Passend onderwijs? Zorg voor een soepele overgang van PO naar

Passend onderwijs? Zorg voor een soepele overgang van PO naar VO voor dyslectische
leerlingen!
Neeltje Douma
Nationale Dyslexie Conferentie 29-01-2014
Inleiding
Ieder jaar maken 190.000 leerlingen de overstap van het primair onderwijs (PO) naar het voortgezet onderwijs (VO)
(Jansen et al, 2008). Het VO moet volgens Tom Braams (zoals geciteerd in De Fretes, 2009) met minimaal 8%
dyslectische leerlingen rekening houden. Dit is inclusief de leerlingen met co-morbiditeit (De Fretes, 2009). De
overgang is zeker voor dyslectische leerlingen een grote stap en vaak erg spannend. Zijn ze door de basisschool goed
voorbereid op het voortgezet onderwijs en worden ze in het voortgezet onderwijs goed opgevangen? Er is weinig
onderzoek gedaan naar de beleving van de overgangsproblematiek bij dyslectische leerlingen. Ook is binnen deze
onderzoeken weinig met de dyslectische leerlingen zelf gesproken (Henneman, 2002).
Gebrek aan onderzoek naar de beleving van dyslectische leerlingen over de overstap van PO naar VO is voor Douma
en Kruisselbrink aanleiding geweest om in 2013 een onderzoek te starten naar de aansluitingsproblemen die
dyslectische leerlingen momenteel ervaren. 170 Brugklasleerlingen met een dyslexieverklaring van 18 verschillende
VO scholen hebben een vragenlijst ingevuld (digitaal of schriftelijk). Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met 15
eerstejaarsleerlingen. Tijdens de conferentie zijn enkele resultaten die tot dusver bekend zijn getoond. Het doel van
het onderzoek is te komen met aanbevelingen voor de basisscholen om dyslectische leerlingen beter voor te bereiden
op het VO. Ook willen we komen tot aanbevelingen voor het VO om de start voor deze leerlingen zo goed mogelijk te
laten verlopen. Passend onderwijs betekent immers ook een ‘dyslexievriendelijke’ school waar gestreefd wordt naar
een soepele overgang en waar dyslectici de kans krijgen om een passend diploma te behalen.
Overdracht
Het VO wil graag zicht op wat leerlingen in groep 8 hebben geleerd èn de voorspellende waarde daarvan voor
toekomstig leren. De informatie van het PO wordt dan ook vooral gebruikt om het onderwijsniveau te bepalen en het
te verwachten schoolsucces in te schatten. Scholen die een warme overdracht verzorgen, blijken vooral de informatie
over zorgleerlingen met elkaar af te stemmen. De gesprekken gaan echter meestal niet over de leerstofinhoudelijke
aansluiting of over de werkwijze in het PO. Een ander probleem is dat veel docenten in het VO het moeilijk vinden om
gegevens van de basisschool te interpreteren. Gevolg is dat er niet op een effectieve manier rekening gehouden wordt
met het taalniveau van de leerlingen en dat er onvoldoende geprofiteerd wordt van de kennis van het primair
onderwijs (Jansen et al, 2008). Andersom komt het echter ook veel voor dat het PO onvoldoende op de hoogte is van
het VO. Leerkrachten uit het primair onderwijs zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de vaardigheden die vereist
zijn in het VO (Henneman, 2002; Verbeek et al., 2005). Daarnaast hebben ze onvoldoende zicht op de verschillen
tussen VO-scholen. “Het beeld dat de leerkrachten hebben van de verschillen tussen de vo-scholen is niet altijd even
duidelijk. Met name onderscheidende kenmerken als onderwijskwaliteit en sfeer worden door een ruime meerderheid van
de groep 8 leerkrachten niet herkend.“ (Onderwijs Communicatie Groep, 2012, p. 3).
De laatste jaren is er hard gewerkt aan de verbetering van de overdracht door samenwerking van PO- en VO-raad,
KPC en het Masterplan Dyslexie. Maar heeft dit ook als effect dat het met de dyslectische leerling beter gaat?
Onderadvisering ligt immers op de loer, terwijl opstromen vaak onmogelijk is. De dyslexie maskeert de begaafdheid.
De begaafdheid kan echter ook de dyslexie maskeren bij leerlingen die goed kunnen compenseren (Ruban & Reis,
2005; Silverman, 2006). Vanwege de invoering van de referentieniveaus (2008), de aangescherpte exameneisen
(2012), de herziene versie van het Protocol Dyslexie VO (2013) en de nieuwe landelijke Citonormen (2013) is extra
aandacht op zijn plaats.
Aanbevelingen
De eisen die in het VO aan lezen en spellen worden gesteld, zijn aanmerkelijk hoger dan in het basisonderwijs. De
wijze waarop de school ondersteuning biedt aan dyslectische leerlingen speelt daarom een grote rol om leerlingen het
onderwijsniveau te kunnen laten volgen dat past bij hun capaciteiten. Daarnaast wordt de motivatie en het sociaalemotioneel welbevinden van de leerling mede bepaald door de wijze waarop scholen hiermee omgaan. In het PO is
daarom tijdige signalering, diagnostiek en behandeling van dyslexie van belang (ook voor leerlingen bij wie sprake is
van co-morbiditeit). Daarnaast is het volgens de dyslectische leerlingen belangrijk om meer èn ‘beter’ Engels te geven,
hen om te leren gaan met huiswerk, hulpmiddelen en voorlichtingslessen te geven over ‘hoe het gaat in het VO’. Van
essentieel belang voor schoolsucces in het VO is een goed dyslexiebeleid, deskundigheidsbevordering van docenten,
directe ondersteuning op leergebied waarbij oog is voor de capaciteiten van de leerlingen, het verbeteren van de
leesvaardigheid, het tijdig inzetten van ICT-hulpmiddelen en het tegelijkertijd ontwikkelen van eigenwaarde door
leerlingen juist copinggedrag aan te leren. Implementatie van het Protocol Dyslexie VO (2013) kan hierbij helpen.
NB. Meedoen met het onderzoek? Stuur dan a.u.b een e-mail naar [email protected]