Stand van zaken GITP Pensioenfonds 2e kwartaal 2014 Vennootschap zegt uitvoeringsovereenkomst op De vennootschap GITP BV heeft de uitvoeringsovereenkomst met Stichting Pensioenfonds GITP schriftelijk per 1 januari 2015 opgezegd. Het bestuur van het pensioenfonds heeft hier met respect kennis van genomen. De belangrijkste reden voor de opzegging is dat het pensioenfonds de door werkgever en werknemers overeengekomen premie van 20%, kan honoreren met een jaarlijkse opbouw van 1,45%. De sociale partners zijn van mening dat voor deze premie bij een andere pensioenuitvoerder naar alle waarschijnlijkheid een hoger opbouwpercentage kan worden gerealiseerd. De consequentie van de opzegging is dat het fonds geen sponsor meer heeft en als een zogenaamd ‘slapend fonds’ verder door het leven (zou) moet(en) gaan. Bestuur neemt voorgenomen besluit tot liquidatie Op 1 juli 2014 heeft het bestuur in een extra vergadering het principebesluit genomen om op termijn tot liquidatie (opheffing) van het fonds over te gaan. Het vermelde feit van de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst enerzijds en het risico onvoldoende aan de verwachtingen van toekomstbestendigheid te kunnen voldoen anderzijds, heeft tot het voorgenomen besluit tot liquidatie geleid. Het bestuur gaat op zoek naar een pensioenuitvoerder die betere voorwaarden en garanties kan bieden dan bij voortzetting van dit slapend fonds. Vanaf 1 januari 2015 geniet het fonds immers geen premie-inkomsten meer, die in beginsel altijd kostendekkend zijn. De verplichtingen met betrekking tot pensioenuitkeringen, kosten van beheer en beleggingen lopen bij een slapend fonds uiteraard gewoon door. Die uitgaven kunnen derhalve alleen verantwoord plaatsvinden, als de beleggingsrendementen voldoende dekking geven. Op het vermogen mag niet ingeteerd worden, want dan kan (helemaal) niet aan de lange termijn verplichtingen worden voldaan en zou de dekkingsgraad steeds verder dalen. De Nederlandsche Bank, als externe toezichthouder, zal nimmer een dergelijk scenario toestaan en zal het fonds een aanwijzing geven om tot een collectieve waardeoverdracht over te gaan. Tijdens een extra bestuursvergadering op 1 juli 2014 heeft het bestuur haar voorgenomen besluit tot liquidatie als volgt onderbouwd: - Het aantal actieve deelnemers van het pensioenfonds is de afgelopen jaren fors teruggelopen. Hierdoor heeft sturing middels de premie aan kracht verloren. - De uitvoeringskosten zijn door het toenemen van de wettelijke eisen waaraan een pensioenfonds moet voldoen gestegen. Deze kosten worden door het afnemende aantal actieve deelnemers door steeds minder mensen betaald. Hierdoor zijn de kosten per deelnemer van het pensioenfonds relatief hoog. - Door de nieuwe governance-eisen is het zwaarder geworden om geschikte bestuursleden te vinden in een pensioenfonds met een dergelijke kleine deelnemerspopulatie. - De sponsor kan op het moment dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds beneden de (minimaal) vereiste dekkingsgraad ligt niet extra bijdragen, omdat ook de werkgever conjunctuurgevoelig is. - Het bestuur van het pensioenfonds is van mening dat het door voorgenoemde redenen niet in staat is om de rechten van de belanghebbenden adequaat veilig te stellen. 1 - De sponsor heeft de uitvoeringsovereenkomst opgezegd. In de ogen van de sponsor is de opbouw te laag geworden als gevolg van de gestegen kosten. Het bestuur acht het niet gewenst om als gesloten pensioenfonds voort te bestaan. Op weg naar collectieve waardeoverdracht In goede samenspraak met de vennootschap worden de mogelijkheden voor een collectieve waardeoverdracht (cwo) bekeken. Dat wil overigens niet zeggen dat ‘de toekomst’ (de actieven) en ‘het verleden’ (de gepensioneerden en slapers) samen overgaan naar een nieuwe uitvoerder. Het kan heel wel zijn dat de toekomst bijvoorbeeld ondergebracht wordt bij een bedrijfstakpensioenfonds en het verleden bij een verzekeraar. Ook qua timing kan een verschil optreden. De toekomst moet voor 1 januari 2015 geregeld zijn, het verleden kan eventueel over de jaarwisseling heengaan in de effectuering van de overdracht. Het streven is in het vierde kwartaal van dit jaar volledige duidelijkheid te hebben. Het derde kwartaal wordt gebruikt om een aantal offertes bij mogelijk andere uitvoerders op te vragen. Dekkingsgraad Reken Technisch Vereist Vermogen datum * 1.000,31-7-2012 148.001 31-8-2012 147.739 30-9-2012 141.864 31-10-2012 141.203 30-11-2012 142.302 31-12-2012 143.382 31-1-2013 143.685 28-2-2013 132.867 31-3-2013 132.375 30-4-2013 133.980 31-5-2013 134.571 30-6-2013 133.770 31-7-2013 132.181 31-8-2013 129.124 30-9-2013 127.454 31-10-2013 126.210 30-11-2013 126.125 31-12-2013 126.812 31-01-2014 126.968 28-02-2014 122.581 31-03-2014 123.791 30-04-2014 125.751 31-05-2014 127.517 30-06-2014 129.388 Belegd Overige vermogen (TB) 120.531 123.452 122.151 122.060 123.632 125.430 123.770 125.341 128.191 131.516 127.977 124.252 125.282 122.255 124.306 126.449 125.895 124.941 126.513 129.503 129.774 131.850 135.300 137.615 2.182 2.183 2.163 2.057 1.978 1.920 1.958 1.922 1.818 1.634 1.662 1.541 1.667 1.603 1.691 1.710 1.689 1.449 1.432 1.151 2.158 1.912 1.903 1.790 Vermogen 122.713 125.635 124.314 124.117 125.610 127.350 125.728 127.263 130.009 133.150 129.639 125.793 126.949 123.858 125.997 128.159 127.584 126.390 127.945 130.654 131.932 133.762 137.203 139.405 Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco Robeco aanwezige Dekkingsgraad 82,9% 85,0% 87,6% 87,9% 88,3% 88,8% 87,5% 95,8% 98,2% 99,4% 96,3% 94,0% 96,0% 95,9% 98,9% 101,5% 101,2% 99,7% 100,8% 106,6% 106,6% 106,4% 107,6% 107,7% De hoogte van de dekkingsgraad blijft ook van belang in het licht van bovenstaande geschetste ontwikkelingen. Vanuit historisch perspectief bekeken is – mede door de kortingen – de DG op een redelijk niveau gekomen, maar blijft wel licht onder het landelijk gemiddelde. Per 30 juni 2014 zijn de technische voorzieningen (de verplichtingen op de lange termijn) op € 129.388K gekomen, een voortdurende stijging in de afgelopen maanden 2 door de steeds lagere rente. Een lage rentevoet heeft tegelijkertijd een gunstig effect op de waarde van vastrentende waarden, die samen met een licht gunstige ontwikkeling van de aandelenmarkt, een sterk positief effect hebben op de waarde van de beleggingen. Een dekkingsgraad van 107,7% is per saldo het resultaat. Deskundigen verwachten dat de dekkingsgraden de komende maanden licht zullen dalen. Jaarverslag 2013 Het jaarverslag 2013 is eind juni gereed gekomen en is op de website van het fonds www.gitppensioenfonds.nl geplaatst. Stand van zaken FTK1+ Staatssecretaris Klijnsma heeft op 25 juni 2014 het voorstel voor het nieuwe Financiële Toetsingskader aan de Tweede Kamer gezonden. Het voorstel bevat de volgende essentiële elementen: • Mogelijkheid tot (gedeeltelijke) aanpassing aan de inflatie als een dekkingsgraad van 110% is bereikt • De buffereisen worden opgeschroefd naar gemiddeld 125% • Uitsmeren van financiële klappen over 10 jaar De verwachte gevolgen zijn volgens deskundigen: • Langer wachten op het (weer) kunnen ophogen van pensioenen • Eventuele kortingen zullen kleiner en minder abrupt zijn • Inflatiecorrectie is in de komende jaren niet te verwachten • Wordt de gehoopte eerlijkere verdeling van lusten en lasten tussen de generaties wel bereikt? Aan het eind van jaar komt de SER nog met adviezen rond de toekomstbestendigheid van het nieuwe FTK en dan moet blijken in hoeverre die adviezen stroken met de uitkomsten van de Brede Maatschappelijke Discussie omtrent dit onderwerp. Klijnsma gaat uit van een invoering van het nieuwe FTK per 1 januari 2015, maar omdat de behandeling in de Tweede Kamer pas na het zomerreces gaat plaatsvinden, mag de beoogde ingangsdatum als onhaalbaar beschouwd worden. Als bijlage is een artikel van Agnes Joseph van Syntrus Achmea bij gevoegd, waarin een uitgebreidere analyse over het nieuwe stelsel wordt gegeven. Het bestuur Juli 2014 3 Bijlage Nieuw FTK stabieler, maar indexeren verschuift naar toekomst In het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) is de bescherming van nominale pensioenen het uitgangspunt. Dit kan pensioenfondsen belemmeren in het nastreven van een koopkrachtgerelateerde ambitie. Daarnaast gaan de premies omhoog, en worden indexaties verder doorgeschoven naar de toekomst. In het wetsvoorstel FTK, dat staatssecretaris Klijnsma op 25 juni naar de Tweede Kamer stuurde, is de bescherming van nominale pensioenen het uitgangspunt. De dekkingsgraad blijft daarbij de belangrijkste maatstaf voor de financiële gezondheid van een pensioenfonds. Nieuw is dat de dekkingsgraad over 12 maanden wordt gemiddeld. Deze stabielere dekkingsgraad noemt men de beleidsdekkingsgraad. Als de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad moet er een herstelplan gemaakt worden. Veel fondsen moeten meteen herstelplan maken Veel pensioenfondsen zullen met ingang van het FTK direct een herstelplan moeten maken. Dit geldt zelfs voor pensioenfondsen die nu geen herstelplan hebben. Aan de ene kant daalt namelijk de dekkingsgraad van een pensioenfonds door de invoering van een lagere rekenrente. Aan de andere kant stijgt de vereiste dekkingsgraad van hetzelfde pensioenfonds met zo’n 5 procentpunten door een aanpassing in de berekeningssystematiek van het vereist eigen vermogen. De maximale hersteltermijn wordt 10 jaar. Eventuele maatregelen worden over die 10 jaar gespreid. Nominaal korten blijft daarbij het laatste redmiddel. De komende jaren nauwelijks indexatie Als de financiële positie het toelaat, kan een fonds indexeren. De indexatie moet daarbij naar verwachting ook in de toekomst gegeven kunnen worden. De regels met betrekking tot indexatie worden daarmee strenger dan in het huidige FTK. Bij een dekkingsgraad lager dan 110% mag niet worden geïndexeerd. Volledige prijsindexatie kan gegeven worden bij een dekkingsgraad van circa 130%. Voor inhaalindexaties en reparaties van nominale kortingen uit het verleden zijn nog hogere dekkingsgraadniveaus noodzakelijk. Gegeven de huidige financiële positie van veel pensioenfondsen is de kans zeer klein dat zij de komende jaren volledig kunnen indexeren. De premie wordt hoger Door dekkingsgraadmiddeling en het uitsmeren van eventuele kortingen over een periode van maximaal 10 jaar is het nieuwe FTK stabieler. Ook blijft premiedemping mogelijk. Premiedemping kan op basis van een 10 jaars gemiddelde rente of op basis van een verwacht rendement. Aan het rekenen met verwacht rendement is een aantal voorwaarden verbonden. Zo moeten pensioenfondsen de indexatie in de premie meefinancieren. Alle maatregelen bij elkaar genomen worden premies straks hoger. Dit komt door een hogere solvabiliteitsopslag in verband met de aanscherping van het vereist eigen vermogen. Door een lagere rekenrente. En bij het hanteren van verwacht rendement door een aanscherping van de maximale parameters en de eis tot het meefinancieren van indexatie. De beleggingsspagaat blijft De beleggingsspagaat, waar fondsen al jaren tegenaan lopen, is in het nieuwe FTK niet opgelost. De beleggingsspagaat ontstaat doordat een fonds nominale uitkeringen moet garanderen, maar ook wil indexeren om koopkracht of welvaart te behouden. Een belangrijke oorzaak van de beleggingsspagaat is dat een fonds in een periode van herstel niet vrij is in de aanpassing van het strategisch beleggingsbeleid. Dit blijft zo. Pensioenfondsen moeten met de komst van het nieuwe FTK contracten compleet herzien. Afspraken maken over ambities en risicohouding. Maar het beleggingsbeleid dat veelal uit een periode vóór de crisis dateert mag niet zomaar worden aangepast. Dit leidt ertoe dat ambities en risicohoudingen die zonder de beleggingsbeperkingen uit het FTK bereikbaar zijn, nu niet tot de mogelijkheden behoren. Compleet contract maar op fondsniveau te weinig speelruimte Het wetsvoorstel bevordert dat pensioencontracten completer worden gemaakt. In het wetsvoorstel FTK is veel aandacht voor evenwichtige belangenafweging. Het spreiden van nominale kortingen over de tijd en de nieuwe indexatie-eisen dragen op macro-economisch niveau naar verwachting bij aan evenwichtige belangenafweging over generaties. Dat is op zich een mooi gegeven. Het is echter nog maar de vraag of op individueel pensioenfondsniveau dit ook zo is. En als dit niet het geval is, hebben pensioenfondsen dan nog voldoende sturingsmiddelen om evenwichtige belangenafweging binnen het fonds te kunnen bewerkstelligen? Er wordt in dat kader één knop genoemd waaraan pensioenfondsen kunnen draaien, namelijk de spreidingsperiode. Eén knop voor evenwicht tussen 60 generaties en alle overige belanghebbenden… FTK maakt draagvlak onder deelnemers niet breder De vraag is of het nieuwe FTK de wereld van de pensioendeelnemer verandert. Het vertrouwen in pensioenfondsen is de laatste jaren gedaald. Dat kwam door kortingen en niet indexeren. Het FTK brengt daar naar verwachting weinig verandering in. Vervolgens komt nu de fundamentele discussie over het pensioenstelsel. Deze discussie leent zich uitstekend voor technische hoogstandjes en mooie pensioenproducten. Maar uiteindelijk gaat het om de deelnemers en de beleving van hun pensioen. Dat gaat verder dan goede communicatie en transparantie. Denk aan pensioenbewustzijn en draagvlak. Als straks een perfect pensioen is doordacht, maar het draagvlak hiervoor verdwenen is, dan staat iedereen met lege handen. Auteur: Agnes Joseph, senior actuaris 4
© Copyright 2024 ExpyDoc