Jaarverslag 2013

Stichting Pensioenfonds
Aviko
Jaarverslag 2013
Stichting Pensioenfonds Aviko
2
Inhoudsopgave
5
KARAKTERISTIEKEN VAN HET PENSIOENFONDS
5
5
8
Profiel
Organisatie
Personalia
9
KERNCIJFERS
10
VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN
12
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan
13
VERSLAG VAN HET BESTUUR
13
15
20
24
31
34
37
38
41
Hoofdlijnen
Goed pensioenfondsbestuur
Pensioen
Beleggingen
Financieel
Beheersing uitvoeringskosten
Actuarieel
Risico’s
Toekomst
43
JAARREKENING
44
45
46
46
47
48
Balans per 31 december 2013
Staat van baten en lasten over 2013
Actuariële analyse van het saldo van baten en lasten over 2013
Bestemming van het saldo van baten en lasten over 2013
Kasstroomoverzicht over 2013
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013
77
OVERIGE GEGEVENS
77
77
78
80
82
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Gebeurtenissen na balansdatum
Actuariële verklaring
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Begrippenlijst
Colofon
3
4
KARAKTERISTIEKEN VAN HET PENSIOENFONDS
Profiel
Stichting Pensioenfonds Aviko (hierna te noemen het Fonds, statutair gevestigd te Breda), is
opgericht op 1 januari 2003. De laatste notariële statutenwijziging was op 16 juli 2010. De
stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 20108648.
Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds en heeft tot doel uitvoering te geven aan de
pensioenafspraken zoals deze zijn overeengekomen tussen de aangesloten ondernemingen en
de betrokken werknemers. Hiertoe wordt voor een aantal aangesloten ondernemingen en 2.134
verzekerden een totaal van € 198 miljoen pensioenvermogen beheerd. Het Fonds heeft de
geldende afspraken beschreven in een pensioenreglement en is verantwoordelijk voor de
adequate uitvoering daarvan.
De pensioenafspraken, ook wel de pensioenovereenkomst genoemd, zijn vervolgens omschreven in
de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst die is vastgelegd tussen het Fonds en de aangesloten
werkgevers. In deze uitvoeringsovereenkomst zijn de financiële kaders waartoe partijen zich
hebben verplicht nauwkeurig omschreven. Expliciet is hierin vastgelegd het premiebeleid en het
pensioen/toeslagenbeleid waaraan het Fondsbestuur en de werkgevers zich hebben verbonden.
Het Fonds is aangesloten bij koepelorganisatie Stichting van Ondernemingspensioenfondsen (OPF),
onderdeel van ‘De Pensioenfederatie’.
Organisatie
Bestuur
Het bestuur van het Fonds bestaat uit zes leden. Drie leden zijn voor onbepaalde tijd benoemd
door de werkgever. Twee leden zijn voor een periode van drie jaar benoemd door de
GroepsOndernemingRaad (GOR) van de Aviko-groep en hebben zitting namens de werknemers.
Eén lid is gekozen door en uit de groep gepensioneerden voor een periode van drie jaar.
De heer J.J. Pater is per 1 januari 2013 voor een nieuwe zittingstermijn van drie jaar herbenoemd
tot bestuurslid namens de werknemers.
Het bestuur van het Fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden met betrekking
tot de pensioenadministratie en bestuursondersteuning uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie,
het Pensioenbureau Cosun. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een fiduciair manager, AXA
Investment Managers (AXA IM).
Het bestuur is, conform de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk voor de juiste uitvoering
van de uitbestede taken.
Beleggingscommissie
Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld. Het betreft een centrale commissie die ook
taken uitvoert voor een ander aan Cosun gelieerd pensioenfonds, te weten Stichting
Pensioenfonds Koninklijke Cosun. De voornaamste taken van deze commissie zijn het adviseren
5
van de besturen over het strategisch (lange termijn) beleggingsbeleid alsmede het toezicht
houden op de controle van de aangestelde fiduciair manager en de beleggingsfondsen waarin
wordt belegd. In het beleggingsstatuut is het kader beschreven waarbinnen deze commissie haar
taken uitvoert.
De commissie komt maandelijks bij elkaar, waarbij intensief met de fiduciair manager wordt
gesproken over alle relevante beleggingsvraagstukken alsmede de financiële positie van het
Fonds in relatie tot verantwoord risicobeheer van de te beoordelen fondsen.
De commissie bestaat uit leden van de besturen van de Pensioenfondsen Aviko en Cosun.
Daarnaast zijn twee leden die een dienstverband hebben met Cosun aan de commissie
toegevoegd. Alle leden hebben stemrecht. Tevens is een externe beleggingsdeskundige benoemd
als adviseur zonder stemrecht. Deze beleggingsdeskundige adviseert de commissie bij haar
oordeel over alle relevante beleggingsvraagstukken die bij het vermogensbeheer aan de orde
komen en over de kwaliteit van de beleggingsondersteuning door de fiduciair manager.
Uiteraard blijft het bestuur volledig verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid van het Fonds en
zijn de vermogens van beide Pensioenfondsen gescheiden. Bij keuzes over het Aviko-mandaat
beslissen de Aviko beleggingscommissieleden. Via de hierboven beschreven organisatie van de
beleggingscommissie worden kennis gedeeld en werkzaamheden gespreid.
Verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: één werkgeversvertegenwoordiger, één
vertegenwoordiger namens de werknemers en één vertegenwoordiger namens de
pensioengerechtigden. Mevrouw P. Flikkenschild-Dijkstra is per 3 juli 2013 toegetreden tot het
verantwoordingsorgaan. Zij heeft de vacature opgevuld die was ontstaan door het vertrek van
mevrouw T.M. Kroes die haar carrière buiten Aviko heeft voortgezet. Het bestuur bedankt haar
voor haar jarenlange inzet voor en bijdrage aan het fonds.
Het bestuur bespreekt eenmaal per jaar, vóór openbaarmaking van het jaarverslag, het gevoerde
beleid en het resultaat daarvan met het verantwoordingsorgaan.
Het verantwoordingsorgaan heeft tot taak een oordeel te geven over het handelen van het
bestuur, het gevoerde beleid alsmede beleidskeuzes voor de toekomst. Dit wordt gedaan aan de
hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere beschikbare informatie, waaronder de
bevindingen van de visitatiecommissie. Het oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur
daarop, bekendgemaakt en in het jaarverslag opgenomen.
Intern toezicht
Het bestuur heeft gekozen om het intern toezicht in te vullen door middel van een ad hoc
ingestelde visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie van het Fonds onafhankelijke
leden die door het bestuur worden benoemd. Het bestuur geeft een visitatiecommissie ten minste
eenmaal in de drie jaar opdracht het functioneren van (het bestuur van) het Fonds kritisch te
bezien, waarbij ten minste de volgende zaken aan de orde komen:
 het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks
en balances binnen het Fonds;
 het beoordelen van de wijze waarop het Fonds wordt aangestuurd;
 het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met risico’s op
de langere termijn.
6
De meest recente visitatie vond plaats in 2012. Het rapport van de visitatiecommissie is besproken
in de bestuursvergadering van 11 maart 2013. Een verslag van de visitatiecommissie alsmede een
reactie van het bestuur op dit verslag, is gepubliceerd in het jaarverslag 2012.
Uitvoeringsorganisatie
De uitvoering van de pensioenregeling en de administratie ervan is opgedragen aan
Pensioenbureau Cosun. De belangrijkste werkzaamheden betreffen: verzekerden-, uitkeringenen financiële administratie, financiële (jaar)verslaglegging, bestuursondersteuning en
communicatie.
Compliance officer
Het bestuur heeft mevrouw mr. E.J.M. Koot – medewerkster Juridische zaken Cosun – als
compliance officer aangesteld. Zij onderzoekt en controleert zo nodig de naleving van de
gedragscode en rapporteert hierover aan het bestuur.
Overige externe ondersteuning
Ten behoeve van de actuariële ondersteuning heeft het Fonds een overeenkomst afgesloten
met het Actuarieel bureau Mercer (Nederland) B.V.
7
Personalia naar de stand van 31 december 2013
BESTUUR
ADVISEREND ACTUARIS
Namens werkgevers
J.B.M. van Brandenburg
P.H.T. Hendrix
P.A. van Tilburg, voorzitter
Namens werknemers
J.J. Pater, secretaris (tot 01.01.2016)
H.J.W. Peters (tot 01.01.2015)
Namens pensioengerechtigden
J. Zikken (tot 01.01.2014)
Actuarieel bureau Mercer (Nederland) B.V.
drs. M.G.A.B. de Wit AAG.
CERTIFICEREND ACTUARIS
Actuarieel bureau Mercer (Nederland) B.V.
drs. E.L. van den Doel, AAG.
ACCOUNTANT
Ernst & Young Accountants LLP
S.B. Spiessens RA
BELEGGINGSCOMMISSIE
A.P.J. Damen (Pensioenfonds Cosun)
P.H.T. Hendrix (Pensioenfonds Aviko)
A.B. Matser (Cosun Corporate Treasurer)
J. Scheper (Pensioenfonds Cosun)
P.A. van Tilburg (Pensioenfonds Aviko)
C.C.M. Veraart (manager Pensioenbureau)
T.A. van de Werken, voorzitter
(Pensioenfonds Cosun)
Sprenkels & Verschuren (extern adviseur;
niet stemgerechtigd)
PENSIOENBUREAU
S.E.M. Bierhoff, medewerker
L.J. Luijten, secretaresse
E.A. Luijten-Paans, medewerkster
C.C.M. Veraart, manager
COMPLIANCE OFFICER
mr. E.J.M. Koot
VERANTWOORDINGSORGAAN
Namens werkgevers
O. van der Gronden (tot 01.01.2016)
Namens werknemers
P. Flikkenschild-Dijkstra (tot 01.01.2015)
Namens pensioengerechtigden
H. Stoltenborg (tot 01.01.2014)
8
KERNCIJFERS
(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders aangegeven)
2013
2)
3)
4)
2011
2010
2009
Aantallen verzekerden
Actieve deelnemers 1)
Premievrije deelnemers
Pensioengerechtigden
Totaal
1.102
686
346
2.134
1.050
647
338
2.035
1.020
606
315
1.941
1.021
568
287
1.876
1.019
519
276
1.814
Reglementsvariabelen
Toeslagen inactieven 2)
Toeslagen actieven
0,00%
1,50%
0,00%
0,50%
0,00%
1,25%
0,00%
2,50%
0,00%
3,00%
11.752
9.981
8.523
8.569
8.745
11.752
350
4.322
9.981
345
4.329
8.523
413
3.817
8.569
350
3.635
9.301
388
3.394
Vermogenssituatie en solvabiliteit
Pensioenvermogen 4)
Pensioenverplichtingen
Aanwezige dekkingsgraad o.b.v. FTK
Vereiste dekkingsgraad
Saldo baten en lasten
197.978
189.185
104,6%
107,5%
-1.110
198.906
189.003
105,2%
108,1%
8.173
171.952
170.221
101,0%
108,0%
-5.272
147.321
140.319
105,0%
107,0%
-5.805
127.520
114.713
111,2%
107,7%
3.926
Percentage rentetermijnstructuur
2,8%
2,5%
2,8%
3,4%
3,9%
Beleggingsportefeuille
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Deposito’s/Liquide middelen
Totaal
5.324
26.255
154.786
567
6.310
414
193.656
5.741
25.528
157.175
374
6.392
241
195.451
1.870
16.866
141.521
-264
6.501
3.729
170.223
2.798
16.297
118.655
165
7.094
247
145.256
2.951
13.595
103.345
-325
5.601
230
125.397
Beleggingsperformance
Beleggingsrendement
-3,9%
12,7%
14,0%
10,8%
4,4%
Pensioenuitvoering
Feitelijke premie (incl. koopsommen en
toeslagen) 3)
Kostendekkende premie
Pensioenuitvoeringskosten
Uitkeringen
1)
2012
Inclusief arbeidsongeschikte deelnemers die een uitkering ontvangen krachtens de WAO of WIA.
Deze toeslag wordt weergegeven in het jaar dat deze toeslag is opgenomen in de technische voorziening.
Het verschil tussen de feitelijke premie en de kostendekkende premie in 2009 wordt veroorzaakt door een
terugbetaling van teveel betaalde premie over 2008.
Pensioenvermogen is het totaal van de activa (exclusief herverzekeringsdeel technische voorzieningen
en beleggingen voor risico deelnemers) verminderd met overige schulden en overlopende passiva.
9
VERSLAG VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN
Uitgangspunt vergadering
Het pensioenfondsbestuur legt verantwoording af over het gevoerde beleid.
Beoordeeld wordt of het bestuur bij het nemen van de besluiten en de besturing van het
pensionfonds op een evenwichtige manier rekening heeft gehouden met de belangen van alle
belanghebbenden.
Tevens vervult het overleg tussen bestuur en verantwoordingsorgaan een rol bij het verkrijgen van
inzicht in de beleidskeuzes voor de toekomst.
Beoordelingscriteria
Om tot een beoordeling te komen heeft het verantwoordingsorgaan (VO) zich gericht op de
volgende zaken:
Doel en strategische uitgangspunten.
De kerndoelstelling is de toezegging om voor de belanghebbenden te voorzien in een levenslang
ouderdomspensioen vanaf de pensioenrichtleeftijd, partnerpensioen, wezenpensioen en
arbeidsongeschiktheidspensioen.
Een deeldoelstelling is het beleggingsrendement (performance vermogensbeheerder) dat moet
voorzien in een rendement dat de toeslagen voor de ingegane verplichtingen kan financieren.
Het gevoerde beleid.
Kostenontwikkeling.
Managementrapportage en jaarverslag van het bestuur.
Accountants- en actuariële verklaring.
Communicatie naar de achterban.
Bevindingen
Het VO komt, na het bestuur gehoord hebbende, tot de volgende bevindingen:
Ad 1:
De doelstelling om belanghebbenden te voorzien van een pensioen wordt nog steeds gehaald. . Het
behaalde beleggingsrendement lag lager t.o.v. 2012, maar boven de benchmark Het fonds voldoet
per einde boekjaar aan de minimale vermogenseis van het korte termijnherstelplan, maar blijft
onder het niveau van het Vereist Vermogen op lange termijn.
Ad 2:
Het VO is van mening dat het bestuur met volle inzet, integer en adequaat het beleid heeft
uitgevoerd. Het bestuur anticipeert tijdig op o.a. wetswijzigingen, voorschriften van de
toezichthouder en op het functioneren van externe adviseurs. Om de beleggingscommissie beter te
laten functioneren is in 2013 een nieuwe beleggingsadviseur (Sprenkels & Verschuren) ingezet die
10
naar tevredenheid functioneert. Hiermee wordt de kennisgap tussen de rapportages van AXA en het
bestuur verkleind. Tegelijkertijd is het bestuur van mening dat eigen kennis en ervaring door o.a.
workshops is toegenomen en men steeds adequater en scherper vragen stelt om informatie
transparanter te krijgen. In 2013 is fiduciair manager AXA met een aantal andere
vermogensbeheerders vergeleken om tot de beste match te komen maar dit onderzoek loopt nog en
is nog niet afgerond. Tot slot staat het bestuur kritisch tegenover haar eigen functioneren en neemt
de aanbevelingen ter harte van externe deskundigen, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie
om verder te verbeteren.
Ad 3:
De totale pensioenuitvoeringskosten zijn t.o.v. 2012 nauwelijks toegenomen en daarmee zijn de
kosten per individuele deelnemer lager.
Ad 4:
De dekkingsgraad van het fonds bedroeg per 31 december 2013 104,6% hetgeen betekent dat het
fonds op dat moment voldeed aan het minimum vereist vermogen van 104,2%. Aan het vereist
eigen vermogen (107,5%) wordt niet voldaan. Het bestuur is optimistisch dat het in 2011 ingezette
korte termijnherstelplan dat op 31 juli 2014 afloopt toereikend is. De accountant (Ernst & Young)
adviseert rondom de afloop van het korte termijnherstelplan een consistente gedragslijn aan te
houden bij het bepalen van de aannames in de voorzieningen en beleggingen. Bestuur geeft aan
hierop toe te zien.
Ad 5:
Het conceptverslag van de actuaris (Mercer), dat inmiddels goedgekeurd is, besluit met de
conclusie dat de vermogenspositie van PF Aviko niet voldoende is vanwege het reservetekort. Het
lange termijnherstelplan dat het bestuur heeft opgesteld, voorziet in herstel van dit tekort.
In het conceptverslag van de accountant (Ernst & Young) wordt gemeld dat een goedkeurende
controleverklaring afgegeven zal worden, mits de jaarrekening ongewijzigd wordt vastgesteld.
Ad 6:
Communicatie naar de deelnemers is verbeterd t.o.v. voorgaande jaren. Het is echter verontrustend
dat door het uitblijven van een akkoord met de sociale partners en de wettelijke wijzigingen de
deelnemers mogelijk te laat worden geïnformeerd over hun pensioenaanspraken. VO adviseert
pensioen bestuur dit uitstel tijdig te communiceren naar de deelnemers.
Conclusie:
Het VO concludeert op basis van voorgaande dat het bestuur in 2013 de bestuurstaken op goede
wijze heeft vervuld en zijn verbeterd t.o.v. het voorgaande jaar (zie ook punt governance in verslag
EY). Hiermee zijn de principes van een goed pensioenbestuur gerealiseerd. De gewenste
rapportages zijn aanwezig en geven een duidelijk beeld van de huidige stand van zaken met de
nodige aanbevelingen.
De vermogensontwikkeling op de lange termijn blijft een punt van zorg.
Het bestuur blijft zich, middels ervaring en scholing, ontwikkelen. Het borgen van kennis en
ervaring in het bestuur op de lange termijn vraagt om de nodige aandacht.
Het bestuur heeft in 2012 aangegeven in het licht van alle ontwikkelingen de positie op lange
termijn van het PF Aviko te onderzoeken. Hiervoor is het onderzoek ‘toekomst pensioenfonds
Aviko’ gestart onder begeleiding van Montae. Het bestuur geeft aan hiervoor de benodigde tijd te
nemen. Het VO onderschrijft dat zorgvuldigheid hier boven snelheid gaat.
Nagedacht wordt over de deelneming vanuit Duynie in het pensioenfonds van Aviko. Duynie valt
nu rechtstreeks onder Cosun en hoeft het de Aviko CAO niet noodzakelijkerwijs te volgen. Hier
11
moet op korte termijn duidelijkheid over komen anders kan dit gevolgen hebben voor de
uitvoeringsovereenkomst.
Daarnaast speelt dat de pensioenregeling aangepast moet worden o.b.v. het landelijk akkoord en de
cao-onderhandelingen. Deze “ turbulente” tijden vragen veel (tijds)inspanningen van het bestuur
dat veelal naast het dagelijkse werk moet worden uitgevoerd. Het VO krijgt echter niet de indruk
dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de bestuursactiviteiten.
Deze “turbulente” tijden/ontwikkelingen blijven echter voorlopig aanhouden en dienen met grote
zorg voortvarend te worden aangepakt. Het VO heeft er alle vertrouwen in dat het bestuur de
problemen onderkent en deze ook met de nodige zorgvuldigheid zal aanpakken. Het bestuur zal met
werkgever in gesprek blijven om de uitvoerbaarheid van de regeling te bewaken.
Stichting Pensioenfonds Aviko
Het verantwoordingsorgaan
4 juni 2014
Dhr. O. van der Gronden
Mevr. P. Flikkenschild-Dijkstra
Dhr. H. Stoltenborg
Reactie van het bestuur op het verslag van het
verantwoordingsorgaan
Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor haar kritische en constructieve opstelling. Met
betrekkig tot de volgende punten is de reactie van het bestuur als volgt:
Ten aanzien van het gevoerde beleid merkt het VO op dat de evalauatie en selectie van mogelijk
een nieuwe vermogensbeheerder naar achteren is geschoven. Op voorstel van de
beleggingscommissie heeft het bestuur besloten de evaluatie en selectie naar achter te schuiven
vanwege de volle agenda naar aanleiding van de nieuwe pensioenregelingen. Het punt blijft echter
wel op de agenda.
Het VO maakt zich zorgen over tijdige communicatie naar de achterban na wijziging van de
pensioenregeling als sociale partners het eens zijn geworden. Door de tijdsdruk kan de
zorgvuldigheid in het geding komen. Het bestuur is het hiermee eens en heeft afgesproken dat de
sociale partners aangemaand zullen worden om tijdig tot een akkoord te komen zodat het bestuur de
uitvoering en finaciering van de nieuwe regeling ook nog goed kan evalueren en vervolgens de
communicatie naar alle betrokkenen kan plaatsvinden.
Met betrekking tot de aansluiting van Duynie zal het bestuur in overleg treden met de aangesloten
ondernemingen.
Stichting Pensioenfonds Aviko
Het bestuur
12
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Hoofdlijnen
Algemeen
2013 was een bijzonder jaar voor de pensioensector. Twee dossiers spanden daarin de kroon: de
Wet versterking bestuur pensioenfondsen en het nieuwe pensioenakkoord. Met laatstgenoemde
schetst het kabinet de basis voor het toekomstige Nederlandse pensioenstelsel. Het kabinet heeft
aangekondigd te werken aan één nieuw toezichtskader voor pensioenen dat zou moeten gelden
vanaf 1 januari 2015. Helaas is het niet meer gelukt dit kader reeds vroegtijdig in 2013 tot stand te
brengen of daar zelfs duidelijkheid over te geven. Dit brengt het risico met zich mee dat tijdige
invoering vóór 1 januari 2015 in het gedrang komt.
De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is op 7 augustus 2013 in werking getreden. Deze wet
beoogt het bestuur en intern toezicht te versterken, verzwaart de geschiktheidseis voor (mede-)
beleidsbepalers, bevordert een evenwichtige belangenafweging en is erop gericht dat het
pensioenfondsbestuur meer ‘in control’ kan zijn, zodat het bestuur kan bijsturen en corrigeren
indien mogelijk. Met ingang van 1 juli 2014 zal het gekozen bestuursmodel in werking treden en
moet het bestuursmodel operationeel zijn. In verband hiermee is het Fonds druk bezig met de
implementatie van alle zaken die verband houden met het bestuursmodel waarvoor het heeft
gekozen.
Naast deze twee dossiers speelden de volgende beleidsaangelegenheden:
 evaluatie van het korte- en langetermijnherstelplan;
 onderzoek toekomst Pensioenfonds Aviko;
 keuze nieuwe beleggingsadviseur;
 opstellen en herijken van de wettelijk voorgeschreven fondsdocumenten.
De financiële positie van het Fonds, in termen van dekkingsgraad, daalde in het verslagjaar van
105,2 procent ultimo 2012 naar 104,6 procent ultimo 2013.
Herstelplan(nen)
Door de stijgende levensverwachting, de daling van de rente en de dalende aandelenkoersen, is
het Fonds sinds 31 december 2010 in een situatie van reservetekort gekomen. Doordat de
dekkingsgraad onder het Vereist Eigen Vermogen is gedaald, is door het Fonds een
langetermijnherstelplan opgesteld. In dit langetermijnherstelplan is een herstelpad aangegeven
dat ervoor moet zorgen dat de dekkingsgraad van het Fonds binnen de wettelijk gestelde termijn
van 15 jaar uit dit reservetekort komt. Dit langetermijnherstelplan is op 31 maart 2011 ingediend
bij DNB. DNB heeft op 6 juni 2011 ingestemd met dit herstelplan.
Na verder verslechterende macro-economische en politieke omstandigheden is het Fonds
vervolgens per 31 juli 2011 in een situatie van onderdekking terechtgekomen. De dekkingsgraad
bedroeg op dat moment 104,1 procent, hetgeen lager is dan het Minimaal Vereist (eigen)
Vermogen, t.w. 104,2 procent. Op basis van artikel 140 van de Pensioenwet heeft het Fonds een
kortetermijnherstelplan opgesteld. In dit herstelplan is een herstelpad en eventuele maatregelen
13
aangegeven die ervoor moet zorgen dat de dekkingsgraad van het Fonds binnen de wettelijk
gestelde termijn van 3 jaar uit deze situatie van onderdekking komt én binnen de wettelijke
termijn van 15 jaar uit de situatie van reservetekort komt.
Dit kortetermijnherstelplan is – samen met een geactualiseerd langetermijnherstelplan – op 28
september 2011 ingediend bij DNB. Na toetsing van deze plannen heeft DNB op 19 december
2011 medegedeeld in te stemmen met beide herstelplannen.
In de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het Fonds is opgenomen dat het Fonds in
een situatie van onderdekking in overleg treedt met de werkgever over te verrichten aanvullende
stortingen. Na het ontstaan van de onderdekking per eind juli 2011 heeft dit overleg
plaatsgevonden. Gelet op het feit dat de herstelkracht van het Fonds op dat moment voldoende
was, was er echter geen concrete bijstortingsvraag. Bij de evaluatie van het herstelplan naar
aanleiding van de stand per ultimo 2011, bleek het Fonds echter over onvoldoende herstelkracht
te beschikken om binnen de gestelde termijn uit de situatie van onderdekking te komen. Op dat
moment is het bestuur opnieuw in overleg getreden met de werkgever over een bijdrage in het
tekort. Dit overleg heeft geresulteerd in een toezegging van de werkgever om per eind juli 2014
een aanvullende storting te doen van € 0,5 miljoen indien de financiële positie op dat moment
niet is verbeterd. Daarnaast zullen de pensioenaanspraken met 1,1 procent worden gekort.
Deze afspraken zijn gemaakt op basis van de geprognosticeerde financiële ontwikkeling, waarbij
de toenmalig geldende DNB-definities zijn gehanteerd. Deze maatregelen zijn ook in 2013
gecommuniceerd naar alle betrokkenen.
Evaluatie herstelplan
Gelet op het van toepassing zijnde herstelplan, heeft het Fonds uiterlijk 12 februari 2014 een
evaluatie hiervan moeten indienen bij DNB. In deze evaluatie, wordt het herstelpad, dat
opgenomen is in het herstelplan, getoetst en daar waar nodig worden aanvullende maatregelen
genomen, om binnen de gestelde termijnen te voldoen aan de eisen die hieraan gesteld zijn.
De huidige realisatie ligt boven het schema van de ingediende kortetermijnherselplan.
Naar verwachting zal er bij afloop van het langetermijnherstelplan - eind 2025 - geen
reservetekort zijn.
Beleggingsresultaten
Over de gehele beleggingsportefeuille is in 2013 een negatief rendement van 3,9 procent
behaald. Het fonds heeft maar in beperkte mate kunnen profiteren van het marktherstel omdat
het defensief moest beleggen. Het fonds is geremd om risico te nemen, zeker nu de
dekkingsgraad laag is en de hieruit voortvloeiende restricties vanuit het financieel
toetsingskader. Daarom wordt vooral belegd in minder risicovolle beleggingen als
staatsobligaties en wordt het renterisico zoveel mogelijk afgedekt. Door de gestegen rente
rendeerden obligaties echter slecht (1,1%) en moest het fonds verliezen incasseren op zijn
rentederivaten in de Duration Matching Portfolio (negatief 19,5%). Aandelen deden het
daarentegen wel goed (9,7%), maar daar plukte het Fonds met een strategische weging van 11,7
procent slechts beperkt de vruchten van. Door het relatief lage risicoprofiel, is het Fonds
beschermd in zwaar weer maar tegelijkertijd is het opwaarts potentieel in stijgende financiële
markten minder uitbundig.
14
Het totale Fondsrendement, gecorrigeerd voor deze kosten, bedraagt negatief 3,9 procent. In de
beleggingenparagraaf wordt een nadere analyse van de beleggingsresultaten gegeven.
Toeslagverlening niet-actieven per 1 januari 2014
Het Fonds kent een voorwaardelijke toeslagverlening. Jaarlijks wordt getoetst of de financiële
positie van het Fonds voldoende is om, op basis van de richtlijnen voor toeslagverlening, tot
toeslagverlening over te gaan. Hierbij geldt dat de toeslag de primaire doelstelling van het Fonds,
namelijk het garanderen van de opgebouwde pensioenrechten, niet in gevaar mag brengen. Op
basis van de financiële positie van het Fonds en de door het bestuur vastgestelde richtlijnen voor
toeslagverlening heeft het bestuur op 2 december 2013 besloten dat per 1 januari 2014 geen
toeslag wordt verleend. Het bestuur is hierbij uitgegaan van de RTS zoals vanaf september 2013
voorgeschreven door DNB.
Goed pensioenfondsbestuur
Beheerste en integere bedrijfsvoering
De STAR-principes voor pension fund governance (PFG) zijn vastgelegd in een wettelijk
kader. Per 1 januari 2014 komt hier de door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid
opgestelde Code Pensioenfondsen voor in de plaats. In de Code wordt ingegaan op de rol van
het bestuur, het verantwoordingsorgaan, het belanghebbendenorgaan en het intern toezicht. De
code bevat thema’s als integraal risicomanagement, beloningen, diversiteit en verantwoord
beleggen.
Daarnaast wordt in de Code weergegeven hoe benoeming, ontslag en zittingstermijnen van
bestuursleden en leden van de andere organen geregeld worden.
Deskundigheidsbevordering
De Pensioenwet schrijft voor dat bestuurders van pensioenfondsen een zodanige mate van
kennis en ervaring dienen te bezitten dat hieraan waarborgen kunnen worden ontleend voor een
behoorlijke en adequate besturing van het pensioenfonds.
Het bestuur beschikt over een deskundigheidsplan. Dit plan is zodanig dat het bestuur als
collectief over de vereiste deskundigheid beschikt. Bij elke mutatie in het bestuur gaat het
bestuur na of die deskundigheid nog steeds aanwezig is.
Het op niveau houden van actuele kennis geschiedt veelal door middel van ‘training on the job’,
congressen en vakliteratuur. Nieuwe leden in het bestuur en het verantwoordingsorgaan worden in
de gelegenheid gesteld een basiscursus pensioenen te volgen.
Het bestuur heeft kennisgenomen van de ‘Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur’ die is
geschreven voor en door de pensioensector. De handreiking komt in de plaats van de eerdere
zelfregulering die was neergelegd in de ‘Aanbevelingen deskundig en competent
pensioenfondsbestuur’ die de Pensioenfederatie in 2011 heeft uitgebracht. Als gevolg van
nieuwe wet- en regelgeving zijn de ‘Aanbevelingen’ niet meer actueel. Met deze ‘Handreiking’
wordt beoogd bestuurders van pensioenfondsen in de gewijzigde context comfort te geven in het
15
proces van zelftoetsing, toe te kunnen werken naar en het bewaken van de eigen geschiktheid
voor de bestuursfunctie.
Compliance
Allen die verbonden zijn aan de bestuurlijke structuur van het Fonds zijn gehouden aan de
gedragscode. De gedragscode van het Fonds geeft voorschriften ter voorkoming van
belangenverstrengeling, vermijding van het gebruik van voorwetenschap en het minimaliseren
van integriteitrisico’s. Zij rapporteren dienaangaande aan de compliance officer of er zich zaken
voordoen c.q. zich hebben voorgedaan, waarvan melding is vereist.
De compliance officer heeft aan het bestuur meegedeeld dat er zich over het verslagjaar geen
zaken hebben voorgedaan die in strijd zijn met de gedragscode.
Klachten- en geschillenregeling
In artikel 22 van de statuten van het Fonds is een procedure voor geschillen opgenomen.
Daarnaast heeft het bestuur op 13 juni 2007 een klachten- en geschillenprocedure vastgesteld.
Pensioenbureau Cosun is daarbij aangewezen om eventuele klachten c.q. geschillen over de
uitvoering van het pensioenreglement in eerste instantie te behandelen. Indien partijen geen
overeenstemming bereiken over de oplossing van de klacht c.q. het geschil, wordt de
behandeling daarvan door het bestuur overgenomen.
In het verslagjaar zijn geen meldingen van klachten en/of geschillen bij het Fonds
binnengekomen.
Evaluatie functioneren
Het bestuur bespreekt jaarlijks zijn eigen functioneren, dat van de door het bestuur ingestelde
commissies en het functioneren van de pensioenuitvoeringsorganisatie (Pensioenbureau Cosun).
Ook het functioneren van de voorzitter wordt door het bestuur besproken.
Aan het Fonds zijn in 2013 geen boetes of dwangsommen dan wel een aanwijzing tot het volgen
van een bepaalde gedragslijn opgelegd door één van de toezichthouders (DNB of AFM). Ook is
er geen bewindvoerder aangesteld.
Risicomanagement
Het bestuur is zich bewust van het almaar toenemende belang van risicobeheersing. Met name
om de gevolgen van financiële risico’s zoveel mogelijk te beheersen, heeft het bestuur een
uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitgevoerde systematiek is overeenkomstig de analyses
zoals deze door DNB in haar risicogebaseerd toezicht worden uitgevoerd. Door middel van deze
risicoanalyse is op een gestructureerde wijze in beeld gebracht in hoeverre onder meer de
strategie, het beleid, de activiteiten, de interne processen en de interactie van pensioenfondsen
met de buitenwereld kunnen leiden tot risico’s. Tevens is in beeld gebracht in welke mate deze
risico’s door het Fonds zelf wordt onderkend en vervolgens door middel van maatregelen
worden beheerst.
16
Nevenactiviteiten van het Fonds
Het Fonds oefent geen nevenactiviteiten uit.
Uitbesteding
Administratie en bestuursondersteuning
Pensioenbureau Cosun legt jaarlijks verantwoording af aan het bestuur over de uitvoering zoals
verwoord in de met haar afgesloten uitbestedingsovereenkomst. Deze verantwoording vond op
10 maart 2014 plaats. De dienstverlening heeft conform de gemaakte afspraken met het Bestuur
plaatsgevonden.
Beleggingen
Fiduciair manager AXA IM rapporteert de beleggingscommissie maandelijks schriftelijk over de
behaalde resultaten. Daarnaast vindt minimaal eens per kwartaal mondelinge en schriftelijke
rapportage aan de beleggingscommissie plaats, waarbij o.a. performance, strategie, visie en
outlook per beleggingsfonds aan de orde komen. De bestuursvertegenwoordigers in de
beleggingscommissie rapporteren vervolgens aan het voltallige bestuur.
AXA IM verstrekt het Fonds jaarlijks een zogenaamde SSAE 16-rapportage. Door middel van
deze rapportage vormt het bestuur zich een oordeel over de kwaliteit van de
beheersingsmaatregelen die AXA IM heeft getroffen.
Het bestuur heeft een onafhankelijke organisatie, i.c. State Street, aangesteld als bewaarbank van
het Fonds. State Street verstrekt het Fonds jaarlijks een rapportage op basis van ISAE
3402/SSAE 16. Daarnaast heeft het bestuur WM Company (onderdeel van State Street)
ingeschakeld voor de ‘overall’ onafhankelijke performancemeting van het Fonds.
Oordeel kwaliteit van de beheersingsmaatregelen
Na bestudering van de stukken zijn er geen noemenswaardige afwijkingen tussen het raamwerk en
de richtlijnen geconstateerd.
Communicatie
Het bestuur heeft een communicatieplan opgesteld waarin de beleids- en
uitvoeringsuitgangspunten van het Fonds zijn opgenomen. Het bestuur ziet toe op de uitvoering
van dit plan.
Met dit plan voldoet het Fonds aan de eisen zoals gesteld in de Pensioenwet.
Uniform Pensioenoverzicht
Het Uniform PensioenOverzicht (UPO) is gezamenlijk door de belangenorganisaties van
pensioenfondsen en verzekeraars ontworpen om deelnemers op een eenduidige manier jaarlijks
te informeren over hun huidige en toekomstige pensioensituatie. Het UPO geeft de deelnemers
17
inzicht in hun inkomen bij pensionering, bij arbeidsongeschiktheid en het pensioen voor
nabestaanden bij overlijden.
Het UPO is in september 2013 verzonden naar alle actieve deelnemers.
Informatiebrieven over herstelplan(nen)
In het kader van het korte- en langetermijnherstelplan waarin het Fonds verkeert, heeft het
bestuur alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden door middel presentaties en een brief
geïnformeerd over de stand van zaken binnen het Fonds.
Overige informatie(verplichtingen)
Pensioengerechtigden ontvingen naast de fiscale jaaropgave conform de Pensioenwet
informatie over wijzigingen ten aanzien van de pensioenuitkering, zoals toeslagverlening en
wettelijke inhoudingen.
Alle werknemers van Aviko B.V. in Nederland ontvangen twee keer per jaar het
Personeelsblad ‘Aviko Info’. In dit blad staat ook van het bestuur van het Fonds een artikel, dat
ingaat op actualiteiten en/of onderwerpen binnen de pensioenregeling.
Website
Reglementen, statuten, jaarverslagen en informatie over de dekkingsgraad van het Fonds zijn
openbaar beschikbaar via de website van Cosun:
www.cosun.nl/over cosun/pensioenfondsen, in het menu kan er dan gekozen worden voor
Stichting Pensioenfonds Aviko.
Toezicht AFM op informatievoorziening
De AFM ziet toe op de informatievoorziening van pensioenfondsen aan deelnemers. De AFM
beoordeelt of de informatievoorziening tijdig, duidelijk en begrijpelijk is. De tijdigheid is de
meest concrete voorwaarde, die ook het best constateerbaar is.
Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico
Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het Fonds raakt. Het gaat hier
immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het Fonds op zijn
aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou
moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk.
Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht, vanwege zaken als getoetste
betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief,
geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van
bestuursbesluiten. Desalniettemin is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten ter
vermindering van dit risico.
18
Bestuursaangelegenheden
Bestuur
Vergaderingen
Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Aviko kwam in 2013 zeven keer bijeen.
Daarnaast kwamen vertegenwoordigers van het bestuur twee keer bijeen met het
verantwoordingsorgaan.
Naast de periodiek terugkerende onderwerpen, heeft het bestuur onder meer aandacht besteed
aan de volgende zaken:
 lange- en kortetermijnherstelplan;
 communicatie over financiële positie met verzekerden en aangesloten ondernemingen;
 rapport visitatiecommissie;
 herijking formele fondsdocumenten;
 aanpassingen pensioenreglement 2014 m.b.t. Witteveenkader;
 toekomst pensioenfonds;
 Pensioenakkoord en hoofdlijnennotitie herziening FTK pensioenen;
 Wet versterking bestuur pensioenfondsen;
 beleid renteafdekking;
 status onderhandelingen sociale partners over nieuw pensioencontract;
 bestuurlijk functioneren;
 veranderende wetgeving clustermunitie;
 themaonderzoek DNB m.b.t. uitbesteding vermogensbeheer;
 aanstelling en evaluatie nieuwe beleggingsadviseur;
 transitieplan nieuw FTK;
 aanpassing inkomensafhankelijke correctiefactoren in overlevingsgrondslagen;
 bezetting uitvoeringsorganisatie.
Compliance officer
De compliance officer is niet bekend met feiten c.q. zaken die niet overeenstemmen met de
gedragscode van het Fonds.
19
Pensioen
De pensioenregeling van de aangesloten ondernemingen die het Fonds uitvoert, betreft een
geïndexeerde middelloonregeling en heeft het karakter van een ‘Uitkeringsovereenkomst’ in de
zin van de Pensioenwet.
Kenmerken regeling
In het jaar 2013 zijn werkgever en vakorganisaties overeengekomen om in 2013 af te wijken van
het pensioenreglement door de pensioenopbouw voor actieve werknemers eenmalig op 2,19
procent te stellen en de indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken voor Aviko B.V. en
Aviko Potato B.V., in plaats van 2,0 procent, op 1,5 procent vast te stellen.
Aangezien deze afspraken pas in oktober van het verslagjaar aan het bestuur en de
uitvoeringsorganisatie zijn voorgelegd, was het te laat om deze afspraken nog in uitvoering te
kunnen nemen. De werkgever is hierover door het bestuur geïnformeerd. Werkgever en
vakorganisaties hebben vervolgens afgesproken om het beoogde verschil te verdisconteren in de
pensioenopbouw van 2014.
De kenmerken van de basispensioenregeling per 1 januari 2013 zijn in onderstaande tabel
weergegeven:
PENSIOENSYSTEEM
PENSIOENLEEFTIJD
PENSIOENGEVEND SALARIS
FRANCHISE
PENSIOENGRONDSLAG
OPBOUWPERCENTAGE
NABESTAANDENPENSIOEN
TIJDELIJK NABESTAANDENPENSIOEN
EIGEN BIJDRAGE
Geïndexeerde middelloonregeling
65 jaar, met mogelijkheid tot vervroeging
13 maal het per 1 januari geldende vaste
periodesalaris, vermeerderd met ploegentoeslag,
vakantietoeslag, consignatietoeslag en toeslag i.v.m.
bijzondere arbeidstijden.
€ 15.170,Pensioengevend salaris minus franchise
2,19%
35% van ouderdomspensioen
11% van het pensioensalaris, gemaximeerd op
€ 6.887,Bepaald in van toepassing zijnde CAO of
arbeidsvoorwaardenregeling
Toeslagbeleid
Deelnemers
Jaarlijks per 1 januari, worden de tot die datum opgebouwde pensioenaanspraken
onvoorwaardelijk geïndexeerd met de loonindex, te weten 2,0 procent in 2013. In het kader van
de beheersbaarheid van de pensioenpremie zijn sociale partners echter overeengekomen om
hierop een korting van 0,5 procent toe te passen. Voor de deelnemers van Rixona Venray is door
sociale partners, na het sluiten van het boekjaar 2013, een korting van 1,5 procent
overeengekomen. Deze korting is niet meer in 2013 verwerkt en zal derhalve in 2014 worden
verrekend met het toeslagpercentage per 1 januari 2014. De deelnemers zijn schriftelijk
geïnformeerd over de afgesproken toeslagverlening.
20
Betreffende toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de toeslagenmatrix zoals
gepubliceerd door DNB in de beleidsregel toeslagenmatrix van 26 februari 2007. Dit houdt in
dat:
 de toeslag onvoorwaardelijk wordt toegekend;
 het Fonds geen geld heeft gereserveerd om de pensioenopbouw in de toekomst te verhogen;
 het Fonds de toekomstige verhogingen uit extra pensioenpremies betaalt.
Arbeidsongeschikten
De pensioengrondslagen van deelnemers die premievrije deelneming wegens
arbeidsongeschiktheid genieten, worden jaarlijks per 1 januari onvoorwaardelijk met de
loonindex geïndexeerd. Hierbij zij opgemerkt dat voor het jaar 2013 een eenmalige korting van
0,5 procentpunt is toegepast. Voor arbeidsongeschikten van Rixona Venray zal deze korting in
2014 worden verhoogd naar 1,5 procent welke zal worden verrekend met de toeslagverlening per
1 januari 2014. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de toeslagenmatrix
zoals gepubliceerd door DNB in de beleidsregel toeslagenmatrix van 26 februari 2007. Dit houdt
in dat:
 de toeslag onvoorwaardelijk wordt toegekend;
 het Fonds geld heeft gereserveerd om de opgebouwde pensioenen in de toekomst te
verhogen.
Pensioengerechtigden en ‘Slapers’
Op de opgebouwde pensioenrechten van pensioengerechtigden en op de opgebouwde
pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers (‘slapers’) wordt jaarlijks op 1 januari een
toeslag verleend van in beginsel maximaal de prijsindex.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks of en in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken
worden aangepast. Er wordt hiervoor niet gereserveerd uit de premies, oftewel: de premie is geen
financieringsmiddel om de toeslagen te kunnen betalen.
Uitgangspunt voor de toeslagverlening op de aanspraken van de inactieven is de staffel die het
bestuur als leidraad hanteert. In de besluitvorming zal echter nooit sprake zijn van automatische
toepassing hiervan. De staffel is als volgt opgesteld:
 0 procent toeslagverlening bij een dekkingsgraad onder 115 procent;
 25 procent toeslagverlening als de dekkingsgraad tussen de 115 en 120 procent ligt;
 50 procent toeslagverlening als de dekkingsgraad tussen de 120 en 130 procent ligt;
 75 procent toeslagverlening als de dekkingsgraad tussen de 130 en 140 procent ligt;
 100 procent toeslagverlening als de dekkingsgraad boven de 140 procent ligt met de
mogelijkheid tot inhaaltoeslag.
Op basis van een in 2012 uitgevoerde studie geldt ten aanzien van het toeslagbeleid dat voor de
komende 15 jaar naar verwachting gemiddeld tussen de 25 procent en 35 procent van de prijsindex
zal worden toegekend.
Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid voor pensioengerechtigden en gewezen
deelnemers te typeren is conform categorie D1 van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door
DNB in de beleidsregel toeslagenmatrix van 26 februari 2007. Dit houdt in dat:
 toeslagverlening voorwaardelijk is;
 toezegging zoveel mogelijk gekoppeld wordt aan de prijsontwikkeling;
21


er geen reserve wordt aangehouden voor toekomstige toeslagverlening;
toeslagverlening gefinancierd wordt uit overrendementen.
Verwachte wijzigingen komend jaar
Gelet op het pensioenakkoord en de verwachte veranderingen in de wetgeving hieromtrent, is
pensioen en de pensioenregeling, ook in 2014 onderwerp van overleg tussen de CAO-partijen.
Eventuele wijzigingen hieruit voortkomend zullen worden verwerkt in het pensioenreglement.
22
Mutatieoverzicht deelnemers
Het aantal actieve deelnemers van het Fonds is met bijna 5 procent gestegen ten opzichte van
2012. Het aantal personen met premievrije aanspraken steeg met 6 procent. Het aantal
uitkeringsgerechtigden steeg met meer dan 2 procent.
Actieve deelnemers
MANNEN
VROUWEN
TOTAAL
Aantal op 31 december 2012
Nieuwe toetredingen
Hertoetreding
Overleden
Gepensioneerd
Vertrokken met
Premievrije aanspraken
Vertrokken zonder
aanspraken
873
105
4
-1
-8
177
12
1
-1
0
1.050
117
5
-2
-8
-53
-6
-59
0
-1
-1
Aantal op 31 december 2013
920
182
1.102
Premievrije deelnemers
Aantal op 31 december 2012
Wegens vertrek
Overleden
Gepensioneerd
Waardeoverdracht
Naar actief
Afkoop
MANNEN
VROUWEN
513
53
-2
-6
-7
-4
134
6
0
0
0
-1
647
59
-2
-6
-7
-5
Aantal op 31 december 2013
547
139
686
Pensioengerechtigden
Aantal op 31 december 2012
Gepensioneerd
Weduwen
Overleden
Einde/ingang recht
Afkoop
MANNEN
VROUWEN
WEZEN
200
14
1
-10
0
0
115
0
9
-2
0
-1
23
0
0
0
-3
0
338
14
10
-12
-3
-1
Aantal op 31 december 2013
205
121
20
346
23
TOTAAL
TOTAAL
Beleggingen
Beleggingsklimaat
Economie en financiële markten 2013
Ondanks het geruzie over het overheidsbudget in de US is de economie in 2013 daar aangetrokken.
Er werden weer banen gecreëerd, de huizenprijzen zaten in de lift en Wall Street eindigde het jaar
aanzienlijk hoger. De lange rente in de US is aanzienlijk gestegen als het gevolg van de “tapering”
discussie binnen de FED. De markt raakt er meer en meer van overtuigd dat het monetaire beleid in
de US aan de vooravond staat van een verandering.
Het was ook een beter jaar voor de Eurozone hoewel de verbetering niet gelijkmatig verdeeld was.
Noord Europa -onder leiding van Duitsland- had een solide jaar, de werkloosheid nam af hetgeen
een stimulans was voor de koopkracht ontwikkeling. Voor Zuid Europa was het wederom een
moeilijk en teleurstellend jaar met toenemende werkeloosheid. De economische cijfers verbeterden
echter wel. Hoewel de crisis nog niet achter ons ligt lijkt het ergste wel achter de rug. De
verwachting van AXA IM is dat de groei in Europa in 2014 meer evenwichtig zal zijn.
De opkomende landen hebben sterk geprofiteerd van de “hunt for yield” van Westerse
investeerders. De rentes in een groot aantal opkomende economieën is hierdoor aanzienlijk gedaald
wat geleid heeft tot een sterke groei, en in sommige gevallen tot een buitensporige groei van de
lokale kredietverlening.
Rentesituatie ultimo 2013
2013 bracht een keerpunt voor de rente: na meerdere jaren van daling was er in 2013 een stijging
van de rente. De grafiek laat de ontwikkeling van de 20 jaars zero coupon EURO swap rate zien.
Van 2009 tot 2012 is de rente, zij het met enige volatiliteit gedaald. In 2012 daalde deze swap rate
55 basispunten, tot aan 1,86 procent in juni. In 2013 steeg vervolgens het renteniveau weer met 50
basispunten.
Strategische uitgangspunten
Toeslagen kunnen slechts dan gerealiseerd worden als de aangroei van de beleggingen
gemiddeld hoger is dan de aangroei van de nominale verplichtingen.
Hogere ambities kunnen alleen worden behaald met hogere beleggingsrisico’s. De strategische
en zo nodig tactische keuzes op dit vlak zijn de verantwoordelijkheid van het bestuur. Het
bestuur heeft besloten een deel van de beschikbare middelen zodanig te beleggen, dat de
effecten van rentemutaties op de waardering van de pensioenverplichtingen door
overeenkomstige waarderingseffecten op de bezittingen verkleind worden. De feitelijke
afdekking van deze rente-effecten gebeurt door het beleggen in zogenaamde renteswaps,
waarmee per einde verslagjaar circa 76 procent van het renterisico op de verplichtingen is
afgedekt. Hierbij zij opgemerkt dat het hiervoor genoemde percentage is gebaseerd op
afdekking van het economische risico, zijnde het risico dat voortvloeit uit het veranderen van
de waarde van de verplichtingen door veranderingen in de marktrente (zonder UFR).
Afdekking wordt bereikt door te beleggen in de AXA IM Horizon Funds die uitsluitend bestaan
uit renteswaps en geldmarktinstrumenten. Deze renteswaps vormen de zogenaamde Duration
Matching Portfolio (DMP).
De overige beschikbare middelen zijn belegd in een zogenaamde rendementsportefeuille, met
een wereldwijd gespreide belegging in obligaties en aandelen. Deze laatste portefeuille is
bedoeld om rendementen te genereren, die uitstijgen boven de hierboven omschreven risicovrije
marktrente van de verplichtingen, met als doel de geformuleerde toeslagambitie mogelijk te
maken.
24
Vermogensbeheer
Het feitelijke vermogensbeheer wordt uitgevoerd door middel van fiduciair management en is
uitbesteed aan AXA Investment Managers (AXA IM). Op basis van de door het bestuur
goedgekeurde risicoprofielen en beleggingsspreiding heeft AXA IM, in samenwerking met de
beleggingscommissie, invulling gegeven aan de beleggingen. Op periodieke basis vindt overleg
plaats over de performance van de onderliggende beleggingsfondsen en hun
vermogensbeheerders in vergelijking met de marktontwikkelingen, de zich wijzigende
risicoprofielen, de visie met betrekking tot de ontwikkeling van diverse economische
parameters, etc.
De beleggingscommissie rapporteert op alle vergadermomenten van het bestuur over de
beleggingsresultaten.
Samenstelling en werkwijze beleggingscommissie
In 2013 heeft er een wijziging plaatsgevonden in het adviseurschap van de beleggingscommissie.
De externe adviseur, de heer Van Nunen, heeft na een periode van zes jaar de beleggingscommissie
verlaten. De heer M. Euverman en mevrouw K. Merkus van Sprenkels & Verschuren (S&V)
hebben deze taak overgenomen.
De beleggingscommissie heeft maandelijks vergaderd. Op de agenda staan standaard de
beleggingsresultaten van AXA IM. Daarnaast staan op de agenda zaken als nieuwe
beleggingsvoorstellen van AXA IM of thema-brieven van DNB. De agendapunten zijn zoveel
mogelijk strategisch van aard. Alle voorstellen worden voorzien van ‘voorleggers’ waarin de
thematiek in een strategisch kader wordt geplaatst. Een voorlegger vat de geboden informatie
samen en legt het te nemen besluit voor aan de beleggingscommissie evenals de voors en
tegens. Eens in de maand wordt relatief veel aandacht besteed aan de portefeuilleresultaten en
minder aan andere zaken.
Risicobudget en bandbreedtes
Het Fonds hanteert ten aanzien van het risicobudget de volgende richtlijnen:
DEKKINGSGRAAD
Indicatieve verdeling
RISICOBUDGET
(uitgedrukt in
tracking error)
ZAKELIJKE
WAARDEN
VASTRENTENDE
WAARDEN
%
%
%
%
< 115
115 - 120
120 - 130
130 - 140
> 140
2,5-4,0
5,0
5,8
6,8
7,7
20
25
30
35
40
80
75
70
65
60
25
Beleggingsbeleid
De investment beliefs en het geldende risicobudgetbeleidskader zijn het uitgangspunt voor de
strategische beleggingsportefeuille die in samenwerking met de fiduciair manager is samengesteld.
Deze portefeuille is zodanig ingericht dat de gevoeligheid voor rentebewegingen beperkt wordt. Dit
wordt bereikt door te beleggen in de AXA IM Horizon Funds die uitsluitend bestaan uit renteswaps
en geldmarktinstrumenten. Er wordt gewerkt met een hefboom in de Horizon Funds, waardoor de
omvang van de benodigde middelen ter realisatie van de renteafdekking verkleind wordt. Hierdoor
kan een groter deel belegd worden in andere vermogenscategorieën, waardoor een efficiëntere
kapitaalallocatie mogelijk wordt.
De volledige beleggingsportefeuille wordt beheerd door de fiduciair manager. Het Fonds is
betrokken bij de selectie van de fondsmanagers en accordeert alle fondsmanagers die
opgenomen worden in de beleggingsportefeuille.
Diversificatie is een belangrijk uitgangspunt bij het vaststellen van de beleggingsportefeuille.
Naast de traditionele beleggingscategorieën, zoals aandelen en obligaties, zijn ook alternatieve
beleggingscategorieën opgenomen zoals private equity en hedgefondsen.
Ten aanzien van de in 2012 ingevoerde nieuwe rentetermijnstructuur (incl. UFR) is met betrekking
tot het toepassen van het risicobudget en het afdekken van het renterisico het volgende beleid
afgesproken;
 er wordt vastgehouden aan de rentetermijnstructuur op basis van marktrente;
 het beleidskader wordt gehandhaafd, waarbij:
o de hedge ratio afhankelijk is van de rentevoet (RTS = marktrente);
o de dekkingsgraad berekend wordt met behulp van de UFR, dat wil zeggen de dekkingsgraad
zoals die wordt gerapporteerd aan DNB en
o de risicograad, zijnde het risicobudget dat hoort bij een het niveau van de dekkingsgraad.
De richtlijnen voor de allocatie van de zakelijke waarden en de toegestane tracking error worden
bepaald aan de hand van de dekkingsgraad op UFR-basis. Dit is in lijn met de aan de DNB
gerapporteerde dekkingsgraad.
Tactisch beleid
Het Fonds voert geen tactisch beleid aangezien het bestuur er niet van overtuigd is dat dit waarde
toevoegt. Het enige tactische beleid dat het Fonds voert, beperkt zich tot onder- of overweging van
bepaalde beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische weging zoals o.a. bij
koersontwikkeling, opbouw van een belang in een activaklasse en ten behoeve van risicobeperking.
Er vinden dus geen actieve over- en onderwegingen plaats op basis van marktvisie voor elk van de
beleggingscategorieën.
Verantwoord beleggen
Het bestuur heeft haar beleid met betrekking tot verantwoord beleggen nader geformuleerd. Bij de
uitgangspunten is opgenomen dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met algemeen
aanvaarde ethische beginselen zoals:
 respect voor de kernrechten van de mens,
 het zich niet schuldig maken aan ernstige vormen van kinderarbeid,
 het zich onthouden van:
o betrokkenheid bij dwangarbeid,
o ernstige vormen van corruptie,
o zware vormen van milieuvervuiling,
26
 geen betrokkenheid bij de productie en ontwikkeling van controversiële wapensystemen, bij de
verschaffing van diensten voor de ontwikkeling, het gebruik en het onderhoud van deze
wapensystemen, of bij controversiële wapenhandel.
De strategische asset allocatie geeft aan voor welk percentage de verschillende assetcategorieën in
de totale portefeuille worden opgenomen. De strategische en de feitelijke beleggingsallocatie van
het Fonds per jaareinde kunnen als volgt worden samengevat:
STRATEGISCHE
ALLOCATIE
%
FEITELIJKE ALLOCATIE PER
31 DECEMBER 2013
%
x € 1.000
Duration Matching Portfolio
24,8
29,7
57.585
Obligaties
55,3
50,2
97.121
Obligaties wereldwijd
Obligaties opkomende markten
Investment Grade Euro Credit
Investment Grade High Yield Credit
Aandelen
37,1
4,6
9,2
4,4
14,3
Aandelen wereldwijd
Aandelen opkomende markten
Aandelen infrastructuur
Aandelen Onroerend goed
34,4
4,7
6,7
4,4
14,3
6,7
2,9
2,5
2,2
66.554
9.025
13.059
8.483
27.728
6,8
2,9
2,5
2,1
13.206
5.563
4.849
4.110
Vastgoed
0,9
0,6
1.215
Overige beleggingen
4,7
4,9
9.440
Hedge funds
Private Equity
Liquidity
3,3
1,4
0,0
Derivaten
Totaal belegd vermogen
100,0
3,2
1,4
0,3
6.310
2.637
493
0,3
567
100,0
193.656
Totaal beleggingsresultaat
Het rendement op de beleggingsportefeuille wordt op total returnbasis gemeten. Dit wil zeggen
dat naast directe opbrengsten zoals couponrente en dividend, ook de indirecte opbrengsten in het
resultaat worden betrokken. Deze indirecte opbrengsten worden gevormd door de
marktwaardeverandering van (onderdelen van) de beleggingsportefeuille.
Het Fonds heeft over 2013 een totaal rendement behaald van -3,9 procent (2012: 12,7 procent). De
totale portefeuille is opgedeeld in een Duration Matching Portfolio en een rendementsportefeuille.
De rendementsportefeuille heeft in 2013 een rendement (inclusief valutaportefeuille) behaald van
4,2 procent (2012: 6,8 procent) ten opzichte van de benchmark van 3,0 procent (2012: 5,3 procent).
27
Per beleggingscategorie bedraagt het totaal rendement:
BELEGGINGSCATEGORIE
PERFORMANCE 2013
IN %
Vastrentende waarden:
Obligaties wereldwijd
Obligaties opkomende markten
IG Euro Credit
IG Euro High Yield Bond
1,1
Niet beursgenoteerde vastgoed(fondsen):
3,8
Aandelen:
Aandelen wereldwijd
Aandelen opkomende markten
Beursgenoteerd infrastructuur
Beursgenoteerd vastgoed
9,7
Private Equity
11,3
Hedge funds:
5,8
Totaal Rendementsportefeuille1)
3,3
Duration Matching; Horizon Funds
Totaal
-19,5
-3,9
1,6
-8,1
4,1
1,0
21,2
-9,0
13,7
-1,9
1) Exclusief Duration Matchting Portfolio en Valutaportefeuille.
Vastrentende waarden
In de US was met name het 3e en 4e kwartaal van belang voor de vastrentende markt. De geruchten
over ‘tapering’ en de conflicten rondom de begroting hadden een aanzienlijke impact op het midden
en lange eind van de rentecurve. De lange rente steeg sterk. Aan het korte eind van de curve was er
weinig beweging als gevolg van de nog steeds ruime monetaire politiek van de FED.
Ook in Europa was er een lichte stijging van de lange rente in Duitsland maar de lage inflatie en de
zwakke Europese economie hield de stijging in toom. De rentes in Zuid Europa daalden aanzienlijk
omdat het einde van de crisis in zicht kwam en de hoge rendementen aantrekkelijk bleken voor veel
beleggers.
Resultaat vastrentende waarden
De vastrentende portefeuille heeft een positief resultaat van 1,1 procent behaald in 2013 (2012: 5,8
procent). Het belang in FITR en IG Euro Credits werd verkleind ten gunste van het belang in IG
High Yield Credits. Het rendement van FITR bedroeg 1,6 procent. IG Euro credit behaalde een
rendement van 4,1 procent IG High Yield credits 1 procent.
Belegging in schulden van opkomende markten was voor dit jaar de favoriete beleggingscategorie.
Nu het kalenderjaar ten einde is, kan de balans worden opgemaakt: de betreffende
28
beleggingscategorie heeft met een negatief rendement van minus 8,1 procent zwaar teleurgesteld.
De tegenvallende resultaten van deze categorie hangen sterk samen met de aangekondigde afbouw
van het steunbeleid in de VS. De rentestijging die daarvan het gevolg zou kunnen zijn, leidde tot
een forse uitstroom uit waardepapier van deze opkomende landen.
Om in te spelen op deze hoge verwachting werd de categorie Emerging market debt in het begin
van het jaar relatief sterk uitgebreid waarbij belang in Ashmore werd verkocht en investering
plaatsvond in de fondsen Pimco en Stone Harbor.
Door de rentestijging, na jaren van daling, heeft de DMP portefeuille over 2013 een negatief
resultaat behaald van 19,5 procent (2012: 26,1 procent positief).
Vastgoed
Nadat de vastgoedmarkten in 2008 en 2009 zijn gedaald, is er de laatste jaren sprake van licht
herstel in Europa. De prijzen passen zich steeds meer aan richting de werkelijke waarde en dalen in
overgewaardeerde markten en stijgen in ondergewaardeerde markten. AXA IM geeft aan dat
diversificatie over landen, steden en asset type nog steeds van groot belang is en prefereert
dynamische steden in snel groeiende economieën.
Resultaat vastgoedfondsen
De AXA-vastgoedfondsen ‘AXA Immosolutions’ en ‘AXA Immoselect’ zijn beide, evenals een
groot aantal andere Europese vastgoedfondsen, in dermate grote liquiditeitsproblemen gekomen
dat, mede door de Duitse regelgeving, liquidatie het gevolg was. Door de verplichting tot verkoop
worden panden tegen lagere prijzen dan de boekwaarde verkocht en worden nog te verkopen
panden tussentijds afgewaardeerd. Voor het Immoselectfonds geldt dat deze stukken momenteel op
een secundaire markt verhandeld worden tegen een discount van ruim 30 procent. Door prudente
waardering neemt het Fonds deze negatieve effecten al zoveel mogelijk mee in de
balanswaardering. Hierbij zij opgemerkt dat de grootste afwaarderingen reeds in 2012 hebben
plaatsgevonden. Het totale rendement van beide fondsen bedraagt 3,8 procent.
Aandelen
De monetaire politiek van zowel de ECB, de FED als de BoJ heeft geresulteerd in aanzienlijke
winsten op de aandelenmarkten in Europa, De US en Japan.
In Europa was de DAX 25,5 procent omhoog terwijl de Spaanse markt het niet veel slechter deed
met een stijging van 20,9 procent. De aankondiging van de FED dat zij zou beginnen met het
‘taperen’ van het aankopen van effecten in de markt omdat de economie het weer beter deed,
leidde ertoe dat de S&P 500 nog verder omhoog ging en een ‘all time high’ bereikte. 2013 werd
afgesloten met een winst van 29,6 procent. De beurzen in de opkomende markten hadden een slecht
jaar en bleven ver achter bij de Westerse beurzen. Dit was met name het gevolg van de discussie en
uiteindelijk het daadwerkelijk verminderen van de aankoop van effecten door de FED. Deze
aankoop had geleid tot een grote toename van de liquiditeiten en een groot deel van die liquiditeiten
vond zijn weg naar de opkomende economieën en leidde tot lage renteniveaus en hoge beurzen.
Toen werd aangekondigd dat deze liquiditeiten zouden afnemen had dit het tegenovergestelde
effect.
29
Resultaat aandelen
Op de aandelenportefeuille is een rendement behaald van 9,7 procent. Ontwikkelde markten
profiteerden van de monetaire politiek. Aandelen wereldwijd hadden een performance van 21,2
procent. Opkomende markten lagen sterk onder druk en hadden een negatieve performance van 9
procent.
Beursgenoteerd infrastructuur had een positieve performance van 13,7 procent en beursgenoteerd
vastgoed minus 1,9 procent.
Alternatieve beleggingen
De meeste hedge fund strategieën hebben een goed rendement behaald in 2013. Met name de
long/short equity en de equity gerelateerde strategieën deden het goed. Deze strategieën
profiteerden van een sterk oplopende markt maar ook van een grote mate van ‘dispersion’ (het
verschil in rendement tussen aandelen, industrieën en geografieën). Global Macro had een
moeilijker jaar hoewel er ook in die strategie managers waren die het uitstekend hebben gedaan en
die profiteerden van trends in met name de Yen en de Japanse aandelen markt. De markt voor
CTAs blijft moeilijk zolang de markt gedomineerd wordt door centrale bankiers en politici.
Resultaat alternatieve beleggingen
In 2013 was Aviko belegd in het AXA Alternative Premium fund en behaalde hiermee een
rendement van 5,8 procent. Het rendement van Private Equity was 11,3 procent.
30
Financieel
De financiële positie, weergegeven door de dekkingsgraad, kan dagelijks veranderen als gevolg
van waardering van de beleggingen, rentewijzigingen en kasstromen. In onderstaande figuur is
de ontwikkeling van de nominale dekkingsgraad van het Fonds weergegeven, samen met het
(minimaal) vereiste vermogen.
Ontwikkeling dekkingsgraad laatste 12 maanden
111,0
109,0
107,0
105,0
103,0
101,0
99,0
97,0
dec
jan
feb
mrt
apr
dekkingsgraad
mei
jun
vereist vermogen
jul
aug
sep
okt
nov
dec
minimaal vereist vermogen
Samenvatting van de financiële positie van het Fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
(in duizenden euro’s)
PENSIOENVERMOGEN
€
TECHNISCHE
VOORZIENING
EIGEN
REKENING
€
198.906
-7.997
11.805
-4.322
0
0
-414
189.003
687
10.984
-4.259
-7.219
985
-996
105,2
Beleggingsresultaten
Premiebijdragen
Uitkeringen / onttrekkingen
Interest i.v.m. wijziging RTS
Aanpassing overlevingstafels
Overige
Stand per 31 december 2013
197.978
189.185
104,6
Stand per 1 januari 2013
31
DEKKINGSGRAAD
%
De dekkingsgraad van het Fonds is voornamelijk gestegen als gevolg van de positieve
beleggingsresultaten in de rendementsportefeuille en de wijziging van de
waarderingsmethodiek voor de verplichtingen. De daling van de rentetermijnstructuur en het
niet volledig afgedekt zijn van het renterisico alsmede de overgang naar een nieuwe
prognosetafel hebben negatief bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad.
In de onderstaande grafiek wordt de verandering van de dekkingsgraad opgesplitst naar oorzaak.
Op pagina 53 van het verslag wordt onderstaande opsplitsing verder gespecificeerd.
Verloop dekkingsgraad 2013
4,0%
2,8%
2,0%
0,0%
0,0%
-2,0%
-0,6%
-0,5%
-2,9%
-4,0%
Rendement beleggingen
Overige aanpassingen
Rentetermijnstructuur
Totaal
Operationele kasstromen
*) De negatieve bijdrage van de DMP ten opzichte van de ontwikkeling van de RTS wordt deels veroorzaakt door de mismatch tussen de RTS
(incl. UFR en 3-maands middeling) en de actuele marktrente en deels door de gedeeltelijke renteafdekking.
Ontwikkeling nominale en reële dekkingsgraad
110,0%
100,0%
104,6%
105,2%
90,0%
80,0%
70,0%
68,0%
60,0%
64,7%
50,0%
Nominale dekkingsgraad
Reële dekkingsgraad
2013
2012
De nominale dekkingsgraad geeft de dekking van de nominale aanspraken weer en houdt
daarmee geen rekening met toekomstige verhogingen door toeslagverlening. Het Fonds heeft
echter de ambitie om naast de uitkeringen van de opgebouwde aanspraken ook toeslag te
verlenen ter compensatie van algemene prijsstijgingen. De mate waarin de financiering van deze
toekomstige toeslagen (uitgaande van een compensatie gelijk aan 100 procent van de
32
prijsinflatie) aanwezig is binnen het niveau van de huidige beleggingen, wordt weergegeven door
de reële dekkingsgraad.
Een reële dekkingsgraad van 100 procent is precies genoeg voor volledige indexatie van de
aanspraken. Bij een lagere (reële) dekkingsgraad is in principe slechts ruimte voor een
gedeeltelijke indexatie. Indien de nominale dekkingsgraad lager is dan 100 procent is er zelfs
helemaal geen ruimte voor een indexatie.
In onderstaande figuur worden de pensioenfondsspecifieke nominale en reële uitkeringen
getoond, alsmede de RTS zoals die ultimo 2013 gold.
18.000
4,000
16.000
3,500
14.000
3,000
12.000
2,500
10.000
2,000
8.000
1,500
6.000
1,000
4.000
Nominale kasstroom
Reële kasstroom
33
Yieldcurve
2101
2097
2093
2089
2085
2081
2077
2073
2069
2065
2061
2057
2053
2049
2045
2041
2037
2033
2029
0,000
2025
0
2021
0,500
2017
2.000
2013
Duizenden
Nominale vs. reële kasstromen incl. yieldcurve
Beheersing uitvoeringskosten
Uitvoeringskosten kunnen worden onderverdeeld in drie kostensoorten: de kosten van het
pensioenbeheer, de kosten van het vermogensbeheer en de transactiekosten van mutaties in de
beleggingsportefeuille. Het Fonds hanteert voor deze kostensoorten de omschrijvingen en definities
die hieraan zijn gegeven in de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten’ zoals opgesteld door de
Pensioenfederatie.
Kosten pensioenbeheer
Onder de kosten van pensioenbeheer worden de volgende kosten verstaan: kosten deelnemer en
gepensioneerde, werkgeverskosten, projectkosten en kosten bestuur en financieel beheer.
Gelet op het feit dat het Fonds de uitvoering van de pensioenregeling én de bestuursondersteuning
heeft uitbesteed aan Pensioenbureau Cosun, zijn de kosten van deze organisatie volledig toe te
schrijven aan de kostensoort ‘pensioenbeheer’. Daarnaast zijn er kosten voor DNB en AFM (denk
aan contributies) die hier ook onder vallen. Tot slot worden door het Fonds advies- en
controleactiviteiten ingeleend die gecategoriseerd worden onder kosten pensioenbeheer.
De kosten pensioenbeheer worden uitgedrukt in kosten per deelnemer (waarbij het aantal
deelnemers wordt bepaald door het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden; gewezen
deelnemers worden buiten beschouwing gelaten). Het aantal deelnemers ultimo 2013 is 1.448. In
onderstaande tabel worden de kosten gespecificeerd (kosten x € 1.000,-):
2013
Kosten totaal
(x € 1.000,-)
2013
Kosten per
deelnemer
(in euro’s)
2012
Kosten totaal
(x € 1.000,-)
2012
Kosten per
deelnemer
(in euro’s)
Kosten Pensioenbureau
Contributies en bijdragen
Bestuurskosten
Controle en advieskosten
96
22
19
213
65,98
15,26
13,21
147,06
91
21
8
225
65,56
15,13
5,76
162,10
Totale kosten pensioenbeheer
350
241,51
345
248,55
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer wordt verstaan: beheerkosten van de beleggingen (zoals kosten
fiduciair beheer, kosten en overige kosten).
Deze kosten worden uitgedrukt als percentage van het gemiddelde belegd vermogen van het Fonds.
Dit gemiddelde wordt – in aansluiting op de aanbeveling uitvoeringskosten van de
Pensioenfederatie – berekend door het belegd vermogen per kwartaal te middelen. Het gemiddeld
belegd vermogen van het Fonds in 2013 bedroeg circa € 191 miljoen.
34
2013
2013
2012
2012
Kosten totaal % kosten van Kosten totaal % kosten van
(x € 1.000,-)
gemiddeld
(x € 1.000,-)
gemiddeld
belegd
belegd
vermogen
vermogen
Beheerkosten fiduciair
Beheerkosten beleggingsfondsen
Kosten custodian
Kosten performancemeting
Overige kosten
275
1.116
37
13
32
0,14
0,59
0,02
0,01
0,02
275
1.546
35
14
32
0,15
0,85
0,02
0,01
0,02
Totale kosten vermogensbeheer
1.473
0,78
1.902
1,05
De beheerkosten van de beleggingsfondsen zijn schattingen gebaseerd op de opgave van de Total
Expense Ratio (TER) van de fondsmanagers. Deze TER is de verhouding van de daadwerkelijk
gemaakte kosten door de fondsmanagers ten opzichte van het totale vermogen van deze
beleggingsfondsen. De door het Fonds bedongen kortingen op de standaard management fees
zijn hiervan afgetrokken.
De beheerkosten van de verschillende beleggingsfondsen zijn in onderstaande tabel naar
categorie gespecificeerd.
2013
2013
2012
2012
Kosten totaal % kosten van Kosten totaal % kosten van
(x € 1.000,-)
gemiddeld
(x € 1.000,-)
gemiddeld
belegd
belegd
vermogen
vermogen
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Duration Matching Portefeuille
19
103
863
104
27
0,01
0,05
0,45
0,06
0,02
22
212
1.158
119
35
0,01
0,12
0,64
0,06
0,02
Totale beheerkosten
beleggingsfondsen
1.116
0,59
1.546
0,85
De totale beheerkosten zijn –als percentage van het gemiddeld belegd vermogen- gedaald ten
opzichte van 2012. Dit is veroorzaakt door de in 2012 ingezette gewijzigde benadering van de
beleggingsportefeuille. Op basis van de in 2012 opgestelde “Investment Beliefs” is ondermeer in
de ontwikkelde aandelenmarkten gekozen voor passief beleggen, hetgeen een reductie van de
kosten van deze beleggingsfondsen meebrengt. Het effect hiervan is in 2013 ten volle te zien in
de beheerkosten.
De totale kosten vermogensbeheer zijn veelal afhankelijk van de beleggingsstructuur (denk aan
actief of passief beleggen, in eigen beheer of extern beleggen (via een vermogensbeheerder of
fiduciair manager), maar ook van de beleggingsportefeuille. Zo zal beleggen in direct vastgoed
andere kosten met zich meebrengen dan in beursgenoteerde vastgoedfondsen. Vergelijk van de
bovenstaande cijfers dient dan ook in dit licht bezien te worden. Conclusies hierover zijn dan ook
alleen te trekken in een vergelijk met soortgelijke fondsen met een soortgelijke
beleggingsstructuur en beleggingsrisico.
35
Transactiekosten
Transactiekosten zijn de kosten die gepaard gaan met een (beleggings)transactie. Dit zijn geen
kosten die aan de vermogensbeheerder of fondsmanager betaald worden, maar kosten die
bijvoorbeeld aan de beurs of aan een broker betaald moeten worden of die betaald worden aan de
custodian. Onder transactiekosten worden ook in- en uitstapkosten begrepen die betaald worden
als er belegd wordt in een bepaald beleggingsfonds.
Gelet op de aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie, dienen voor
pensioenfondsen die via beleggingsfondsen beleggen, alleen de transactiekosten die het fonds
direct bij aan- en verkopen van deze beleggingsfondsen gemaakt worden aan te merken als
transactiekosten (niveau 1). De kosten die deze beleggingsfondsen zelf maken voor hun
beleggingen, hoeven niet meegenomen te worden. Deze kosten zijn inbegrepen in de TER van
deze beleggingsfondsen die ten grondslag liggen aan de beheerkosten van deze fondsen.
Uit nader onderzoek blijkt, dat gezien het volume van de aan- en verkopen van
beleggingsfondsen, geen in- en uitstapkosten worden betaald door het Fonds.
Aangezien het Fonds alleen belegt in indirecte beleggingen (beleggingsfondsen), worden geen
directe kosten gemaakt aan brokers, beurzen, etc. Wel worden transactiekosten in rekening
gebracht door de custodian. Deze kosten bedragen € 16.960,- en zijn derhalve als percentage van
het gemiddeld belegd vermogen praktisch nihil.
36
Actuarieel
Samenvatting van de actuariële analyse
(in duizenden euro’s)
2013
2012
Premieresultaat
Interestresultaat
Kostenresultaat
Resultaat aanpassing overlevingstafels
Resultaat aanpassing reserveringsmethode AO
Overig resultaat
821
-1.366
392
-985
0
28
668
8.359
359
-1.618
0
405
Totaal
-1.110
8.173
Uitkomsten solvabiliteitstoets
De dekkingsgraad bedraagt per 31 december 2013 104,6 procent (2012: 105,2 procent) en wordt
bepaald als pensioenvermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen. De vereiste
dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet
bedraagt 107,3 procent. Ultimo 2013 is derhalve sprake van een ontoereikende solvabiliteit.
Actuele actuariële grondslagen
Het Fonds hanteert per 31 december 2012 de Prognosetafel AG2012-2062. Naast de algemene
sterftekansen, heeft het CBS inkomensspecifieke sterftegegevens van de gehele Nederlandse
bevolking gepubliceerd. Dit maakt het mogelijk om een levensverwachting naar inkomen te
bepalen. Uit de door het CBS gepubliceerde gegevens heeft de actuaris van het Fonds
inkomensafhankelijke sterftekanscorrectietabellen afgeleid. Voor toepassing van deze
correctiefactoren is het Fonds ingedeeld in de inkomensklasse Hoog-Midden. De methode voor
de bepaling van de leeftijds- en inkomensafhankelijke sterftekanscorrectiefactoren is in 2013
aangepast. Dit leidt tot een toename van de technische voorziening met € 985 duizend.
Met de keuze voor deze waarderingsgrondslagen voldoet het Fonds aan de vereisten ten
aanzien van het hanteren van prudente grondslagen zoals vastgelegd in wet- en regelgeving.
Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Aviko is naar mijn mening niet voldoende,
vanwege het reservetekort.
37
Risico’s
Zowel in de jaarrekening als in het jaarverslag wordt ingegaan op de (beheersing van) risico’s.
Een meer gedetailleerde (kwantitatieve) toelichting is opgenomen in de jaarrekening.
Risico- en beheersingsbeleid
Risico heeft te maken met onzekerheden die bovendien ook kunnen leiden tot ongewenste
resultaten. Het bestuur heeft zijn beheersingsbeleid met betrekking tot risico’s
(risicomanagement) verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn
beheerstaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand worden de risico's
genoemd die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt:
 beleggingsrisico's;
 actuariële risico's;
 renterisico.
Het beheersen van risico’s wordt in een aantal fasen onderscheiden:
 identificatie van relevante risico’s;
 evaluatie relevante risico’s;
 afdekken van risico’s waar noodzakelijk en mogelijk en
 monitoren van geaccepteerde risico’s en beheersmaatregelen.
In de identificatiefase zijn alle risico’s waarvan bekend is dat ze op kunnen treden en daarnaast
een substantiële impact kunnen hebben op de financiële positie van het Fonds, als relevant
risico geïdentificeerd. Voor alle relevante risico’s is vervolgens vastgesteld of er gezien de kans
en impact van het risico additionele beheersmaatregelen nodig zijn of dat het risico
geaccepteerd wordt. Een voorbeeld van geaccepteerd risico is het marktrisico bij beleggingen.
De vergoeding voor het risico is een verwacht hoger rendement. Daarbij wordt gezocht naar
een optimum van risico en rendement via onder andere de ALM-studie. Voor niet
geaccepteerde risico’s worden beheersmaatregelen en/of de risico’s afgedekt. Voorbeelden
hiervan zijn het afdekken van het renterisico op de waardering van de pensioenverplichtingen
en het valutarisico voor de belangrijkste vreemde valuta. Ten slotte worden alle relevante
risico’s gemonitord door de werking van de beheersmaatregelen te toetsen, na te gaan of het
afdekkingsbeleid goed werkt en hoe groot de posities en risico’s zijn ten aanzien van relevante
risico’s.
Beleggingsrisico’s
Het beleggingsbeleid is vastgesteld in het licht van de Pensioenwet en de daarin opgenomen
eisen inzake de kostendekkende premie, het toeslagbeleid en het (minimaal) vereiste eigen
vermogen. De doelstelling van het beleggingsbeleid is het behalen van een hoog en stabiel
langetermijnrendement, binnen de door het bestuur vastgestelde risicoparameters en rekening
houdend met de lang- en kortlopende verplichtingen van het Fonds, de solvabiliteitseisen die aan
haar worden gesteld en de wenselijkheid van een stabiel premiebeleid.
Door middel van de ALM-studie zijn de uitgangspunten voor het strategisch beleggingsbeleid
vastgelegd. Hierin is opgenomen dat het beleggingsbeleid zal geschieden op basis van een
risicobudget, waarbij de maximaal toegestane tracking error voor de beleggingsportefeuille
38
voor een aantal dekkingsgraadniveaus is vastgesteld. Daarnaast is voor deze niveaus een
maximum percentage vastgesteld voor belegging in zakelijke waarden.
Onder tracking error wordt verstaan de mate waarin de beleggingsresultaten gemiddeld kunnen
afwijken van de benchmark, die als ijkpunt voor de performance geldt, die aan de gehele
portefeuille als doel is gesteld. Dit doel (de benchmark) is een gewenst overrendement behalen
ten opzichte van de ontwikkeling van de verplichtingen van het Fonds. De toegestane tracking
error is afhankelijk van de dekkingsgraad van het Fonds en daalt naarmate de dekkingsgraad
lager is. Dus hoe lager de dekkingsgraad hoe minder risico het Fonds in haar
beleggingsportefeuille wenst te lopen.
De fiduciair manager heeft dit risicobudget vertaald naar een optimale strategische
beleggingsportefeuille, waarbij per beleggingscategorie (asset class) eveneens maximale
risicobudgetten gelden. De vastgestelde beleggingsportefeuille omvat een grotere spreiding over
de verschillende beleggingscategorieën en regio's. De spreiding beperkt het risico van de
portefeuille. De risicogebonden inzet en spreiding van de middelen beperkt dus het
portefeuillerisico.
De risicodecompositie van de portefeuille versus de nominale verplichtingen wordt gegeven in de
volgende grafiek waarbij op asset class-niveau de toedeling van de tracking error wordt gegeven ten
opzichte van de verplichtingen.
De belangrijkste beleggingsrisico’s waar het Fonds mee te maken heeft zijn markt-, prijs-,
valuta- en kredietrisico.
39
Actuariële risico’s
In de zogenaamde Prognosetafel AG2012 – 2062, die het Fonds bij de berekening van de
technische voorziening gebruikt, is de sterftetrend verdisconteerd. Dit betekent dat rekening
wordt gehouden met de veronderstelling dat men (gemiddeld genomen) langer zal leven. Door
toepassing van deze prognosetafel is het langlevenrisico voor het Fonds gereduceerd. Overige
relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Beide
risico’s zijn herverzekerd.
Renterisico
Dit risico betreft het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en
de verplichtingen anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange
looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de
beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen,
die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de
obligatieportefeuille. In verband hiermee heeft het bestuur besloten om dit renterisico
strategisch voor 100 procent van de verplichtingen af te dekken.
Het bestuur onderkent dat er zich situaties kunnen voordoen die aanleiding zouden kunnen geven
om tijdelijk af te wijken van het strategische beleid waarbij 100 procent van de
pensioenverplichtingen wordt afgedekt tegen het risico van rentedaling. Hiertoe is in het verslagjaar
een beleidskader opgesteld waarbij, gegeven de dekkingsgraad en het daarbij geldende risicobudget
en de mogelijke renteniveaus, de hedge ratio tijdelijk kan worden verlaagd. De hedge ratio per 31
december 2013 bedraagt: 76 procent.
40
Toekomst
ALM-studie
Sociale partners buigen zich momenteel over de opzet van een nieuwe pensioenregeling. Op het
moment dat de nieuwe pensioenregeling bekend is, zal het bestuur een nieuwe ALM-studie
uitvoeren alsmede een consistentietoets.
Aanpassing fiscaal pensioenkader
Per 1 januari 2014 wordt de fiscale pensioenleeftijd verschoven van 65 naar 67 jaar, dit in
combinatie met fors verlaagde opbouwpercentages. In 2014 wordt het maximale
opbouwpercentage voor middelloonregelingen verlaagd van 2,25 procent naar 2,15 procent.
De Eerste Kamer heeft inmiddels ingestemd met een verdere verlaging tot 1,875 procent vanaf
2015.
Sociale partners zijn in overleg over aanpassing van de pensioenregeling voor 2014 en daarna.
Het bestuur hoopt dat partijen snel afspraken weten te maken die tot consistentie leiden en het
Fonds een gezond vooruitzicht bieden, alsmede het bestuur en de uitvoeringsorganisatie in staat
stellen tijdig alle noodzakelijke voorbereidingen te kunnen treffen zodat de operationele
uitvoering niet in het geding komt en het bestuur een basis heeft waarop het een
langetermijnbeleid kan voeren.
Nieuw Financieel Toetsingskader (FTK)
Hoewel de voorstellen voor het nFTK nog naar de Tweede Kamer moeten, is het uitgangspunt nog
steeds dat het nieuwe kader vanaf 1 januari 2015 gaat gelden. Het oorspronkelijke plan om
pensioenfondsen te laten kiezen uit een tweetal contracten, is vervallen. In eerste instantie bestond
het idee om pensioenfondsen uit twee pensioencontracten te laten kiezen: een zogeheten nominaal
contract óf een reëel contract. Nominaal staat voor een vrij zeker pensioen met minder kans op
indexatie, terwijl met reëel een regeling wordt bedoeld waarbij het uiteindelijke pensioen weliswaar
onzekerder is, maar meer kans maakt op indexatie. Daarvoor in de plaats heeft staatsecretaris
Klijnsma gekozen voor een middenweg: het nieuwe FTK schrijft voor dat pensioenfondsen
minimumgaranties moeten afgeven over het te verwachten pensioen en tegelijkertijd moeten
streven naar indexatie om het pensioen in lijn te houden met de prijsstijgingen. In die zin verandert
er niet zoveel aan de huidige situatie bij veel pensioenfondsen. Wat wél gaat veranderen, is dat
eventuele pensioenkortingen over een langere periode mogen worden uitgesmeerd. Op dit moment
geldt dat fondsen met een te lage dekkingsgraad die binnen drie jaar moeten herstellen, waardoor
diverse pensioenfondsen zich de afgelopen periode genoodzaakt zagen om de pensioenen te
verlagen. Een belangrijk gegeven is dat pensioenfondsen hun premie niet meer op basis van de
marktrente hoeven te berekenen, maar dat ze mogen uitgaan van een tienjaars gemiddelde van de
rente. Daarmee moet worden voorkomen dat de hoogte van de pensioenpremie van jaar tot jaar
sterk fluctueert.
Het bestuur wacht definitieve besluitvorming door de overheid af, maar vraagt zich bezorgd af
of zorgvuldige invoering per 1 januari 2015 nog gaat lukken. Vanuit administratief oogpunt is
een dergelijke ingrijpende wijziging in een pensioenregeling ergens in de loop van een boekjaar
niet gewenst.
41
Versterking bestuur pensioenfondsen
De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is op 7 augustus 2013 in werking getreden. Deze wet
beoogt het bestuur en intern toezicht van het Fonds te versterken, verzwaart de geschiktheidseis
voor (mede-) beleidsbepalers en bevordert een evenwichtige belangenafweging. De toegenomen
complexiteit van het besturen van een pensioenfonds vraagt om een adequate organisatiestructuur
én deskundige bestuurders en interne toezichthouders die controle op de organisatie kunnen
houden.
De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is erop gericht dat het pensioenfondsbestuur meer ‘in
control’ kan zijn, zodat het bestuur goed kan bijsturen en corrigeren indien nodig. De
geschiktheidseisen aan (mede-)beleidsbepalers, waaronder ook interne toezichthouders, zijn hierbij
minstens zo belangrijk als organisatorische hervormingen.
Het bestuur heeft in 2013 een keuze gemaakt uit de vijf mogelijke bestuursmodellen. Hierbij is
gekozen voor het paritair model, zonder toevoeging van externe bestuursleden, met een
visitatiecommissie. Na een positief advies hierover van het verantwoordingsorgaan is het Fonds
bezig met de implementatie van dit model waarbij tevens zoveel mogelijk rekening wordt gehouden
met de Code pensioenfondsen die op 1 januari 2014 in werking is getreden en het feit dat de Wet
versterking bestuur formeel ingaat op 1 juli 2014.
Toekomst van het Pensioenfonds
Het bestuur is een onderzoek begonnen naar de toekomst van het Fonds. Primair is de vraag of het
Fonds ook in de toekomst zelfstandig verder kan gaan. Het bestuur vindt het verstandig vooruit te
kijken en een beeld te krijgen van de keuzes die het heeft. De mogelijke opties zijn o.a.:
eigen beheer pensioenfonds (huidige situatie);
samenwerken met andere pensioenfondsen;
het fonds onderbrengen bij een ander pensioenfonds (fusie);
het fonds opheffen en de pensioenen onderbrengen bij een verzekeraar;
aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds (BPF);
PremiePensioenInstelling (PPI);
Algemeen Pensioenfonds (APF).
Het onderzoek is opgedeeld in 4 fasen.
Oriëntatie en analyse;
Nader onderzoek voorkeursscenario’s;
Besluitvorming bestuur (voorgenomen);
Uitvoering besluitvorming; implementatie en transitie.
Tot slot
In het verslagjaar is er wederom veel werk verricht. Het bestuur dankt alle betrokkenen bij het
Fonds voor hun inzet.
Breda, 3 juni 2014
Stichting Pensioenfonds Aviko
Het Bestuur
42
Jaarrekening 2013
43
Balans per 31 december 2013
(na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
(in duizenden euro’s)
Toelichting
2013
2012
Activa
BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS
5, 14
193.656
195.451
HERVERZEKERINGSDEEL TECHNISCHE VOORZIENINGEN
6
544
615
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
7
1.337
3.290
OVERIGE ACTIVA
8
3.401
1.938
198.938
201.294
Passiva
STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVE
9
8.793
9.903
TECHNISCHE VOORZIENINGEN
10
189.729
189.618
OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
11
416
1.773
198.938
201.294
Dekkingsgraad 104,6 procent (2012: 105,2 procent).
44
Staat van baten en lasten over 2013
(in duizenden euro’s)
Toelichting
2013
2012
Baten
PREMIEBIJDRAGEN
13
11.805
10.020
BELEGGNGSRESULTATEN RISICO PENSIOENFONDS
14
-7.997
21.639
OVERIGE BATEN
15
228
591
Lasten
MUTATIE VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN
VOOR RISICO VAN HET PENSIOENFONDS:
Pensioenopbouw
Toeslagverlening
Rentetoevoeging
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen
Overige mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenuitkeringen
Pensioenuitvoeringskosten
Saldo overdracht van rechten
Overige lasten
SALDO VAN BATEN EN LASTEN
45
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25 t/m 27
28
29
-10.984
99
-687
4.259
742
7.219
-136
-693
-9.351
220
-2.704
4.279
704
-10.797
0
-1.133
-181
-18.782
-4.322
-350
109
-402
-4.329
-345
0
-621
-1.110
8.173
Actuariële analyse van het saldo van baten en lasten over 2013
(in duizenden euro’s)
PREMIERESULTAAT
Premiebijdragen
Pensioenopbouw
INTERESTRESULTAAT
Beleggingsresultaten
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
Toeslagverlening
Wijziging marktrente
KOSTENRESULTAAT
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor
Pensioenuitvoeringskosten
Pensioenuitvoeringskosten
OVERIG RESULTAAT
Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdracht van rechten)
Resultaat op uitkeringen
Resultaat op sterfte
Resultaat op arbeidongeschiktheid
Resultaat aanpassing overlevingstafels
Overige lasten
TOTAAL SALDO VAN BATEN EN LASTEN
2013
2012
11.805
-10.984
821
10.020
-9.351
668
-7.997
-687
99
7.219
-1.366
21.639
-2.704
220
-10.797
8.359
742
-350
392
704
-345
359
-27
17
73
-41
-985
6
-957
0
35
617
0
-1.618
-247
-1.213
-1.110
8.173
Bestemming van het saldo van baten en lasten over 2013
(in duizenden euro’s)
46
2013
2012
Algemene reserve
-1.110
8.173
TOTAAL
-1.110
8.173
Kasstroomoverzicht over 2013
(in duizenden euro’s)
2013
2012
KASSTROOM UIT PENSIOENACTIVITEITEN
Ontvangen premies
Ontvangen waardeoverdrachten
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaalde waardeoverdrachten
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
Betaalde premies herverzekering
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
Rentebaten en –lasten
Overige baten en lasten
Toename/afname kortlopende schulden
Toename/afname vorderingen en overlopende activa
11.805
297
-4.322
-188
215
-402
-350
11
2
-1.357
-821
10.020
0
-4.329
0
722
-592
-345
-29
-131
1.359
-69
TOTAAL KASSTROOM UIT PENSIOENACTIVITEITEN
4.890
6.606
KASSTROOM UIT BELEGGINGSACTIVITEITEN
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Aankopen beleggingen
Betaalde kosten van vermogensbeheer
Toename/afname vorderingen en overlopende activa
Toename/afname kortlopende schulden
86.779
481
-92.862
-427
2.775
0
95.627
222
-102.561
-365
-2.775
0
TOTAAL KASSTROOM UIT BELEGGINGSACTIVITEITEN
-3.254
-9.852
NETTO-KASSTROOM
1.636
-3.246
Mutatie liquide middelen uit beleggingen voor risico Pensioenfonds
Mutatie liquide middelen uit beleggingen voor risico deelnemers
Mutatie liquide middelen uit overige activa
173
0
1.463
-3.488
0
242
TOTAAL MUTATIE LIQUIDE MIDDELEN
1.636
-3.246
47
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013
(bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders aangegeven)
1
Inleiding
Het doel van Stichting Pensioenfonds Aviko, statutair gevestigd te Breda, (hierna 'het Fonds') is
het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter
zake van ouderdom en overlijden. Daarnaast verstrekt het Fonds uitkeringen aan
arbeidsongeschikte deelnemers. Het Fonds geeft invulling aan de uitvoering van de
pensioenregeling van de volgende aangesloten ondernemingen:
 Aviko B.V., gevestigd te Steenderen, Lomm en Cuijk;
 Aviko Rixona B.V., gevestigd te Venray en Warffum;
 Duynie Holding B.V. gevestigd te Alphen aan den Rijn (met dochterondernemingen
Novidon B.V., Duynie B.V. en Soltens B.V.);
 Aviko Potato B.V., gevestigd te Dronten.
2
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn
opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 3 juni 2014 de jaarrekening vastgesteld.
3
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
(a)
Algemeen
Het jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van
het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet en met toepassing van de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving.
Tenzij hierna anders vermeld zijn alle bedragen in de tabellen in duizenden euro's.
Beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Pensioenverplichtingen worden
gewaardeerd tegen marktwaarde, zijde de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.
Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld.
Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
(b)
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het
bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de
toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van
baten en lasten.
De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het
verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden
beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van
activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De
daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.
48
(c)
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige
economische voordelen naar het Pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan
betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer
het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van
middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het
economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een
vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan
worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel,
samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting,
heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en
alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn
overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder
worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet
meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige
economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan
zowel een actief als een passief zijn.
(d)
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de
balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief
en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om
de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en
financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd
opgenomen.
(e)
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde
waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief
valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten
opgenomen.
(f)
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta's worden omgerekend naar euro's tegen de koers per
balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en
lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta's worden omgerekend tegen de koers per
transactiedatum.
49
(g)
Beleggingen
(g.1) Algemeen
In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde.
Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld,
vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs.
Stichting Pensioenfonds Aviko belegt voornamelijk in beleggingsfondsen. Dit kunnen zowel
beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen zijn.
Beleggingen voor risico van het Fonds en voor risico van de deelnemers worden op dezelfde
wijze gewaardeerd. Het aandeel in de totale beleggingsportefeuille dat voor risico van de
deelnemers is, is gelijk aan de som van de voorziening voor risico deelnemers.
(g.2) Vastgoed beleggingen
Indirect vastgoed kan worden onderverdeeld in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde
participaties in vastgoedinstellingen. Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde
vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de net asset value per ultimo boekjaar. Uit
prudentieoverweging kan hiervan worden afgeweken indien er een lagere handelskoers
beschikbaar is die op een secundaire markt tot stand is gekomen.
(g.3) Aandelen
De actuele waarde van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen wordt
bepaald op basis van de door de beheerder opgegeven net asset value per ultimo boekjaar.
(g.4) Vastrentende waarden
De actuele waarde van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen wordt
bepaald op basis van de door de beheerder opgegeven net asset value per ultimo boekjaar. Een
groot deel van de vastrentende waarden bestaat uit de Horizon fondsen, deze worden
gewaardeerd op de net asset value van de laatst bekende handelsdag in het verslagjaar. Bij
afwijkingen groter dan 2,5 procent tussen de waarde ultimo boekjaar en de laatst bekende
handelsdag vindt aanpassing plaats.
(g.5) Derivaten
Beleggingen in beursgenoteerde derivaten worden gewaardeerd tegen de op 31 december
bekende marktprijzen. Beleggingen welke onderhands zijn verkocht, waarvoor geen directe
marktwaardering beschikbaar is, worden gewaardeerd op basis van actuele marktparameters met
behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving schrijven voor dat derivaten met een negatieve waarde
op de passiva zijde van de balans moeten worden weergegeven.
(g.6) Overige beleggingen
Onder de categorie overige beleggingen worden die beleggingen geschaard die gezien hun aard
niet kunnen worden gerubriceerd onder een van de bovengenoemde beleggingscategorieën.
Betreffende beleggingen worden zoveel mogelijk gewaardeerd op reële waarde, te weten de
relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van
marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
(g.7) Liquide middelen
De liquide middelen en deposito’s zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
50
(h)
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als kapitaalcontracten worden
gewaardeerd op de verwachte verzekeringsuitkering bij expiratie van het
herverzekeringscontract.
Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden
verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar.
(i)
Vorderingen, overlopende activa en overige schulden
Waardering vindt plaats tegen nominale waarde; bij vorderingen verminderd met de eventueel
noodzakelijk geachte voorziening wegens mogelijke oninbaarheid.
(j)
Technische voorzieningen (TV)
De Technische Voorziening wordt gewaardeerd op de door DNB gepubliceerde
rentetermijnstructuur per balansdatum.
De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke
pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde
nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald
op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur van de kapitaalmarktrente.
Een rentetermijnstructuur geeft het verband weer tussen de looptijd van de obligatie en het
jaarlijks rendement op diezelfde obligatie. Een normale rentetermijnstructuur is oplopend. Hoe
langer de looptijd van de obligatie des te hoger is het jaarlijkse rendement. Doordat de
rentetermijnstructuur constant wijzigt, fluctueert de TV. Overigens is ook de waarde van de
beleggingen in obligaties op vergelijkbare wijze gevoelig voor wijzigingen in de
rentetermijnstructuur.
Bij de berekening van de Technische Voorziening is uitgegaan van het op de balansdatum
geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken
worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande besluiten ten aanzien van toeslagverlening
(ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de
berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Het Fonds heeft het arbeidsongeschiktheidsrisico van de actieve deelnemers volledig
herverzekerd. Dit betreft de verzekering van het arbeidsongeschiktheidspensioen, alsmede de
premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Het Fonds betaalt de verschuldigde
verzekeringspremies rechtstreeks aan de verzekeraar. De hiervoor benodigde middelen worden
onttrokken aan de pensioenpremie die het Fonds in rekening brengt bij de aangesloten
ondernemingen.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder
acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in
overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en
veronderstellingen:
51






Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door
DNB;
Overlevingstafels: prognosetafel AG2012-2062, startjaar 2014, met inkomensafhankelijke
sterftekanscorrectiefactoren Mercer 2012 op basis van correctietabel “HoogMidden”;
Onbepaald partnersysteem;
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man
en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw;
Het nabestaandenpensioen is op opbouwbasis verzekerd;
Kostenopslag ter grootte van 2 procent van de voorziening voor pensioenverplichtingen in
verband met toekomstige excassokosten.
(k) Voorzieningen voor risico van deelnemers
De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de
waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
(l)
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de indirecte methode opgesteld. Er wordt onderscheid
gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
(m) Baten en lasten
Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben.
4
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico
Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan
geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de
pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een
toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het
Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De
solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de
specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van
het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de
onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor
een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het
noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet
verminderen.
In het hoofdstuk ‘Kerncijfers’ is weergegeven hoe de vermogenssituatie en solvabiliteit de
afgelopen jaren is geweest.
52
In de volgende tabel is de verandering van de dekkingsgraad opgesplitst naar oorzaak.
2013
%
2012
%
DEKKINGSGRAAD PER 1 JANUARI
105,2
101,0
Wijziging door rendementen
Vastrentende waarden
Vastgoed
Aandelen
Overige beleggingen
Totaal (a)
1,2
0,0
1,5
0,1
2,8
2,7
-0,2
1,6
0,2
4,3
Wijziging door rentetermijnstructuur 1)
Verplichtingen
Renteafdekking
Totaal (b) 2)
4,2
-7,1
-2,9
-6,4
8,0
1,6
Wijziging door operationele kasstromen
Uitkeringen
Premie
Indexatie
Kosten
Totaal (c)
0,0
0,2
0,0
-0,2
0,0
-0,1
0,2
0,0
-0,3
-0,2
Overige aanpassingen
Toevoeging verplichtingen VPV
Reservering aanpassing overlevingstafels
Waardeoverdrachten
Aanwending IPS-kapitaal
Overigen
Totaal (d)
0,2
-0,6
0,1
0,0
-0,2
-0,5
-0,9
-0,6
0,0
0,0
0,0
-1,5
Totaal veranderingen (a+b+c+d)
-0,6
4,2
DEKKINGSGRAAD PER 31 DECEMBER
104,6
105,2
1)
Hoewel het de strategische doelstelling is om het renterisico voor 100 procent af te dekken, zal deze afdekking
nooit het gehele jaar zuiver zijn. De reden hiervan is onder andere gelegen in het feit dat de benodigde toekomstige
kasstromen niet op 1 januari van het verslagjaar beschikbaar zijn, er deelnemersmutaties c.q. aanpassing van
overlevingsgrondslagen plaatsvinden die invloed hebben op de toekomstige kasstromen en er in tactische zin kan
worden afgeweken van de strategische hedge ratio. Deze afwijking heeft invloed op de dekkingsgraad.
2) Doordat de verplichtingen worden gewaardeerd op de door DNB gepubliceerde RTS (3-maands middeling incl.
UFR) en de renteafdekking geschiedt op werkelijke marktrente, ontstaat er in 2013 een negatief resultaat op
renteafdekking.
Het vereiste vermogen
Het Pensioenfonds heeft een reservetekort indien de dekkingsgraad onder het vereiste vermogen ligt.
Voor het bepalen van het vereiste vermogen heeft de wetgever een zestal factoren gedefinieerd
waarmee de risico’s waaraan het Fonds blootstaat worden gekwantificeerd. In de volgende tabel
wordt een overzicht van deze factoren gegeven bij toepassing van de standaardtoets.
53
Huidige mix
€
%
Strategische mix
€
%
TECHNISCHE VOORZIENING
VOLGENS DE JAARREKENING
189.185
100,0
189.185
100,0
BUFFERS:
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
S10 Actief beheer risico
Diversificatie-effect
3.231
9.919
2.067
0
1.228
6.289
748
-9.688
1,7
5,2
1,1
0,0
0,6
3,3
0,4
-5,0
3.284
10.392
2.071
0
1.259
6.289
750
-9.807
1,7
5,5
1,1
0,0
0,7
3,3
0,4
-5,2
TOTAAL S (VEREISTE BUFFERS)
13.794
7,3
14.238
7,5
VEREIST VERMOGEN (ART. 132 PW)
AANWEZIG VERMOGEN
(TOTAAL ACTIVA – SCHULDEN =
PENSIOENVERMOGEN)
202.979
107,3
203.423
107,5
197.978
198.906
SALDO
-5.001
-4.517
De waarde van de eerste vijf risicofactoren is afhankelijk van de samenstelling van de beleggingen
van het Fonds. Hoe beter de beleggingen aansluiten bij de toekomstige uitkeringen, des te lager is de
waarde van de risicofactoren. De factoren zijn dan ook door middel van het beleggingsbeleid te
beïnvloeden.
De zesde factor, het verzekeringstechnisch risico, is afhankelijk van de deelnemerspopulatie van het
Fonds. Het aantal en de gemiddelde leeftijd van de deelnemers spelen daarbij een rol. Deze factor is
in mindere mate beïnvloedbaar.
De factor S10 betreft het actief beheer risico. Onder actief beheer worden afwijkende posities in
de portefeuille verstaan die door portefeuillemanagers worden ingenomen ten opzichte van de
strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van
een tracking error. Deze tracking error meet de mate van afwijking tussen het rendement van
een beleggingsportefeuille en het rendement op een benchmarkportefeuille. Een lage tracking
error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark ligt, terwijl een
hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van de benchmark afwijkt. Een hogere
tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.
Voor het bepalen van deze buffer is uitgegaan van de ex-post (dus achteraf) vastgestelde 36maands tracking error, omdat deze het beste beeld geeft van de afwijking van het behaalde
rendement ten opzichte van de benchmark. De ex-post tracking errors per fonds zijn aangeleverd
door de Fiduciair manager.
Het Fonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is
bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden door de per balansdatum lopende
valutatermijncontracten onder S3 in mindering te brengen op het belegd vermogen in vreemde
valuta.
54
Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling
van de beleggingen is uitgegaan van de huidige beleggingsmix.
Beleid en risicobeheer
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de
risico’s voor het Fonds. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
 Beleggingsbeleid;
 Premiebeleid;
 Herverzekeringsbeleid;
 Toeslagenbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien
van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt
onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur
van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling
daarvan in diverse economische scenario's.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen
beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen
geven normen en limieten (in termen van maximale tracking-error) aan waarbinnen de uitvoering
van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende
belangrijkste (beleggings)-risico's. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt
gebruikgemaakt van derivaten.
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico,
valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het beleggingsrisico
wordt bepaald door beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst
door AXA IM in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, dat wordt
veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of
generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij
waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle
wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico
kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden
gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en
futures.
Om meer inzicht te verkrijgen in de manier van bepaling van de waarde van de beleggingen, is
onderstaand overzicht opgesteld. Hierin wordt voor de totale beleggingsportefeuille per
beleggingscategorie aangegeven hoe de waarde wordt bepaald.
55
2013
Genoteerde marktprijzen als
Geen genoteerde
basis voor de waardering
marktprijzen als basis voor
Totaal
de waardering
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Liquide middelen
TOTAAL
2012
Genoteerde
marktprijzen
in actieve
markt
(niveau 1)
414
414
Afgeleid van
marktprijzen
(niveau 2)
4.802
23.617
154.707
567
78
183.771
Onafhankelijke taxaties
(niveau 3)
523
523
Overige
geschikte
waarderings
-modellen
en technieken
(niveau 3)
2.638
6.310
8.948
Genoteerde marktprijzen als
Geen genoteerde
basis voor de waardering
marktprijzen als basis voor
5.325
26.255
154.707
6.877
492
193.656
Totaal
de waardering
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Liquide middelen
TOTAAL
Genoteerde
marktprijzen
in actieve
markt
(niveau 1)
241
241
Afgeleid van
marktprijzen
(niveau 2)
4.276
23.392
153.637
374
3.538
185.217
Onafhankelijke taxaties
(niveau 3)
1.465
1.465
Overige
geschikte
waarderings
-modellen
en technieken
(niveau 3)
2.136
6.392
8.528
5.741
25.528
153.637
6.766
3.779
195.451
Het Fonds belegt hoofdzakelijk in beleggingsfondsen, waarbij de onderliggende beleggingen
gewaardeerd worden tegen marktprijzen. Vandaar dat ca. 90% van de portefeuille een grote
mate van schattingszekerheid heeft.
De waardering van één vastgoedfonds is gebaseerd op de marktwaarde van de onderliggende
onroerende goederen. Deze onroerende goederen worden periodiek door een onafhankelijke
taxateur getaxeerd.
Tot slot wordt de waarde van de Private Equity fondsen en de waarde van het Hedge fonds
gebaseerd op overige waarderingsmodellen en –technieken. Voor de Private Equity fondsen
wordt de waarde bepaald door enerzijds de fair value van de onderliggende deelnemingen en
anderzijds door de marktwaarde van de onderliggende investeringsfondsen.
De beleggingsportefeuille is onder paragraaf 5 nader toegelicht.
56
Valutarisico
Het totaalbedrag van niet in euro genoteerde beleggingsfondsen bedraagt ultimo 2013 circa 10,6
procent (2012: 2,7 procent) van de beleggingsportefeuille en is nagenoeg volledig tegen euro’s
afgedekt. De belangrijkste valuta daarin zijn USD, JPY en GBP. Het strategische beleid van het
Fonds is om alle valutaposities af te dekken, waarbij tijdelijke tactische beleidsruimte aanwezig
is. Per einde boekjaar zijn er geen uitstaande valutatermijncontracten.
Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
31 dec. 2013
31 dec. 2012
Aandelen
Vastrentende waarden
Cash
Private Equity
2.742
17.508
3
178
0
5.201
9
0
TOTAAL
20.431
5.210
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
EUR
GBP
JPY
USD
31 dec. 2013
(voor)
Valutaderivaten
€
€
172.658
1
0
20.430
31 dec. 2013
Nettopositie
(na)
€
29.409
-2.772
-2.050
-24.020
202.067
-2.771
-2.050
-3.590
31 dec. 2012
Nettopositie
(na)
€
209.963
-1.659
-1.788
-8.290
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat voor onder meer GBP-, JPY- en USDvalutatermijncontracten zijn afgesloten. De netto positie doet vermoeden dat meer is afgedekt
dan in vreemde valuta aanwezig is. Dit wordt verklaard doordat de onderliggende waarden in
GBP, USD en JPY zijn opgenomen in euro-genoteerde beleggingsfondsen.
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende
markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s
niet strategisch af te dekken.
Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de
pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente.
De voorziening wordt berekend op basis van de zero swapcurve. Deze curve is in de
onderstaande figuur voor een aantal data weergegeven:
57
RTS o.b.v. SWAP-rente
4
3,5
3
2,5
2
1,5
1
0,5
31-12-2012 actueel
31-12-2012 DNB (UFR)
31-12-2013 actueel
31-12-2013 DNB (UFR)
50Y
40Y
30Y
25Y
20Y
15Y
10Y
5Y
0
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van duration. De duration is de (met de
contante waarde van de toekomstige kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in
jaren. Ultimo 2013 bedroeg de duration van het Fonds 18,5 jaar.
Zonder durationmatching is op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter
dan de duration van de verplichtingen. Er zou derhalve sprake zijn van een zogenaamde
'duration mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder
daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur),
waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen
minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
Het beleggingsbeleid van het Fonds is gericht op het verkleinen van de duration mismatch. Dit
kan bijvoorbeeld gebeuren door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van
aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille
kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties, of door middel van renteswaps of
swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente.
Het Fonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een
langlopende obligatie, en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor).
Hierdoor wordt de duration mismatch verkleind, maar het Fonds wordt wel afhankelijk van de
ontwikkeling van de korte rente die het Pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Bij het afsluiten
van swaps kan dus mismatchrisico's worden afgedekt en worden nieuwe risico's geïntroduceerd
die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartij- en juridisch risico).
De fiduciair manager van het Fonds heeft de rentemismatch vanaf 17 oktober 2007 gehedged
door middel van investering van een deel van het vermogen in een aantal duration funds (de
zogeheten ‘Horizon Funds’). Dit zijn fondsen met verschillende looptijden die beleggen in
instrumenten zoals hierboven beschreven.
De rentegevoeligheid is in 2013 afgenomen doordat de rente is gestegen. Een liabilities duration
van 18,5 betekent dat bij een daling van de kapitaalmarktrente met 1 procentpunt de waarde van
58
de pensioenverplichtingen zal stijgen met circa 18,5 procentpunt. Deze stijging wordt
gecompenseerd door een vrijwel gelijke waardestijging van de Horizon Funds uit de DMP.
Hierdoor is de invloed van renteveranderingen op de financiële positie van het Fonds beperkt.
Doordat de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op basis van een 3-maands middeling
van de rente, waarbij rekening wordt gehouden met de UFR en de renteafdekking plaatsvindt op
basis van de marktrente, blijft er een rentemismatch ontstaan. Bij volledige renteafdekking blijft
er dus een verschil tussen de ontwikkeling op de verplichtingen en de ontwikkeling van het
vermogen.
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of
betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan
onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's
worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden
aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit
heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer
in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing vindt plaats door:
1. het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming
van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het Fonds;
2. het vragen van extra zekerheden, zoals collateral.
Ten aanzien van de aanhoudende zorgen omtrent de zogenaamde PIIGS-landen heeft het Fonds
hierop een inventarisatie gedaan op de beleggingsportefeuille en voor zover er vastgesteld kan
worden is er in deze geen materieel risico aanwezig voor het Fonds.
Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een
voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten
wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking
tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door de fiduciair manager
van het Fonds – AXA – enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten
zijn afgesloten. Hierdoor worden posities van het Fonds adequaat afgedekt door onderpand.
Aangezien de vastrentende portefeuille volledig bestaat uit beleggingsfondsen, is het niet
mogelijk om de kredietwaardigheid van de onderliggende debiteuren te tonen in de vorm van
‘ratings’. In plaats hiervan wordt een andere maatstaf voor kredietwaardigheid gegeven, de
zogenaamde ‘credit spread’. Deze maatstaf geeft de rentepremie aan boven de risicovrije rente
die bedrijven over hun obligaties moeten betalen. In 2013 varieerde deze tussen de 69 en 133
basispunten.
59
Het tegenpartijrisico in de Duration Matching Portfolio is als volgt:
Tegenpartij
RBS
Citibank
Crédit Agricole
Rating
Moody’s: A3
S&P: AFitch: A
Moody’s: Aa3
S&P: AFitch: A
Moody’s: Aa3
S&P: A
Fitch: A+
Bruto
Collateral
Netto
42.704
-43.984
-1.280
4.520
-4.312
208
4.341
-4.477
-136
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs
kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn
verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn
betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de korte termijn. Het belangrijkste liquiditeitsrisico
binnen het Fonds betreft het storten van collateral in het Horizon fund bij stijging van de rente.
Dit risico wordt beheerst door in het strategisch en tactisch beleggingsbeleid voldoende ruimte
aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe
beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's)
De belangrijkste actuariële risico’s voor het Fonds zijn de risico's van langleven, overlijden en
arbeidsongeschiktheid.
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het
risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling
van de voorziening voor pensioenverplichtingen.
Per 31 december 2013 heeft het Fonds de sterftekanscorrectiefactoren geactualiseerd naar de
nieuwe correctiefactoren op basis van het Mercer-2012 model met toepassing van 40 procent van
inkomensklasse ‘HoogMidden’ en 60 procent van inkomensklasse ‘Hoog’.
Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk een
nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor het Fonds geen voorzieningen heeft getroffen.
Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds een voorziening moet treffen
voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de
risicopremie en de werkelijk kosten wordt verwerkt via het resultaat.
Het Fonds heeft het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd bij een
externe, onder toezicht van DNB staande, verzekeringsmaatschappij. De
herverzekeringsovereenkomst expireert op 31 december 2017.
60
Risico toeslagverlening (actuariële risico’s)
Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om toeslagen te verlenen op de pensioenen van
pensioengerechtigden en ‘slapers’. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk
van de ontwikkelingen in rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt
opgemerkt dat de toezegging tot toeslagverlening voorwaardelijk is.
De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslag kan worden verleend
(ook wel aangeduid als de toeslagverleningsruimte). Voor het bepalen van de reële
dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen
een reële waarde, in plaats van tegen de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment
geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan
worden afgeleid, wordt gebruikgemaakt van een benaderingswijze.
De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de streeftoeslagverlening op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte
loon- of prijsinflatie (afhankelijk van het toeslagverleningsreglement).
Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 68,0 procent. Dit betekent dat het Fonds niet de
middelen voor volledige toeslagverlening beschikbaar heeft.
Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten
hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden
gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2 procent van het
balanstotaal uitmaakt.
In het algemeen geldt dat een concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van
activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie van de
portefeuille in regio's, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die
sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien
aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Het Fonds heeft met een relatief groot aantal asset classes een goede spreiding van het belegd
vermogen. Er wordt door middel van beleggingsfondsen belegd in zowel regio’s als sectoren.
61
In onderstaande tabellen wordt een overzicht getoond van de grootste posities in de
beleggingsportefeuille.
Sectoren
Financials
Cons Staples
Energy
Info Tech
Industrials
Cons Disc
Health Care
Materials
Telecom Services
Utilities
Landen
USA
UK
Frankrijk
Japan
China
Duitsland
Zwitserland
Brazilië
Taiwan
Canada
Australië
Nederland
Overige landen
PIIGS
Portugal
Italië
Ierland
Griekenland
Spanje
Portefeuille
%
22,2%
9,3%
9,9%
12,7%
9,8%
10,9%
8,3%
7,2%
5,9%
3,8%
Benchmark
%
22,9%
10,1%
9,9%
11,7%
10,0%
10,9%
8,6%
7,3%
5,3%
3,3%
Verschil
%
-0,7%
-0,8%
0,0%
1,0%
-0,2%
0,0%
-0,3%
-0,1%
0,6%
0,5%
Portefeuille
%
28,5%
10,7%
4,9%
4,5%
5,3%
4,6%
4,4%
4,0%
3,4%
2,1%
1,6%
1,3%
24,7%
Benchmark
%
28,3%
10,6%
4,9%
4,5%
5,9%
4,6%
4,4%
3,2%
3,5%
2,1%
1,6%
1,3%
25,1%
Verschil
%
0,2%
0,1%
0,0%
0,0%
-0,6%
0,0%
0,0%
0,8%
-0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
-0,4%
0,1%
1,1%
0,1%
0,1%
1,6%
0,1%
1,1%
0,1%
0,1%
1,6%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Overige niet-financiële risico's
Operationeel risico
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de
verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke
risico's worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de
organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie,
procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, etc. Deze
kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur door op hoofdlijnen kennis te nemen
van onder andere de SSAE 16-rapportage van de fiduciair manager.
62
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten)
niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het Fonds niet langer
verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor
andere marktpartijen, is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële
derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend
is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend
inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur
vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.
Het Fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo
veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico's bij derivaten is het kredietrisico. Dit
is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico
wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande
partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand.
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
 Futures: Dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen
worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactisch beleggingsbeleid. Tactisch
beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategisch
beleggingsbeleid.
 Putopties op aandelen: Dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het Fonds het
neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij
de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau
van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties.
 Valutatermijncontracten: Dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de
verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere
valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel
van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
 Swaps: Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting
wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door
middel van swaps kan het Fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
Bestuursrisico
Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan dat het bestuur op deelgebieden qua kennis en
know how tekort schiet. Dit al dan niet veroorzaakt door onvoorziene bestuursvacatures. Dit
risico wordt binnen de huidige opzet van het Fonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat
het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel- en een beleggingsadviseur, een eigen
Pensioenbureau en op financieel gebied door een externe accountant.
Wel zal het bestuur – mede in het kader van Pension Fund Governance én ter beheersing van het
bestuursrisico – extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Het bestuur maakt
daarbij gebruik van de expertise van de belangenorganisaties voor pensioenfondsen.
63
Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico
Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het Fonds raakt. Het gaat hier
immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nádat het Fonds op zijn
aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou
moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk.
Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste
betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief,
geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van
bestuursbesluiten. Desalniettemin is een bestuurderaansprakelijkheidsverzekering gesloten ter
vermindering van dat risico.
5
Beleggingen voor risico Pensioenfonds
Vastgoed
beleggingen
STAND PER
1 JANUARI 2012
Aankopen/verstrekkingen
Verkopen/aflossingen
Overige mutaties
Waarderingsverschillen
en verkoopresultaten
STAND PER
31 DECEMBER 2012
Aankopen/verstrekkingen
Verkopen/aflossingen
Overige mutaties
Waarderingsverschillen
en verkoopresultaten
STAND PER
31 DECEMBER 2013
Overboeking naar
passiva zijde balans
Beleggingen risico
Pensioenfonds activa
zijde balans
Aandelen
Vastrentende
waarden
Derivaten
Overige
Deposito’s
beleggingen / Liquide
middelen
1.870
16.866
141.521
-264
6.501
4.272
23.013
-17.210
71.909
-75.132
267
3.100
-3.285
-401
2.860
18.877
370
76
5.741
25.529
157.175
373
6.392
266
-341
6.607
-8.612
85.989
-75.973
-1.408
-445
-341
2.731
-12.406
1.602
363
5.325
26.255
154.785
567
6.310
0
5.325
0
26.255
0
154.785
Totaal
170.223
-3.488
102.561
-95.627
-3.488
21.782
241
195.451
173
92.862
-86.779
173
-8.051
414
0
0
567
3.729
6.310
193.656
0
414
0
193.656
Het Fonds belegt voornamelijk in beleggingsfondsen. De managers van deze fondsen beleggen
in aandelen, vastrentende waarden, derivaten en overige beleggingen. Een middel voor de
fondsmanagers om extra rendement op deze fondsen te realiseren is securities lending. Dit
betekent dat fondsmanagers de onderliggende effecten tegen een vooraf vastgestelde
vergoeding kunnen uitlenen aan derden. De opbrengsten die hieruit voortvloeien zijn
verdisconteerd in de NAV. Ultimo 2013 bedroeg het uitstaande bedrag aan securities lending
ca. € 1,1 mln. De vergoeding hiervoor wordt volledig geherinvesteerd binnen het betreffende
beleggingsfonds.
64
VASTGOEDBELEGGINGEN
2013
2012
Indirect vastgoed (participaties in beleggingsfondsen)
5.325
5.741
STAND PER 31 DECEMBER
5.325
5.741
De beleggingsfondsen AXA Immosolotions en AXA Immoselect waarin het Fonds participeert, zijn
in liquiditeitsproblemen doordat een groot aantal investeerders wil uittreden. Om hieraan tegemoet
te komen, is het management van betreffende fondsen genoodzaakt om onroerend goed te
verkopen. Als gevolg van deze noodzakelijke verkoop voorziet het Fonds een verkoopopbrengst
beneden de NAV. Hoewel pas bij verkoop zal blijken welke afwaarderingen er hebben
plaatsgevonden, neemt het Fonds al een voorschot op deze mogelijke afwaarderingen. Per
balansdatum hanteert het Fonds daarom voor het AXA Immoselect fonds de koers die op de
secundaire markt tot stand komt. Deze koers ligt ca. 50 procent lager dan de officiële NAV. Voor
het AXA Immosolutions fonds dient vooralsnog de officiële NAV te worden aangehouden,
aangezien dit fonds niet op een secundaire markt wordt verhandeld.
AANDELEN
2013
2012
Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen
26.255
25.529
STAND PER 31 DECEMBER
26.255
25.529
2013
2012
Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen
154.785
157.175
STAND PER 31 DECEMBER
154.785
157.175
2013
2012
VASTRENTENDE WAARDEN
DERIVATEN
Valutaderivaten
567
373
STAND PER 31 DECEMBER
567
373
OVERIGE BELEGGINGEN
6
2013
2012
Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen
6.310
6.392
STAND PER 31 DECEMBER
6.310
6.392
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
2013
2012
Garantiecontracten zonder beleggingsdepot
544
615
STAND PER 31 DECEMBER
544
615
65
7
Vorderingen en overlopende activa
2013
2012
Vorderingen uit hoofde van herverzekering
Vordering op aangesloten ondernemingen
Overige vorderingen
Lopende interest
Vorderingen uit af te wikkelen beleggingstransacties
153
1.182
2
0
0
501
3
11
0
2.775
STAND PER 31 DECEMBER
Alle vorderingen hebben een looptijd van korter dan één jaar.
1.337
3.290
8
Overige activa
2013
9
2012
Liquide middelen
3.401
1.938
STAND PER 31 DECEMBER
3.401
1.938
Stichtingskapitaal en reserves
ALGEMENE RESERVE
2013
2012
STAND PER 1 JANUARI
Uit bestemming saldo van baten en lasten
9.903
-1.110
1.730
8.173
STAND PER 31 DECEMBER
8.793
9.903
SOLVABILITEIT
2013
Minimaal vereist (eigen) vermogen
Vereist (eigen) vermogen
196.748
202.979
2012
196.977
204.349
De dekkingsgraad van het Fonds bedraagt 104,6 procent (2012: 105,2 procent). Volgens de
normen van de toezichthouder DNB bedraagt het vereist vermogen 107,5 procent (2012: 108,1
procent), zodat het Fonds een reservetekort heeft. Het minimaal vereist (eigen) vermogen
bedraagt 104,2 procent, zodat het Fonds geen dekkingstekort heeft.
66
10
Technische voorzieningen
2013
2012
Technische Voorziening:
 Eigen rekening
 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
189.185
544
189.003
615
STAND PER 31 DECEMBER
189.729
189.618
De mutatieoverzichten voor de voorzieningen voor pensioenverplichtingen zijn als volgt:
TECHNISCHE VOORZIENING EIGEN REKENING
2013
2012
STAND PER 1 JANUARI
Toevoeging pensioenopbouw
(Overige) toeslagen
Rentetoevoeging
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Mutatie overdrachten van rechten
Aanpassing reserveringsmethode AO
Aanpassing overlevingstafels
Overige mutaties
189.003
10.984
-99
687
-4.259
-742
-7.219
136
0
985
-291
170.221
9.351
-220
2.704
-4.279
-704
10.797
0
0
1.618
-485
STAND PER 31 DECEMBER
189.185
189.003
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,8 procent (2012: 2,5 procent).
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de
verschillende posten uit de staat van baten en lasten.
De technische voorziening naar categorieën van deelnemers is als volgt samengesteld:
2013
2012
Actieve deelnemers
Pensioengerechtigden
Gewezen deelnemers
109.128
50.589
25.758
108.635
51.906
24.756
NETTO TECHNISCHE VOORZIENING
185.475
185.297
Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
3.710
3.706
BRUTO TECHNISCHE VOORZIENING
189.185
189.003
De methode voor de berekening van de technische voorzieningen is zodanig toegepast dat er geen
sprake is van een financieringsachterstand.
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
67
Korte beschrijving van de pensioenregeling
Het reglement bevat toezeggingen van levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65
jaar, (tijdelijk) partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen.
De pensioenregeling is een geïndexeerde middelloonregeling. Voor de vaststelling van het
ouderdomspensioen wordt een pensioengrondslag vastgesteld, gelijk aan het pensioensalaris
verminderd met een franchise. De franchise is in 2013 gelijk aan € 15.170,-. Het jaarlijkse
opbouwpercentage bedraagt 2,19 procent. De reeds opgebouwde aanspraken van deelnemers
worden aangepast met het percentage van de loonindex volgens de CAO Aviko B.V / Aviko
Potato B.V.
Het partnerpensioen is vanaf 1 januari 2006 gelijk aan 35 procent van het ouderdomspensioen.
Voor bestaande deelnemers per 31 december 2005 geldt bij overlijden onder voorwaarden een
aanvulling tot een garantieniveau.
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 11 procent van het laatst vastgestelde pensioengevende
salaris met een maximum van € 6.887,- (niveau 2013), uitgaande van een voltijds dienstverband
met de werkgever. De aanspraak op tijdelijk partnerpensioen vervalt bij beëindiging van het
deelnemerschap.
Het wezenpensioen is gelijk aan 14 procent van het ouderdomspensioen.
De (gewezen) deelnemer heeft onder voorwaarden de mogelijkheid om eerder dan wel later met
pensioen te gaan dan 65 jaar. Daarbij wordt alleen het ouderdomspensioen herrekend. Voorts
heeft de deelnemer onder voorwaarden de mogelijkheid op de pensioendatum zijn
pensioenaanspraken te herschikken en/of in hoogte te variëren. Uitgangspunt hierbij is de
collectieve actuariële gelijkwaardigheid van de aanspraken.
Indien een deelnemer arbeidsongeschikt wordt, wordt - als het pensioensalaris van de deelnemer
boven de maximum WIA-grondslag ligt - een arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd.
Pensioenregelingen voor 55-plussers
Voor 55-plussers (deelnemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn) blijven de oude
pensioenregelingen in vrijwel ongewijzigde vorm bestaan. Voor de werknemers van Rixona
B.V. locatie Venray betekent dit dat vervroegde pensionering mogelijk blijft binnen de
prepensioenspaarregeling. Werknemers van Rixona B.V., locatie Warffum behouden de
mogelijkheid tot vervroegde uittreding middels de VUT-regeling van de bedrijfstak.
Werknemers van de overige aangesloten ondernemingen blijven binnen het Fonds een
prepensioen met ingangsleeftijd 62 jaar opbouwen.
Ook de regelingen voor levenslang ouderdomspensioen worden ongewijzigd voortgezet, met
dien verstande dat de O-toeslag niet langer meer pensioengevend is. Ter compensatie is in de
betreffende regelingen het jaarlijkse opbouwpercentage verhoogd en de franchise verlaagd.
Behalve voor de werknemers van Rixona B.V. locatie Venray, is het partnerpensioen met ingang
van 1 januari 2006 verlaagd van 70 procent naar 50 procent van het ouderdomspensioen onder
invoering van een garantieaanvulling bij overlijden vóór de pensioendatum.
68
Toeslagverlening
Het toeslagbeleid voor de pensioengerechtigden en ‘slapers’ kan als volgt worden verwoord.
De toeslagverlening op de pensioenrechten en pensioenaanspraken van niet-actieven wordt
jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het Fonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de
pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De toeslagverlening in een jaar is
voorwaardelijk en is mede afhankelijk van de hoogte en toekomstige ontwikkeling van de
dekkingsgraad. De toeslagverlening bedraagt maximaal de stijging van de
consumentenprijsindex (CPI) zoals vastgesteld door het CBS.
Conform de uitgangspunten van het Fonds voor toeslagverlening is er op basis van de ultimo
geldende dekkingsgraad geen ruimte voor toeslagverlening van de prijsindex.
Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is niet zeker of en in hoeverre in de
toekomst toeslag wordt verleend. Het Fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige
toeslagverlening. Toeslagverlening wordt uit toekomstige beleggingsopbrengsten gefinancierd.
De toeslagverlening voor de pensioengerechtigden en ‘slapers’ valt onder de toeslagcategorie D1
van de toeslagenmatrix.
Het toeslagbeleid voor de actieven alsmede voor de arbeidsongeschikten kan als volgt worden
verwoord.
De toeslagverlening voor actieve deelnemers alsmede voor de arbeidsongeschikten wordt
jaarlijks onvoorwaardelijk toegekend op basis van de Aviko-loonindex. De kostendekkende
premie bevat een opslag voor toeslagverlening voor actieve deelnemers. De toeslagverlening
wordt hieruit betaald.
Deze toeslagverlening voor actieven en arbeidsongeschikten valt onder de toeslagcategorie F2
van de toeslagenmatrix.
Inhaaltoeslagen
Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn
toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100 procent is geïndexeerd.
Het bestuur van het Fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil
tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagverlening. Voor de premievrije
deelnemers en de pensioengerechtigden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
Volledige toeslag
%
Per 1 januari 2014
Per 1 januari 2013
Per 1 januari 2012
Per 1 januari 2011
Per 1 januari 2010
0,90
2,03
2,33
1,38
0,40
Toegekende
toeslag
%
Verschil
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,90
2,03
2,33
1,38
0,40
%
Hierbij geldt dat de kosten van het achter het betreffende jaar genoemde toeslagpercentage zijn
verantwoord in de jaarrekening van het voorgaande jaar.
69
11
Overige schulden en overlopende passiva
2013
2012
Nog te betalen advies- en accountantskosten
Schulden aan aangesloten ondernemingen
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Nog te betalen netto uikering(en)
Valutaderivaten
Overlopende passiva
-147
-26
-137
-2
0
-104
-139
-1.403
-143
0
0
-88
STAND PER 31 DECEMBER
Alle schulden hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.
-416
-1.773
12
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Per balansdatum bestaan de volgende investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde
voorbeleggingen):
INVESTERINGSVERPLICHTINGEN
13
2013
2012
Private equity
-3.749
-1.605
TOTAAL INVESTERINGSVERPLICHTINGEN
3.749
1.605
Premiebijdragen
2013
2012
Premiebijdrage
11.805
10.020
TOTAAL
11.805
10.020
De totale bijdrage van de werkgever en werknemers bedraagt 25,7 procent van de loonsom. De
kostendekkende premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet en de feitelijke premie zijn als
volgt:
2013
Kostendekkende premie
Feitelijke premie (excl. koopsommen en toeslagen)
11.752
11.752
2012
9.981
9.981
Op grond van het bovenstaande kan worden vastgesteld dat er sprake is van een kostendekkende
premie in 2013.
70
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord, de samenstelling
van de kostendekkende premie is als volgt:
2013
14
2012
Nominale pensioeninkoop
Kostenopslag
Solvabiliteitsopslag
10.251
671
830
8.665
623
693
TOTAAL
11.752
9.981
Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds
2013
Directe
beleggingsopbrengsten
€
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Liquide middelen
Indirecte
beleggingsopbrengsten
€
Kosten van
vermogensbeheer
€
Totaal
328
0
157
0
0
-4
-341
2.731
-12.407
1.602
363
0
-11
-58
-341
-1
-14
-1
-24
2.673
-12.591
1.601
349
-5
481
-8.052
-426
-7.997
Indirecte
beleggingsopbrengsten
€
Kosten van
vermogensbeheer
€
Totaal
213
8
0
0
0
1
-401
2.860
18.877
370
76
0
-10
-48
-294
-1
-12
0
-198
2.820
18.583
369
64
1
222
21.782
-365
21.639
€
2012
Directe
beleggingsopbrengsten
€
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Liquide middelen
€
Ter toelichting geldt dat onder ‘Kosten van vermogensbeheer’ alleen kosten worden vermeld die
betrekking hebben op de uitbesteding van het vermogensbeheer aan de fiduciair manager
respectievelijk de kosten van de custodian en de externe adviseur. Onder deze kosten vallen onder
meer: advies m.b.t. structurering van de strategische beleggingsportefeuille, risicomanagement,
rapportages, bewaren van effecten en het meten van de beleggingsresultaten.
De kosten die in de beleggingsfondsen worden gemaakt, zijn begrepen in de NAV van de
betreffende fondsen. Dit betreffen kosten gerelateerd aan het beheren van deze fondsen, zoals
management- en prestatievergoedingen, administratiekosten en distributiekosten. Een inschatting
geeft aan dat de omvang van deze kosten in 2013 ca. 0,6 procent van het gemiddeld belegd
71
vermogen bedroeg. In deze kosten zijn transactiegerelateerde kosten zoals withholding tax en
stamp duties niet opgenomen. Voor verdere toelichting en specificatie van deze kosten verwijzen
wij naar paragraaf ‘Beheersing uitvoeringskosten’ in het verslag van het bestuur.
15
Overige baten
2013
16
2012
Herverzekering nabestaandenpensioen
Herverzekering wezenpensioen
Herverzekering arbeidsongeschiktheidsrisico
Interest aangesloten ondernemingen
Ontvangen UWV-uitkeringen
Interest herverzekering
Diverse baten en lasten
136
36
43
9
0
2
2
637
28
57
0
0
0
-131
TOTAAL
228
591
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw.
Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde
nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het
effect van de individuele salarisontwikkeling.
17
Toeslagverlening
Het Pensioenfonds past de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers
(arbeidsongeschikten inbegrepen) jaarlijks aan op basis van de loonontwikkeling volgens de
CAO van Aviko B.V./Aviko Potato B.V. De toeslagverlening heeft een onvoorwaardelijk
karakter. Dit betekent dat er recht op toeslagverlening bestaat.
Het Fonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten
(gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze
toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter.
Het arbeidsongeschiktheidsrisico is volledig herverzekerd inclusief een jaarlijkse toeslag van
2 procent over de uitkeringen hieruit. Daadwerkelijke toeslagverlening geschiedt op basis van
het reglement.
72
18
Rentetoevoeging technische voorzieningen
De pensioenverplichtingen per 1 januari 2013 zijn opgerent met de technisch benodigde interest
op basis van 0,351 procent éénjaars rente.
19
Onttrekking uit technische voorzieningen voor pensioenuitkeringen
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen
in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de
voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen
van de verslagperiode.
20
Onttrekking uit technische voorzieningen voor
pensioenuitvoeringskosten
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf
actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd
opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de
financiering van de kosten van de verslagperiode.
21
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend
door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de
rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
22
Overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen
In het verslagjaar worden de werkelijk overgenomen en overgedragen individuele
waardeoverdrachten actuarieel berekend en opgenomen als mutaties in de technische
voorzieningen.
23
Overige mutaties in de technische voorzieningen
2013
2012
Dotatie voorziening overlevingstafels
Sterfte
Arbeidsongeschiktheid
Wijziging reserveringsmethode AO
Mutaties
985
-145
-153
0
6
1.618
-277
-296
0
88
TOTAAL
693
1.133
73
24
25
Pensioenuitkeringen
2013
2012
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Afkoop pensioenrechten
Invaliditeitspensioen
-3.660
-537
-43
-4
-78
-3.759
-453
-37
0
-80
TOTAAL
-4.322
-4.329
2013
2012
Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten
Personeelskosten
Accountantskosten
Actuariële controle- en advieskosten
Rapportagekosten
Contributies en bijdragen
-19
-96
-37
-168
-8
-22
-8
-91
-44
-177
-4
-21
TOTAAL
-350
-345
De hogere kosten van het bestuur worden veroorzaakt door de kosten van de visitatiecommissie.
De totale accountantskosten hebben betrekking op de controle van de jaarrekening.
De kosten voor 2013 komen lager uit dan 2012 in verband met een controle voor het FVP.
Tevens is in 2012 nog € 2 duizend accountantskosten opgenomen over het boekjaar 2011.
Door de late berichtgeving in verband met de indexatie over 2013, heeft het pensioenbureau
extra actuariskosten gemaakt. Deze kosten van € 18 duizend zijn voor de helft op de
onderneming verhaald.
Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat aan het Fonds in het afgelopen
jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.
26
Aantal personeelsleden
Bij het Fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door
werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen
€ 96 duizend (2012: € 91 duizend) en worden doorbelast aan het Fonds.
74
27
Bezoldiging bestuurders
De bezoldiging aan de bestuurders tezamen bedraagt € 4 duizend (2012: € 2 duizend) en is
verantwoord onder de bestuurskosten van toelichting 23 Pensioenuitvoeringskosten. Deze
bezoldiging is uitsluitend een onkostenvergoeding.
Het bestuur heeft op 12 april 2013 besloten om met ingang van 2013 aan de
pensioengerechtigden die een functie vervullen in het bestuur, verantwoordingsorgaan of
visitatiecommissie een extra vergoeding toe te kennen.
Het betreft een vaste vergoeding per vergadering, welke net zoals de jaarlijkse vergoeding met
de loonindex wordt geïndexeerd.
Door toekenning van deze extra vergoeding zijn de kosten voor bezoldiging aan de bestuurders
gestegen.
28
Saldo overdracht van rechten
2013
2012
Inkomende waardeoverdrachten
Uitgaande waardeoverdrachten
297
-188
0
0
TOTAAL
109
0
Waardeoverdracht betreft de ontvangst of overdracht van de contante waarde van premievrije
pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd, aan een
pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever.
De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren.
29
Overige lasten
2013
2012
Interest aangesloten ondernemingen
Interest Rekening-Courant herverzekering
Premies overlijdensrisicoverzekering partner
Premie overlijdensrisicoverzekering wezen
Premie arbeidsongeschiktheidsrisico
0
0
-160
-48
-194
-11
-17
-245
-52
-296
TOTAAL
-402
-621
Op 31 december 2012 is er een nieuwe herverzekeringsovereenkomst afgesloten.
Doordat op deze overeenkomst vooraf een korting wordt verrekend in tegenstelling tot
voorheen een winstdeling achteraf, zijn de kosten dit jaar veel lager.
75
30
Belastingen
De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de
vennootschapsbelasting.
Breda, 3 juni 2014
Stichting Pensioenfonds Aviko
Het Bestuur
P.A. van Tilburg
Voorzitter
J.B.M. van Brandenburg
Plv. voorzitter
J.J. Pater
Secretaris
P.H.T. Hendrix
Bestuurslid
H.J.W. Peters
Bestuurslid
J. Zikken
Bestuurslid
76
OVERIGE GEGEVENS
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten
en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in
de statuten van het Fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN.
Het bestuur stelt voor het saldo van baten en lasten te onttrekken aan de algemene reserve.
Gebeurtenissen na balansdatum
Na balansdatum hebben geen relevante zaken plaatsgevonden.
77
Actuariële verklaring
Stichting Pensioenfonds Aviko
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds Aviko te Breda is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend
tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder
de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij
gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant
van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de
betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige
uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140
van de Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die
gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
 heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen
vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
 heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen
dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd
over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane
verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het
pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen
het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een
deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en
uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het
pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager
dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten
aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen
126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 lid 1 in verband met een
78
reservetekort en met uitzondering van artikel 137 in verband met het niet voldoen aan de
consistentie-eis. Dit betekent ondermeer dat, voorzover ik heb kunnen nagaan, geen sprake is van
een consistent geheel tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en de realisatie van de
voorwaardelijke toeslagen.
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Aviko is naar mijn mening niet voldoende,
vanwege het reservetekort.
Amstelveen, 3 juni 2014
Drs. E.L. van den Doel AAG
verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
79
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE
ACCOUNTANT
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Aviko
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Pensioenfonds Aviko te
Breda gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de winst-enverliesrekening over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de
gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het
vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het
jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk
Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als
het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze
controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische
voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van
zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over
de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn
afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten
van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude
of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in
aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld
daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de
omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking
te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat
tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële
verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om
een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het
vermogen van Stichting Pensioenfonds Aviko per 31 december 2013 en van het resultaat over
2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
80
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn
gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen
beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b
tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor
zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391
lid 4 BW.
Den Haag, 3 juni 2014
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. S.B. Spiessens RA
81
Begrippenlijst
ABTN
Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze door de wet verplicht gestelde nota worden, naast de
actuariële aspecten van de reglementaire pensioenen, ook de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de
opzet van de administratieve organisatie en interne beheersing beschreven.
ACTIEVE DEELNEMERS
Hieronder worden verstaan de werknemers die uit hoofde van hun deelnemerschap jaarlijks pensioen opbouwen, dan
wel ex-werknemers waarop een met de vakorganisaties overeengekomen regeling waarin voortzetting van de
pensioenopbouw is overeengekomen, van toepassing is.
ACTUARIËLE GRONDSLAGEN
Bij het bepalen van de aan de pensioenregeling verbonden lasten en de te reserveren bedragen wordt uitgegaan van
een tweetal grondslagen, namelijk de rekenrente en de kansstelsels (sterftekansen, gehuwdheidsfrequenties). De
rekenrente is het percentage dat het belegde pensioenvermogen geacht wordt in de toekomst op te brengen en
waarop bij de berekening van de lasten en reserves gerekend wordt.
ACTUARIËLE RISICO’S
Risico’s verbonden aan de kansstelsels die gebruikt worden bij het Pensioenfonds. Bijvoorbeeld het risico voor het
Pensioenfonds dat deelnemers veel ouder worden dan verwacht waardoor de pensioenen langer moeten worden
uitbetaald.
ACTUARIS
Verzekeringswiskundige: wiskundig adviseur van het bestuur en verantwoordelijk voor de berekening van de
voorziening pensioenverplichtingen.
AFKOOPSOMMEN
Afkoop is het vervangen van pensioenaanspraken door een bedrag (uitkering) ineens. Afkoop wordt ingevolge de
Pensioenwet alleen toegestaan indien het bruto ingegane pensioen niet meer bedraagt dan € 439,- per jaar (niveau
2012).
APP
Actuariële Principes Pensioenfondsen.
AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN (AFM)
De AFM houdt toezicht op het gedrag van de Nederlandse financiële markten. Om dit gedrag te toetsen is de Wet op
het financieel toezicht (Wft) opgesteld. De taken van DNB (prudentieel toezicht) en die van de AFM
(gedragstoezicht) worden zodanig gescheiden dat er geen sprake is van overlap.
BASISPUNT
1/100-ste van een procentpunt. Wordt o.m. gebruikt ter aanduiding van rendementsmutaties bij obligaties.
BELEGGINGSRISICO’S
Risico’s verbonden aan beleggen; de verwachte rendementen kunnen in werkelijkheid hoger of lager uitvallen
(‘Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst’).
BENCHMARK
Van de fiduciair manager zal worden verwacht op basis van een afgesproken marktindex, de benchmark, te
beleggen, respectievelijk door eigen inzichten af te wijken van die marktindex en beter te presteren dan deze
benchmark (actief beleggen), maar wel binnen het door het Fonds vastgestelde risicoprofiel.
BEWAARBEDRIJF (CUSTODIAN)
De bewaarnemer van effecten. Waar op een bankrekening geldbedragen worden geadministreerd, worden door een
effectenbewaarder de fysieke stukken, zoals aandelen en obligaties bewaard.
82
CONSUMENTEN-PRIJSINDEXCIJFER
Getal dat aangeeft hoe de prijs van een vastgesteld pakket goederen zich van jaar tot jaar ontwikkelt. Dit getal wordt,
in verschillende varianten, door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld.
DEKKINGSGRAAD (NOMINAAL)
De dekkingsgraad is de verhouding tussen het totale vermogen en de nominale voorziening
pensioenverplichtingen.
DEKKINGSGRAAD (REËEL)
De dekkingsgraad is de verhouding tussen het totale vermogen en de voorziening
pensioenverplichtingen. Bij de voorziening pensioenverplichting op reële basis wordt bij de waardering
van de pensioenen rekening gehouden met de op lange termijn verwachte toeslag realisatie.
DE NEDERLANDSCHE BANK (DNB)
Orgaan dat toezicht houdt op pensioenfondsen en verzekeraars. Het toezicht op verzekeraars is geregeld in de Wet
toezicht verzekeringsbedrijf 1993, terwijl het toezicht op pensioenfondsen is geregeld in de PW, de Wet betreffende
verplichte deelneming in een bedrijfspensioenregeling en de Wet betreffende verplichte deelneming in een
beroepspensioenfonds. De DNB houdt ook toezicht op pensioenregelingen die door een werkgever bij een
verzekeraar worden ondergebracht.
DERIVAAT
Onder derivaten worden begrepen alle contracten die het Pensioenfonds heeft afgesloten om risico’s af te dekken,
alsmede de overige derivaten die dienen als belegging. Het is een financieel instrument, zoals een optie of een
future, dat zijn (afgeleide) waarde ontleent aan een onderliggende waarde.
DURATION
Looptijdsmaatstaf voor obligaties waarbij rekening wordt gehouden met de toekomstige kasstromen. Onder andere
gebruikt om vooraf vaststaande verplichtingen te koppelen (matchen) aan de inkomsten uit de obligatieportefeuille.
Op basis van de duration kan de gevoeligheid van de koers voor renteveranderingen worden berekend, de modified
duration.
EXCASSOKOSTEN
De kosten van het uitbetalen van pensioenen.
FRANCHISEBEDRAG
Deel van het inkomen dat voor de pensioenberekening buiten beschouwing blijft, omdat de overheid daarvoor al
regelingen heeft getroffen (AOW/Anw).
FTK
Financieel Toetsingskader.
HERVERZEKERINGSDEEL TECHNISCHE VOORZIENINGEN
Dit is de contante waarde van de herverzekerde pensioenen bij verzekeringsmaatschappijen minus de contante
waarde van de nog te betalen premies aan verzekeringsmaatschappijen.
HIGH YIELD CREDITS
Dit zijn obligaties die door bedrijven zijn uitgegeven en waaraan door kredietbeoordelaars een kredietwaardering
lager dan investment grade BBB is toegewezen. Deze obligaties bieden vaak een hogere vergoeding ter
compensatie van het hogere risico.
INDIRECT ONROEREND GOED
Investeringen in beleggingsfondsen die beleggen in onroerend goed.
INSIDERS
De verbonden personen die uit hoofde van hun functie of positie regelmatig over koersgevoelige informatie of
andere vertrouwelijke marktinformatie beschikken of kunnen beschikken.
INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS
Internationale standaarden inzake financiële verslaglegging.
83
INVESTEMENT GRADE CREDITS
Dit zijn obligaties die door bedrijven zijn uitgegeven en waaraan door kredietbeoordelaars een kredietwaardering
van BBB of hoger is toegewezen. Deze obligaties bieden vaak een hogere vergoeding dan staatsleningen ter
compensatie van het hogere risico.
ISAE 3402/SSAE 16 RAPPORT
Een internationaal erkende kwaliteitsstandaard die uitgaat van externe controle door een onafhankelijke accountant.
Hierbij worden de kwaliteit van de beheersmaatregelen alsmede de werking en de resultaten getoetst.
JAARRENDEMENT
Het rendement over het boekjaar heeft betrekking op de netto opbrengsten uit beleggingen in de vorm van rente,
dividend en huren, alsmede de gerealiseerde en ongerealiseerde opbrengsten van de beleggingen, waarin begrepen
de waarderings- en valutaverschillen, onder aftrek van beheerskosten, uitgedrukt in een percentage van het
gemiddelde geïnvesteerd vermogen.
KOOPSOM
Een koopsom is een eenmalige betaling, die aan het Pensioenfonds is verschuldigd en waarvoor pensioenaanspraken
worden ingekocht.
MANDAAT
Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de
beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder
verantwoordelijkheid van het bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder mag beleggen.
MODIFIED DURATION
Zie duration.
NET ASSET VALUE (NAV)
De marktwaarde van een aandeel van een mutual fund, loopt gelijk met de biedprijs van een aandeel. Deze wordt
elke dag voor elk fonds berekend na het sluiten van de beurs.
NIET-ACTIEVEN
Deze aanduiding betreft de groep van oud-deelnemers binnen het Pensioenfonds. Deze oud-deelnemers hebben geen
arbeidsrelatie meer met de werkgever. De in het arbeidsverleden opgebouwde pensioenaanspraken worden niet meer
door premies verhoogd (premievrije aanspraken). Niet-actieven bestaan uit premievrije deelnemers en
pensioengerechtigden.
OUTPERFORMANCE/UNDERPERFORMANCE
Er is sprake van out- of underperformance als het gerealiseerde rendement van een portefeuille hoger respectievelijk
lager is dan het rendement van de benchmark. Bij een negatief rendement is sprake van outperformance als het
rendement van de benchmark nog negatiever is.
OVERLEVINGSTAFEL
Tabel opgesteld door het Actuarieel Genootschap op basis van waarnemingen in een bepaalde periode, aangevend
per leeftijd de kans om binnen het jaar te overlijden. Onderscheid wordt gemaakt in de tabel voor de Gehele
Bevolking Mannen (GBM) en die voor de Gehele Bevolking Vrouwen (GBV).
OVERRENTE
Het verschil tussen het werkelijk op beleggingen behaalde rendement en de rekenrente.
PENSIOENWET (PW)
De PW heeft als doel het beschermen van de pensioenaanspraken van de werknemers. Verder regelt de PW het
toezicht op pensioenfondsen en verzekeraars door DNB.
PREMIEVRIJSTELLINGSRENTE
Periodieke uitkering die het Fonds van de herverzekeraar ontvangt zodra een deelnemer geheel of gedeeltelijk
arbeidsongeschikt is geworden in de zin van de wet. Met deze middelen financiert het Fonds (voor een groot deel)
de voortzetting van de pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemer. Werkgever en deelnemer zijn na
intrede van de arbeidsongeschiktheid geen bijdrage meer aan het Fonds verschuldigd.
84
RENDEMENT (GEMIDDELD)
Dit is het rendement dat is berekend als het ongewogen vijfjaars gemiddelde van het jaarrendement. Dit rendement
wordt gebruikt voor de vaststelling van de overrente ten behoeve van de jaarlijkse toevoeging aan de
bestemmingsreserve.
RENTETERMIJNSTRUCTUUR (RTS)
De rentetermijnstructuur, of yieldcurve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een
vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een ‘normale’
rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Bij het uitlenen van geld voor een langere periode, is de vereiste
vergoeding normaliter hoger dan bij een lening voor een korte termijn.
RESERVETEKORT
Van een reservetekort, volgens de normen van DNB, is sprake als de middelen ontoereikend zijn om naast de
voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve voor
beleggingsrisico’s te dekken.
RIJPINGSGRAAD
De rijpingsgraad geeft een indicatie voor de mate van vergrijzing van het Fonds en is te berekenen door de
voorzieningen voor de inactieven te delen door de voorzieningen voor de actieven.
SPREAD (SPREIDING)
Het verschil in rente tussen twee obligaties. Vaak is een van de obligaties een benchmarkobligatie met weinig risico,
in welk geval de spread de prijs van de hoeveelheid risico van de duurste obligatie weergeeft.
STRATEGISCHE BELEGGINGSMIX
De langetermijnverdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende
waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie.
SWAP
De renteswap wordt in het algemeen gebruikt om renterisico’s te beheersen of af te dekken, of om een gewenste
rentepositie in te nemen. De renteswap is een ruiltransactie die geschiedt op een internationale financiële markt,
waarbij partijen de rentebetalingen gedurende de looptijd, of een deel van de looptijd, tegen elkaar ruilen.
TECHNISCHE VOORZIENING
Voorziening voor toekomstige pensioenverplichtingen van een pensioenfonds of verzekeraar, waarbij geen rekening
wordt gehouden met een toekomstige verandering in sterftetabellen, met beleggingsrisico, e.d.
TIME-WEIGHTED RATE OF RETURN (TWR)
Het werkelijk behaalde rendement is een geldgewogen rendement (Money Weighted Rate of Return), maar deze
maatstaf wordt beïnvloed door omvang en tijdstip van de in- en uitgaande kasstromen. De TWR wordt verkregen
door het vermenigvuldigen van de MWR’s die zijn berekend voor ieder tijdvak tussen de kasstromen. Aldus is elke
MWR gebaseerd op een beginwaarde en de veranderingen tot aan een kasstroom. Een uiterst accurate benadering
van de TWR wordt verkregen door de MWR’s maandelijks te berekenen, met als uitgangspunt dat de kasstromen in
het midden van de maand plaatshebben.
TOTALE VERMOGEN
Dit betreft het saldo van de beleggingen vermeerderd respectievelijk verminderd met de overige vorderingen en
schulden op korte termijn.
TOTAL EXPENSE RATIO (TER)
De totale kosten in verband met het beheer en de exploitatie van een beleggingsfonds. Deze kosten bestaan
voornamelijk uit management fees en de bijkomende kosten zoals de handel, advocaatkosten, accountant
vergoedingen en andere operationele kosten.
85
TRACKING ERROR
Indicator maximaal toegestaan beleggingsrisico ten opzichte van de benchmark.
UITVOERINGSOVEREENKOMST
In termen van pensioenen is dit de overeenkomst tussen het Pensioenfonds en de werkgever die in hoofdzaak bevat
hoe de premiebetalingen en eventuele premierestituties zijn geregeld.
VERMOGENSBEHEER
Professioneel beheer van vermogens voor organisaties zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en/of
vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank dan wel financiële instelling,
maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn.
VRIJE MIDDELEN
Dit betreft de algemene reserve.
WAARDEOVERDRACHT (INKOMEND, UITGAAND, COLLECTIEF, INDIVIDUEEL)
Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken om pensioenverlies te beperken wanneer een
werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de
pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert en het afkoopbedrag wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen
aan de instelling die de pensioenregeling van de nieuwe werkgever uitvoert. De werknemer koopt daarmee bij die
instelling pensioenaanspraken in.
WAARDERINGSVERSCHILLEN
Het verschil tussen de balanswaarde per 31 december en de kostprijs bij aankoop c.q. de balanswaarde per 1 januari.
WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT (Wft)
Doel van het Wft is de wetgeving voor financiële markten doelgericht, marktgericht en inzichtelijk te maken.
YIELDCURVE
Zie rentetermijnstructuur.
86
COLOFON
UITGEGEVEN DOOR:
Stichting Pensioenfonds Aviko
Van de Reijtstraat 15, 4814 NE Breda
POSTADRES:
Postbus 3411, 4800 MG Breda
Telefoon: (076) 530 34 08
E-mail: [email protected]
Stichtingenregister Breda: nr 20108648
Statutaire zetel: Breda
BREDA, 3 juni 2014
87
88