News Update Hoge Raad

26 september 2014
News Update Hoge Raad
De belangrijkste uitspraken van deze week
CIVIEL
Overeenkomst tot arbitrage en bilateraal investeringsverdrag (BIT)
Chevron heeft met succes een arbitrale procedure tegen Ecuador in Den Haag gevoerd. De
overeenkomst tot arbitrage, althans het aanbod daartoe, lag volgens het scheidsge recht besloten in
een tussen Ecuador en de Verenigde Staten gesloten BIT. Ecuador heeft vernietiging gevorderd van
het arbitraal vonnis, onder andere op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt
(art. 1065 lid 1 sub a Rv). De vordering is door rechtbank en hof afgewezen. De HR stelt voorop dat de
vernietigingsrechter de geldigheid van de arbitrageovereenkomst vol moet toetsen. Een BIT tussen
Ecuador en de Verenigde Staten moet echter worden aangemerkt als ‘recht van vreemde staten’ zoals
bedoeld in art. 79 RO. Als gevolg daarvan kan de uitleg of toepassing van de BIT in cassatie niet op
juistheid maar slechts op begrijpelijkheid worden onderzocht.
Direct naar de uitspraak
CIVIEL
No-cure-no-pay honorarium kan vallen onder art. 6:96 lid 2 BW
Eiser maakte met zijn rechtsbijstandverlener een vergoedingsafspraak op basis van no-cure-no-pay.
Nadat de wederpartij schadevergoeding heeft betaald, vordert eiser het te betalen honorarium als
kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (art. 6:96 lid 2 BW). Het hof berekent deze kosten
niet op basis van het afgesproken honorarium, maar op basis van het aantal door de
rechtsbijstandverlener gewerkte uren. De HR casseert, en oordeelt dat art. 6:96 lid 2 BW geen eisen
stelt aan de wijze van berekening. De vergoeding strekt ertoe dat de benadeelde ook op het punt van
de gemaakte kosten komt te verkeren in de vermogenspositie waarin hij zonder de
aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis zou hebben verkeerd. Deze maatstaf dient met
inachtneming van alle omstandigheden van het geval te worden toegepast.
105/6951468.1
Direct naar de uitspraak
Deze nieuwsbrief is een uitgave van Houthoff Buruma en is bedoeld als service aan cliënten en kantoorgenoten. De informatie in deze uitgave is van algemene aard en
mag niet worden opgevat als juridisch advies. Desgewenst verstrekken wij over de behandelde onderwerpen graag aanvullende informatie of een juridisch advies.
Houthoff Buruma heeft het auteursrecht op deze uitgave alsmede op alle daarin geplaatste artikelen. Na onze voorafgaande toestemming, en met bronvermelding en
vermelding auteursrecht Houthoff Buruma, kunnen bepaalde artikelen echter opnieuw worden gepubliceerd.
26 september 2014
News Update Hoge Raad
CIVIEL
Uitstelverzoek om klemmende redenen op grond van pilotreglement
Indien op grond van art. 2.11 van het pilotreglement van Hof Den Bosch een tijdig verzoek om uitstel
voor het verrichten van een proceshandeling op grond van klemmende redenen wordt gedaan, dan
geldt, net zoals bij zo’n uitstelverzoek op grond van art. 1.9 Landelijk Procesreglement, dat de
beslissing op het verzoek in alle gevallen, dus ongeacht of het juiste H-formulier is gebruikt en of
daarin klemmende redenen zijn vermeld, gegeven dient te worden op een zodanig tijdstip dat in geval
van weigering de verzoeker nog gelegenheid heeft de proceshandeling tijdig te verrichten.
Direct naar de uitspraak
CIVIEL
Erkenning van vonnissen op de voet van art. 431 lid 2 Rv
Deze zaak ziet op de vraag of een Russisch vonnis in Nederland moet worden erkend middels de
‘verkapte exequaturprocedure’ van art. 431 lid 2 Rv. De HR geeft een overzicht van de rechtspraak
over deze procedure. De HR verduidelijkt dat erkenning van een buitenlands vonnis onder
omstandigheden kan afstuiten op de grond dat de buitenlandse beslissing volgens het recht van het
land van herkomst niet, nog niet, dan wel niet meer, uitvoerbaar is.
Direct naar de uitspraak
STRAF
HR herziet verplichte oproeping getuige die verklaring heeft
ingetrokken/gewijzigd
De HR herziet de jurisprudentiële verplichting van de appelrechter om ter terechtzitting getuigen te
horen die tijdens het opsporingsonderzoek een belastende verklaring hebben afgelegd die 1) het enige
bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit rechtstreeks kan volgen
en 2) nadien tegenover een rechter is ingetrokken of op essentiële onderdelen in ontlastende zin is
gewijzigd. Bij niet-naleving van die verplichting mocht de aanvankelijke verklaring niet tot het bewijs
worden gebezigd. De HR oordeelt dat de verplichte oproeping niet verenigbaar is met het
voortbouwend appel, dat meebrengt dat de behandeling van de zaak in appel zich prima ir kan
concentreren op nog bij of tussen procespartijen resterende geschilpunten. Bij een voortbouwend
appel dient het aan de procespartijen en de appelrechter te worden overgelaten om te beoordelen of
het horen van voornoemde getuigen ter terechtzitting noodzakelijk is voor een zorgvuldige
totstandkoming van het rechterlijk bewijsoordeel.
105/6951468.1
Direct naar de uitspraak
2/3
26 september 2014
News Update Hoge Raad
Contact
Bart van der Wiel
advocaat-partner
T +31206056111
M +31620250758
E [email protected]
Amsterdam
Alexander van der Voort Maarschalk
advocaat-partner
T +31206056112
M +31651405058
E [email protected]
Amsterdam
Aldo Verbruggen
advocaat-partner
T +31206056163
M +31622992629
E [email protected]
Amsterdam
Het cassatieteam van Houthoff Buruma is tevens bereikbaar via [email protected] of
020-605 6335. Volg ons op twitter: @HouthoffBuruma.
Inschrijven
105/6951468.1
Wilt u graag wekelijks door ons op de hoogte worden gebracht van de belangrijkste uitspraken van de
HR? Klik hier om u in te schrijven voor onze nieuwsbrief.
3/3