Download scriptiehandleiding ASW

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN
Algemene Sociale Wetenschappen
Handleiding Bachelorscriptie
Inleiding
De bachelor Algemene sociale wetenschappen wordt afgesloten met een scriptie. De omvang van
dit project is in totaal 18 studiepunten, dat wil zeggen 504 uur oftewel 12,6 volle werkweken (met
uitzondering van studenten die een verzwaarde scriptie schrijven). Met je bachelorscriptie laat je
zien in staat te zijn zelfstandig onderzoek te verrichten en hierover op wetenschappelijk
verantwoorde wijze te rapporteren. Het is een middel om eigen kennis en inzicht op een bepaald
probleemgebied te vergroten. In één afsluitend studieonderdeel toon je dat je eerder in jouw
studietraject verworven kennis, inzichten en vaardigheden kunt samenbrengen, en een
probleemgebied kunt bestuderen in interdisciplinair perspectief. Je combineert wat je hebt geleerd
in je domein, je MAP, bij de methodologie- en algemene ASW studieonderdelen; het is een eerste
proeve van wetenschappelijke bekwaamheid. De scriptie dient een samenhangende en verdedigbare
behandeling van een (beperkt) onderwerp te zijn.
Leerdoelen
Studenten:
- zijn bekend met het verloop van een concreet sociaal-wetenschappelijk onderzoek en de daarbij
voorkomende vaardigheden;
- kunnen een inhoudelijk sociaal-wetenschappelijk vraagstuk vertalen in een wetenschappelijk
onderzoeksprobleem;
- zijn bekend met de verschillende manieren van verklaren, van theorie- en begripsvorming en
kunnen een beredeneerde keuze maken van theoriegebruik
- zijn in staat om, onder begeleiding, alle fasen van een concreet onderzoeksproces te doorlopen
en gefundeerde onderzoeksbeslissingen binnen elke fase te nemen;
- kunnen een aantal sociaal-wetenschappelijke methoden en technieken van dataverzameling en –
analyse in de praktijk van een onderzoek toepassen;
- zijn in staat kritisch te reflecteren op het handelen als sociaal-wetenschappelijk onderzoeker;
- kennen de ethische vraagstukken die met sociaal-wetenschappelijk onderzoek samenhangen en
zijn in staat daarin zelf een standpunt in te nemen;
- zijn in staat een oordeel te vormen over wetenschappelijke publicaties;
- zijn in staat helder en correct zowel schriftelijk als mondeling te rapporteren over een
onderzoek.
Dit vak waarmee de bachelor wordt afgesloten, draagt bij aan de eindtermen 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,
11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20 van de bachelor Algemene sociale wetenschappen.
1
Werkvorm, begeleiding en beoordeling
Het ASW afstudeerproject geniet een vaste opzet, met achtereenvolgens: het onderzoeksvoorstel,
de dataverzameling, data-analyse, het schrijven van de scriptie, en een eindgesprek met de docent
en de tweede lezer.
De begeleiding gebeurt in de eerste periode in wekelijkse werkgroepen die zijn ingedeeld volgens
de ASW Domeinen: Conflictstudies, Urban Studies, Global Youth, Global Health, A&O en een
‘Vrij’ domein (in het eerste semester kan het voorkomen dat enkele domeinen niet beschikbaar
zijn en onder ‘Vrij’ worden geschaard). Aanwezigheid bij de werkgroepen is verplicht. Daarna
gebeurt de begeleiding veelal middels individueel overleg met de docent, waarbij de docent kan
besluiten de werkgroep incidenteel nog bijeen te laten komen.
In de werkgroepen worden studenten bekend gemaakt met de verschillende onderdelen van het
onderzoeksproces, en ontvangen zij feedback van zowel de docent als van hun medestudenten.
Studenten kunnen van elkaars kennis en van de expertise van de docent gebruikmaken om verder
te komen in het onderzoeksproces. Er wordt daarom veel van de studenten gevraagd met
betrekking tot participatie en ‘peer review’. Concreet betekent dit dat studenten continu van
elkaars vorderingen op de hoogte gehouden worden en elkaar van kritische en opbouwende
feedback voorzien.
Na ongeveer twee maanden leveren studenten een definitief onderzoeksvoorstel in. Een gedegen,
gedetailleerd en volledig onderzoeksvoorstel is een belangrijke stap in het onderzoeksproces.
Binnen de opleiding ASW wordt deze streng beoordeeld met een ‘go’ of ‘no-go’. Dit betekent dat
studenten die op de definitieve deadline geen of een onvolledig voorstel inleveren een negatief
studieadvies krijgen, uitgeschreven worden van de huidige groep en volgend semester opnieuw
het gehele traject van de Bachelorscriptie moeten doorlopen. Om dit te voorkomen is het zeer
raadzaam om op de eerdere deadline voor het conceptvoorstel al een zo volledig mogelijk stuk in
te leveren, zodat de docent en tweede lezer middels hun feedback tijdig kunnen bijsturen. Bij het
definitieve onderzoeksvoorstel wordt ook beoordeeld hoe nauwkeurig deze feedback is verwerkt.
Na het ontvangen van de ‘go’ gaan studenten zelfstandig aan de slag met de dataverzameling.
Hierbij dienen studenten zelf een strakke planning aan te houden en regelmatig verslag te doen
van hun vorderingen bij de docent. Aangezien er weinig tijd zit tussen de dataverzameling en het
inleveren van de conceptscriptie, dienen studenten in deze periode ook tijdig te beginnen met de
data-analyse en het verslagleggen van de resultaten. Op de deadline van de conceptscriptie dienen
studenten wederom een zo volledig mogelijk stuk in te leveren, waar de docent en tweede lezer
feedback op zullen geven.
Het conceptvoorstel, het definitieve onderzoeksvoorstel, de conceptscriptie en de definitieve
scriptie dienen te worden ingeleverd via het Ephorus inleverpunt op Blackboard. Voor deze
stukken geldt een harde deadline. Mocht een deadline wegens omstandigheden niet haalbaar zijn,
dan moet de student, in overleg met de docent, een beargumenteerd verzoek tot uitstel indienen
bij de Examencommissie.
De definitieve versie van de scriptie wordt beoordeeld door de docent en de tweede lezer. Hierna
volgt een eindgesprek met één of beide docenten, waarin kritische vragen zullen worden gesteld
over de inhoud van de scriptie en het onderzoeksproces. Na afloop van dit gesprek zal het cijfer
bekend gemaakt worden.
2
Voorbereiding en uitvoering
In het ASW afstudeerproject word je geacht in 5 maanden tijd een gedegen onderzoeksvoorstel te
schrijven op basis van literatuuronderzoek, het onderzoek uit te voeren, de data te analyseren en
te verwerken tot een logisch verslag, en van het geheel een consistente scriptie te maken. Om dit
tot een succesvol einde te brengen is een goede voorbereiding cruciaal. Daarom organiseert ASW
voorafgaand aan het scriptieproces een voorlichtingsseminar (twee maanden van te voren) en een
introductieseminar (vlak voor aanvang), waarin precies wordt uitgelegd wat de mogelijkheden zijn
en wat er van je verwacht wordt. Aanwezigheid bij beide seminars is verplicht.
Een aantal algemene tips:
 Zorg voor een zeer goed afgebakend onderwerp en onderzoeksopzet, waarvan je zeker
weet dat het binnen 5 maanden goed is af te ronden; wees niet bang dat je niet al je kennis
en vaardigheden kunt etaleren, het gaat erom dat je laat zien dat je over academisch denken werkniveau beschikt.
 Zorg voor een heldere doelstelling; wat wil je achterhalen en bereiken met je onderzoek?
Een heldere doelstelling biedt een leidraad en houvast bij het schrijven van je voorstel, en
vervolgens bij het onderscheiden van hoofd- en bijzaken in de uitvoering van je onderzoek
en het schrijven van de resultaten.
 Zorg voor een realistische planning, afgestemd op de onderzoeksstrategie; bij kwantitatief
onderzoek kost de voorbereiding vaak meer tijd dan de dataverzameling en -verwerking, bij
kwalitatief onderzoek is dit vaak andersom. Ruim ook voldoende tijd in voor inhoudelijke
analyse en terugkoppeling van de resultaten naar de theorie.
 Blijf met regelmaat en discipline werken aan de scriptie, houd de afgesproken deadlines in
de gaten, kom goed voorbereid naar de bijeenkomsten en begeleidingsgesprekken en maak
voldoende backups van je vorderingen.
 Het afstudeerproject is een proeve van bekwaamheid maar ook een leerproces; onthoud dat
ook tegenslagen er zijn om van te leren.
Opbouw scriptie en inhoudelijke criteria
Een ASW bachelorscriptie bestaat uit de volgende onderdelen; de inhoudelijke criteria worden
hieronder uitgewerkt, zie ook het beoordelingsformulier in de bijlage.
1. Titelblad
2. Inleiding
3. Theoretisch kader
4. Probleemstelling
5. Methodologie
6. Resultaten
7. Conclusie
8. Literatuurlijst
9. Bijlagen
Het is mogelijk Inleiding en Theoretisch Kader samen te voegen tot één hoofdstuk; het is ook
mogelijk eerst de Probleemstelling en dan het Theoretisch Kader te presenteren – overleg met de
docent wat het meest logisch staat.
Bij de beoordeling van de scriptie worden daarnaast criteria gehanteerd die betrekking hebben op:
10. Betoog en schrijfstijl
11. Vormgeving en uiterlijke verzorging
12. Controleerbaarheid
13. Proces
3
De omvang van de scriptie ligt niet vast, dit is doorgaans afhankelijk van het soort empirie (de
beschrijving van kwalitatieve data vergt vaak meer woorden dan kwantitatieve data) . Gestreefd
wordt naar een scriptie van ongeveer 35 pagina’s, of tussen 10.000 en 15.000 woorden lang, zonder
bijlagen. De vuistregel is: hoe beknopter en bondiger het betoog zonder aan de inhoud afbreuk te
doen, hoe beter.
1. Titelblad





Titel en ondertitel: een goede titel is aantrekkelijk, beschrijvend en niet te lang, met vaak een
korte, pakkende hoofdtitel en een ondertitel die de inhoud duidelijk maar bondig weergeeft.
Naam en studentnummer.
Vak, opleiding, universiteit.
Naam begeleider & tweede lezer.
Datum.
2. Inleiding






Introductie: begin met een sterke openingsalinea, hier kun je bijv. inhaken op een recent
mediabericht, gebeurtenis, of eigen ervaring, etc., waarmee je de actualiteit en relevantie
van het onderwerp meteen goed neerzet en de interesse van de lezer wekt.
Onderwerp: leg uit waar je scriptie over gaat, benoem niet alleen het onderwerp maar ook
de bredere (maatschappelijke en wetenschappelijke) kwestie erachter.
Doelstelling: wat wil je met je onderzoek bereiken? Dit kan hier beknopt en uitgebreider
bij de probleemstelling.
Relevantie van het onderzoek (maatschappelijk en wetenschappelijk); ook dit kan hier
beknopt en uitgebreider bij de probleemstelling.
In het kort: de aanpak van het onderzoek.
Eventueel korte leeswijzer.
3. Theoretisch kader
De student dient er blijk van te geven op de hoogte te zijn van relevante sociaalwetenschappelijke
theorieën die betrekking hebben op het onderwerp. Het probleem moet worden beschreven
vanuit een theoretisch debat over het onderwerp en de hierin relevante begrippen, waarin
vervolgens het onderzoek moet worden gekaderd. Theorieën dienen helder te worden beschreven,
en consistent te worden gekoppeld aan het onderwerp. Theoretische keuzen dienen te worden
verantwoord; deze sturen hierna de formulering van de probleemstelling en de interpretatie van de
onderzoeksresultaten. Bij ASW speelt interdisciplinariteit een grote rol; laat dus niet alleen zien welke
theoretische perspectieven relevant zijn, maar ook hoe ze zich tot elkaar verhouden (tegenstellingen
en raakvlakken), en hoe je ze integreert tot een logisch geheel. Hier dient een mooi lopend verhaal
van te worden gemaakt, met goede overgangen waaruit de relatie tussen de centrale begrippen
blijkt, en geen verzameling losse samenvattingen. Een ‘zandloper’ of ‘trechter’ model, waarbij van
breed naar specifiek wordt geschreven, werkt vaak goed. Zorg dat je met je theoretisch kader de
volgende punten behandelt.
 Theoretische beschrijving: belangrijkste concepten en de relatie daartussen.
 Wat is er al onderzocht over het onderwerp en vanuit welke theoretische perspectieven is
het onderzocht? Gebruik hiervoor voldoende recente, relevante literatuur, tenminste 15
wetenschappelijke publicaties (handboeken niet meegerekend), en benoem daarbij de
disciplinaire achtergrond van de theorieën.
 Met welke theorieën ga jij het onderwerp benaderen?
 Hoe sluit jouw onderzoek aan bij bestaande onderzoeksliteratuur; vult jouw onderzoek
een ‘lacune’ in de literatuur?
 Hoe zie je de interdisciplinariteit terug in je theorie? Een aparte paragraaf over de
Interdisciplinariteit kan ofwel ter afsluiting van het theoretisch kader, ofwel in het
4
hoofdstuk probleemstelling. Maak hierbij gebruik van het handboek An Introduction to
Interdisciplinary Research (2014) en eventueel Repko’s Interdisciplinary Research (2009).
4. Probleemstelling





Doelstelling en casus omschrijving: duidelijk moet zijn wat het doel van de scriptie is, welke
casus wordt behandeld en waarom het de moeite waard is dit te behandelen, zowel vanuit
wetenschappelijk als vanuit maatschappelijk standpunt. Koppel hierbij kort terug naar de
theorie zodat duidelijk wordt hoe jouw onderzoek zich verhoudt tot bestaande kennis.
Vraagstelling: deze moet helder, nauwkeurig en goed geformuleerd zijn; duidelijk in
verband staan met het doel van de scriptie; en logisch aansluiten op het theoretisch kader.
De vraagstelling bestaat uit een leidende onderzoeksvraag (hoofdvraag) en enkele logisch
daarvan afgeleide deelvragen die nodig zijn om de hoofdvraag volledig beantwoord te
krijgen. Deze vragen moeten zodanig zijn gesteld dat beantwoording in het beperkte kader
van de scriptie mogelijk is. De hoofd- en deelvragen moeten ook worden toegelicht en
verantwoord; waarom heb je specifiek deze deelvragen gekozen, wat wil je er mee
achterhalen, en hoe zijn ze terug te koppelen naar de hoofdvraag?.
Bij kwantitatief onderzoek: hierna verwerk je de hoofd- en/of deelvragen in hypothesen.
Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie; hoe draagt het onderzoek bij aan het
maatschappelijk en wetenschappelijk debat? Welke nieuwe inzichten beoogt het op te
leveren? Hoe vult het een lacune/onderbelicht aspect?
Belangrijk is enerzijds de afbakening van de probleemstelling en anderzijds het ruimere kader
waarin deze wordt geplaatst (conceptueel, theoretisch en/of qua relevantie).
5. Methodologie
De keuze voor de methodologie dient te worden verantwoord en logisch aan te sluiten op de
probleemstelling. Verantwoord ook je operationalisering en koppel deze aan de probleemstelling
en theorie zodat er een logisch geheel ontstaat. Geef bij elk onderdeel argumenten, maak daarbij
gebruik van Bryman’s Social Research Methods en wat je in de afgelopen jaren hebt geleerd bij de
ASW methodenvakken.
 Onderzoeksstrategie; onderbouw waarom de gekozen strategie (kwalitatief, kwantitatief,
of mixed methods) het meest geschikt is voor beantwoording van de probleemstelling, leg
uit wat de kenmerken zijn van de gekozen strategie (o.a. doel, ontologie, epistemologie),
en koppel dit aan de doelstelling van je onderzoek.
 Onderzoeksontwerp/design; leg uit welk ontwerp het meest geschikt is voor jouw
onderzoek en wat de kenmerken (ook voor- en nadelen) zijn van dit ontwerp.
 Methode(n); leg uit wat de kenmerken zijn van de gekozen methode(n), waarom je voor
deze methode(n) kiest en wat je ermee beoogt te bereiken; wat voor soort data wil je met
deze methode(n) verzamelen?
 Operationalisering; hoe kom je van je probleemstelling tot je onderzoeksinstrumenten
(interviewgids, vragenlijsten, etc.)? Maak een tabel of andere grafische weergave van de
operationalisering (mag in een bijlage), waarin je het hoofdconcept of de hoofdconcepten
opdeelt in > dimensies en > indicatoren. Idealiter komt een hoofdconcept voor in je
hoofdvraag en komen dimensies daarvan voor in je deelvragen, maar een andere indeling
is mogelijk, zolang het logisch is. De indicatoren vormen als het ware de bouwstenen
voor je onderzoeksinstrumenten.
 Populatie/respondentengroep en sampling; beschrijf je onderzoekspopulatie, onderbouw
je keuzes daarin, en leg uit hoe je daarin gaat steekproeftrekken of respondenten werven;
noem ook het streefaantal respondenten.
 Methode data-analyse; leg uit hoe je je data gaat verwerken/coderen en analyseren.
 Ethische verantwoording; hoe ga je verantwoordelijk om met data; hoe voorkom je ‘bias’;
hoe voorkom je mogelijk nadelige gevolgen voor respondenten?
5
6. Resultaten
De samenstelling van dit hoofdstuk is sterk afhankelijk van het soort onderzoek dat is uitgevoerd
(kwalitatief, kwantitatief, of mixed methods). In alle gevallen dient het empirische materiaal logisch
en overzichtelijk te worden weergegeven (gegevens uit bijvoorbeeld interviews worden gecodeerd
weergegeven en tabellen en grafieken dienen goed geïllustreerd te zijn) en ook goed toegelicht te
worden; cijfers, citaten en andere data dienen zodanig te worden geduid dat voor elke lezer duidelijk
wordt hoe ze geïnterpreteerd moeten worden. In de eerste paragraaf dient het onderzoeksproces/
de data-preparatie te worden behandeld. Voor de volgorde en indeling van de daaropvolgende
paragrafen vormen bij kwalitatief onderzoek doorgaans de deelvragen een leidraad; bij kwantitatief
onderzoek zijn dit de hypothesen. Het is raadzaam om elke paragraaf af te sluiten met een korte
samenvattende alinea waaruit de rode draad van de resultaten blijkt.
7. Conclusie



Beantwoording onderzoeksvraag: In dit slothoofdstuk beantwoord je de hoofd- en
deelvragen met expliciete terugkoppeling naar de theorie. Hoe en in hoeverre worden
bestaande theorieën zoals behandeld in het Theoretisch Kader bevestigd, verworpen, of
genuanceerd door jouw onderzoeksresultaten en conclusies?
Discussie: beschrijf in dit onderdeel de meerwaarde van het onderzoek door het in een
breder wetenschappelijk en maatschappelijk kader te plaatsen; benoem de beperkingen en
kanttekeningen die bij het onderzoek geplaatst kunnen worden; en geef aanbevelingen voor
vervolgonderzoek of eventueel beleidsaanpassingen.
Evaluatie: beschrijf wat er goed en minder goed ging in het onderzoeksproces en welk
leerproces je daarbij hebt doorgemaakt.
8 & 9. Literatuurlijst en bijlagen


De literatuurlijst dient te worden opgesteld volgens de regels die je hebt geleerd tijdens je
studie (zie de Schrijfhandleiding ASW).
Bijlagen dienen na de literatuurlijst te komen en te worden genummerd.
10. Betoog en schrijfstijl



Gestreefd dient te worden naar een systematisch opgebouwd betoog. De probleemstelling,
theorie, resultaten en conclusie moeten duidelijk op elkaar aansluiten. De scriptie dient een
heldere argumentatielijn te bevatten, met expliciete denkstappen en duidelijke overgangen
van hoofdstuk naar hoofdstuk en paragraaf naar paragraaf. Conclusies dienen voort te
vloeien uit het daaraan voorafgaande betoog. De helderheid van het betoog wordt
bevorderd door een goede indeling in hoofdstukken en paragrafen.
Het is van belang zorgvuldig aandacht te besteden aan het taalgebruik. De scriptie dient in
goed, grammaticaal correct Nederlands (of Engels) te zijn geschreven. Hanteer correctwetenschappelijke taal (vermijd spreektaal), maar bedenk dat je voor een lezer/publiek
schrijft. Onthoud dat je de aandacht van de lezer wilt trekken en behouden (niet alleen
van de beoordelaars), vermijd al te veel jargon, vermijd onnodige herhalingen en
uitweidingen, en zorg voor een heldere en plausibele argumentatie.
In betoog en schrijfstijl staan nauwkeurigheid, duidelijkheid en leesbaarheid voorop.
11. Vormgeving en uiterlijke verzorging
Tot de vereisten van de uiterlijke verzorging behoren: een volledige inhoudsopgave, goede titels en
nummering van hoofdstukken en paragrafen; een overzichtelijke lay-out (gebruik van interlinie,
ruime marges, paginanummering, consistente typografie in hoofdstuk- en paragraaftitels), een
correcte interpunctie en een functionele en heldere weergave van schema's, tabellen en grafieken.
Regelafstand 1,5, lettertypes Times New Roman, Arial, Garamond of Tahoma zijn helder en
prettig leesbaar. Zie verder hiervoor de Schrijfhandleiding van ASW.
6
12. Controleerbaarheid
In iedere wetenschappelijke verhandeling, dus ook in de bachelorscriptie, dienen beweringen zoveel
mogelijk controleerbaar te zijn: de schrijver dient aan te geven op basis waarvan hij of zij tot een
bewering komt, zodat de lezer deze eventueel op juistheid kan controleren. Voor zover de bewering
berust op eigen onderzoek, gebeurt dit door een adequate methodische verantwoording, waarbij de
bewering onderbouwd dient te worden door correct gebruik van citaten uit interviews (die in de
bijlage te herleiden zijn in de transcripten) en/of tabellen. Voor zover de bewering ontleend is aan
geschreven bronnen, dient dit te worden aangegeven door verwijzingen. Correct gebruik van citaten
(uit interviews en geschreven bronnen), verwijzingen en bronvermelding, noten en literatuurlijst
verhogen alle de controleerbaarheid.
Plagiaat: Indien in de scriptie sprake is van het overnemen van teksten uit andere bronnen (boeken,
tijdschriften, webpages), zonder vermelding van de bron, is er sprake van plagiaat. In de
wetenschap is dit een zeer ernstig vergrijp dat altijd bestraft wordt. De opleiding controleert de
scriptie op plagiaat. Indien er sprake is van plagiaat dienen de begeleiders een klacht in bij de
Examencommissie, op schrift en met toevoeging van bewijsstukken. De Examencommissie
nodigt de betrokken student uit voor een gesprek waarin deze zijn werkwijze kan toelichten;
hiervan wordt een kort verslag gemaakt. Op basis van dit gesprek bepaalt de Examencommissie
de eventuele sanctie. De sanctie die de Examencommissie kan opleggen houdt in dat de
betreffende student gedurende een door de Examencommissie te bepalen termijn van ten
hoogste één jaar, het recht wordt ontnomen een of meer daarbij aan te wijzen tentamens of
examens aan de instelling af te leggen. Deze beschikking wordt schriftelijk meegedeeld, waarbij
gewezen wordt op de mogelijkheid van beroep bij het College van Beroep voor de Examens
(COBEX). De schriftelijke uitspraak van de Examencommissie wordt binnen uiterlijk drie
maanden meegedeeld, alleen in de maanden juli en augustus moet rekening worden gehouden
met een langere termijn.
13. Proces
De manier waarop je het scriptieproces heb doorlopen is een belangrijk punt in de beoordeling.
Daarbij wordt gelet op het nakomen van gestelde deadlines, de mate van zelfstandigheid tijdens het
werken aan het onderzoek en de scriptie, en de communicatie met de begeleider.
7
Beoordelingsformulier Algemene Sociale Wetenschappen Onderzoek
Naam:
Datum:
Module: bachelorscriptie
Titel onderzoek:
Studentnummer:
Aantal EC: 18
Domein:
Eerste beoordelaar:
Tweede beoordelaar:
Derde beoordelaar:
Cijfer:
1. INLEIDING
Hoe is de introductie van het onderwerp?
Is de probleemstelling duidelijk gedefinieerd, voldoende
afgebakend en relevant?
Is het onderzoek maatschappelijk relevant?
Is het onderzoek wetenschappelijk relevant?
1
2
3
4
5
2. THEORETISCH KADER
Hoe is de theoretische onderbouwing van de probleemstelling?
Is er recente, relevante literatuur gebruikt?
Is het onderzoek voldoende interdisciplinair?
1
2
3
4
5
3. ONDERZOEKSVRAAG
Is de onderzoeksvraag helder geformuleerd?
Sluit de onderzoeksvraag aan bij het theoretisch kader?
Zijn de hoofdvraag en de deelvragen consistent met elkaar?
1
2
3
4
5
4. METHODE
Worden strategie-/ontwerp- en methodekeuze onderbouwd?
Sluiten strategie, ontwerp en methode aan bij probleemstelling,
theoretisch kader en onderzoeksvraag?
Is de operationalisering op een logische wijze gedaan?
Wordt de methode van data-analyse uitgewerkt?
Volstaat de respondentengroep en steekproeftrekking
voor beantwoording van de probleemstelling?
1
2
3
4
5
5. RESULTATEN
1
Wordt de data-preparatie/ het onderzoeksproces uitgewerkt?
Zijn de resultaten inhoudelijk bruikbaar om antwoord te geven op
de probleemstelling?
Zijn de resultaten op een logische wijze weergegeven?
Worden de resultaten gekoppeld aan de deelvragen en/of hypothesen?
Wordt de empirie op correcte wijze geïllustreerd (tabellen,
grafieken, citaten, observaties etc)?
2
3
4
5
8
nvt
6. CONCLUSIE
Hebben de conclusies betrekking op de probleemstelling?
Zijn de conclusies verbonden met de theorie?
Wordt het onderzoek geëvalueerd?
Wordt het onderzoek in een groter kader geplaatst? (inzicht,
meerwaarde van het onderzoek)
1
2
3
4
5
6. STIJL EN STRUCTUUR
Is de scriptie logisch opgebouwd, helder en consistent?
Hoe is de samenvatting opgebouwd?
Hoe is het taalgebruik?
Is op correcte wijze verwezen naar de literatuur?
Is de literatuurlijst correct?
Hoe is de uiterlijke verzorging?
1
2
3
4
5
7. PROCES
Zijn de (tussentijdse) deadlines gehaald?
Hoe zelfstandig heeft de student gewerkt?
1
2
3
4
5
8. EINDCONCLUSIE
1 = Het niveau is onaanvaardbaar. Er zijn fundamentele tekortkomingen en een grondige herschrijving is
vereist.
2 = Het niveau is matig. Er zijn veel tekortkomingen.
3 = Het niveau is voldoende. Er is een aantal kleinere tekortkomingen.
4 = Het niveau is ruim voldoende. Er zijn geen noemenswaardige tekortkomingen.
5 = Het niveau is uitstekend en ligt boven de verwachtingen. Er zijn nauwelijks tekortkomingen.
N.B. met betrekking tot het eindcijfer: niet alle hierboven genoemde criteria wegen even zwaar; daarbij
geldt dat aan de toelichting van de docent onder de ‘kruisjes’ de meeste waarde dient te worden gehecht.
9