1 NVER - SCRIPTIEWEDSTRIJD 2014 NVER-vergadering 21 november 2014, Utrecht Dit jaar waren er maar drie scripties die voldeden aan alle eisen. Aldus waren er weer minder aanmeldingen dan vorig jaar. Dat maakt het werk voor de jury er overigens niet makkelijker op, de kansen voor de kandidaten om te winnen wel groter! Niettemin, de Vereniging zou iets moeten doen aan deze beperkte participatie. Is de wedstrijd wel voldoende bekend in onze professionele kringen? En, ook, is de eis inzake maximaal 25.000 woorden (inclusief de voetnoten) daar wel bekend? Vandaar, is het een idee dat het Bestuur -na deze vergadering- alle Europees recht hoogleraren een persoonlijke brief schrijft waarin nog eens gewezen wordt op het belang en de criteria van de scriptiewedstrijd? Een tweede signaal zou kunnen volgen aan het begin van het tweede semester, traditioneel de periode waarin studenten bezig zijn met het schrijven hun scriptie. Hoe dan ook, meedoen aan de wedstrijd kan de kwaliteit van de scripties en die van de discussie in Nederland over Europees recht in het algemeen, alleen maar bevorderen. Het waren er dus, als gezegd, maar drie, maar wel hele goede! De jury bestond dit jaar uit respectievelijk Thomas Beukers, Senior Juridisch Adviseur Europees Recht, Directie Juridische Zaken, Ministerie van Buitenlandse Zaken; Herman Speyart, Advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam en Brussel; en ondergetekende, inmiddels emeritus hoogleraar Europees recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en tevens Lector Europese Integratie aan de Haagse Hogeschool. Vooraf zij opgemerkt dat de scripties zijn beoordeeld op basis van volstrekte anonimiteit van de schrijvers. De eerste scriptie is van Jurriaan de Jong, en draagt als titel: ‘The 'other' aim of the European Family Reunification Directive: family reunification, third country nationals, fundamental rights and children’, en is geschreven bij de Universiteit Utrecht. Het is een mooie studie, een origineel en gecompliceerd onderwerp is gekozen. De studie is vooral indrukwekkend vanwege de reikwijdte van het onderwerp, 2 meerdere dimensies komen samen: het induiken in de nationale wetgeving van vijf lidstaten en veel rechtsvergelijkende elementen. Hoewel de opbouw aan het begin niet altijd even strak is, komt uiteindelijk een coherente structuur in beeld. De diepgang van het onderzoek is aanzienlijk. Er heeft veel tijd in deze studie gezeten. Wat de jury ook aansprak is het integreren in het onderzoek van rechtspraak van zowel het Hof van Justitie van de EU als het Europese Hof in Straatsburg. De schrijfstijl is goed, de tekst is leesbaar. Dat gezegd zijnde, zijn de redeneringen soms nogal eens omslachtig, en niet altijd even makkelijk te volgen. Veel materiaal is gebruikt, en dat is ook goed gepresenteerd. Tenslotte, de omschrijving van de conclusies is goed in de zin dat er heldere kritiekpunten uit de studie naar voren komen, en vergelijkende conclusies worden getrokken. De tweede scriptie is van Thomas Weber, en is getiteld: ‘Who is afraid of yellow and orange? Subsidiarity after two early warnings’, geschreven bij de Universiteit Leiden. Het is een mooie studie, er is veel werk van gemaakt. Het gaat ook om een belangrijk onderwerp, ook politiek interessant, vanwege de democratisch–deficit discussie in de Europese Unie. Het is anderzijds een onderwerp waar veel over is geschreven. De scriptie heeft een heldere probleemstelling, gevolgd door een goede literatuurstudie als basis voor het empirische gedeelte van de scriptie. Het is ook een goed geschreven studie, waarbij –dat vonden wij bepaald positief- in debat wordt gegaan met andere auteurs over dit thema. In de studie neemt de auteur duidelijk een ander standpunt in dan dat van gevestigde auteurs als het gaat over de toepassing, om niet te zeggen misbruik, van de subsidiariteitstoets door nationale parlementen. De diepgang van het onderzoek is behoorlijk. Het is ook een qua schrijfstijl een zeer goed toegankelijke tekst: uitstekend Engels en een mooi en correct taalgebruik is gebruikt. Ik durf te zeggen dat dit van de drie de best leesbare scriptie was. De omschrijving van de conclusies is duidelijk. Dat gezegd zijnde, had de échte conclusie misschien wat duidelijker –in een afrondende paragraaf of alinea- kunnen worden opgeschreven. 3 De derde scriptie is van Olga Kanevskaia, getiteld ‘Compatibility of the EU measures related to labelling of goods imported from Israeli settlements with WTO law’, en geschreven bij de Universiteit Tilburg. Opnieuw, een mooie studie, een complex onderwerp is gekozen. Dat onderwerp is ook origineel en zeer breed: aspecten betreffende de externe betrekkingen van de EU (handelsassociatierecht; douanerechten, preferenties), WTO-recht en het consumentenbeschermingsrecht/etikettering worden behandeld. De opzet en structuur van de scriptie is helder. Echter, ongetwijfeld vanwege de veelheid van onderwerpen die behandeld worden, is het geheel niet altijd even overzichtelijk. Ook in het gebruik van de Engelse taal zitten nogal eens schoonheidsfouten. De diepgang van het onderzoek is zeer aanzienlijk. Ook in deze studie heeft (heel) veel tijd gezeten. Sterker nog, het getuigt van moed om een onderwerp voor een masterscriptie vanuit zoveel invalshoeken te behandelen. De schrijfstijl is ook goed en de tekst is leesbaar. Maar, ook hier, de redeneringen zijn nogal eens omslachtig. Veel materiaal, vooral overigens de basisbronnen, is aangehaald, het geheel is ook helder gepresenteerd. De conclusies van het onderzoek zijn duidelijk, ook al hadden ze hier en daar wat scherper neergezet kunnen worden. De auteur legt daarbij –zeer evenwichtig te werk gaande- de vinger op de juiste plek: de Europese Unie stimuleert -om politieke redenen- de hereniging en dús de economische integratie van NoordCyprus met Cyprus, en ontmoedigt om dezelfde redenen de economische integratie tussen de nederzettingen op de West Bank en Israël (deze discussie is toevallig juist deze week –woensdag 19 november- in de Tweede Kamer aan de orde geweest). Daarbij is dan de vraag of een dergelijk, politiek ingegeven onderscheid, zich verdraagt met het WTO-recht. Alles afwegend vond jury het moeilijk om te kiezen. Binnen de jury waren de opvattingen ten aanzien van alle punten ook niet helemaal eensluidend. Om maar aan te geven hoe dicht de drie scripties elkaar, afgemeten naar kwaliteit, benaderden. Bij de eindbeoordeling hebben wij uiteindelijk een viertal aspecten vooropgesteld: de originaliteit en complexiteit van het onderwerp; de kwaliteit van de argumentatie; de plaatsing van het onderzoek in de context van de literatuur; en het blijk geven van schrijverstalent. 4 Ik wil nog eens zeggen, alle drie scoorden op deze criteria –individueel of in gezamenlijkheid- hoog. Echter zijn wij tot de conclusie gekomen dat die ene studie –alle criteria in samenhang gewogen- net iets beter scoort, en dat is de scriptie van Olga Kanevskaia over de etikettering van producten afkomstig uit het bezette Westelijke Jordaangebied. Wij vinden dat de auteur een mooi resultaat heeft bereikt. Vooral de toets van de Europese maatregelen aan het WTO-recht vonden wij fraai uitgevoerd. Ook boeiend was de scriptie door het trekken van een aantal interessante vergelijkingen: de West-Sahara, Noord-Cyprus en Taiwan. De winnaar van de scriptiewedstrijd 2014 is dus Olga Kanevskaia die wij bij dezen van harte feliciteren. De prijs bestaat uit –natuurlijk- een mooie bos bloemen en een bedrag van 500 €. Jaap W. de Zwaan, november 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc