PARCOURU! Jorn Dijkstra SECTION 21. LES VERBES EN -IR de werkwoorden eindigend op -ir INTRODUCTION Voor een aantal werkwoorden die uitgaan op –ir geldt een zekere regelmaat. Choisir, finir, réunir, réussir zijn voorbeelden van werkwoorden die regelmatig zijn. In deze section zal ik ook een deel van de onregelmatige werkwoorden op –ir behandelen. In neem in eerste instantie choisir als voorbeeld om de vijf tijden bij langs te lopen. LE PRÉSENT choisir – kiezen je choisis tu choisis il/elle choisit on choisit ik kies jij kiest hij/zij kiest wij kiezen nous choisissons vous choisissez ils choisissent elles choisissent wij kiezen jullie kiezen / u kiest zij kiezen zij kiezen Je vormt de stam van het werkwoord door –ir weg te laten. In ons voorbeeld, chois. Vervolgens zie je per vorm de uitgang. Deze zijn vetgedrukt. LE PASSÉ COMPOSÉ choisir choisi J’ai choisi ik heb gekozen tu as choisi jij hebt gekozen il/elle a choisi on a choisi hij/zij heeft gekozen wij hebben gekozen nous avons choisi vous avez choisi ils ont choisi elles ont choisi wij hebben gekozen jullie hebben gekozen / u heeft gekozen zij hebben gekozen zij hebben gekozen De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd en bestaat altijd uit twee delen: een vorm van het hulpwerkwoord (avoir of être) en het voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord van deze groep werkwoorden wordt gevormd door ir van de infitief weg te halen en hier een i voor in de plaats te zetten. PARCOURU! Jorn Dijkstra L’IMPARFAIT (choisissons) je choisissais tu choisissais il/elle choisissait on choisisait ik koos jij koos hij/zij koos wij kozen nous choisissions vous choisissiez ils choisissaient elles choisissaient wij kozen Jullie kozen / u koos zij kozen zij kozen De imparfait (onvoltooid, imperfect) is de onvoltooid verleden tijd.. In het Frans één vorm, in het Nederlands één betekenis. De stam van deze tijd krijg je door van de nous-vorm van de présent ons weg te laten en vervolgens de vetgedrukte uitgangen achter de stam te plaatsen. In elke uitgang vind je de letter ‘i’ (van imparfait) terug als controlemiddel Denk bij deze groep aan de dubbele –ss.. Het staat misschien raar, maar is wel goed. LE FUTUR SIMPLE (choisir) je choisirai tu choisiras ik zal kiezen jij zal kiezen nous choisirons vous choisirez il/elle choisira on choisira hij/zij zal kiezen wij zullen kiezen ils choisiront elles choisiront wij zullen kiezen jullie zullen kiezen / u zal kiezen zij zullen kiezen zij zullen kiezen Voor de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd, le futur simple,, neem je het infitief (hier donner) als uitgangspunt. Achter het infinitief zet je de vormen van avoir die hierboven vetgedrukt staan. Bij de vertaling krijg je altijd een vorm van het werkwoord zullen. LE FUTUR DU PASSÉ/LE CONDITIONNEL (choisir) je choisirais tu choisirais ik zou kiezen jij zou kiezen nous choisirions vous choisiriez il/elle choisirait on choisirait hij/zij zou kiezen wij zouden kiezen ils choisiraient elles choisiraient wij zouden kiezen jullie zouden kiezen / u zou kiezen zij zouden kiezen zij zouden kiezen De verleden toekomende tijd, le futur du passé of le conditionnel,, wordt in het Nederlands wat betreft betekenis gevormd met zouden.. Je verkrijgt de vorm door achter het infinitief de uitgangen van de imparfait te plaatsen. PARCOURU! Jorn Dijkstra SUBGROUPES DU VERBE EN E -IR Het zou me geen goed gevoel geven als ik zou zeggen dat dit dé regel rege is om deze werkwoordengroep te vervoegen. Dat is het ook niet. Eigenlijk kun je onder de werkwoorden die op –ir eindigen drie (!) subgroepen hangen. Elke subgroep wordt weer op eenzelfde wijze vervoegt. De enige overeenkomst is dat alle werkwoorden binnen binnen de subgroepen eindigen op –ir. subgroupe 1) VENIR - komen Net zoals venir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd: retenir – terughouden, tenir – houden, contenir – bevatten, prévenir – waarschuwen, devenir – worden, revenir – terugkomen De présent, de toekomende tijden en het voltooid deelwoord zijn anders dan hierboven. Hier sta ik bij stil. De imparfait wordt normaal afgeleid van de nous-vorm. nous Hier wordt verder ook geen aandacht aan besteed. Om de verschillen aan te tonen, neem ik tenir als voorbeeld. LE PRÉSENT tenir – houden je tiens tu tiens ik houd jij houdt nous tenons vous tenez wij houden jullie houden / u houdt il/elle tient hij/zij houdt ils tiennent zij houden on tient wij houden elles tiennent zij houden Je ziet dat alle vormen onregelmatig zijn. Echter van de overige werkwoorden uit deze subgroep geldt eenzelfde vervoeging. LE PASSÉ COMPOSÉ Tenir tenu J’ai tenu ik heb gehouden tu as tenu jij hebt gehouden il/elle a tenu on a tenu nous avons tenu vous avez tenu wij hebben gehouden jullie hebben gehouden/ u heeft gehouden zij hebben gehouden zij hebben gehouden hij/zij heeft ils ont tenu gehouden elles ont tenu wij hebben gehouden Voor deze subgroep geldt dat het voltooid deelwoord gevormd wordt door de stam plus de letter u. PARCOURU! Jorn Dijkstra Zoals gezegd wordt de imparfait op dezelfde wijze afgeleid. Ik ga door met het behandelen van de twee toekomende tijden. LE FUTUR SIMPLE (tenir) je tiendrai tu tiendras ik zal houden jij zal houden nous tiendrons vous choisirez wij zullen houden jullie zullen houden / u zal houden il/elle tiendra hij/zij zal houden ils tiendront zij zullen houden on tiendra wij zullen houden elles tiendront zij zullen houden Alleen de stam is bij de futur onregelmatig, de uitgangen blijven ongewijzigd. Dit geldt ook voor de futur du passé, zoals je hieronder ziet. LE FUTUR DU PASSÉ/LE CONDITIONNEL (tenir) je tiendrais tu tiendrais ik zou houden jij zou houden nous tiendrions vous tiendriez il/elle tiendrait on tiendrait hij/zij zou houden wij zouden houden ils tiendraient elles tiendraient wij zouden houden jullie zouden houden / u zou houden zij zouden houden zij zouden houden subgroupe 2) PARTIR - vertrekken Net zoals partir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd: servir – bedienen, dormir – slapen, sortir – uitgaan, mentir – liegen, sentir – voelen Vooral de présent is onregelmatig. De overige tijden worden afgeleid zoals die gelden voor de groep werkwoorden op –ir. ir. Dit geldt ook voor het voltooid deelwoord. Deze laat ik dan ook onbehandeld. Ik neem partir hier als voorbeeld. LE PRÉSENT partir – vertrekken je pars tu pars ik vertrek jij vertrekt nous partons vous partez il/elle part on part hij/zij vertrekt wij vertrekken ils partent elles partent wij vertrekken jullie vertrekken / u vertrekt zij vertrekken zij vertrekken PARCOURU! Jorn Dijkstra Je ziet dat alle vormen onregelmatig zijn. Echter van de overige werkwoorden uit deze subgroep geldt eenzelfde vervoeging. Voor dormir geldt je dors, tu dors, il dort subgroupe 3) OUVRIR - openen Net zoals ouvrir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd: offrir – aanbieden, couvrir – bedekken, découvrir – ontdekken, souffrir – lijden Ook hier is de présent vooral onregelmatig.Net als het voltooid deelwoord. deelwoord De overige tijden worden afgeleid zoals die gelden voor de groep werkwoorden op – ir. Deze laat ik dan ook hier onbehandeld. Ik neem ouvrir als voorbeeld. LE PRÉSENT ouvrir – openen je ouvre tu ouvres ik open jij opent nous ouvrons vous ouvrez wij openen jullie openen / u opent il/elle ouvre hij/zij opent ils ouvrent zij openen on ouvre wij openen elles ouvrent zij openen Je zag het waarschijnlijk al. Je komt hier de uitgangen tegen van de werkwoordengroep die op –er – eindigt. LE PASSÉ COMPOSÉ ouvrir ouvert j’ai ouvert ik heb geopend tu as ouvert jij hebt geopend nous avons ouvert vous avez ouvert il/elle a ouvert hij/zij heeft geopend ils ont ouvert on a ouvert wij hebben geopend elles ont ouvert Je ziet dat het voltooid deelwoord hier eindigt op –ert! wij hebben geopend jullie hebben geopend u heeft geopend zij hebben geopend zij hebben geopend PARCOURU! Jorn Dijkstra Binnen de groep werkwoorden op –ir gelden nog wat uitzonderingen. 1) Zo geldt voor het werkwoord mourir (sterven) een onregelmatige présent, futur en voltooid deelwoord. De imparfait gaat volgens de bekende wijze. je meurs, tu meurs, il/elle meurt nous mourons, vous mourez ils meurent il mourra, il mourrait il est mort, elle est morte - ik sterf, jij sterft, hij/zij sterft - wij sterven, jullie sterven - zij sterven - hij zal sterven, hij zou sterven - hij is gestorven, zij is gestorven 2) Voor het werkwoord courir (rennen) geldt eveneens een onregelmatige présent, futur en voltooid deelwoord. De imparfait gaat volgens de bekende wijze. je cours, tu cours, il court nous courons, vous courez ils courent il a couru, on a couru il courra, a, vous courriez cou - ik ren, jij rent, hij rent - wij rennen, jullie rennen - zij rennen - hij heeft gerend, wij hebben gerend - hij zal rennen, u zou rennen 3) Tenslotte, hoe oe toepasselijk ook, het werkwoord fuir (vluchten). (vluchten) Hier is alleen de présent onregelmatig. Opmerkelijk is het voltooid deelwoord. Lijkt fout, is goed! je fuis, tu fuis, il fuit - ik vlucht, jij vlucht, hij vlucht nous fuyons, vous fuyez, ils fuient – wij vluchten, u vlucht, zij vluchten j’ai fui, elle a fui - ik ben gevlucht, zij is gevlucht
© Copyright 2024 ExpyDoc