EE 38 -Wereldoriëntatie splitse

Wereldoriëntatie splitsen?
Het voorstel over het opsplitsen van het vak ‘wereldoriëntatie’ in het
basisonderwijs in twee aparte leergebieden: ‘wetenschappen en techniek’ en
‘mens en maatschappij’ is vorige donderdag, 10 april, in alle stilte goedgekeurd
door het parlement en dat tijdens een vakantieperiode! Die beslissing maakt deel
uit van het masterplan dat het secundair onderwijs hervormt, in juni vorig jaar
afgeklopt. Ondanks alle negatieve signalen van de verschillende
onderwijskoepels om dit niet te doen, wordt er een loopje genomen met de
leerkrachten en alle betrokkenen. Het is voor iedereen duidelijk dat dit een stap
achteruit is.
Waarom neemt men deze maatregel? Is men bang dat de instroom naar de
technische richtingen achteruit blijft gaan. Vindt men dat met deze maatregel de
technische richting wordt opgewaardeerd? Ook de idee om vakleerkrachten te
introduceren in het basisonderwijs is de minister genegen.
Zolang het secundair onderwijs een van de zwakste en meest verstarde schakels
blijft in ons onderwijs zal eender welke maatregel een slag in het water zijn en
zullen onze kinderen er de dupe van blijven.
Even een terugblik. Een van de krachtlijnen van het leerplan WO van 1998
vermeldde toen al om “Vanuit verschillende invalshoeken naar de wereld kijken
met oog voor de onderlinge samenhang.” Eveneens stelde men dat WO vooral
“Projectmatig of thematisch werken ( soms cursorisch )” van aanpak moest zijn
en dit door “een goed doordachte organisatorische en didactische aanpak”.
In het herziene leerplan WO van 2010 klinkt het als volgt:
“Overigens kan men een verschijnsel altijd vanuit verschillende invalshoeken
bekijken. Op die manier kan men ook duidelijk maken dat er een onderlinge
samenhang is tussen de verschillende benaderingen van een verschijnsel. Men
spreekt hier van multiperspectiviteit, een principe dat wenselijk is voor het
totale leergebied. Nieuw is dat trouwens niet, want men vindt het al voor een
deel terug in wat de facto gebeurt in het huidige WO-onderwijs.”
Het Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs (CEGO) kon zich hier altijd in
vinden en promootte deze onderlinge samenhang vooral omdat dit naaldloos
aansloot bij een van de betrokkenheidsverhogende factoren:
“werkelijkheidsnabijheid” en zijn organisatievorm “projectwerk”.
“Projectwerk is een aaneenschakeling van gemotiveerde activiteiten van de
kinderen gericht op het ontdekken van een brok realiteit.” (Ferre Laevers)
Leerkrachten die inspeelden op de interesse van de kinderen konden dankzij de
multiperspectiviteit creatieve impulsen geven aan een project. Net door de
benadering vanuit een samenhangend geheel werden deze projecten verrijkt
vanuit de bestaandimensies (ruimte – tijd – natuur – techniek –
levensonderhoud – samenleving – medemens – muzische en zingeving).
Hierdoor ontstonden prachtige activiteiten tijdens de schooluren, want
projectwerk beperkte zich niet enkel tot de uren wereldoriëntatie.
Indien de lessen wiskunde, Nederlands of muzische vormgeving op een zinvolle
en adequate manier aangewend konden worden tijdens de projectwerktijd, zag
je prachtige dingen gebeuren op school.
Een greep uit...
Een project “ruimte” beperkte zich niet enkel tot het heelal of planeten maar ook
naar de samenleving (astronauten en hun opleiding) tijd (geschiedenis van de
ruimtevaart), natuur (impact op de natuur van verwezenlijkingen uit de
ruimtevaart), levensonderhoud (welke personen werken allemaal mee aan een
ruimtevaartprogramma, nieuwe beroepen, ...), het muzische (ruimte en muziek,
knutselen van planeten, ...), techniek (experimenteren met licht en donker, zelf
een raket bouwen, ....), enz.... En ja, zelfs wiskunde (afstanden berekenen,
lichtsnelheid, ...) en taal (uitnodigingen maken voor een tentoonstelling,
tekstpanelen maken, spreken bij de voorstelling...) en ICT (een powerpoint of
prei maken, ...). Kortom, de impact van een projectonderwerp verspreidde zich
als een inktvlek over de lessenrooster van een klas. En de kinderen ... die
leerden en deden ervaringen op, die geen vakleerkracht ook maar kan
aanbrengen.
Het project “de groote oorlog” kun je op een vergelijkbare wijze invullen. Met
hulpvragen als “Waar speelde de strijd zich af?” “Wat was de impact van het
oorlogsleed op de gewone mens?” “Hoe bouwde men bruggen of hoe maakte
men gebruik van het kanalenstelsel om de IJzervlakte te laten onderlopen?”
“Maak een maquette” (ja, daar komt ook tekenen op schaal bij aan bod!), ...
Voeg daarbij dat de kinderen zelf op tientallen ideeën kwamen: wapens, gifgas,
loopgraven maken in de zandbak, soldatenuitrusting, voorwerpen verzamelen of
bezoek aan een museum, enz. ...Ook hier was het de taak van de leerkracht om
de samenhang te bewaken, impulsen te geven en er zorg voor te dragen dat de
bestaandimensies aan bod kwamen.
Zo kunnen we tal van voorbeelden aanhalen die de rijkdom van projectwerk in
kaart brengen en de idee van onze minister om wereldoriëntatie te splitsen
volledig tegenspreken.
Het wordt hoogtijd dat alle onderwijskoepels en de onderwijsvakbonden deze
opsplitsing van het leergebied Wereldoriëntatie verwerpen. Laten we voor een
keer tonen dat de onderwijswereld spierballen heeft en opkomt voor zijn visie.
Maar ook voor onze kinderen die we niet in “vakjes-denken “ wensen op te
voeden, maar ervarings-rijk en ervaringsgericht naar het secundair onderwijs
kunnen afgeven, hopend dat men daar eindelijk durft samen te werken over de
vakken heen.
Bakkers Erik