CHDDLANU C05-350

PARCOURU!
Jorn Dijkstra
SECTION 21. LES VERBES EN -IR
de werkwoorden eindigend op -ir
INTRODUCTION
Voor een aantal werkwoorden die uitgaan op –ir geldt een zekere regelmaat. Choisir,
finir, réunir, réussir zijn voorbeelden van werkwoorden die regelmatig zijn.
In deze section zal ik ook een deel van de onregelmatige werkwoorden op –ir
behandelen.
In neem in eerste instantie choisir als voorbeeld om de vijf tijden bij langs te lopen.
LE PRÉSENT
choisir – kiezen
je choisis
tu choisis
il/elle choisit
on choisit
ik kies
jij kiest
hij/zij kiest
wij kiezen
nous choisissons
vous choisissez
ils choisissent
elles choisissent
wij kiezen
jullie kiezen / u kiest
zij kiezen
zij kiezen
Je vormt de stam van het werkwoord door –ir weg te laten. In ons voorbeeld, chois.
Vervolgens zie je per vorm de uitgang. Deze zijn vetgedrukt.
LE PASSÉ COMPOSÉ
choisir choisi
J’ai choisi
ik heb gekozen
tu as choisi
jij hebt gekozen
il/elle a choisi
on a choisi
hij/zij heeft
gekozen
wij hebben
gekozen
nous avons
choisi
vous avez choisi
ils ont choisi
elles ont choisi
wij hebben gekozen
jullie hebben gekozen
/
u heeft gekozen
zij hebben gekozen
zij hebben gekozen
De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd en bestaat altijd uit twee delen:
een vorm van het hulpwerkwoord (avoir of être) en het voltooid deelwoord. Het
voltooid deelwoord van deze groep werkwoorden wordt gevormd door ir van de
infitief weg te halen en hier een i voor in de plaats te zetten.
PARCOURU!
Jorn Dijkstra
L’IMPARFAIT
(choisissons)
je choisissais
tu choisissais
il/elle choisissait
on choisisait
ik koos
jij koos
hij/zij koos
wij kozen
nous choisissions
vous choisissiez
ils choisissaient
elles
choisissaient
wij kozen
Jullie kozen / u koos
zij kozen
zij kozen
De imparfait (onvoltooid, imperfect) is de onvoltooid verleden tijd.. In het Frans één
vorm, in het Nederlands één betekenis. De stam van deze tijd krijg je door van de
nous-vorm van de présent ons weg te laten en vervolgens de vetgedrukte uitgangen
achter de stam te plaatsen. In elke uitgang vind je de letter ‘i’ (van imparfait) terug als
controlemiddel Denk bij deze groep aan de dubbele –ss.. Het staat misschien raar,
maar is wel goed.
LE FUTUR SIMPLE
(choisir)
je choisirai
tu choisiras
ik zal kiezen
jij zal kiezen
nous choisirons
vous choisirez
il/elle choisira
on choisira
hij/zij zal kiezen
wij zullen kiezen
ils choisiront
elles choisiront
wij zullen kiezen
jullie zullen kiezen /
u zal kiezen
zij zullen kiezen
zij zullen kiezen
Voor de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd, le futur simple,, neem je het
infitief (hier donner) als uitgangspunt. Achter het infinitief zet je de vormen van avoir
die hierboven vetgedrukt staan. Bij de vertaling krijg je altijd een vorm van het
werkwoord zullen.
LE FUTUR DU PASSÉ/LE CONDITIONNEL
(choisir)
je choisirais
tu choisirais
ik zou kiezen
jij zou kiezen
nous choisirions
vous choisiriez
il/elle choisirait
on choisirait
hij/zij zou kiezen
wij zouden kiezen
ils choisiraient
elles choisiraient
wij zouden kiezen
jullie zouden kiezen /
u zou kiezen
zij zouden kiezen
zij zouden kiezen
De verleden toekomende tijd, le futur du passé of le conditionnel,, wordt in het
Nederlands wat betreft betekenis gevormd met zouden.. Je verkrijgt de vorm door
achter het infinitief de uitgangen van de imparfait te plaatsen.
PARCOURU!
Jorn Dijkstra
SUBGROUPES DU VERBE EN
E -IR
Het zou me geen goed gevoel geven als ik zou zeggen dat dit dé regel
rege is om deze
werkwoordengroep te vervoegen. Dat is het ook niet.
Eigenlijk kun je onder de werkwoorden die op –ir eindigen drie (!) subgroepen
hangen. Elke subgroep wordt weer op eenzelfde wijze vervoegt. De enige
overeenkomst is dat alle werkwoorden binnen
binnen de subgroepen eindigen op –ir.
subgroupe 1) VENIR - komen
Net zoals venir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd:
retenir – terughouden, tenir – houden, contenir – bevatten, prévenir –
waarschuwen, devenir – worden, revenir – terugkomen
De présent, de toekomende tijden en het voltooid deelwoord zijn anders dan
hierboven. Hier sta ik bij stil. De imparfait wordt normaal afgeleid van de nous-vorm.
nous
Hier wordt verder ook geen aandacht aan besteed.
Om de verschillen aan te tonen, neem ik tenir als voorbeeld.
LE PRÉSENT
tenir – houden
je tiens
tu tiens
ik houd
jij houdt
nous tenons
vous tenez
wij houden
jullie houden / u
houdt
il/elle tient
hij/zij houdt
ils tiennent
zij houden
on tient
wij houden
elles tiennent
zij houden
Je ziet dat alle vormen onregelmatig zijn. Echter van de overige werkwoorden uit
deze subgroep geldt eenzelfde vervoeging.
LE PASSÉ COMPOSÉ
Tenir tenu
J’ai tenu
ik heb gehouden
tu as tenu
jij hebt gehouden
il/elle a tenu
on a tenu
nous avons
tenu
vous avez tenu
wij hebben gehouden
jullie hebben
gehouden/
u heeft gehouden
zij hebben gehouden
zij hebben gehouden
hij/zij heeft
ils ont tenu
gehouden
elles ont tenu
wij hebben gehouden
Voor deze subgroep geldt dat het voltooid deelwoord gevormd wordt door de stam
plus de letter u.
PARCOURU!
Jorn Dijkstra
Zoals gezegd wordt de imparfait op dezelfde wijze afgeleid.
Ik ga door met het behandelen van de twee toekomende tijden.
LE FUTUR SIMPLE
(tenir)
je tiendrai
tu tiendras
ik zal houden
jij zal houden
nous tiendrons
vous choisirez
wij zullen houden
jullie zullen houden /
u zal houden
il/elle tiendra
hij/zij zal houden
ils tiendront
zij zullen houden
on tiendra
wij zullen houden
elles tiendront
zij zullen houden
Alleen de stam is bij de futur onregelmatig, de uitgangen blijven ongewijzigd. Dit
geldt ook voor de futur du passé, zoals je hieronder ziet.
LE FUTUR DU PASSÉ/LE CONDITIONNEL
(tenir)
je tiendrais
tu tiendrais
ik zou houden
jij zou houden
nous tiendrions
vous tiendriez
il/elle tiendrait
on tiendrait
hij/zij zou houden
wij zouden houden
ils tiendraient
elles tiendraient
wij zouden houden
jullie zouden houden
/
u zou houden
zij zouden houden
zij zouden houden
subgroupe 2) PARTIR - vertrekken
Net zoals partir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd:
servir – bedienen, dormir – slapen, sortir – uitgaan, mentir – liegen, sentir –
voelen
Vooral de présent is onregelmatig. De overige tijden worden afgeleid zoals die
gelden voor de groep werkwoorden op –ir.
ir. Dit geldt ook voor het voltooid
deelwoord.
Deze laat ik dan ook onbehandeld.
Ik neem partir hier als voorbeeld.
LE PRÉSENT
partir – vertrekken
je pars
tu pars
ik vertrek
jij vertrekt
nous partons
vous partez
il/elle part
on part
hij/zij vertrekt
wij vertrekken
ils partent
elles partent
wij vertrekken
jullie vertrekken /
u vertrekt
zij vertrekken
zij vertrekken
PARCOURU!
Jorn Dijkstra
Je ziet dat alle vormen onregelmatig zijn. Echter van de overige werkwoorden uit
deze subgroep geldt eenzelfde vervoeging. Voor dormir geldt je dors, tu dors, il dort
subgroupe 3) OUVRIR - openen
Net zoals ouvrir worden ook de volgende werkwoorden vervoegd:
offrir – aanbieden, couvrir – bedekken, découvrir – ontdekken, souffrir – lijden
Ook hier is de présent vooral onregelmatig.Net als het voltooid deelwoord.
deelwoord
De overige tijden worden afgeleid zoals die gelden voor de groep werkwoorden op –
ir. Deze laat ik dan ook hier onbehandeld.
Ik neem ouvrir als voorbeeld.
LE PRÉSENT
ouvrir – openen
je ouvre
tu ouvres
ik open
jij opent
nous ouvrons
vous ouvrez
wij openen
jullie openen /
u opent
il/elle ouvre
hij/zij opent
ils ouvrent
zij openen
on ouvre
wij openen
elles ouvrent
zij openen
Je zag het waarschijnlijk al. Je komt hier de uitgangen tegen van de
werkwoordengroep die op –er
– eindigt.
LE PASSÉ COMPOSÉ
ouvrir ouvert
j’ai ouvert
ik heb geopend
tu as ouvert
jij hebt geopend
nous avons
ouvert
vous avez ouvert
il/elle a ouvert
hij/zij heeft geopend
ils ont ouvert
on a ouvert
wij hebben geopend
elles ont ouvert
Je ziet dat het voltooid deelwoord hier eindigt op –ert!
wij hebben geopend
jullie hebben
geopend u heeft
geopend
zij hebben geopend
zij hebben geopend
PARCOURU!
Jorn Dijkstra
Binnen de groep werkwoorden op –ir gelden nog wat uitzonderingen.
1) Zo geldt voor het werkwoord mourir (sterven) een onregelmatige présent,
futur
en voltooid deelwoord. De imparfait gaat volgens de bekende wijze.
je meurs, tu meurs, il/elle meurt
nous mourons, vous mourez
ils meurent
il mourra, il mourrait
il est mort, elle est morte
- ik sterf, jij sterft, hij/zij sterft
- wij sterven, jullie sterven
- zij sterven
- hij zal sterven, hij zou sterven
- hij is gestorven, zij is gestorven
2) Voor het werkwoord courir (rennen) geldt eveneens een onregelmatige
présent, futur en voltooid deelwoord. De imparfait gaat volgens de bekende
wijze.
je cours, tu cours, il court
nous courons, vous courez
ils courent
il a couru, on a couru
il courra,
a, vous courriez
cou
- ik ren, jij rent, hij rent
- wij rennen, jullie rennen
- zij rennen
- hij heeft gerend, wij hebben gerend
- hij zal rennen, u zou rennen
3) Tenslotte, hoe
oe toepasselijk ook, het werkwoord fuir (vluchten).
(vluchten) Hier is alleen
de présent onregelmatig. Opmerkelijk is het voltooid deelwoord. Lijkt fout, is
goed!
je fuis, tu fuis, il fuit
- ik vlucht, jij vlucht, hij vlucht
nous fuyons, vous fuyez, ils fuient – wij vluchten, u vlucht, zij vluchten
j’ai fui, elle a fui
- ik ben gevlucht, zij is gevlucht