Aan: Van: Datum: Onderwerp: wethouder Ronald Mauer, stadsdeel Nieuw West Joke Middelbeek, College van Bestuur stichting basisonderwijs Westelijke Tuinsteden 10 januari 2014 aanvullende vragen naar aanleiding begroting STWT Naar aanleiding van de begroting 2014, 2015 en 2016 van stichting Westelijke Tuinsteden heeft het stadsdeel een aantal aanvullende vragen gesteld. De formulering van de vragen is afgestemd met de behandelend ambtenaar, de heer Gaasbeek. In dit memo worden deze vragen kort beantwoord. 1. Hoe zijn de financiële problemen, die in 2012 hebben geleid tot een verzwaard toezicht door het stadsdeel, opgelost? Waar en hoe zijn de gevolgen in deze begroting verwerkt? Antwoord: Zoals in het jaarverslag 2012 is aangegeven, zijn ingrijpende maatregelen genomen om meer grip te hebben op de financiën. Hierbij zijn de administratieve processen geactualiseerd. In januari 2014 gaat de stichting over naar een ander administratiekantoor, waarmee afspraken zijn gemaakt over verbeteringen van de administratieve inrichting. Daarnaast is zeer kritisch gekeken naar alle uitgaven. Zowel de personele lasten als zeker ook de materiële lasten zijn aanzienlijk teruggebracht. De effecten hiervan zijn respectievelijk worden zichtbaar in de jaarverslagen (inclusief jaarrekeningen) over 2012 en 2013. Wij verwachten de jaarrekening 2013 eind mei af te hebben. Voor wat betreft de in 2012 gesignaleerde tekorten op het geplande onderhoud merken wij het volgende op. De stichting heeft aan haar huisvestingsadviseur HEVO opdracht gegeven om binnen het meerjarenonderhoudsplan te zoeken naar sturingsmogelijkheden. Dit leverde de volgende besparingsonderwerpen op. Aanvraag nieuwbouwprojecten. De stichting heeft vervangende nieuwbouw voor in totaal zes scholen aangevraagd bij het stadsdeel. De honorering van deze aanvragen leidde tot verminderde onderhoudsactiviteiten in de oude gebouwen. Dit leidt tot lagere kosten. Slimmer aanbesteden. Via haar huisvestingsadviseur is de manier waarop het nog wel noodzakelijk onderhoud wordt aanbesteed, aangepast. Dit heeft geleid tot lagere tarieven. Een deel van de uitgespaarde onderhoudskosten is ingezet om de bestaande scholen zo aan te passen dat zij beter te exploiteren zijn, met name op energie-gebied. 2. Wat is de verklaring voor de in de begroting verwerkte stijging van de Rijksbaten? Antwoord: De Rijksbaten voor 2014 en verder zijn berekend op basis van de actuele, door het ministerie van OCW gehanteerde tarieven. Deze stijgen enigszins (ten opzichte van 2013), onder meer ter compensatie van gestegen sociale premies. Daarnaast is vanaf 2015 rekening gehouden met de zogenaamde doordecentralisatie van het buitenonderhoud van de schoolgebouwen. Als gevolg daarvan krijgen schoolbesturen hogere bedragen uitgekeerd, om omvangrijkere verantwoordelijkheden op huisvestingsvlak te kunnen dekken. 3. Welke nieuwbouwprojecten staan voor de stichting op stapel? Waar en hoe zijn zij verwerkt in de begroting? Antwoord: Voor de stichting staan 6 nieuwbouwprojecten op stapel. In 2016 verwachten wij de oplevering van de Goeman Borgesius, de Troelstra, de Burgemeester De Vlugt en de Huizinga. In 2017 verwachten we de oplevering van de Louis Bouwmeester en het hoofdgebouw van de Slootermeer. Zoals op pagina 22 van de begroting beschreven is, zal voor die gebouwen alleen het hoogst noodzakelijk onderhoud gepleegd worden. Daarnaast verwachten wij dat de nieuwe gebouwen meer rendabel geëxploiteerd kunnen worden. Hierop wordt in de programma’s van eisen nadrukkelijk gestuurd. De verwachtte lastenverlaging is nog niet in de begroting opgenomen. 4. In de begroting wordt aangegeven dat het onderhoudsniveau omlaag gaat van “redelijk” naar “matig”. Welke overwegingen heeft het schoolbestuur daar voor? Wat zijn de gevolgen voor de gebouwen en voor het onderwijsproces? Antwoord: In 2013 heeft een actualisering van het meerjarenonderhoudsplan (MJOP) plaatsgevonden. Hieruit bleek dat het geplande onderhoud niet uit de bestaande bekostiging gedekt kon worden. Een verhoging van het budget was binnen de totale bekostiging niet reëel. Mede op basis van te verwachte nieuwbouw1 en de doordecentralisatie van het buitenonderhoud, is gekozen om het ambitieniveau te verlagen. Zodra duidelijk is welke gevolgen de doordecentralisatie precies heeft, ook financieel, zal het totale onderhoudsprogramma moeten worden herzien. Het uitgangspunt is uiteraard dat het onderwijsproces goed gefaciliteerd wordt. Daarnaast wordt gewaakt naar langetermijneffecten (kosten) van besparingen op de korte termijn. 5. Welke door het stadsdeel gesubsidieerde trajecten zijn in gang gezet op het gebied van ouderbetrokkenheid? Antwoord: Op al onze scholen zijn verschillende trajecten in gang gezet rond ouderbetrokkenheid, vaak met subsidies van het stadsdeel en/of de gemeente. De resultaten worden conform de subsidieeisen verantwoord. Deze begroting beoogt niet de projectdoelen zoals neergelegd in de subsidieaanvragen te herhalen. Op alle scholen, uitgezonderd de 7e Montessorischool, zijn dit trajecten in het kader van de subsidieregeling “brede talent ontwikkeling”, onderdeel EPO (Educatief Partnerschap Ouders). De looptijd is van 1 augustus 2013 tot en met 31 december 2014. Daarnaast wordt op de Goeman Borgesius met de zogeheten TOB-subsidie van DWI een taalcursus voor ouders aangeboden. In het kader van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) vinden op de Slootermeer en de Burgemeester De Vlugt trajecten plaats om de om de rol van ouders binnen het onderwijs voor het jonge kind te versterken. Alle scholen ontvangen subsidie voor de coördinatie van VVE. Hierbinnen is ook de ouderbetrokkenheid een aandachtspunt. 6. In eerdere documenten en gesprekken is de ambitie / zijn de ambitiegesprekken aan de orde geweest. Wat zijn de resultaten en vorderingen? Waarom worden op blz. 16 onder educatief partnerschap maar twee scholen, waarvan 1 regulier, genoemd? (Is dit alles?) Zijn er nog andere resultaten uit de ambitiegesprekken? De ambitiegesprekken hebben geleid tot een schooljaarplan (per school). Hierin worden de speerpunten beschreven. Deze begroting geeft inzicht in de ontwikkelingen op stichtingsniveau. Daarom is er voor gekozen om de ontwikkelingen slechts te illustreren met een aantal speerpunten van de scholen. De voorbeelden op pagina 15 en 16 beogen, zoals bovenaan pagina 15 beschreven staat, een beeld te schetsen van de ontwikkelingen binnen de scholen. De voorbeelden beogen dus niet uitputtend te zijn. 1 Zie ook de beantwoording van vraag 1. 7. Vindt, in het kader van ‘scholen in de buurt’, afstemming of samenwerking met andere schoolbesturen plaats? Hoe is de ouderbetrokkenheid gedacht? Ook weer vanuit eerder genoemde ambitiegesprekken? Antwoord: Afstemming met andere schoolbesturen vindt plaats in het kader van Passend Onderwijs. Er zijn een aantal wijkexperimenten uitgezet waarin scholen van verschillende schoolbesturen en andere wijkpartners samenwerken om een goede leer- en ontwikkelomgeving te creëren voor kinderen. De relaties op schoolniveau in het kader van Passend Onderwijs, zoals beschreven onderaan pagina 13, hebben vanzelfsprekend ook invloed op de doelstellingen van ‘scholen in de buurt’. 8. Wat is de bron van de gehanteerde leerlingprognoses? En hoe kan het dat er niet of nauwelijks ontwikkelingen zichtbaar zijn? De prognoses op de pagina’s 12 en 13 zijn gemaakt op basis van de huidige gegevens en inschattingen van onze scholen. Hierbij is onder meer rekening gehouden met reeds bekende in- en uitschrijvingen. Naarmate de prognoses betrekking hebben op de verdere toekomst, wordt de voorspellende waarde zwakker. De prognoses zijn niet zonder meer in lijn met de prognoses zoals de gemeente die opstelt ten behoeve van de huisvestingsprogramma’s. Dit wordt veroorzaakt door de fundamenteel andere prognosetechniek die ten grondslag ligt aan beide documenten.
© Copyright 2024 ExpyDoc