Plan-m.e.r.-plicht wegens indicatieve drempelwaarden

Nieuwsbrief Wro-Milieu
3 maart 2014
Plan-m.e.r.-plicht wegens indicatieve drempelwaarden
Met deze nieuwsbrief willen wij de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de voorzitter) van 19 december 2013,
(zaaknr. 201309352/2/R2; ECLI:NL:RVS:2013:2673) onder uw aandacht brengen.
In deze uitspraak komt onder andere de vraag aan de orde of een plan plan-m.e.r.-plichtig kan
zijn ex artikel 7.2, tweede lid van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), indien vaststaat dat dit
plan niet kaderstellend is voor een activiteit waarbij de drempelwaarde uit kolom 2 van
onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. wordt overschreden, wegens het (grotendeels)
indicatief zijn van de drempelwaarden uit kolom 2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit
m.e.r. (ex artikel 2, vijfde lid, van het Besluit m.e.r.).
Essentie
Een plan is plan-m.e.r.-plichtig ex artikel 7.2, tweede lid van de Wm, indien het kaderstellend is
voor een project-m.e.r.-plichtig of project-m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit. Het indicatief zijn
van de drempelwaarden uit kolom 2 van onderdeel D uit de bijlage bij het Besluit m.e.r. ex
artikel 2, vijfde lid van het Besluit m.e.r., heeft consequenties voor de vraag of een plan dat
wordt genoemd in kolom 3 van onderdeel D uit de bijlage bij het Besluit m.e.r. plan-m.e.r.plichtig is ex artikel 7.2, tweede lid, Wm. Voor deze plannen moet soms ook een plan-MER
worden gemaakt, terwijl het plan niet voorziet in (c.q. kaderstellend is voor) een activiteit waarbij
de drempelwaarde wordt overschreden. Een plan is immers ook plan-m.e.r.-plichtig, indien het
voorziet in een activiteit waarvoor een project-m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen naar
aanleiding van de selectiecriteria (de omvang van het project, de cumulatie met andere
projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen) uit bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn
(2011/92/EU).
Bij de voorbereiding van een plan waarvan vaststaat dat dit plan niet voorziet in een activiteit
waarvoor de drempelwaarde wordt overschreden, kan dus door het bevoegd gezag niet worden
volstaan met de motivering dat het plan reeds hierom niet plan-m.e.r.-plichtig is ex artikel 7.2,
tweede lid van de Wm. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder
heeft overwogen (uitspraak van 21 augustus 2013 in zaaknr. 201209306/1/R2;
pagina 2
ECLI:NL:RVS:2013:852) dient bij de beoordeling van vraag of een plan kaderstellend is voor
een m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteit te worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden
die het plan biedt. Het bevoegd gezag zal dienen te beoordelen (en in de toelichting op het
besluit dienen te motiveren) of uitgesloten is dat het plan kaderstellend is voor een activiteit
waarvoor een project-m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, omwille van het feit dat aan de hand van
de selectiecriteria uit bijlage III bij M.e.r.-richtlijn niet kan worden uitgesloten dat de activiteit
geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zou kunnen hebben. Het achterwege laten
van een dergelijke beoordeling kan ertoe leiden dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State oordeelt dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 7.13 van de Wm.
Nader bekeken
Aan de orde was het wijzigingsplan “Scharrenburgersteeg ongenummerd (naast 10) Lunteren”,
zoals het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede dat op 20 augustus
2013 heeft vastgesteld. Dit wijzigingsplan voorziet in bebouwingsmogelijkheden ten behoeve
van een vleeskalverhouderij. Hierbij staat het vast dat met het wijzigingsplan de voor
vleesrunderen in onderdeel D, kolom 2, onder 14, sub 10, van de bijlage bij het Besluit
milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) opgenomen (indicatieve) drempelwaarde niet
wordt overschreden.
De voorzitter overweegt dat, hoewel in dit geval vaststaat dat met het wijzigingsplan de voor
vleesrunderen in onderdeel D, kolom 2, onder 14, sub 10, van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
opgenomen (indicatieve) drempelwaarde niet wordt overschreden (en het wijzigingsplan in
zoverre aldus niet plan-m.e.r.-plichtig is ex artikel 7.2, tweede lid van de Wm), niet is gebleken
of het college tevens heeft beoordeeld of uitgesloten is dat het wijzigingsplan belangrijke
nadelige gevolgen voor het milieu zou kunnen hebben, zoals bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van
het Besluit m.e.r. Hierbij had het college dienen te beoordelen (en in het bestreden besluit
dienen te motiveren) of uitgesloten is dat het wijzigingsplan kaderstellend is voor een activiteit
waarbij de drempelwaarden uit kolom 2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
weliswaar niet worden overschreden, maar waarvoor toch een project-m.e.r.-beoordelingsplicht
geldt, omwille van het feit dat aan de hand van de selectiecriteria uit bijlage III bij de M.e.r.richtlijn niet kan worden uitgesloten dat de activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het
milieu zou kunnen hebben. Ten behoeve van het wijzigingsplan had een plan-MER dienen te
worden opgesteld, indien het voorziet in een activiteit waarvoor een project-m.e.r.-beoordeling
moet worden doorlopen naar aanleiding van de selectiecriteria uit bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn.
Het bovenstaande sluit aan bij de Nota van toelichting bij het Besluit van 21 februari 2011 tot
wijziging van het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht (reparatie en
modernisering milieueffectrapportage) (Stb.2011, 102, p. 32 en 36).
Nu echter uit de planregels volgt dat het wijzigingsplan eveneens de oprichting van een nietgrondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van andere diersoorten dan vleesrunderen
mogelijk maakt en hiermee niet is uitgesloten dat bij het bouwen ten behoeve van andere
diersoorten de drempelwaarden wel zullen worden overschreden, betwijfelt de voorzitter of het
wijzigingsplan in overeenstemming is met artikel 7.13 van de Wm. Gelet op de maximale
planologische mogelijkheden is het immers niet uitgesloten dat het wijzigingsplan reeds
‘rechtstreeks’ plan-m.e.r.-plichtig is ex artikel 7.2, tweede lid van de Wm. Ten overvloede
pagina 3
overweegt de voorzitter dat de omstandigheid dat ten behoeve van het moederplan reeds een
plan-MER is opgesteld niet maakt dat het wijzigingsplan niet (eveneens) plan-m.e.r.-plichtig is.
Voor vragen en/of opmerkingen naar aanleiding van deze nieuwsbrief kunt u zich wenden tot:
Teun Verstappen
[email protected]
024 – 3 828 333
Disclaimer
De informatie in deze nieuwsbrief is bedoeld ter voorlichting van cliënten en andere relaties en kan niet worden gebruikt als advies in
individuele situaties. In die gevallen kan vanzelfsprekend een op de specifieke situatie toegesneden advies worden gegeven.
Hoewel deze nieuwsbrief met de grootst mogelijke zorgvuldigheid tot stand is gekomen, aanvaardt Hekkelman Advocaten N.V. geen
enkele aansprakelijkheid voor eventuele fouten of andere onjuistheden (of de gevolgen daarvan).
© Hekkelman Advocaten N.V.