Opinie Drs Jeroen H.H. Tuijp AAG, verbonden aan Edmond Halley Pensioenmanagement te Utrecht Een inleiding over tegenvallende rendementen, lang leven, pensioenkortingen en lage marktrentes laat ik achterwege. Dat is vandaag de dag wel zo’n beetje bekend. De conclusie is dat we jarenlang te weinig hebben betaald voor een onrealistische toezegging. De impact van ons zelfbedachte sprookje was enorm. Beschikbare premieregeling Beter dan toegezegde uitkeringsregeling W e hoeven niet te kiezen. De realiteit maakt de keuze al voor ons. Uiteindelijk worden alle pensioenregelingen beschikbare premieregelingen. Gelukkig maar. De voordelen zijn enorm en de nadelen zijn de afgelopen jaren aanzienlijk kleiner geworden. Met nog een paar aanpassingen verdwijnen ook de laatste redenen om nog uitkeringsregelingen toe te zeggen. Doorsneepremie Een uitkeringsregeling is in essentie hetzelfde als een premieregeling. Toen ik mijn carrière in 1998 begon, was een beschikbare premieregeling adviseren bijna een doodzonde. Nu, zestien jaar later is het allemaal anders. Door de veranderde bevolkingsopbouw en leeftijd brengen uitkeringsregelingen tegenwoordig een perverse solidariteit met zich mee. Jongere deelnemers betalen eenzelfde pensioenpremie als hun oudere collega’s, terwijl de inkoop van de pensioenaanspraak van een jongere deelnemer een stuk minder kost. Dit systeem van doorsneepremie is recent nog door het CPB gekraakt. Daarnaast beweegt een uitkeringsregeling nauwelijks mee met veranderende economische omstandigheden. De pensioenaanspraak die in het verleden per dienstjaar is toegekend, wordt na ensioendatum levenslang uitgekeerd. De premies p die daarvoor destijds zijn betaald, blijken nu simpelweg veel te laag om deze toezegging na te kunnen komen. Alleen door van buiten af in te grijpen in dit systeem, kan het enigszins binnen de lijntjes worden gehouden. Denk aan het afstempelen vanwege dekkingstekorten. Dat geeft wel aan dat het systeem inherent instabiel is. Aanhangers van uitkeringsregelingen zijn het uiteraard niet met mij eens. Maar of ze het nou leuk vinden of niet, de uitkeringsregelingen zijn uiteindelijk in de praktijk ook premieregelingen gebleken. Want de uitkering korten om de dekkingsgraad weer op peil te brengen, of de uitkering direct afhankelijk van rendementen maken, het komt linksom of rechtsom op hetzelfde neer. Alleen heb je in het eerste geval heel veel consultants, politici en vergaderingen nodig en in het tweede geval doet het systeem zelf het werk. Maatschappelijk gezien risicovoller Nou hoor ik mensen denken, maar je loopt toch veel meer risico bij premieregelingen? In het verleden was dat misschien zo, maar aanbieders van beschikbare premieregelingen hebben hun producten in de loop der jaren zo ontwikkeld en vernieuwd dat het verschil April 2014 | Pensioen & Praktijk PEP_14_02.indd 19 19 31/03/14 2:45 PM Opinie tussen premieregelingen en uitkeringsregelingen bijna weg is. Sterker nog. Omdat het uitkeringssysteem een verwachting wekt die niet reëel is en mensen handelen naar die irreële verwachting, is een uitkeringssysteem zelfs risicovoller. Het ontneemt mensen de prikkel zich in hun pensioen te verdiepen en zelf richting eraan te geven. Er valt vaak ook weinig richting te geven trouwens. Bij een premiesysteem is het veel duidelijker dat er onzekerheden bestaan. Dat geeft mensen de kans daarvoor maatregelen te treffen. Een premieregeling geeft daartoe veel meer mogelijkheden. En anders weten mensen in elk geval hoe het echt zit en kunnen daarmee in hun overige financiële planning en verwachting rekening houden. De complexiteit van toezeggingsregelingen Er is nog een reden dat mensen zich niet met hun pensioen bezighouden. Ze snappen het simpelweg niet en het is niet urgent genoeg. Tijdens een presentatie aan een goed geschoolde deelnemersgroep onlangs, ontstond grote verwarring over het begrip jaarlijkse opbouw. Toen ze hoorden dat een gemiddelde werknemer dat jaar 300 euro had opgebouwd, volgde de vraag: ‘Per jaar of per maand?’ De hele zaal dacht dat het over het totaal te bereiken pensioen ging. De abstracties in het toezeggingssyteem zijn zelfs voor hoogopgeleiden te complex om gemakkelijk te doorgronden. Terwijl het in de kern heel simpel is. Premieregeling of uitkeringsregeling: in beide gevallen gaat het erom dat je geld bij elkaar spaart om uiteindelijk een uitkering van te doen. Pensioen is niet complex, we maken het complex Hiermee wil ik gelijk een van de belangrijkste pensioenmythes die er nog steeds is, uit de wereld helpen. Pensioen is namelijk niet complex, we maken het complex. Maar dat is echt iets anders. Ik moet de eerste mens nog tegenkomen die het saldo op z’n bankrekening niet begrijpt. Pensioen is niet anders. Echt niet. Alleen lijkt het door de opstapeling van abstracties in een uitkeringsregeling heel ingewikkeld. Dat kan ook anders, maar dan moeten er nog wel wat dingen worden aangepast. Met vijf wijzigingen bin- 20 De uitkering korten of de uitkering afhankelijk van rendementen maken, het komt linksom of rechtsom op hetzelfde neer. Alleen heb je in het eerste geval heel veel consultants, politici en vergaderingen nodig en in het tweede geval doet het systeem zelf het werk. nen premieregelingen kunnen we definitief afscheid nemen van uitkeringsregelingen. De afgelopen jaren zijn de beschikbare premieproposities - vooral ingegeven door de komst van de PPI’s enorm verbeterd. Toepassing van het lifecycle-beleggen, waarbij de verhouding risicovol/risicomijdend wijzigt naarmate de deelnemer ouder wordt, zorgt voor veel betere risicospreiding. Jonge deelnemers beleggen hun pensioengeld vooral in zakelijke waarden fondsen, terwijl oudere deelnemers zekerheden inbouwen door hun pensioengeld meer in (langlopende) obligaties te beleggen. Vooral de samenstelling van de lifecycles, het terugbrengen van de kosten, de verplichting om vanaf 1 januari 2015 alleen nog maar staffels te mogen gebruiken waar geen kostenopslag in verwerkt is (dus netto staffels) én het Pensioen & Praktijk | April 2014 PEP_14_02.indd 20 31/03/14 2:45 PM Opinie zogeheten inkoopgericht beleggen, hebben bijgedragen aan de verbeterde positie van beschikbare premieregelingen. Ik moet echt constateren dat er goede stappen zijn gezet. Toch kan het allemaal nog veel beter, waardoor ook de laatste nadelen die er nu nog zijn kunnen worden weggenomen. Een deel van de oplossing ligt bij de markt en een deel ligt bij de wetgever. Vijf wijzigingen zijn nodig: · betere aansluiting met het langlevenrisico in de staffel; · betere aansluiting inkooptarief gericht beleggen met de markt; · einde aan de eis om op pensioendatum een levenslange uitkering te kopen; · loslaten van de verplichting om pensioen evenredig in de tijd op te bouwen; · loslaten van de bovenmatigheidstoets aan 3% rekenrente. 1 Betere aansluiting met het lang levenrisico in de staffel Net zoals bij traditionele uitkeringsregelingen, is ook bij premieregelingen het langlevenrisico een heel belangrijk element. Vandaag de dag zijn de (fiscale) staffels ontworpen op basis van het collectieve tarief GBM/GBV 2005-2010 en leeftijdsterugstellingen van vijf jaar voor mannen en zes jaar voor vrouwen. Om het langlevenrisico zoveel mogelijk te elimineren, moeten de fiscale staffels automatisch (bijvoorbeeld elke vijf jaar) worden aangepast aan de nieuwste overlevingstafels. Daarbij gaat de voorkeur uit naar een overlevingstafel die rekening houdt met toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld de AG Prognosetafel. 2 Betere aansluiting inkooptarief gericht beleggen met de markt Hoewel de meeste lifecycles binnen de premieregelingen rekening houden met het renterisico richting de pensioendatum, zie ik in de praktijk toch veel verschillende methoden hiervoor. Belangrijk en goed is te constateren dat het aandelen en renterisico kort voor pensionering bij vrijwel alle aanbieders zo veel als mogelijk wordt geëlimineerd. Maar bij de meeste partijen is er geen perfecte match tussen de manier waarop het renterisico wordt a fgedekt en de manier waarop verzekeraars hun daadwerkelijke aankooptarief baseren. De tarieven en uitgangspunten tijdens de opbouw van pensioenkapitaal en de uitkeringen die op pensioendatum worden aangekocht, verschillen vrijwel overal. Als bijvoorbeeld het renterisico net voor de pensioendatum wordt gehedged via langlopende Franse staatsobligaties en het aankooptarief op de pensioendatum afhankelijk is van de ECB-curve, dan is er per definitie een mismatch. Marktpartijen moeten hier nog beter rekening mee houden. Dit houdt tevens verband met het volgende punt. 3 Einde aan de eis om op pensioendatum een levenslange uitkering te kopen De eis vanuit de Pensioenwet dat een pensioenuitkering (met uitzondering van toeslagen en kortingen) van de pensioendatum gelijk moet zijn en levenslang, is niet langer houdbaar en moet worden geschrapt. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat de gemiddelde nettoinkomensdaling bij gepensioneerden ongeveer 16% is. Dat sluit aan bij het net zo dalende bestedingspatroon van ouderen. Uit het onderzoek bleek ook dat slechts 2,6% van de 65-plussers onder de armoedegrens leeft (het laagste percentage van alle leeftijdsgroepen) en dat hungemiddelde inkomen in twintig jaar met zo’n 23% is gestegen. Uit cijfers van Nibud en CBS blijkt ook dat het bestedingspatroon van gepensioneerden er anders uitziet dan van werkenden. In de meeste gevallen zijn de kinderen de deur uit en is de hypotheek (voor een groot deel) afgelost. Bij hoogbejaarden vallen daarnaast ook vaak de autokosten weg. Bij gepensioneerden ligt de behoefte aan inkomen vaak in de eerste tien jaar na pensionering, daarna blijft er steeds meer geld over. Met deze kennis in het achterhoofd is het noodzakelijk dat de wetgeving hierop wordt aangepast. De uitkering van het opgebouwde en aanwezige pensioenkapitaal moet veel flexibeler kunnen worden ingezet, rekening houdend met het gewenste bestedingspatroon en de persoonlijke situatie. April 2014 | Pensioen & Praktijk PEP_14_02.indd 21 21 31/03/14 2:45 PM Opinie 4 Loslaten van de verplichting om pensioen evenredig in de tijd op te bouwen Door de eis pensioen evenredig in de tijd op te bouwen, loopt automatisch de beschikbare premie op met de leeftijd. Dit betekent dat de in te leggen premie voor jongeren lager is dan voor ouderen. Dat is vanuit oogpunt van rendement ongunstig. Een ingelegde euro van een 25-jarige kan veel langer rendement genereren dan een euro voor een 60-jarige. Ter illustratie heb ik een 25-jarige werknemer doorgerekend met een pensioengrondslag van 25.000 euro die deelneemt aan een fiscaal maximale netto beschikbare premieregeling (op basis van 2,15% middelloon). Het jaarlijkse rendement stel ik gelijk aan 3% per jaar. Bij een gelijkblijvende pensioengrondslag heeft deze werknemer uiteindelijk een kapitaal gespaard van 398.000 euro. Hiervan is 223.550 euro aan premie ingelegd. De rest is dus rendement. Vervolgens heb ik de ingelegde premie als uitgangspunt genomen en bepaald wat de gelijkblijvende premie zou zijn gedurende het gehele dienstverband. Dat is 21,3%. Met deze vaste premie bedraagt het eindkapitaal 450.000 euro. Dat is dus 52.000 euro meer, veroorzaakt door de hogere inleg aan het begin en het rendement daarover. In beide gevallen wordt exact dezelfde premie betaald. Als ik er van uit ga dat de premies van jongeren bovendien worden belegd in meer risicovolle beleggingen die (historisch) een hoger rendement opleveren, dan wordt dit verschil nog groter. Uiteraard ben ik mij er van bewust dat deze benadering ook weer nadelen, risico’s en mogelijke conflicten bevat, maar het laat in elk geval zien wat de potentiële verschillen zijn in positieve zin als de evenredige opbouw in de tijd wordt losgelaten. 5 Loslaten van de bovenmatigheidstoets aan 3% rekenrente Aan gebruik van premieregelingen die uitgaan van een 3% rekenrente in plaats van de standaard 4%, stelt de fiscus extra voorwaarden. Zo moet in de pensioenregeling staan dat het pensioen per jaar 22 Met deze vaste premie bedraagt het eindkapitaal 450.000 euro. Dat is dus 52.000 euro meer, veroor- zaakt door de hogere inleg aan het begin en het rendement daarover en in het totaal, inclusief indexatie, niet uitgaat boven een fiscaal maximaal middelloonpensioen. Dit moet worden getoetst bij ingang, bij wijziging van de regeling en vlak voor ingangsdatum. In de praktijk is deze toets bij een premieregeling met een belegd vermogen niet uitvoerbaar. Over dit punt ben ik daarom kort. Deze toets is in mijn ogen een lacune in de huidige fiscale wetgeving en bovendien een vorm van ongelijke behandeling tussen traditionele uitkeringsregelingen en premieregelingen. De toets is onnodig, brengt extra werkzaamheden (en dus kosten) met zich mee bij uitvoerders, leidt heel vaak tot eindeloze discussies en maar in een enkel geval tot een bovenmatig pensioen. Schrappen dus! Pensioen & Praktijk | April 2014 PEP_14_02.indd 22 31/03/14 2:45 PM
© Copyright 2024 ExpyDoc