HET ONTWERPEN VAN SCENARIOS VOOR

HET ONTWERPEN VAN SCENARIOS VOOR TRANSPORT EN
LANDGEBRUIK
PRINCIPES EN TOEPASSINGEN
Samenvatting
Wie de vele scenariostudies leest die de afgelopen decennia zijn ontwikkeld voor
verkeer en vervoer en landgebruik krijgt veel interessante toekomstbeelden
gepresenteerd voor deze terreinen. Het signaleren van mogelijke ontwikkelingen is een
essentiele functie van scenario's. Met behulp van deze informatie wordt een beslisser
(een burger, een beleidsambtenaar, een politicus of een ondernemer) ondersteund bij
zijn beslissingen. Een scenario is echter geen plat beeld uit een camera, maar een
hulpmiddel om ontwikkelingen te verklaren en in hetjuiste perspectiefte plaatsen.
Het ontwikkelen van scenario's lijkt op het eerste gezicht een tamelijk eenvoudige
bezigheid. Dit verklaart misschien ook hun populariteit, maar bergt tegelijk een bepaald
risico in zich, namelijk dat ieder op zijn eigen manier scenario's ontwikkelt, waardoor
de resultaten van verschillende scenariostudies niet meer vergeleken kunnen worden.
Dit is zeker het geval indien een bepaalde manier van scenario-ontwikkeling minder
transparant is en ook wanneer gepoogd wordt om scenariostudies meer hardheid te
geven door middel van (uitgebreide) kwantificering met (deels) verborgen modellen en
datasets.
In deze studie wordt onderkend dat transparantie, vergelijkbaarheid en de gewenstheid
om scenario's te onderscheiden van andere methoden in feite vragen om een algemeen
toepasbaar raamwerk voor scenario-ontwikkeling. Dit is dan ook het doel van deze
studie. In de algemene scenarioliteratuur wordt door sommigen aangevoerd, dat dit doel
niet haalbaar is, omdat iedere toepassing zijn eigen methode zou vergen. Wij zien het
a/s een uitdaging om te laten zien dat een algemene methode wel degelijk ontwikkeld en
ook succesvol toegepast kan worden. Dit brengt ons bij de twee delen van deze studie:
in deel A wordt een algemeen scenarioraamwerk ontwikkeld, dat in deel B via twee
concrete scenariostudies getoetst wordt.
Om het a/gemene methodologische raamwerk te kunnen ontwikkelen is de volgende
weg bewandeld. Gestart wordt in hoofdstuk 2 met een overzicht van de belangrijkste
trends op het terrein van verkeer en vervoer en landgebruik voor Nederland in de
afgelopen decennia, met daarbij de factoren die deze trends in vraag en aanbod kunnen
verklaren. Uit dit overzicht komt naar voren, dat de ruimte voor sturing van gedrag door
de overheid begrensd is, maar sturing is zeker niet onmogelijk. Dit overziCht geeft de
belangrijkste thematische elementen voor het a/gemene scenarioraamwerk.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op onzekerheid en de invloed daarvan op
het menselijk handelen. Onzekerheid wordt in de economische theorie in feite
weggedefinieerd op het moment dat men veronderstelt dat ieder individ\1 rationeel
handelt en daarbij dus voldoende informatie heeft (i.e. aangereikt krijgt uit de markt).
De realiteit is complexer; onzekerheid openbaart zich in transactiekosten en een rninder
dan optimale besluitvorming (gepaard gaand met 'second' en 'third' best oplossingen).
Beslissen onder onzekerheid is dan geen rationele bezigheid, maar een quasi-rationele,
waarbij het gebrek aan kennis over de toekomst 'ingevuld' wordt door verwachtingen
en inschattingen, en hoop. Hierbij speelt de psychologie een belangrijke rol.
Scenario's zijn niet de enige besluitvormingsondersteunende hulpmiddelen. Hoofdstuk
4 geeft een 'state-of-the-art' van dit soort hulpmiddelen en bespreekt de keuze voor
scenario's. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt met kwantitatieve hulpmiddelen
(modellen). Ten aanzien van de laatste wordt geconcludeerd, dat zij vanwege het gebrek
aan 'harde' data en de instabiliteit van maatschappelijke processen in feite niet geschikt
zijn voor lange termijn verkenningen. Hun toepassing beperkt zich daarom met name tot
korte termijn verkenningen. Br blijken verschillende soorten scenario's te bestaan voor
diverse toepassingen. Om te komen tot een keuze voor een bepaald type scenario wordt
een werkdefinitie van scenario's afgeleid. Deze geeft meteen in grote lijnen de
verschillende stappen van het ontwerpen van scenario's aan. In deze werkdefinitie wordt
uitgegaan van (relatief) open toekomsten. Br wordt voorwaarts en niet achterwaarts
gekeken. Scenario's worden duidelijk onderscheiden van strategieen. Tenslotte gaat dit
hoofdstuk, met name ter illustratie van de ruime inzetbaarheid van scenario's, in op een
serie in de afgelopen decennia ontwikkelde buitenlandse en Nederlandse scenario's op
verschillende terreinen, waaronder verkeer en vervoer en grondgebruik ..
Nu de hoofdlijnen van het scenarioraamwerk op papier staan, kunnen de details nader
ingevuld worden. Dit gebeurt in hoofdstuk 5. Hierbij is de volgende opzet gehanteerd.
Berst vindt een vergelijkende analyse van de meer algemene, niet op verkeer en vervoer
gerichte, scenarioliteratuur plaats. Hieruit komen opvallende overeenkomsten tussen
scenario-ontwikkelmethoden naar voren, wat er op duidt dat een algemeen raamwerk
met een duidelijk omschreven stappenplan geen onmogelijke opgave hoeft te zijn. De
verschillen tussen methoden zijn met name te verklaren uit het feit, dat bepaalde
ontwerpers scenario's als een strategie-ontwikkelhulpmiddel beschouwen en daarbij
zodanig doelgericht te werk gaan, dat in feite geen sprake meer is van open toekomsten,
maar van sterke focussering op het oplossen van bepaalde problemen. Dit past niet in de
gekozen werkdefinitie van scenario's. Ook is sprake van verschillen in naamgeving van
bepaalde taken en worden bepaalde taken soms verdeeld over andere stappen dan bij
andere methoden gebeurt.
Vervolgens vindt aan de hand van de wensen die onder meer voortvloeien uit de
functies van scenario's, zoals de signalerings- en comrnunicatiefuncties en de
thematische inkleuring (op basis van hoofdstuk 2) een nadere detailllering van het
algemene raamwerk plaats. Daarmee is het praktische raamwerk in feite klaar en kan de
toepassing (de test) beginnen. Berst worden nog vijftiental Nederlandse vervoers- en
landgebruikscenario's nader geanalyseerd om te kijken ofzij in meerdere ofmindere
mate passen binnen dit raamwerk. De onderzochte studies zijn compatibel met het
ontwikkelde algemene scenarioraamwerk. Ten aanzien van de comrnunicatieve functie
van scenario's kan gesteld worden dat het gebruik van kwantificering niet hoeft bij te
dragen aan een beter begrip van de manier waarop de scenario's ontwikkeld zijn. De
gebruiker heeft.vaak geen zicht op oftoegang tot de gebruikte data en het rekenmodel.
Ben ander belangrijk nadeel van kwantificering is dat 'harde' getallen een eigen leven
308
gaan leiden, los van de context en met name de basisveronderstellingen die in de
scenarios gehanteerd worden. De relatie tussen verkeer en vervoer en landgebruik wordt
te weinig uitgewerkt in de rileeste van de onderzochte studies. Juist door heiden sec te
beschouwen wordt een belangrijk potentieel voor overheidsbeleid niet aangesneden.
Tenslotte is een nadere explicitering van de onzekerheid in de scenario's gewenst.
Voor de toepassingen is eveneens de Nederlandse context aangehouden. Aangezien de
toepassing van een methode door de ontwerpers zelfmet een zekere 'bias' gepaard kan
gaan, ware het te preferen geweest indien een ander team deze 'field test' op zich had
genomen. Binnen de reikwijdte van de huidige studie was dat helaas niet mogelijk.
Echter, ook bij de door ons gevolgde benadering kan de lezer nagaan of en in welke
mate de ontwikkelde scenarios voldoen aan kwaliteitseisen zoals consistentie,
transparantie, etc.
In hoofdstuk 6 wordt een uitgebreide scenariostudie voor de Haagse regio en met name
de (binnen)stad Delft beschreven. In deze studie vormt de relatie tussen stad en regio de
rode draad. Eerst vindt, conform het algemene raamwerk, een voorstudie plaats waarin
onder meer de belangrijkste problemen van stad en regio in beeld worden gebracht. Op
basis van deze analyse wordt een serie keuzes gemaakt op basis waarvan in de
hoofdstudie een viertal toekomstbeelden wordt ontwkkeld. Een vergelijking van de
scenario's geeft een beeld van overeenkomsten en verschillen. Vervolgens wordt nader
ingegaan op een belangrijk knelpunt voor de ontwikkeling van het centrum van Delft;
de spoorwegcorridor die de stad in feite in tweeen deelt en verder ook verschillende
negatieve effecten heeft zoals inefficient ruimtegebruik en verminderde leefbaarheid.
Echter, ook het railsysteem zelf ondervindt hinder van dit knelpunt. Om dit op te heffen
zijn in het verleden verschillende opties genoemd. Het oplossen van het knelpunt vereist
een afweging van diverse belangen en er hangt een aanzienlijk prijskaartje aan. Met
name een tunnel staat in de belangstelling, maar de financiering daarvan is een knelpunt.
In de scenario's zelfwordt, conform de scheiding tussen scenario en strategie, niet op de
oplossing van het knelpunt ingegaan. Het is wel duidelijk dat een tunnel gunstiger is
voor de ontwikkeling van de binnenstad van Delft dan de huidige situatie. Het effect van
de gekozen oplossing is zeker ook merkbaar op regionale schaal. Er heeft geen
kwantificering van de geschetste effecten plaatsgevonden.
De tweede scenariostudie is te vinden in hoofdstuk 7. Ook hier is gekozen voor vier
scenario's en wel voor het gebied van en rond de AlO-zuid, ook wel de Zuidas
genoemd. De opbouw van de casestudie is hetzelfde als die van hoofdstuk 6. De
ontwikkeling van dit gebied tot een aantrekkelijk woon- en werkgebied is van vee!
factoren afhankelijk en deze komen in deze scenario's in ruime mate aan bod. Net a/sin
Delft vormt de infrastructuurcorridor een knelpunt voor de ontwikkeling van dit gebied.
In de scenario's worden uiteenlopende toekomsten voor dit gebied geschetst. Op basis
hiervan kan meer gezegd worden over de wenselijkheid van het oplossen van de
infrastructuurbarriere. Op basis van de scenario's kan gesteld worden dat een aantal
trendbreuken mogelijk zijn, die de toekomstige inrichting en functie van het gebied
•
309
(sterk) kunnen doen afwijken van hetgeen overheid en bedrijfsleven voor ogen hebben
in het Masterplan (de Conceptvisie) dat zij voor dit gebied ontwikkeld hebben.
Op basis van deze twee casestudies kan gesteld worden, dat een algemeen raamwerk
voor het ontwikkelen van scenario's praktisch uitvoerbaar is en tot interessante
resultaten leidt. De belangrijkste voordelen van de gekozen methode liggen op het
terrein van de transparantie en de vergelijkbaarheid van de resultaten van studies. De
methode is relatief eenvoudig te implementeren, waardoor het mogelijk wordt in relatief
korte tijd meerdere scenariostudies over hetzelfde onderwerp uit te voeren en daarmee
de gevoeligheid van de uitkomsten voor diverse sets van aannames en de interne logica
en consistentie te beoordelen.
Het nieuwe van deze studie ten opzichte van het werk van anderen zit hem met name in
het ontwikkelen van een systematisch raamwerk, waarbij voortgegaan is op de weg die
door anderen was ingeslagen. Door het binnen een gekozen definitie synthetiseren van
bestaande elementen uit andere methoden, aangevuld met een aantal eigen inzichten ten
aanzien van de nadere detaillering kon een evenwichtig raamwerk voor scenarioontwikkeling gerealiseerd worden.
Het raamwerk kan op details zeker verbeterd worden. Zo kunnen nieuwe theoretische
inzichten lei den tot een completer 'model' van het functioneren van de transportsector.
Verder is het zinvol om een hulpmiddel te ontwikkelen dat simultane ontwikkeling van
scenario's mogelijk maakt. Naarmate het aantal scenario's toeneemt neemt het risico
van overlap toe. In deze studie is een paarsgewijze benadering gevolgd, die nogal wat
tijd in beslag neemt. Tenslotte is verbetering denkbaar op het terrein van de presentatie
van de (tussen)resultaten. Visuele hulpmiddelen zouden de bestaande tabellen kunnen
vervangen.
310