Pedagogisch - Gemeentelijke Basisschool Mollem

SCHOLENGEMEENSCHAP ASSE
Gemeenteplein 1
1730 - ASSE
GBS CENTRUM / KROKEGEM
GBS MOLLEM
GBS RELEGEM
GBS WALFERGEM
GLS ZELLIK
1
Hoofdstuk 1
Pedagogisch project
ELEMENT 1 : GEGEVENS M.B.T. DE SITUERING VAN DE ONDERWIJSINSTELLING
A. Gegevens m.b.t. de situering binnen het officieel gesubsidieerd onderwijs
Onze school behoort tot het officiëel gesubsidieerd onderwijsnet.
De inrichtende macht is de gemeente Asse.
Als openbare instelling staat onze school open voor alle kinderen, welke ook de levensopvatting van de
ouders is.
De vrije keuze van godsdienst of niet-confessionele zedenleer is gewaarborgd.
Het onderwijs dat binnen onze scholengemeenschap door de leerkrachten wordt aangeboden past in het
kader van richtlijnen vastgelegd en goedgekeurd door de gemeenteraad in het :
- Reglement van de scholengemeenschap van de gemeente Asse
- Pedagogisch project
Dit pedagogisch project bepaalt de aard, het karakter van het onderwijsaanbod binnen onze
scholengemeenschap. Van de leerkrachten wordt geëist dat ze volgens de richtlijnen van dit pedagogisch
project onderwijs verschaffen. Alle andere participanten worden verondersteld het pedagogisch project te
respecteren.
Beslissingen inzake gemeentelijk onderwijs, rekening houdend met de vigerende onderwijswetgeving,
behoren tot de bevoegdheid van de gemeenteraad. Het schoolbestuur, als inrichtende macht van onderwijs,
heeft dus een verregaande autonomie inzake vormgeving en inhoud van haar gemeentelijk onderwijs.
Het pedagogisch project geeft vorm aan deze autonomie.
ELEMENT 2 : LEVENSBESCHOUWELIJKE UITGANGSPUNTEN
De scholen van de scholengemeenschap eerbiedigen alle filosofische en religieuze opvattingen van de ouders en
de kinderen, in zoverre deze niet leiden tot vooroordelen, discriminatie en indoctrinatie.
Conform de vigerende wetgeving vult het gezinshoofd, voogd of de persoon aan wie de hoede is toevertrouwd
een verklaring in omtrent de keuze tussen de cursus godsdienst en de op die godsdienst berustende zedenleer of
de cursus in de niet-confessionele zedenleer. De mogelijkheid bestaat ook tot vrijstelling van deze cursus.
Daartoe dient het gezinshoofd een aanvraag tot vrijstelling in te dienen. Het gemeentelijk onderwijs beantwoordt
aan het fundamenteel democratisch beginsel dat verschillende opvattingen over mens en maatschappij naast
elkaar moeten kunnen bestaan. Het stelt zich als doel kinderen te vormen die in de samenleving van morgen hun
verantwoordelijkheid kunnen opnemen en hun bekwaamheden ten dienste stellen van de maatschappij zonder
afbreuk te doen aan hun fundamentele persoonlijke vrijheden en rechten.
Voor de realisatie van een dergelijk maatschappijmodel zal onze school een reeks opvoedings- en
vormingsdoelen nastreven, beschreven in element 4 van dit pedagogisch project.
ELEMENT 3 : VISIE OP ONTWIKKELING EN OPVOEDING
Naast de mens- en maatschappijvisie zal de visie op het kind en diens ontwikkelingsmogelijkheden, bepalend
zijn bij de beoordeling van het ontwikkelingsproces en de impact die we toeschrijven aan vorming en opvoeding.
A.
Uitgangspunt : de beginsituatie van iedere leerling
-
Elk kind is anders in aanleg, tempo en mogelijkheden.
2
-
Kinderen moeten gewaardeerd worden in hun eigen kennen en kunnen.
Alle kinderen moeten van meet af aan gelijke kansen krijgen om in het leven te slagen.
In die optiek zien wij de noodzaak het onderwijs af te stemmen op de ontwikkelingsmogelijkheden van
ieder individueel kind en dit door aangepaste organisatievormen en onderwijsmethoden.
De school moet haar leerlingen de mogelijkheid bieden om, samen werkend en lerend, zich individueel
te kunnen ontplooien naar eigen aanleg, tempo en belangstelling.
Dit veronderstelt een continu leerproces dat begint in de kleuterschool en doorloopt in de lagere school.
Als voornaamste objectieven stellen we :
- een aangepaste integratie kleuterschool – lagere school door een doelgericht onderzoek naar
de schoolrijpheid van de 6-jarigen. Dit gebeurt in samenwerking met het C.L.B.
- een leerproces dat gebaseerd is op een solide basis en dat uitmondt in het zelfstandig
verwerken van leerinhouden.
B.
Vormingsdomeinen
Vanuit onze visie op mens en maatschappij zien we als belangrijkste elementen in het
ontwikkelingsproces :
- zelfstandigheid
- cognitieve ontwikkeling
- creativiteit
- lichamelijke gezondheid
- sociale vaardigheid
- kritische ingesteldheid
- relatiebekwaamheid
- verantwoordelijkheidszin
- emotionele ontwikkeling
- positieve leerhouding
ELEMENT 4 : DOELEN VAN DE SCHOOL – HET SCHOOLCONCEPT
De hiervoor vermelde pedagogische objectieven willen wij in onze scholengemeenschap verwezenlijken
door de realisatie van een reeks opvoedingsdoelen.
1. Opvoeding van de totale persoonlijkheid via een evenwichtige spreiding van het onderwijsaanbod
eigen aan de leerplannen van O.V.S.G.
2. Het verwezenlijken van de eindtermen van het leerplan via een ruime keuze aan en de voortdurende
zorg voor het aanpassen van leerboeken en leermiddelen, conform aan het decreet Basisonderwijs.
3. Leerlingen ondersteunen in het verwerven van een eigen studiemethode.
4. Waardering van de eigenheid van de individuele leerling door het rekening houden met de
beginsituatie en de eigen aanleg van ieder kind, door samenwerking met C.L.B. en/of
revalidatiecentrum.
5. De zorg voor differentiatie via remediëringsoefeningen en uitbreidingsleerstof.
6. Het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsbesef en kritische zin via het betrekken van de leerlingen
bij de mondiale vorming en sociale opvoeding.
7. De invloed van informatie leren verwerken door het aansluiten bij de actualiteit.
8. Aandacht hebben voor de leergebiedoverschrijdende eindtermen leren leren en sociale vaardigheden.
3
Hoofdstuk 2
De schoolorganisatie en het schoolfunctioneren
1. Criteria m.b.t. de aanwending van het lestijdenpakket
De citeria die elke school individueel hanteert bij het aanwenden van het lestijdenpakket moeten zowel op
de schoolraad als op het ABOC worden besproken.
Aan de hand van de leerlingenaantallen op de wettelijke data ter bepaling van het lestijdenpakket zal elke
school individueel zijn aantal lestijden per jaar bepalen, met daaraan gekoppeld zijn aantal leerkrachten.
In samenspraak met het lerarenkorps zal iedere directeur jaarlijks voor het begin van het
schooljaar bepalen :
de verdeling van het aantal klassen
het invullen van de ambten
het maken van kwalitatief gelijke klassengroepen
2 lestijden L.O. per klas (zwemmen en gymnastiek)
lestijden godsdienst/niet confessionele zedenleer naar de wettelijke bepalingen
het aantal plage-lestijden en kindvrije lestijden per leerkracht
de organisatie van en het verloop van overleg en teamwork
het al dan niet overdragen van lestijden
het mogelijk maken van nascholing en het bespreken van de vervangingsproblematiek
2. Criteria m.b.t. de indeling in leerlingengroepen
De leerlingen in de scholengemeenschap Asse worden door de directeur in hun klassen ingedeeld.
Deze klassen worden volgens leeftijd ingedeeld.
Behoudens de wettelijk toegestane afwijkingen,
vangt iedere leerling
de kleuterschool aan bij een instapdatum na zijn 2,5 jaar
de lagere school aan op 1 september van het jaar waarin hij/zij 6 jaar wordt
en beëindigt ieder leerling
de kleuterschool op 30 juni van het jaar waarin hij/zij 6 jaar wordt
de lagere school op 30 juni van het jaar waarin hij/zij 12 jaar wordt.
3. Samenwerkingsvormen met andere scholen
Iedere school apart kan samenwerkingsvormen afsluiten met andere scholen voor gewoon/buitengewoon
onderwijs. Deze worden per school gebundeld in het schooleigen project.
Deze samenwerking dan zich situeren op het vlak van :
de gezamenlijke organisatie van opvoedings- en/of onderwijsactiviteiten
uitwisseling van personeel
wederzijds begeleiden van personeel
onderwijs aan huis
ICT
het gezamenlijk organiseren van een schoolsecretariaat
het gezamenlijk gebruik maken van infrastructuur
4
Hoofdstuk 3
Pedagogisch didactische aspecten
1.
Wijze van evaluatie en rapportering
Evaluatie is een proces waarbij de onderwijsgevende informatie verzamelt over het onderwijsleerproces en
deze informatie interpreteert (betekenis geeft) met het oog op het nemen van beslissingen omtrent de
voortgang van dit proces.
Deze interpretatie is ten allen tijde bespreekbaar met de ouders van het betreffende kind, het kind zelf en
externe hulpverleners aan de school, voor zover de ouders daar hun goedkeuring over geven.
2.
Voorzieningen in het gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn.
Materiële toegankelijkheid
Alle gebouwen zijn toegankelijk voor leerlingen met een handicap.
Wanneer de vraag zich voordoet, zal de directie in samenspraak met de leerkrachten een beslissing nemen
omtrent de locatie van de eventueel te volgen klas.
In het kader van de bereikbaarheid van het klaslokaal door een persoon met een fysische handicap kan een
eventuele verhuis van de klas gevraagd worden.
Pedagogische toegankelijkheid
Bij het inschrijven van kinderen met een fysische handicap wordt een samenwerkingscontract gemaakt met
een vrij te kiezen BLO of BuSO school om de school zowel organisatorisch als op de keuze van het
didactische materiaal bij te staan.
Verder wordt in de mate van het nodige samengewerkt met CLB Asse, revalidatiecentra, externe
hulpverleners, bibliotheken.
Na advies van de school- en leerkrachtenraad kunnen extra-lestijden uit het lestijdenpakket worden ingezet
om deze kinderen op te vangen.
5
Hoofdstuk 4
Het zorgbeleid van onze school
De wijze waarop de leerlingenzorg georganiseerd wordt in onze school en de invulling van de taken van het
zorgteam zijn afhankelijk van de doelen en de draagkracht die het volledige schoolteam en de individuele leraren
stellen.
Het schoolteam engageert zich om samen te werken op het terrein van de leerlingenzorg.
Hierbij hebben we aandacht voor twee componenten :
1° een preventieve, meer structurele component (hoe zal onze school ervoor zorgen dat alle
leerlingen zich goed voelen in de school en in de klas) ;
2° een persoongerichte, meer curatieve component (hoe gaat onze school leerlingen met
problemen opvangen en begeleiden zodat zij zich weer goed gaan voelen in de klas).
De uitbouw van ons zorgbeleid in onze school veronderstelt het uitvoeren van de zorgtaken op drie niveaus :
de coördinatie van zorginitiatieven op het niveau van de school, eventueel op het niveau van de
scholengemeenschap;
het ondersteunen van het handelen van leraren;
het begeleiden van leerlingen;
1.
De coördinatie van de zorginitiatieven :
Coördinatie veronderstelt niet alleen dat men op de hoogte is van de noden van leraren en leerlingen, maar ook
dat men weet welke prioriteiten het team stelt en op wie men daarvoor een beroep kan doen, zowel intern als
extern.
Coördinatie van zorg houdt ook in dat men overleg organiseert.
Het is belangrijk dat pedagogisch-didactische knelpunten bespreekbaar worden gemaakt en dat er gewerkt en
gestreefd wordt naar een gelijkgerichte aanpak binnen onze school.
Complementair aan dit intern overleg is de organisatie van de samenwerking met externen.
Het stimuleren van de ouderbetrokkenheid en het bevorderen van de communicatie met de ouders krijgen binnen
een globale zorgaanpak specifieke aandacht.
2.
Het ondersteunen van het handelen van leraren
Bij het beantwoorden van vragen of het oplossen van diverse problemen zullen de klasleraar en de interne
zorgbegeleider hun deskundigheid samenleggen op een overlegmoment. Vanuit deze gedeelde deskundigheid
kunnen zij specifieke oplossingen zoeken en acties ondernemen.
De gelijkwaardige deskundige inbreng is een belangrijk uitgangspunt om een goede relatie tussen de klasleraar
en de zorgbegeleider(s) op te bouwen.
De klasleraar moet immers kunnen rekenen op collegiale ondersteuning op het moment dat hij tegen een
probleem aanloopt en gemotiveerd overleg zoekt.
3.
Het begeleiden van leerlingen
Complementair aan de coaching van de leraar en de coördinatie van de zorg, wordt ervoor gezorgd dat kinderen
de extra ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
Om een verantwoord inschakelen van de interne zorgbegeleider mogelijk te maken, moet de klasleraar zich ook
bewust zijn van zijn beperkingen.
6
De begeleiding kan individueel of in groep gebeuren en vindt zo veel mogelijk in de klas plaats. Daar waar de
begeleiding in de klas niet volstaat, kan het kind individueel begeleid worden, ook buiten de klascontext, m.a.w.
wanneer het probleem de draagkracht van de groepsleraar of klasgroep overstijgt, kan de zorg via enkele gerichte
interventies tijdelijk worden overgenomen, buiten de klascontext.
Onze school zal dus een traject uitstippelen, rekening houdende met onze beginsituatie, de noden van onze
leerlingen en de aanwezige teamcompetenties, waarbij gewerkt wordt op de drie niveaus en op verschillende
terreinen van de leerlingenzorg.
7