig instructie krijgen in leerstrategieën en
de instructie blijft op een te abstract niveau. De instructie is vaak alleen auditief, terwijl
dyslectici behoefte hebben aan visuele ondersteuning.
Dyslexieprotocol
3
Hooghuis Heesch
2.2.3 Mogelijk bijkomende problemen
 Een trage verwerkingssnelheid van (talige) informatie als gevolg van een algemeen
automatiseringsprobleem.
 De prestaties nemen af bij dubbeltaken en bij werken onder tijdsdruk. Dit is vooral goed
te zien in toetssituaties.
 Niet begrijpen van complexe vragen, terwijl ze het antwoord wel weten.
 Moeite hebben met plannen en vasthouden van de volgorde van denkstappen.
 Onthouden van meervoudige instructies, terwijl ze de afzonderlijke taken wel kunnen
uitvoeren. Dit komt doordat dyslectici vaak een beperkt korte termijn geheugen hebben.
 Het onthouden of ophalen van namen uit het geheugen. Dit is bijvoorbeeld een
probleem bij topografie.
 De snelheid waarin auditieve of visuele informatie wordt verwerkt in het brein is trager.
Dit uit zich door moeite te hebben met overschrijven van het bord en (snel) opschrijven
van informatie die gedicteerd wordt door een leerkracht.
 Een stoornis in de spraak-taalontwikkeling, zoals woordvindingsmoeilijkheden.
 Een zwak ontwikkelde fijne motoriek; een onleesbaar handschrift.
 Rekenproblemen. Moeite met sommige aspecten van rekenen zoals bij het leren van
tafels, getallen omdraaien, snel hoofdrekenen, klokkijken.
2.2.4 Specifieke problemen die in het voortgezet onderwijs voorkomen
 Problemen met lezen en/of spellen op woordniveau in het Nederlands en in de moderne
vreemde talen (nieuwe klank-tekenkoppelingen, ingewikkelde spellingsafspraken).
 Problemen met het snel en accuraat lezen (decoderen) van teksten bij alle vakken.
 Problemen met het snel en accuraat spellen (coderen) bij functioneel schrijven bij alle
vakken.
 Problemen met taken, vakken en situaties die een beroep doen op de geletterdheid.
 Frustratie van talent door onvoldoende geletterdheid.
 Problemen met het behalen van schoolse kwalificaties in overeenstemming met de
aanleg.
 Problemen met het sociaal-emotioneel functioneren en de taakwerkhouding van de
leerling.
Waar de aanpak van dyslexie in het basisonderwijs nog sterk zit op remediëren, vraagt de
leerling in het voortgezet onderwijs ook om compenseren en dispenseren. De leerling moet
leren omgaan met zijn of haar dyslexie.
2.3
De diagnose van dyslexie en de dyslexieverklaring
Het diagnostisch onderzoek naar dyslexie en het afgeven van een dyslexieverklaring ligt in
handen van psychologen en orthopedagogen op het niveau van GZ- psychologen met een
erkende bekwaamheidsregistratie in de psychodiagnostiek.
Dyslexieprotocol
4
Hooghuis Heesch
2.3.1 Er zijn drie niveaus van de diagnose dyslexie:
1- De onderkennende diagnose: het toewijzen van een leerling aan de categorie
“dyslexie” op basis van een aantal objectief waarneembare kenmerken van het
probleem, criterium van de achterstand en de didactische resistentie.
2- De verklarende diagnose: een samenhangend beeld van de factoren die ten grondslag
liggen aan de dyslexie en de eventueel compenserende en belemmerende factoren.
Mogelijke factoren kunnen zijn: fonologische tekorten, tekort in de toegankelijkheid
van taalkennis, problemen met het werkgeheugen en erfelijkheid.
3- De indicerende of handelingsgerichte diagnose:
De globale richtlijnen voor een aanpak die de indicerende diagnose vormen worden
gebaseerd op:
 De onderkennende en de verklarende diagnose en de daarvan afgeleide specifieke
pedagogische- didactische behoeften m.b.t. lezen en spellen
 De analyse van de onderwijsbelemmeringen die het gevolg zijn van de dyslexie
 Het eventuele samengaan van de dyslexie met andere leer- gedrag- en
ontwikkelingsstoornissen (comorbiditeit)
Een diagnosticus vermeldt in een dyslexieverklaring zijn bevindingen op het gebied van de
onderkennende, verklarende en indicerende diagnose.
Leerlingen met een dyslexieverklaring hebben recht op specifieke maatregelen of
faciliteiten.
Een dyslexieverklaring is onbeperkt geldig. Het kan wenselijk zijn bepaalde onderdelen van
de verklaring na verloop van tijd aan te passen aan de dan geldende omstandigheden met
het oog op veranderingen in aanpak en faciliteiten.
Dyslexieprotocol
5
Hooghuis Heesch
3.1
Hoe gaat Hooghuis Heesch om met Dyslexie
Een leerling die in het bezit is van een dyslexieverklaring, heeft recht op de faciliteiten die wij
als school (kunnen) bieden (zie paragraaf 3.2 Faciliteiten).
Een leerling kan dyslexieverdacht zijn. Dit kan blijken uit het dossier (inclusief warme
overdracht vanuit het basisonderwijs) dat bij aanmelding van een leerling wordt opgesteld.
Het kan ook blijken uit het screeningsonderzoek dat bij elke aangemelde leerling afgenomen
wordt.
Bij dyslexieverdachte leerlingen getoetst volgens het Protocol Dyslexie Voortgezet
Onderwijs. Deze toetsing wordt gedaan door specialisten van het Dienstencentrum van Het
Hooghuis. Indien het vermoeden van dyslexie bevestigd wordt, wordt er met
hardnekkigheidstraining gestart. Deze training duurt een half jaar en in dit halve jaar krijgt
de leerling wekelijks RT aangeboden, gericht op remediëring van de gevonden
problematieken. Wanneer er na een half jaar geen vooruitgang is geboekt, wordt ouders
geadviseerd verder onderzoek te laten doen. Aan twee criteria, benodigd voor een
dyslexieverklaring, wordt dan al voldaan, namelijk de aanwezigheid van een achterstand en
didactische resistentie.
Wanneer een leerling in het traject van de hardnekkigheidstraining zit, heeft een leerling
recht op de faciliteiten zoals beschreven in paragraaf 3.2. Als uit de hardnekkigheidstraining
geen dyslexie blijkt, vervalt direct het recht op de beschreven faciliteiten. Wanneer uit de
hardnekkigheidstraining wel de mogelijke aanwezigheid van dyslexie aangetoond is, heeft de
leerling na afronding van de hardnekkigheidstraining nog een half jaar recht op de
faciliteiten voor dyslectische leerlingen. In dit half jaar dient een leerling een officiële
dyslexieverklaring te krijgen om gebruik te mogen blijven maken van de faciliteiten.
Wanneer een leerling na dat halve jaar niet in het bezit is van een officiële dyslexieverklaring
vervallen de faciliteiten.
3.2
Faciliteiten
3.2.1 Reguliere faciliteiten
Leerlingen met een dyslexieverklaring krijgen een dyslexiepas van school. Op deze pas staat
wat een leerling van een docent mag verwachten en wat de docent van de leerling mag
verwachten. Deze dyslexiepas moet tijdens de lessen en toetsen zichtbaar op de werkplek
van de leerling aanwezig zijn.
Leerlingen met een dyslexieverklaring krijgen hiervoor, waar nodig en gewenst, begeleiding.
Deze begeleiding is specifiek gericht op het omgaan met dyslexie. De begeleiding gebeurt
door de remedial teacher (RT’er) van school of een orthopedagoog/psycholoog van Het
Hooghuis. De begeleider (be)schrijft het begeleidingsverloop.
Alle docenten krijgen in het begin van het schooljaar een overzicht van alle leerlingen met
een dyslexiepas.
Dyslexieprotocol
6
Hooghuis Heesch
Leerlingen krijgen 25% extra tijd voor toetsen. Ter beoordeling van de verantwoordelijke
docent kan méér tijd gegeven worden. Tijdens het examen is dit niet mogelijk, daaraan zit de
wettelijke 25% vast.
Leerlingen mogen gebruik maken van computer-spraak-software (Claroread). Deze software
kan gebruikt worden om teksten voor te laten lezen. Dit kan lesstof zijn, maar ook toetsen.
Leerlingen dienen voorafgaand aan een toets zelf bij docenten aan te geven wanneer zij
getoetst willen worden met behulp van gesproken ondersteuning.
Leerlingen met een dyslexieverklaring worden anders beoordeeld tijdens toetsen.
Spellingsfouten worden minder zwaar beoordeeld. Dit betekent voor het vakgebied
Nederlands dat dyslectische leerlingen van leerjaar 1 t/m 3 niet beoordeeld worden op
spellingfouten, tenzij het gaat om een spellingsoefening/dictee.
Voor de moderne vreemde talen geldt dat spellingfouten niet fout worden gerekend,
wanneer het woord voldoende herkenbaar is geschreven. Wanneer dit onvoldoende is, ter
beoordeling van de docent, zal het woord niet goed gerekend worden. Wanneer er sprake is
van een grammaticale fout (bijv. het vergeten van een –s bij Engels meervoud) wordt dit ook
fout gerekend.
Leerlingen met dyslexie dienen bovenaan het antwoordblad van hun toets een hoofdletter
‘D’ te zetten, zodat een docent bij het corrigeren van de toets rekening kan houden met de
aangepaste regels voor normering.
Wanneer er sprake is van een onvoldoende handschrift van een leerling, kan er in overleg
besloten worden om een leerling te laten typen bij een toets.
3.2.2 Faciliteiten bij examens
De onder paragraaf 3.2.2 beschreven faciliteiten gelden alleen voor leerlingen welke tijdens
de examens ook daadwerkelijk beschikken over een officiële dyslexieverklaring en komen
boven op de faciliteiten zoals beschreven in paragraaf 3.2.1.
Leerlingen met een dyslexieverklaring mogen tijdens de examens werken met een
computer. Vooraf wordt duidelijk met de leerling afgesproken waar hij/zij gebruik van
maakt. Dit wordt ook kortgesloten met de vakdocenten, examensecretaris en de
zorgcoördinator.
Extra hulpmiddelen, zoals een daisyspeler, kunnen bij de examens alleen gebruikt worden,
indien de leerling dit hulpmiddel gedurende langere tijd daarvoor ook al gebruikt heeft.
Dyslexieprotocol
7
Hooghuis Heesch