Infectiebarometer Stand van zaken per 1 april 2014: In de barometer

Infectiebarometer
Stand van zaken per 1 april 2014:
In de barometer van maart werd gemeld dat er griep is in Nederland, maar (nog)
geen griepepidemie. Inmiddels is gebleken dat er tot op heden geen griepepidemie is
in Nederland in het seizoen 2013/2014, wat uniek is sinds de start van de griep
registratie in 1970. Vanaf 30 september 2013 tot en met week 1 in 2014 werd er
weinig influenzavirus gedetecteerd in de monsters afgenomen door de NIVEL
Zorgregistraties eerste lijn-peilstations. Wel werd er in deze periode in verhouding
meer rhinovirus en respiratoir syncytieel virus (RSV) gedetecteerd. Vanaf week 1 is
er een stijgend percentage influenzavirus aangetoond in de peilstation monsters die
zijn afgenomen bij mensen met een influenza-achtig ziektebeeld (IAZ), maar de IAZ
incidentie is tot nu toe niet 2 weken achter elkaar boven de epidemische drempel van
een incidentie van 51 per 100.000 inwoners gekomen. Vergelijkbaar met het
voorgaande seizoen worden beide influenzavirus type A subtypen, A(H3N2) en
A(H1N1)pdm09, en beide influenzavirus type B fylogenetische lijnen,
B/Yamagata/16/88-lijn en B/Victoria/02/87-lijn, gedetecteerd. Type A-virussen
kwamen meer voor dan type B-virussen. In week 12 van 2014 is de IAZ-incidentie
ten opzichte van de week ervoor gedaald naar 35 per 100.000 inwoners.
Diagnostiek
Normaal gesproken is diagnostiek niet zinvol bij een influenza-achtig ziektebeeld omdat
dit geen therapeutische consequenties heeft. Indien gewenst is diagnostiek mogelijk via
PCR op sputum of op een keelwat in een Universeel Transportmedium (UTM).
Wat betreft gastro-enteritis is er een blijvende duidelijke toename van norovirus
waarneembaar met uitbraken binnen meerdere ziekenhuizen in Nederland.
Diagnostiek

Diagnostiek van bacteriële en/of virale verwekkers van gastro-enteritis vindt plaats
via een multiplex PCR op feces.
In de regio Den Haag zijn sinds eind februari 2014, veertien patiënten met
verdenking op mazelen bij de GGD Haaglanden gemeld. Bij een deel van de
patiënten is de diagnose via laboratoriumonderzoek bevestigd. Het betreft 2
volwassenen en 12 kinderen, vooral kinderen die nog geen 14 maanden oud zijn en
dus de eerste BMR-vaccinatie nog niet hebben gekregen. Veel van deze jonge
kinderen bezoeken kinderdagverblijven. Verspreiding heeft o.a. plaatsgevonden via
een aantal evenementen waar veel jonge kinderen zijn geweest. Mogelijk zal het
aantal gevallen zich nog uitbreiden. De prodomale fase van mazelen duurt 3 tot 7
dagen en bestaat uit koorts, conjunctivitis, verkoudheid en hoesten. Soms ziet men
kleine witte vlekjes (Koplikse vlekjes) op het mondslijmvlies ontstaan, die
pathognomonisch zijn voor mazelen. Daarna ontwikkelt zich een gegeneraliseerd
grofvlekkig exantheem, wat begint achter de oren en zich via gezicht uitbreidt naar de
romp en de extremiteiten.
De besmettelijke periode is 4 dagen voor tot 4 dagen na het begin van het
exantheem.
Diagnostiek


Serologie: Aantonen van IgM-antistoffen uit serum kan tot 6 weken na het ontstaan van
het exantheem. IgM is direct na het optreden van het exantheem al te bepalen
(sensitiviteit > 60-70%). Vier dagen na optreden van het exantheem is de sensitiviteit
hoger dan 90%. Ook het aantonen van een ten minste viervoudige titerstijging van
mazelenspecifieke IgG-antistoffen in 2 sera monsters is bewijzend voor een recente
mazeleninfectie. De uitslag is binnen enkele dagen bekend.
Keeluitstrijk in universeel transportmedium (UTM) voor PCR met aanvraag mazelenvirus.
De sensitiviteit van de PCR is bij materiaal verkregen binnen 3 dagen na het optreden
van het exantheem hoger dan 80%. Bij later verkregen materiaal daalt de sensitiviteit
snel (50% na 2 weken en lager dan 20% na 3 weken). Materiaal wordt doorgestuurd
naar een referentielaboratorium; de uitslag is binnen een paar dagen bekend.
Voor vragen kunt u contact opnemen met de dienstdoende arts-microbioloog,
telefoon (015) 2604861.