Juryrapport Johanna Naber Prijs 2014

Juryrapport Johanna Naberprijs 2014
De jury van de Johanna Naberprijs voor de beste afstudeerscriptie op het gebied van
vrouwen en/of gendergeschiedenis stond dit jaar voor een bijzonder moeilijke keuze. Niet
alleen was het aantal kwaliteitsvolle inzendingen merkelijk hoger dan voorgaande jaren, de
twee scripties die voor de drie juryleden zonder aarzeling boven kwamen drijven, hebben
dermate andersoortige kwaliteiten, dat de afweging geenszins eenvoudig te maken was.
Beide zijn het geslaagde voorbeelden van moderne gendergeschiedenis, waarin niet per
definitie vrouwen centraal staan maar de manier waarop kwesties van sekse en gender alle
mogelijke maatschappelijke praktijken doortrekken.
Een zeer eervolle vermelding verdient Rose Spijkerman die met de scriptie Vrouwenrecht en
mannenplicht. De Mannenbond voor vrouwenkiesrecht 1908-1919 (Opleiding Geschiedenis
Universiteit van Amsterdam, begeleider Gemma Blok) haar meesterschap toont met een
pareltje van synthese en stilistische vaardigheid. Door de georganiseerde bijdrage van
mannen aan de strijd voor het vrouwenkiesrecht te belichten maakt deze scriptie het beeld
van de zogeheten eerste feministische golf in Nederland eindelijk vollediger. Er is creatief
omgesprongen met het relatief weinige en moeilijk te verzamelen bronnenmateriaal en op
basis daarvan is in deze scriptie behalve nieuwe biografische informatie ook veel
behartenswaardigs te vinden over specifiek mannelijk repertoire in de negentiende- en
vroegtwintigste-eeuwse politieke cultuur, zoals het hameren op ridderlijkheid. Spijkerman
maakt verder duidelijk dat bij dat alles welbewust ook emotionele lagen in de politiek
werden ingezet en aangesproken. Ze toont ons een hele groep feministische mannen die
met plezier voor hun overtuiging uitkomen en kan daarom overtuigend partij kiezen voor die
historici die in het internationale debat over een eventuele crisis van mannelijkheid rond
1900 niet zozeer een crisis constateren, als wel een vernieuwing en diversificatie van
mannelijke stijlen.
Toch koos de jury er na rijp beraad voor om de Johanna Naberprijs 2014 toe te kennen aan
Fabian Van Wesemael met Helden in het hospitaal? Een gendergeschiedenis van de ervaring
van verpleegsters en artsen in hun omgang met gewonde soldaten en lichamelijkheid tijdens
de Eerste Wereldoorlog (Vakgroep Geschiedenis Universiteit Gent, begeleider Julie Carlier).
In deze scriptie zijn het in vergelijking met die van Rose Spijkerman iets minder het
synthesevermogen en de stijl die de jury konden bekoren, wèl de originaliteit, het
indrukwekkende bronnencorpus, de grote belezenheid en niet het minst de analytische
kracht van de auteur. Terwijl de theoretisch-methodologische onderbouwing van de drie
belangrijkste pijlers van het onderzoek - gender, lichamelijkheid en discoursanalyse - minder
uitvoerig en ook wel iets minder schools hadden gekund, weet de auteur de belangrijkste
concepten en uitgangspunten uit de internationale literatuur op een adequate manier in zijn
eigen onderzoeksdesign te integreren. Origineel is de manier waarop de ervaringen van
Franse, Britse en Amerikaanse vrijwillige verpleegsters en mannelijke artsen in de omgang
met gewonde soldaten tijdens WOI centraal staat, indrukwekkend de verzameling van
dagboeken en memoires (een vijftigtal) waarop het onderzoek van subjectieve en
gendergebonden percepties van het medisch personeel aan het front is gebaseerd.
Centrale focus is de relatie van verpleegsters en artsen met gewonde soldaten en de
rol van lichamelijkheid hierbinnen. Die relatie wordt op een uiterst genuanceerde en
inzichtelijke manier benaderd met oog voor de pluraliteit van identiteiten en voor de wijze
waarop gender onder meer de percepties van verpleegsters kleurt: de ‘professioneelmedische’ Britse arts en de ‘militaire’ Franse arts kunnen op die manier tegenover elkaar
worden afgezet en de praktijk van het verplegen gedeconstrueerd. Fabian Van Wesemael
slaagt er zo in om bestaande, vaak eenzijdige visies op de zorgverlener/patiënt-relatie (o.a.
van Christine Hallet) te corrigeren en via een consequente historische kritiek van de
egodocumenten in een breder perspectief te plaatsen.
Het meest vernieuwende en gedurfde hoofdstuk van de scriptie is zonder twijfel dat
waar de auteur het thema van de lichamelijkheid aansnijdt – hier demonstreert hij het
knapst zijn grote kwaliteiten als genderhistoricus in het onderscheid dat hij weet te maken
tussen de verschillende (allerminst dichotome) gegenderde posities tegenover het gewonde
soldatenlichaam en de ‘ontmannelijking’ die met verminking en verwonding gepaard ging.
In de conclusie worden de verschillende thematische lijnen mooi samengebonden –
hier toont de auteur veel beter dan in het inleidende hoofdstuk dat hij ook uitstekend kan
schrijven!
Het is geen geringe verdienste van een masterscriptie om een nieuw veld te openen en met
behulp van een goed doordacht analytisch kader de schier ongrijpbare dimensies van
ervaring, perceptie en lichamelijkheid op een precieze en trefzekere manier te vatten.
Deze vernieuwende, verhelderende en uiterst solide mastercriptie is bovendien een mooi
eerbetoon aan de verpleegsters en artsen die bijna honderd jaar geleden zorg verleenden
aan het front.
De Jury,
Mieke Aerts
Gita Deneckere
Ann Romeyns