Result Class 6 Small Grand Prix Q Cars Gewelt

2.
MEMO
:
Datum: 09-04-2014
Referentie
:
Jsn
Aan
:
Bestuur KVGO
Cc
:
Van
:
Maarten Jansen
Betreft
:
Sociale zekerheid, beleid rond ziekte en arbeidsongeschiktheid
Inleiding
De wetgeving rond ziekte en arbeidsongeschiktheid is nogal in beweging. Dit heeft ook
consequenties voor het door KVGO te voeren beleid. In deze notitie vindt u een beschrijving op
hoofdlijnen van de bestaande wet- en regelgeving en het gevoerde/te voeren KVGO-beleid.
Vanaf 1945 is er in Nederland een omvangrijk bouwwerk aan sociale zekerheid opgezet. Om
activering en re-integratie te bevorderen zijn er de laatste 20 jaar steeds meer prikkels, zowel voor
werkgevers als voor werknemers in het systeem gekomen. Dit is begonnen met de regelingen bij
ziekte en arbeidsongeschiktheid van ‘vast’ personeel, vanaf de invoering van de ‘bezava’wetgeving geldt dit ook voor zgn. vangnetters (flex). Met deze laatste groep wordt gedoeld op de
tijdelijke dienstverbanden, de oproepkrachten, nul-urencontracten maar ook ‘ziek uit dienst’, wat
ook kan gebeuren als een werknemer met een vast dienstverband die in de opzeggingstermijn ziek
wordt, vervolgens uit dienst gaat. Uitzendkrachten en zzp-ers vallen, in het kader van de sociale
zekerheid, niet onder deze definiëring.
Werknemers met een vast dienstverband
Voor werknemers die ziek zijn, geldt een loondoorbetalingsverplichting gedurende de eerste twee
jaar van 70% (max sv-loon), in de grafimediacao in het eerste jaar aangevuld tot 100%. Daarnaast
gelden in die periode voor zowel werkgever als werknemer vrij stringente voorschriften t.a.v.
begeleiding en re-integratie (Poortwachterwetgeving). Na 2 jaar ziekte kan een WIA-uitkering
worden aangevraagd, die kan worden onderscheiden in:
 IVA-uitkering in geval van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, waarbij geen reintegratie meer te verwachten valt;
 WGA-uitkering in geval van gedeeltelijke en/of niet-duurzame arbeidsongeschiktheid, reintegratie is daarbij het uitgangspunt.
Financieel: de loondoorbetalingsverplichting komt voor rekening van de werkgever. De IVAwordt gefinancierd vanuit een landelijk vastgestelde premie, die geïnd wordt door de
belastingdienst. Voor wat betreft de WGA is er een duaal systeem: bij publieke verzekering (via
UWV) is er een (op omslagbasis gefinancierde) premie, met bonus-malus karakteristieken, op basis
waarvan minimum- en maximum premies worden vastgesteld. Daarnaast is er de mogelijkheid om
eigen risicodrager te worden voor dit risico (WGA-vast) en daarvoor privaat een verzekering te
sluiten. In de grafimedia is hiervoor op grote schaal gekozen (uitstap bij Centraal Beheer).
NB. De periode waarin de loondoorbetalingsverplichting geldt wordt nogal eens geëtiketteerd als
de ‘ziektewetperiode’. Dit is vanuit de historie verklaarbaar, maar niet juist en blijkt in de praktijk
nogal eens tot misverstanden te leiden.
Flexwerkers/vangnetters
Voor (ex-)werknemers die onder deze definitie vallen geldt dat zij in aanmerking kunnen komen
voor een uitkering op grond van de Ziektewet gedurende maximaal 2 jaar. Daarna kunnen zij in
aanmerking komen voor een WIA-uitkering, waarbij, net als hierboven gemeld, onderscheid wordt
gemaakt tussen een IVA-uitkering en een WGA-uitkering.
Het kan ook zijn dat er eerst loondoorbetaling bij ziekte is en vervolgens, na beëindiging van het
dienstverband, een uitkering vanuit de ziektewet. De totale gecombineerde termijn is dan ook
maximaal 2 jaar.
Financieel: tot 1 januari 2014 werden zowel de ziektewet als WGA-flex gefinancierd vanuit de
sectorpremie. Deze sectorpremie voor de grafimedia (die in 2013 4,09% bedroeg), bestond dus uit
drie componenten:
 Financiering eerste half jaar WW
 Financiering ziektewet
 Financiering WGA-flex
Vanaf 1 januari 2014 geldt de sectorpremie alleen nog voor het eerste half jaar WW (en de uitloop
van ziektewet en WGA-flex, maar geen nieuwe gevallen). Daarnaast zijn er 2 nieuwe premies voor
resp. ziektewet en WGA-flex.
Anders dan bij de sectorpremie het geval was, geldt hierbij een (afhankelijk van de omvang van de
onderneming gehele of gedeeltelijke) gedifferentieerde premie, die wordt beinvloed door het
schadeverloop. Deze differentiatie zal zich naar verwachting steeds sterker doen gelden. Voor
kleine ondernemingen (loonsom tot € 307.000,-) is er geen differentiatie.
Voor het ziektewetrisico geldt dat, naast een publieke verzekering en uitvoering via het UWV (nu
de standaard) ook private uitvoering (en verzekering) mogelijk is. Voor de WGA-flex is het zo, dat
deze nu nog alleen via het UWV uitgevoerd kan worden. Vanaf 2016 verandert dit: dan kan voor
de WGA-flex ook voor private uitvoering/verzekering gekozen worden, maar alleen in combinatie
met WGA-vast. Dus voor beide WGA-componenten moet er een eenduidige keuze gemaakt
worden: publiek of privaat.
KVGO-beleid tot dusverre
In het verleden is KVGO ingesprongen op de mogelijkheden die de privatisering van de sociale
zekerheid bood. Voor de 2-jaars loondoorbetalingsverplichting bij ziekte is er een mantelcontract
met verzekeraar Achmea, dat ook voorziet in een verzuimsteunpunt. Daarnaast is er een
mantelovereenkomst voor de WGA-uitstap. Hiervoor is door KVGO-leden massaal gekozen. Het
verzuim, zoals geregistreerd bij leden die meedoen aan de verzuimverzekering schommelt al jaren
rond de 4%; dit beeld wordt bevestigd door arbodienst Arboned, die onder KVGO-leden de
grootste arboleverancier is. Dit verzuimpercentage ligt net onder het landelijk gemiddelde.
De WGA-uitstapregeling heeft geleid tot lagere premies dan bij het UWV (gemiddeld) het geval
geweest zou zijn, alleen het laatste jaar liggen de premies ongeveer op hetzelfde niveau. Het
afgelopen jaar is namelijk gebleken dat verzekeraars, incl. Achmea, het
arbeidsongeschiktheidsrisico stelselmatig hebben onderschat, waardoor zij a) flinke voorzieningen
hebben moeten nemen en b) zich beraden over de vraag of zij nog actief blijven op de markt.
Belangrijkste constatering is dat WGA-ers in het algemeen langer in de WGA-regeling blijven dan
van tevoren ingeschat. Dit leidt tot extra lasten. Met Mercer is een traject gestart dat erop gericht is
de zittende populatie WGA-ers te herbeoordelen. Dit is een proces dat een lange adem vraagt,
omdat ook het UWV hieraan moet meewerken, maar inmiddels worden hierop wel de eerste
resultaten bereikt.
Toekomstperspectief
Het ingezette beleid van privatisering, met als laatste loot de BeZaVa wetgeving, biedt kansen. En
die kansen liggen er vooral in om beter te presteren dan het UWV op het gebied van re-integratie
en inzetbaarheid. Deze activiteit zou centraal moeten staan, met daaraan gekoppeld een
verzekeringsarrangement (niet noodzakelijk bij één verzekeraar en mogelijk ook facultatief, in die
zin dat ook alleen voor het re-integratiepakket gekozen kan worden). In dit kader moet ook het
contract met Acture/VSZ gezien worden, dat voorziet in de mogelijkheid van eigen
risicodragerschap van de Ziektewet. Meer dan tot dusverre bij verzekeraars gebruikelijk, staat in dit
concept niet de premie maar de inzetbaarheid voorop.
Vanuit onze ledenkring komt ook regelmatig de vraag naar een geïntegreerde benadering. Een
toekomstbeeld is een integrale re-integratiedienst, gericht op inzetbaarheid, waaraan gekoppeld
verschillende verzekeringsmogelijkheden (plus de mogelijkheid om bepaalde risico’s niet te
verzekeren, maar zelf te dragen). De realiteit van dit moment is nog anders. Op de BeZaVA markt
zijn nog maar weinig spelers, zeker met een bewezen staat van dienst. De verzekeraars die zich
traditioneel op de markt van inkomensverzekeringen bewegen, incl.Achmea beraden zich nog op
hun positie. Dit heeft vooral te maken met de geleden verliezen op de WGA-uitstapportefeuille.