Collegevoorstel C20141118o_3.21 Zienswijze begroting MGR

Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Zienswijze begroting MGR (Regionaal Werkbedrijf) 2015
Programma / Programmanummer
BW-nummer
Werk & Inkomen / 1061
Portefeuillehouder
T. Tankir
Samenvatting
De bij de MGR Rijk van Nijmegen betrokken gemeenten krijgen vanaf
nu jaarlijks de gelegenheid hun zienswijze kenbaar te maken ten
aanzien van de begroting van de MGR. De bevoegdheid tot het
indienen van een zienswijze is gedelegeerd aan het college.
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
MO10, Jona Overmars, 9023
Datum ambtelijk voorstel
11 november 2014
Registratienummer
Ons Regionaal Werkbedrijf voert met ingang van 1 januari 2015 als
eerste module van de modulaire gemeenschappelijke regeling (MGR)
Rijk van Nijmegen de Participatiewet – die ook per diezelfde datum in
werking treedt - uit in opdracht van negen gemeenten in de regio
Nijmegen.
14.0012515
We geven in dit voorstel onze zienswijze op de begroting 2015 van de
MGR.
Ter besluitvorming door het college
Paraaf
akkoord
Datum
Paraaf
akkoord
Datum
1. De zienswijze op begroting 2015 van de MGR vast te stellen.
2. De zienswijze bij het dagelijks bestuur van de MGR naar voren
te brengen.
3. De brief vast te stellen waarmee we het dagelijks bestuur van
de MGR informeren over de zienswijze.
Steller
4. De brief vast te stellen waarmee we de raad informeren.
Jona Overmars
 Alleen ter besluitvorming door het College
 Actief informeren van de Raad
Besluit B&W d.d. 18 november 2014
X Conform advies
 Aanhouden
 Anders, nl.
nummer: 3.21
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
De bij de MGR Rijk van Nijmegen betrokken gemeenten krijgen vanaf nu jaarlijks de
gelegenheid hun zienswijze kenbaar te maken ten aanzien van de begroting van de MGR. De
bevoegdheid tot het indienen van een zienswijze is gedelegeerd aan het college.
Ons Regionaal Werkbedrijf voert met ingang van 1 januari 2015 als eerste module van de
modulaire gemeenschappelijke regeling (MGR) Rijk van Nijmegen de Participatiewet
(onderdeel Werk) uit in opdracht van negen gemeenten in de regio Nijmegen. Dit zijn
Nijmegen, Ubbergen, Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook
en Middelaar en Wijchen.
Het Werkbedrijf verkeert nu nog in de inrichtings- en voorbereidingsfase om tot de
daadwerkijke start per 1 januari 2015 te komen. Het dagelijks bestuur van de MGR heeft de
ontwerpbegroting vastgesteld en voor een zienswijze neergelegd bij de deelnemende
gemeenten.
De Adviesfunctie Gemeenschappelijke Regelingen heeft op 13 oktober 2014 een advies
gegeven over de bij de deelnemende gemeenten voorgelegde ontwerpbegroting 2015 MGR
Rijk van Nijmegen.
2
Juridische aspecten
De gemeenteraden van de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten
hebben volgens de Wet op de gemeenschappelijke regelingen (Wgr) het recht hun zienswijze
te geven op de begroting. De raad van Nijmegen heeft deze bevoegdheid gedelegeerd aan
ons college.
De gemeenten in de Regio Nijmegen hebben besloten dat vanaf 1 juli 2005 de begroting- en
verantwoordingsproducten van een aantal gemeenschappelijke regelingen worden
beoordeeld door de Adviesfunctie Gemeenschappelijke Regelingen (GR). Het bedoelde
advies is als bijlage bij dit voorstel opgenomen.
De begrotingen en jaarrekeningen van de gemeenschappelijke regelingen worden getoetst
aan de Begrotingsrichtlijnen Regio Nijmegen (BRN). Daarnaast worden de financiële
meerjarenposities en de risico´s van de regelingen beoordeeld.
3
Doelstelling
Doel van dit voorstel is het vaststellen van de zienswijze van de gemeente Nijmegen ten
aanzien van de begroting van de MGR voor het jaar 2015. Wij brengen deze zienswijze in bij
het dagelijks bestuur van de MGR met het verzoek hiermee rekening te houden bij
vaststelling van de begroting in het algemeen bestuur. Het Algemeen Bestuur van de MGR
Rijk van Nijmegen komt voor de begrotingsbehandeling en de behandeling van de
geformuleerde zienswijzen op 24 november 2014 bijeen.
4
Argumenten
In overeenstemming met het advies van de Adviesfunctie Gemeenschappelijke Regelingen,
geven wij de volgende zienswijze ten aanzien van de begroting 2015 van de MGR:
 We stemmen in met de jaarschijf 2015 van de begroting, met dien verstande dat de
begroting 2015 ten opzichte van Sterke Werkwoorden afwijkt door de extra inzet van
8 administratief ondersteuners.
Collegevoorstel
Vervolgvel
2





We dragen het werkelijke participatiebudget over en vragen de MGR om een verschil
tussen budget volgens begroting en werkelijke budgetten in te zetten voor maatwerk,
alsmede ter bekostiging van UWV-adviezen.
We vragen de MGR om bij het invullen van het functiegebouw de normering zoals
verwoord in de overheadnotitie te hanteren.
Bij de daadwerkelijke invulling van het Werkbedrijf dient aan de overheadnormering
van 25% te worden voldaan.
De MGR dient een notitie weerstandsvermogen op te stellen waarbij:
o Rekening wordt gehouden met de het kader weerstandsvermogen bij
gemeenschappelijke regelingen.
o Een voorstel wordt gedaan voor een bestemmingsreserve participatiebudget,
waarbij ons voorstel is om een eventuele reserve of middelen die niet
besteed worden aan participatie, terug te laten vloeien naar de deelnemende
gemeenten.
Bij de meerjarenraming dient de indexering volgende BRN-normen gevolgd te
worden.
Wij adviseren daarnaast om in de planning- en control cyclus per vier maanden de
bestuursrapportage aan de deelnemende gemeenten binnen de MGR Rijk van Nijmegen op
te nemen.
De begroting 2015 van de MGR Rijk van Nijmegen / Werkbedrijf is qua systematiek gelijk
aan de nota Sterke Werkwoorden.
De voorliggende begroting 2015 van het Werkbedrijf en meerjarenraming 2016-2018 zijn
gebaseerd op aannames en uitgangspunten die in de nota Sterke Werkwoorden zijn
verwoord. De budgetten zijn aangepast aan de actualiteit. De begroting 2015 wijkt op één
punt af ten opzichte van Sterke Werkwoorden door de extra inzet van 8 administratief
ondersteuners in het primaire proces. Met de inzet van deze medewerkers worden de
consulenten en jobcoaches administratief gezien ontlast waardoor zij meer aan hun eigenlijke
taken kunnen toekomen. In Sterke Werkwoorden is de ondersteuning van het primair proces
niet meegenomen. Om die reden heeft de adviesfunctie GR geadviseerd de ondersteuning
van het primaire proces als beslispunt te benoemen.
De normen in de regionaal vastgestelde notitie overheadnormering zijn leidend voor de
inrichting van de begroting. De norm stelt dat 25% van de totale organisatiekosten besteed
mag worden aan overhead. In de begroting 2015 van de MGR Rijk van Nijmegen /
Werkbedrijf zijn de overheadkosten bijna 26% van de totale organisatiekosten. In geld
vertaald is dat een verschil van € 57.000, -. In de overhead zit de opslag van 30% flexibele
schil die volgens opdracht nadere invulling behoeft en een post “overig” van € 100.000, -. De
invulling hiervan is nog zo globaal zodat dat deze post wellicht deels onder de
programmakosten gaat vallen. Hiermee rekening houdende is de verwachting dat het
Werkbedrijf zich aan de 25% kan conformeren.
In overeenstemming met de uitgangspunten van Sterke Werkwoorden dragen de
deelnemende gemeenten hun volledige participatiebudget van € 14.017.000, - over aan het
Werkbedrijf. In de septembercirculaire 2014 is het participatiebudget voor 2015 voor de
deelnemende gemeenten totaal bepaald op € 14.413.000, -.
Wat betreft de inzet van middelen uit het participatiebudget merken we op dat dit middelen
zijn die ten goede komen aan de uitvoering van het beleid gericht op re-integratie en daarmee
aan de doelgroep. Dit betreft zowel de werkzaamheden die gedaan moeten worden om
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
instrumenten in te zetten, als de kosten en het realiseren van de instrumenten (zoals
leerwerkplekken). Er bestaat ruimte voor de raad om te sturen op de inzet van meerwerkmiddelen, in februari 2014 heeft de raad besloten € 2,8 miljoen (gemeentelijke middelen) als
meerwerk over te hevelen. Conform het coalitieakkoord zal hierbij in elk geval de mogelijkheid
van loonkostensubsidie voor de niet-wettelijke doelgroep behoren. Bij de besteding van
meerwerkmiddelen kijken we onder andere kritisch naar de voorgestelde verhouding tussen
uitvoeringskosten en programmakosten in de nu voorliggende begroting.
In Sterke Werkwoorden is uitgegaan van € 1.000.000, - aan maatwerkbudget voor de
deelnemende gemeenten. In de begroting 2015 van het Werkbedrijf is voor maatwerk
€1.024.000, - geraamd.
In lijn met de het advies van de Adviesfunctie GR is het advies in te stemmen met de
begroting voor de jaarschijf 2015 en de meerjarenraming 2016-2018 voor kennisgeving aan
te nemen, met de aantekening dat indexering van de begroting volgens de BRN normen moet
worden gevolgd.
Het is wenselijk een weerstandsvermogen in te stellen
In de voorliggende begroting 2015 van de MGR Rijk van Nijmegen / Werkbedrijf is geen
passage opgenomen over het instellen van een weerstandsvermogen. Over het algemeen
wordt het benodigd weerstandsvermogen gerelateerd aan het risicoprofiel van een
organisatie en wordt onder het weerstandsvermogen vrij inzetbare reserves verstaan.
Bij GR-en geldt dat de deelnemende gemeenten verantwoordelijk zijn en garant staan bij
financiële tekorten in de exploitatie. Met dit uitgangspunt is de vraag dan ook legitiem of een
GR wel een weerstandsvermogen nodig heeft. Bij het geheel achterwege laten van een buffer
heeft de MGR in technische zin geen enkele ruimte in de eigen bedrijfsvoering wat als
ongewenst betiteld kan worden. Ons uitgangspunt is evenwel dat eventuele overschotten op
het participatiebudget dienen terug te vloeien naar de deelnemende gemeenten.
Het werkbedrijf start zonder weerstandsvermogen. De opbouw van reserves is inmiddels
mogelijk geworden, nu het ministerie heeft besloten om het participatiebudget niet in een
afzonderlijk deelfonds beschikbaar te stellen, maar via het gemeentefonds als
integratieuitkering uit te keren.
In lijn met de het advies van de Adviesfunctie GR is het noodzakelijk om een notitie op te
stellen over het wel of niet instellen van een weerstandsvermogen voor het Werkbedrijf.
Periodieke verantwoording door het Werkbedrijf is nodig om bij te sturen
Dit is de eerste begroting 2015 van de MGR Rijk van Nijmegen / Werkbedrijf. Om die reden is
het wenselijk – zeker in het eerste jaar met de integratie van Breed - de handen aan het
“stuur” te hebben. Om bij te kunnen sturen is periodieke verantwoording gewenst. Wij
adviseren het bestuur van de MGR om in lijn met de ODRN in de planning- en control cyclus
per vier maanden de bestuursrapportage aan de deelnemende gemeenten binnen de MGR
Rijk van Nijmegen op te nemen.
In de begroting 2015 MGR Rijk van Nijmegen ontbreekt de post “bestuurskosten”
In de begroting is geen post opgenomen voor bestuurskosten voor het AB, DB en de
ondersteuning van het bestuur. De dekking van deze kosten kan niet ten laste van het
Participatiebudget gebracht worden. Een aanvullende bijdrage vanuit de deelnemende
gemeenten voor deze kosten is noodzakelijk. Wij adviseren het bestuur van de MGR hiervoor
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
een begroting op te stellen en een voorstel daarover aan de deelnemende gemeenten voor te
leggen.
5
Financiën
Het uitgangspunt voor de begroting van het Werkbedrijf is dat het gehele participatiebudget
en het budget voor loonkostensubsidies (uit het WWB-inkomensdeel) beschikbaar gesteld
wordt aan het regionaal werkbedrijf. Het budget voor arbeidsmatige dagbesteding wordt hier
vanuit het Wmo-budget aan toegevoegd. Voor de gemeente Nijmegen betreft dit de volgende
bedragen:
 Participatiebudget: in de huidige begroting is van de MGR is uitgegaan van
11.261.000; in de Septembercirculaire is hier circa € 300.000 bijgekomen, waardoor
het daadwerkelijke Partipatiebudget € 11.585.949 is. Dit zal nog worden verwerkt in
de begroting van de MGR.
 Loonkostensubsidie (uit het WWB-inkomensdeel): het rijk stelt middelen beschikbaar
voor loonkostensubsidie in het WWB-inkomensdeel, voor Nijmegen is dat circa
€ 300.000.
 Arbeidsmatige dagbesteding: € 2.074.200 (vanuit Wmo-budget).
Onderstaande tabel (betreffende de begroting MGR) geeft de totaalbedragen weer, de
bedragen van de gemeente Nijmegen maken hier deel van uit.
uitgaven naar taken volgens de begroting 2015
kandidaatsbenadering
bedrijfsdienstverlening
verbindingsfunctie
2015
2.682
2.385
2.611
2016
2.731
2.428
2.659
2017
2.786
2.477
2.713
2018
2.843
2.527
2.768
uitvoeringskosten sub-totaal
7.678
7.818
7.975
8.138
x € 1.000
verbindingsfunctie loonkostensubsidie
verbindingsfunctie instrumenten
indirecte kosten
basis sub-totaal
verplichtingen
maatwerk
dagbesteding
transitie
Totaal
Meerwerk Nijmegen
Totaal Uitgaven
540
1.770
3.044
4.296
2.000
2.000
2.000
2.000
opgenomen in de uitvoeringskosten
10.218
11.588
13.019
14.434
3.315
3.300
1.024
889
3.689
3.689
500
500
18.746 19.966
2.853
2.733
21.599 22.699
2.500
1.577
3.689
2.500
1.966
3.689
20.785
2.553
23.338
22.589
2.553
25.142
Zie voor een gedetailleerde toelichting op deze begroting de toelichting in het advies van de
regionale adviesfunctie (bijlage bij dit collegevoorstel).
In de begroting van de MGR Rijk van Nijmegen / Werkbedrijf is nog geen rekening gehouden
met de integratie van Breed in het regionaal werkbedrijf. Voorlopig worden de financiële
stromen gescheiden behandeld in begroting etc. Bij het proces van oprichting van het
werkbedrijf is Breed echter nauw betrokken.
Collegevoorstel
Vervolgvel
5
6
Participatie en Communicatie
Na vaststelling van de zienswijze in ons college wordt deze ter kennis gebracht van het
dagelijks bestuur van de MGR met het verzoek hiermee rekening te houden bij de vaststelling
van de begroting voor 2015 door het algemeen bestuur.
De raad wordt geïnformeerd door middel van bijgevoegde brief.
7
Uitvoering en evaluatie
Het dagelijks bestuur van de MGR is verantwoordelijk voor uitvoering van de begroting 2015.
8
Risico
In de risicoparagraaf van de begroting heeft de MGR een aantal risico’s benoemt. Deze
risico’s hangen enerzijds samen met de complexiteit van het transitieproces, en anderzijds
met onzekerheden die voortvloeien uit het feit dat de algemene arbeidsmarktsituatie van
sterke invloed is op de resultaten van het Werkbedrijf. De overgang naar het Werkbedrijf mag
niet leiden tot extra kosten bij de uitkeringsverstrekking. Door voortdurende terugkoppeling
tussen Werkbedrijf en deelnemende gemeenten, wordt dit risico gemonitord en worden
beheersmaatregelen voorgesteld.
Bijlage(n):
Brief aan de raad betreffende zienswijze begroting MGR 2015
Brief aan DB MGR betreffende zienswijze begroting MGR 2015
Advies regionale Adviesfunctie betreffende begroting MGR 2015
Maatschappelijke Ontwikkeling
Beleidsontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP Nijmegen
Telefoon 14024
Telefax
(024) 323 59 92
E-mail
[email protected]
Aan de gemeenteraad van Nijmegen
Postbus 9105
6500 HG Nijmegen
Datum
Ons kenmerk
Contactpersoon
18 november 2014
MO10/14.0012694
Jona Overmars
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Zienswijze begroting MGR 2015
(024) 3299023
Geachte leden van de raad,
Via deze brief informeren wij u over de door ons aan het dagelijks bestuur van de MGR
verzonden zienswijze op de begroting 2015. Door het vaststellen van de Nijmeegse Kadernota
Verbonden Partijen (raadsvoorstel 13/2009) heeft de raad aan het college de bevoegdheid
gedelegeerd om aan het bestuur van een gemeenschappelijke regeling een reactie te geven op
de begroting en jaarrekening.
De gemeenten in de Regio Nijmegen hebben besloten dat vanaf 1 juli 2005 de jaarstukken van
een aantal gemeenschappelijke regelingen worden beoordeeld door de Adviesfunctie
Gemeenschappelijke Regelingen. Dit advies is betrokken bij het opstellen van onze zienswijze.
Zienswijze begroting 2015
We hebben de volgende zienswijze aan het DB van de MGR kenbaar gemaakt:
 We stemmen in met de jaarschijf 2015 van de begroting, met dien verstande dat de
begroting 2015 ten opzichte van Sterke Werkwoorden afwijkt door de extra inzet van
8 administratief ondersteuners.
 We dragen het werkelijke participatiebudget over en vragen de MGR om een verschil
tussen budget volgens begroting en werkelijke budgetten in te zetten voor maatwerk,
alsmede ter bekostiging van UWV-adviezen.
 We vragen de MGR om bij het invullen van het functiegebouw de normering zoals
verwoord in de overheadnotitie te hanteren.
 Bij de daadwerkelijke invulling van het Werkbedrijf dient aan de overheadnormering
van 25% te worden voldaan.
 De MGR dient een notitie weerstandsvermogen op te stellen waarbij:
o Rekening wordt gehouden met de het kader weerstandsvermogen bij
gemeenschappelijke regelingen.
o Een voorstel wordt gedaan voor een bestemmingsreserve participatiebudget,
waarbij ons voorstel is om een eventuele reserve of middelen die niet
besteed worden aan participatie, terug te laten vloeien naar de deelnemende
gemeenten.
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen
Maatschappelijke Ontwikkeling
Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
1

Bij de meerjarenraming dient de indexering volgende BRN-normen gevolgd te
worden.
Wij adviseren daarnaast om in de planning- en control cyclus per vier maanden de
bestuursrapportage aan de deelnemende gemeenten binnen de MGR Rijk van Nijmegen op te
nemen.
Het uitgangspunt voor de begroting van het Werkbedrijf is dat het gehele participatiebudget en
het budget voor loonkostensubsidies (uit het WWB-inkomensdeel) beschikbaar gesteld wordt aan
het regionaal werkbedrijf. Het budget voor arbeidsmatige dagbesteding wordt hier vanuit het
Wmo-budget aan toegevoegd.
Voor de gemeente Nijmegen betreft dit de volgende bedragen:
 Participatiebudget: in de huidige begroting is van de MGR is uitgegaan van
11.261.000; in de Septembercirculaire is hier circa € 300.000 bijgekomen, waardoor
het daadwerkelijke Partipatiebudget € 11.585.949 is. Dit zal nog worden verwerkt in
de begroting van de MGR.
 Loonkostensubsidie (uit het WWB-inkomensdeel): het rijk stelt middelen beschikbaar
voor loonkostensubsidie in het WWB-inkomensdeel, voor Nijmegen is dat circa
€ 300.000.
 Arbeidsmatige dagbesteding: € 2.074.200 (vanuit Wmo-budget).
Onderstaande tabel (betreffende de begroting MGR) geeft de totaalbedragen weer, de bedragen
van de gemeente Nijmegen maken hier deel van uit.
uitgaven naar taken volgens de begroting 2015
kandidaatsbenadering
bedrijfsdienstverlening
verbindingsfunctie
2015
2.682
2.385
2.611
2016
2.731
2.428
2.659
2017
2.786
2.477
2.713
2018
2.843
2.527
2.768
uitvoeringskosten sub-totaal
7.678
7.818
7.975
8.138
x € 1.000
verbindingsfunctie loonkostensubsidie
verbindingsfunctie instrumenten
indirecte kosten
basis sub-totaal
verplichtingen
maatwerk
dagbesteding
transitie
Totaal
Meerwerk Nijmegen
Totaal Uitgaven
www.nijmegen.nl
540
1.770
3.044
4.296
2.000
2.000
2.000
2.000
opgenomen in de uitvoeringskosten
10.218
11.588
13.019
14.434
3.315
3.300
1.024
889
3.689
3.689
500
500
18.746 19.966
2.853
2.733
21.599 22.699
2.500
1.577
3.689
2.500
1.966
3.689
20.785
2.553
23.338
22.589
2.553
25.142
Gemeente Nijmegen
Maatschappelijke Ontwikkeling
Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
2
Wat betreft de inzet van middelen uit het participatiebudget merken we op dat dit middelen zijn
die ten goede komen aan de uitvoering van het beleid gericht op re-integratie en daarmee aan de
doelgroep. Dit betreft zowel de werkzaamheden die gedaan moeten worden om instrumenten in
te zetten, als de kosten en het realiseren van de instrumenten (zoals leerwerkplekken). Er bestaat
ruimte voor de raad om te sturen op de inzet van meerwerk-middelen, in februari 2014 heeft de
raad besloten € 2,8 miljoen (gemeentelijke middelen) als meerwerk over te hevelen. Conform het
coalitieakkoord zal hierbij in elk geval de mogelijkheid van loonkostensubsidie voor de nietwettelijke doelgroep behoren. Bij de besteding van meerwerkmiddelen kijken we onder andere
kritisch naar de voorgestelde verhouding tussen uitvoeringskosten en programmakosten in de nu
voorliggende begroting.
In de begroting van de MGR Rijk van Nijmegen / Werkbedrijf is nog geen rekening gehouden met
de integratie van Breed in het regionaal werkbedrijf. Voorlopig worden de financiële stromen
gescheiden behandeld in begroting etc. Bij het proces van oprichting van het werkbedrijf is Breed
echter nauw betrokken.
Hoogachtend,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
Maatschappelijke Ontwikkeling
Beleidsontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6
6511 PP Nijmegen
Telefoon 14024
Telefax
(024) 323 59 92
E-mail
[email protected]
Aan het dagelijks bestuur van de MGR
Postbus 9105
6500 HG Nijmegen
Datum
Onderwerp
Postbus 9105
6500 HG Nijmegen
Ons kenmerk
Contactpersoon
MO10/14.0012693
Jona Overmars
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Zienswijze begroting 2015
(024) 3299023
Geachte leden van het dagelijks bestuur,
U heeft ons de conceptbegroting 2015 toegestuurd, met het verzoek onze zienswijze hierop aan u
kenbaar te maken.
Onze zienswijze luidt:
 We stemmen in met de jaarschijf 2015 van de begroting, met dien verstande dat de
begroting 2015 ten opzichte van Sterke Werkwoorden afwijkt door de extra inzet van
8 administratief ondersteuners.
 We dragen het werkelijke participatiebudget over en vragen de MGR om een verschil
tussen budget volgens begroting en werkelijke budgetten in te zetten voor maatwerk,
alsmede ter bekostiging van UWV-adviezen.
 We vragen de MGR om bij het invullen van het functiegebouw de normering zoals
verwoord in de overheadnotitie te hanteren.
 Bij de daadwerkelijke invulling van het Werkbedrijf dient aan de overheadnormering
van 25% te worden voldaan.
 De MGR dient een notitie weerstandsvermogen op te stellen waarbij:
o Rekening wordt gehouden met de het kader weerstandsvermogen bij
gemeenschappelijke regelingen.
o Een voorstel wordt gedaan voor een bestemmingsreserve participatiebudget,
waarbij ons voorstel is om een eventuele reserve of middelen die niet
besteed worden aan participatie, terug te laten vloeien naar de deelnemende
gemeenten.
 Bij de meerjarenraming dient de indexering volgende BRN-normen gevolgd te
worden.
Wij adviseren daarnaast om in de planning- en control cyclus per vier maanden de
bestuursrapportage aan de deelnemende gemeenten binnen de MGR Rijk van Nijmegen op
te nemen.
Hoogachtend,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
Gemeente Nijmegen
Maatschappelijke Ontwikkeling
Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
1
www.nijmegen.nl
Advies
Begroting 2015
Gemeenschappelijke Regeling
MGR, werkbedrijf
Gemeente Nijmegen
Adviesfunctie Gemeenschappelijke Regelingen
Peggy van Gemert RA/AA
Oktober 2014
1
Inhoud
1. Inleiding ............................................................................................................................... 3
2. Advies .................................................................................................................................. 4
3. Algemeen ............................................................................................................................. 5
4. Bevindingen ......................................................................................................................... 7
4.1 Toets begroting aan sterke werkwoorden ....................................................................... 7
4.2 Toets Begroting aan overheadnormering ...................................................................... 11
4.3 Gastheerschap Nijmegen............................................................................................. 15
4.4 Bijdragen gemeenten .................................................................................................... 15
4.5 Weerstandsvermogen ................................................................................................... 16
BIJLAGE: notitie financiële kaders werkbedrijf
2
Inleiding
De Modulaire Gemeenschappelijke Regeling is opgericht. Als eerste module gaat ingaande 2015 het
werkbedrijf van start. In het vervolg wordt gesproken over “het werkbedrijf”.
Het werkbedrijf is nog in de inrichtingsfase en teneinde operationeel te kunnen worden per 1 januari
2015, zijnde de waarschijnlijke invoeringsdatum van de participatiewet, is een ontwerp begroting
door het dagelijks Bestuur van de MGR neergelegd bij de deelnemende gemeenten.
Vanuit het Portefeuillehouders Financiën Overleg (PFO) is aan de adviesfunctie gevraagd om ook
over de begroting van deze GR een advies uit te brengen.
Hierover is op 1 september 2014 overleg geweest met de portefeuillehouders. In dit overleg heeft
het werkbedrijf een toelichting gegeven op de werkbegroting en is een toelichting gegeven op de
stand van zaken overheadnormering.
Geconstateerd is toen dat er de nodige onduidelijkheid bestond over de al dan niet vastgelegde
afspraken en vanuit die constatering zijn diverse overleggen opgestart.
Een en ander heeft geleid tot een door gemeentesecretarissen geaccordeerde normering voor
overhead en een ontwerpbegroting zoals op 10 september door het dagelijks bestuur van het
werkbedrijf is aangeboden.
Tezamen met de besluitvorming rondom sterke werkwoorden biedt dit een kader voor beoordeling
van de begroting van het werkbedrijf.
Omwille van de leesbaarheid van dit advies zijn in een afzonderlijke notitie de kaders voor
beoordeling begroting werkbedrijf opgenomen. Deze notitie is als bijlage bij dit advies gevoegd.
Het concept van dit advies is in het PFO van 6 oktober besproken en op- en aanmerkingen zijn
meegenomen in dit advies. Hierbij zijn een aantal onderwerpen die wel in de notitie normering
overhead zijn opgenomen, maar specifiek gemaakt moeten worden voor het werkbedrijf aan de
orde geweest en verwerkt zoals afgesproken in het PFO.
Dit advies is op 9 oktober 2014 besproken met de heer W. van der Linden, kwartiermaker
werkbedrijf.
3
1.
Advies
Op grond van de voorliggende ontwerp Begroting 2015 van de MGR Regio Rijk van Nijmegen,
werkbedrijf, adviseren wij de deelnemende gemeenten om:
A. In te stemmen met de jaarschijf 2015 van de begroting als financieel kader waarmee de
bijdragen van de gemeente worden vastgesteld.
o Geconstateerd hebbende dat de begroting 2015 ten opzichte van sterke
werkwoorden afwijkt door de extra inzet van 8 administratief ondersteuners
B. Te bevestigen dat de werkelijke participatiebudgetten worden overgedragen en dat een
verschil tussen budget volgens begroting en werkelijke budgetten moet worden ingezet voor
maatwerk alsmede ter bekostiging van UWV-adviezen
C. Te bepalen dat bij invullen van het functiegebouw de normering zoals verwoord in de
overheadnotitie moet worden gehanteerd
D. Te bepalen dat de daadwerkelijke invulling van het Werkbedrijf zodanig wordt, dat de aan
de overheadnormering van 25% wordt voldaan.
E. De MGR, werkbedrijf, een notitie weerstandsvermogen op te laten stellen waarbij
o
o
Rekening wordt gehouden met het kader weerstandsvermogen bij
gemeenschappelijke regelingen voor het vormen van een algemene reserve
Een voorstel wordt gedaan over een bestemmingsreserve participatiebudget, waarbij
de wethouders financiën de voorkeur hebben uitgesproken om de overtollige
middelen participatiebudget aan gemeenten terug te geven.
F. de meerjarenraming 2016-2018 voor kennisgeving aan te nemen, met de aantekening dat
indexering van de begroting volgens de BRN normen moet worden gevolgd
4
3. Algemeen
De voorliggende begroting 2015 van het werkbedrijf en meerjarenraming 2016-2018 zijn gebaseerd
op een aantal aannames die in sterke werkwoorden zijn verwoord en als uitgangspunten zijn
benoemd en verder zijn er aanpassingen aan de actualiteit meegenomen.
Voor de beoordeling zijn deze uitgangspunten als toetsingskader gehanteerd en niet aan een
inhoudelijke beoordeling onderworpen. Het is aan het bestuur van het werkbedrijf om afwijkingen
van de uitgangspunten te bepalen en voor te leggen. Juist omdat de start gekenmerkt wordt door
aannames moet deze begroting beschouwd worden als een financieel kader waarmee het
werkbedrijf kan gaan werken aan de daadwerkelijke opbouw en inrichting van de organisatie. De
grenzen zijn in deze begroting bepaald.
In de begroting is aangegeven dat het gastheerschap van de gemeente Nijmegen nog niet vastgelegd
is in een samenwerkingsovereenkomst en in feite nog “under construction” is. Vooralsnog is rekening
gehouden met een bijdrage aan de gemeente Nijmegen als uitvoerder van de piofach taken voor het
werkbedrijf. Enkele werkzaamheden met bijbehorende bedragen zijn nog in onderhandeling en
moeten nog leiden tot definitieve afspraken. De structurele bijdrage wordt pas definitief wanneer er
een samenwerkingsovereenkomst is ondertekend waarin staat wat het gastheerschap in gaat
houden en welke vergoedingen hiertegenover staan.
De transitiekosten van € 1.500.000 (2014/2016) zijn voor de jaren 2015 en 2016 afzonderlijk geraamd
en worden verdeeld over de gemeenten overeenkomstig sterke werkwoorden, nl 50% op basis van
inwoners en 50% van aantal klanten.
De meerjarenbegroting is niet geheel consequent opgezet. Voor personele lasten is een index
meegenomen, terwijl andere uitgaven en ook de inkomsten op prijspeil 2015 gehandhaafd zijn. Deze
geraamde lastenstijging voor personele kosten gaat ten koste van de raming “beschikbare middelen
voor maatwerk”.
Een onderwerp waar het werkbedrijf mee te maken heeft of gaat krijgen, zijn de BTW en de VPB. In
de begroting is dit opgenomen in de paragraaf bedrijfsvoering. De MGR is over dit onderwerp in
overleg met de fiscus.
Samenloop met Breed
In de begroting van de MGR, werkbedrijf is opgenomen dat nog geen rekening is gehouden met het
toetreden / integratie van Breed.
Idee achter deze uitsluiting is om de financiële stromen werkbedrijf en Breed niet met elkaar te
vermengen en het proces niet op te houden door eerst de samenvoeging te regelen en daarna pas te
gaan begroten.
Hoewel dit legitiem klinkt, levert dit wel financiële en inhoudelijke risico’s op.
Het risico bestaat dat met de voorliggende begroting in de hand, het werkbedrijf een organisatie
gaat optuigen, investeringen gaat doen, en werkzaamheden gaat verrichten, die na integratie van
Breed er toch net anders uit zouden zien of te weinig gebruik maken van de beschikbaarheid van
5
Breed capaciteit. Ook zal de integratie van Breed in het werkbedrijf niet leiden tot een optelsom van
twee bedrijven, maar zal een efficiencyslag gemaakt worden. Denk bijvoorbeeld aan één directeur,
één automatiseringssysteem en ICT organisatie e.d.
Verder is de missie van zowel het werkbedrijf als van Breed “zorgen voor arbeidsbemiddeling en
participatie van kandidaten met een afstand tot de arbeidsmarkt” . Binnen deze missie is wel
onderscheid te maken tussen beide organisaties maar beiden boren de(zelfde?) markt aan als
bemiddelaar voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Neem hierbij het gegeven dat
Breed een transitie heeft doorgemaakt naar arbeidsbemiddeling, waarbij de reorganisatie als
geslaagd mag worden beschouwd, maar de economische markt nog niet meezit. Hierdoor heeft
Breed te kampen met financiële tekorten. Bij het werkbedrijf leidt het niet kunnen bemiddelen van
een uitkeringsgerechtigde niet tot tekorten bij het werkbedrijf, maar blijven cliënten daarentegen
wel in de uitkering zitten.
Kortom: oprichting van het werkbedrijf moet zijn doorgang vinden, maar het goed
meenemen van Breed in deze startfase lijkt van wezenlijk belang.
Opmerkingen uit het PFO van 6 oktober2014
In de begroting van het werkbedrijf is meerwerk opgenomen, en in het jaar 2015 alleen voor
Nijmegen. Bij het aangaan van meerwerk wordt de organisatie daar op ingericht en om die reden zal
het werkbedrijf met een flexibele schil moeten werken. Het PFO is dan ook van mening dat aan
meerwerkopdrachten gekoppeld moet worden dat bij vermindering van het meerwerk, de opdracht
gevende gemeente de eventueel daardoor ontstane frictiekosten voor haar rekening neemt. Hierbij
wordt nog opgemerkt dat maatwerk binnen het participatiebudget valt en meerwerk met extra
gemeentelijke middelen wordt uitgevoerd.
Opgemerkt is dat qua huisvesting ook gebruik gemaakt wordt van de netwerkorganisatie, dat wil
zeggen gebruik makend van werkplekken in de diverse gemeentehuizen en bij bedrijven.
Geconstateerd dat deze kosten niet in de huisvestingskosten zijn opgenomen. Vervolgens
afgesproken het bij deze constatering te laten en, teneinde de administratieve lasten te beperken,
deze kosten ook niet bij het werkbedrijf in rekening te brengen. Uit een evaluatie kan blijken of deze
afspraak gehandhaafd moet blijven.
Uitwerking normeringen volgens het PFO van 6 oktober 2014
Als explicitering voor het werkbedrijf van de algemene overheadnormen zijn door het PFO de
volgende uitspraken gedaan:
-Applicatie GWS valt onder programmakosten
-de huisvestingskosten behorende bij de ontvangstruimten, spreekkamers en dergelijke (800m2)
worden tot de programmakosten gerekend.
-promotiebudget is programmakosten
-inrichting en inventaris voor zover betrekking op de ontvangstruimten en dergelijke behoren ook
tot de programmakosten ( ca. € 50.000)
-30% opslag voor de kosten gastheer zijn acceptabel voor de begrotingssamenstelling, maar bij de
feitelijke inrichting en het afsluiten samenwerkingsovereenkomst moet dit nader gespecificeerd
worden.
6
4. Bevindingen
4.1 Toets begroting aan sterke werkwoorden
In sterke werkwoorden zijn een aantal uitgangspunten opgenomen waaraan de begroting moet
voldoen. In de bijlage bij dit advies zijn deze uitgangspunten uitgebreid vermeld. In dit advies zijn de
opmerkingen beperkt tot het vermelden van wezenlijke afwijkingen van de uitgangspunten en een
analyse van het budgettair kader versus de voorliggende begroting.
Het beschikbare budget
Volgens sterke werkwoorden is het uitgangspunt dat het gehele participatiebudget van gemeenten
overgedragen worden naar het werkbedrijf en het budget voor loonkostensubsidies (uit het WWB –
inkomensdeel) beschikbaar gesteld wordt aan het werkbedrijf. Ten aanzien van de dagbesteding is
aangenomen dat de budgetten bij het werkbedrijf terecht komen, maar vooralsnog zijn de uitgaven
en inkomsten budgettair neutraal in de begroting opgenomen, gezien de onduidelijkheden hierover.
Tabel 1
beschikbare middelen volgens sterke werkwoorden
2015
2016
2017
x € 1.000
participatiebudget
13.734 13.941 14.287
loonkostensubsidie
540
1.771
3.045
dagbesteding
4.200
4.200
4.200
transitie
500
500
Totaal
18.974 20.412 21.532
Beschikbare middelen volgens de begroting 2015
2015
2016
2017
x € 1.000
participatiebudget
14.017* 14.008 14.054
loonkostensubsidie
540
1.770
3.043
dagbesteding
3.689
3.689
3.689
transitie
500
500
Totaal
18.746 19.967 20.786
Meerwerk Nijmegen
2.853
2.733
2.553
Totaal budget
21.599 22.700 23.339
2018
14.701
4.297
4.200
23.198
2018
14.606
4.295
3.689
22.590
2.553
25.143
*In de septembercirculaire is het re-integratie budget (participatiebudget) voor 2015 voor de
deelnemende gemeenten totaal bepaald op € 14.413.000.
Verder was in sterke werkwoorden opgenomen dat gemeenten nog eigen re- integratiebudgetten
beschikbaar hebben, maar dat deze niet zondermeer overgedragen worden aan het werkbedrijf,
maar dat er afzonderlijke afspraken gemaakt zullen worden over de inzet. Die bedragen zijn dan ook
niet in de begroting opgenomen, behoudens de extra programmagelden van de gemeente Nijmegen,
die in de begroting als meerwerk Nijmegen zijn opgenomen.
7
Conclusie: De budgetten volgens begroting zijn qua systematiek gelijk aan sterke werkwoorden.
Aanpassingen betreffen alleen actualisering van bedragen.
De uitgaven naar taken
In sterke werkwoorden zijn als taakgebieden aangemerkt; de kandidaatsbenadering, de
bedrijfsdienstverlening en de verbindingsfunctie (inclusief loonkostensubsidies). In een bijlage bij de
begroting zijn deze taakgebieden ook financieel vertaald. De begroting zelf is naar kostensoorten
ingericht en niet naar taken.
In sterke werkwoorden is aangegeven dat naast deze basisdienstverlening , geld beschikbaar moet
blijven voor de reeds aangegane verplichtingen door gemeenten (opgegeven bij de 0-meting) en
vervolgens geld beschikbaar is voor maatwerk. Dit maatwerk is bedoeld voor de gehele regio en
moet nog ingevuld worden. Naast dit maatwerk uit het participatiebudget, kunnen gemeenten extra
meerwerk inkopen. De gemeente Nijmegen heeft hiervoor vanuit het verleden € 2,8 miljoen
opgenomen. Dit bedrag is zowel in sterke werkwoorden als in de voorliggende begroting als extra
nijmeegs meerwerk geraamd.
Tabel 2
uitgaven naar taken volgens sterke werkwoorden
x € 1.000
kandidaatsbenadering
bedrijfsdienstverlening
verbindingsfunctie
indirecte kosten
basis sub-totaal
verplichtingen
maatwerk
dagbesteding
transitie
Totaal
2015
2.800
1.900
2.500
2.700
2016
2.800
1.900
3.800
2.700
2017
2.800
1.900
5.000
2.700
2018
2.800
1.900
6.300
2.700
9.900
11.200
12.400
13.700
3.300
1.000
4.200
500
18.900
3.300 2.500 2.500
1.200 2.400 2.800
4.200 4.200 4.200
500
20.400 21.500 23.200
uitgaven naar taken volgens de begroting 2015
kandidaatsbenadering
bedrijfsdienstverlening
verbindingsfunctie
2015
2.682
2.385
2.611
2016
2.731
2.428
2.659
2017
2.786
2.477
2.713
2018
2.843
2.527
2.768
uitvoeringskosten sub-totaal
7.678
7.818
7.975
8.138
x € 1.000
verbindingsfunctie loonkostensubsidie
verbindingsfunctie instrumenten
indirecte kosten
540
1.770
3.044
4.296
2.000
2.000
2.000
2.000
opgenomen in de uitvoeringskosten
basis sub-totaal
10.218
verplichtingen
maatwerk
dagbesteding
transitie
Totaal
Meerwerk Nijmegen
Totaal Uitgaven
3.315
1.024
3.689
500
18.746
2.853
21.599
8
11.588
13.019
14.434
3.300
2.500
889
1.577
3.689
3.689
500
19.966 20.785
2.733
2.553
22.699 23.338
2.500
1.966
3.689
22.589
2.553
25.142
Toelichting op overeenkomsten en verschillen
Indirecte kosten volgens sterke werkwoorden
In sterke werkwoorden zijn de indirecte kosten afzonderlijk benoemd. De rekensom hierbij was:
37,5% =(ruim 27% van totale uitvoeringskosten) van de directe kosten is opslag voor indirecte kosten
met een maximum van € 2,75 miljoen. Benoemd als indirecte kosten was: automatisering, financiën,
P&C, P&O, facilitair, juridisch, promotiebudget, beleid en overig. De indirecte kosten worden volgens
sterke werkwoorden uitgevoerd door de gastheer Nijmegen.
Indirecte kosten volgens begroting
In de begroting zijn de indirecte kosten geheel omgeslagen over de direct productieve uren. Alle
indirecte kosten zijn dan geheel toegerekend aan het primair proces. Dat wil zeggen dat maatwerk
en meerwerk geen toerekening heeft van overheadkosten . Wel is bij maatwerk een deel
afgezonderd voor materiele kosten. Die materiele kosten komen dus bovenop de overhead.
Onderstaand is aangegeven welke indirecte kosten meegenomen zijn als opslag op de directe
loonkosten:
9
Tabel 3
indirecte uitvoeringskosten primair proces volgens de begroting 2015
2015 2016 2017 2018
x € 1.000
management en leiding (5 FTE)
504
517
530
543
ondersteuning primair proces (8 FTE)
382
391
401
411
P&O ( 2 FTE)
131
134
137
141
Financiën (2,2 FTE)
151
155
159
163
ICT, dienstverlening (2,0 FTE)
128
131
134
138
productontwikkeling (2,0 FTE)
145
148
152
156
juridisch (0,4 FTE)
31
32
32
33
contractbeheer (2,0 FTE)
128
131
134
138
opslag voor flexibele schil 30%
214
219
225
231
automatisering
699
689
689
689
huisvesting
488
488
488
488
Facilitaire voorzieningen
90
90
90
90
personele voorzieningen
33
33
33
33
promotiebudget
133
134
136
137
Overig
100
100
100
100
kapitaallasten investering
72
72
72
72
Indirecte kosten
3.429 3.464 3.512 3.563
directe uitvoeringskosten volgens de begroting 2015
x € 1.000
kandidaatsbenadering (24,5 FTE)
Bedrijfsdienstverlening (21,78 FTE)
Verbindingsfunctie (23,85 FTE)
Totaal directe uitvoeringskosten
Totaal uitvoeringskosten
A. Indirecte kosten in percentage van totaal
B. idem maar directie, leiding en ondersteuning als
directe kosten conform de bedoeling van sterke
werkwoorden
2015
1.484
1.320
1.445
4.249
7.678
45%
2016
1.521
1.353
1.481
4.355
7.819
44%
2017
1.560
1.386
1.518
4.464
7.976
44%
2018
1.599
1.421
1.556
4.576
8.139
44%
33%
33%
32%
32%
Het percentage (A) indirect is hiermee beduidend hoger dan in sterke werkwoorden genoemd, maar
daarentegen was de definitie in sterke werkwoorden niet geheel duidelijk. Zo zal leiding en directeur
in sterke werkwoorden beschouwd zijn als directe kosten. Verder was in sterke werkwoorden de
ondersteuning primair proces (8 FTE) niet meegenomen. Dit zijn in ieder geval extra/ andere kosten
t.o.v. sterke werkwoorden. De kosten van directie, leiding en ondersteuning naar analogie van
sterke werkwoorden beschouwend als directe kosten, dan komen de percentages (B) en aanname
sterke werkwoorden dichter bij elkaar.
Qua normering wordt deze globale rekenmethodiek uit sterke werkwoorden overruled door de
vastgestelde overheadnormering. Hierbij worden de definities weer net anders geïnterpreteerd.
In paragraaf 4.2 worden de indirecte kosten afgezet tegen de overheadnormering.
10
maatwerk
In sterke werkwoorden is het restant budget beschouwd als beschikbaar voor maatwerk. In de
begroting is op eenzelfde manier geredeneerd. Eigenlijk zou de hogere inbreng vanuit het
participatiebudget ten goede moeten komen aan de beschikbare maatwerkmiddelen. Zoals hiervoor
is geconstateerd gaat er meer budget naar de uitvoeringskosten (m.n. de ondersteuning primair
proces) en daardoor zijn de extra middelen niet beschikbaar voor maatwerk.
Voor de meerjarenbegroting geldt dan nog dat de indexering van de loonkosten eveneens ten koste
van het beschikbare budget voor maatwerk gaat. Voor de meerjarenraming wordt ook geadviseerd
deze niet vast te stellen, maar voor kennisgeving aan te nemen.
Algemeen
-De bedragen voor dagbesteding wijken in de begroting af van de bedragen uit sterke werkwoorden.
Aangezien dit budgettair neutraal door de begroting heenloopt in verband met de onduidelijkheden
hierover, heeft dit geen financiële consequenties. In hoeverre de taken een beroep doen op de
overhead is niet bekend.
-in sterke werkwoorden zijn een aantal uitgangspunten opgenomen die niet teruggevonden worden
in de begroting. Genoemd wordt:
-deelnemende gemeenten dragen primair hun eigen frictie- en desintegratiekosten
-indien gemeenten voordelen hebben worden deze ingezet om nadelen bij andere gemeenten te
dempen.
Dit laatste onderwerpen is ook lastig in een begroting van het werkbedrijf op te nemen. Op de
eerste plaats omdat niet bekend is wat de nadelen zullen zijn, zolang er nog geen duidelijk plaatje is
van personele inzet vanuit de verschillende gemeenten. In paraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.
4.2 Toets Begroting aan overheadnormering
Gemeenten hebben gezamenlijk een kader voor overheadnormering opgesteld. Als norm wordt de
notitie zoals in het secretarissenoverleg van 18 september 2014 aan de orde is geweest, genomen.
Het PFO van 6 oktober heeft op zich genomen om de normering door de diverse Colleges te laten
bevestigen.
De notitie stelt heldere normen, alleen voor de specifieke toepassing bij het werkbedrijf moeten nog
enkele definitie vragen worden beantwoord.
Totale overhead versus organisatiekosten (punt 1 en 2 van de normen)
De norm stelt dat 25% van de totale organisatiekosten besteed mag worden aan overhead.
Vraag is over welke kosten het overheadpercentage genomen moet worden. Wat valt allemaal onder
de organisatiekosten bij het werkbedrijf ? In ieder geval de uitvoeringskosten zoals in tabel 3
benoemd. Maar wat komt daar nog bij?
In het PFO van 6 oktober zijn een aantal kostensoorten de revue gepasseerd waarmee de normering
duidelijk is geworden.
Daarmee kunnen de kosten volgens onderstaande tabel worden benoemd.
11
kostensoorten
management en leiding (5 FTE)
personeel primair proces ( 70,13 FTE)
ondersteuning primair proces (8 FTE)
P&O (2 FTE)
Financien (2,2 FTE)
ICT dienstverlening ( 2 FTE)
productontwikkeling (2 FTE)
juridisch (0,4 FTE)
contractbeheer (2 FTE)
opslag flexibele schil 30%
Automatisering algemeen
Automatisering GWS
huisvesting kantoor
huisvesting algemene ruimten
facilitaire voorzieningen
personele voorzieningen
specifieke inrichting en inventaris
promotiemateriaal
promotie FTE ?
overig zoals accountant
loonkostensubsidie
verbindingsfunctie
verplichtingen
maatwerk regio verbinding
maatwerk regio materieel
maatwerk regio personeel (4,95 FTE)
Totale
kosten
504
4.249
382
131
151
128
145
31
128
214
512
187
244
244
90
33
72
75
58
100
540
2.000
3.315
670
54
300
12
directe uitvoering
indirecte uitvoering
overhead
primair
primair
proces programma proces
programma personele materiele
504
504
4.249
382
131
131
151
151
128
128
145
145
31
31
128
128
214
214
512
512
187
244
244
244
90
90
33
33
22
50
22
75
58
100
100
54
300
Gastheer programma
131
151
128
145
31
128
214
512
187
244
244
90
540
2.000
3.315
670
54
300
meerwerk Nijmegen verbinding
meerwerk Nijmegen pre starters
meerwerk Nijmegen materiele kosten
meerwerk Nijmegen personeel (16,95 FTE)
arbeidsmatige dagbesteding
transitie
1.471
160
195
1.027
3.689
500
160
195
1.027
4.249
1.327
5.576
Totaal
21.599
overhead/ totaal organisatie
norm overhead
materiele overhead norm is € 9.806 per FTE Totaal 116 FTE
1.471
160
195
1.027
3.689
500
2.815
3.838
1.023
9.414
1.565
868
2.411
26%
25% in bedrag:
2.205
13.921
2.354
1.137
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de overheadkosten bijna 26% bedragen van de organisatiekosten. Dit is iets meer dan de toegestane 25%. In bedrag
vertaald een verschil van € 57.000. Wanneer in ogenschouw genomen wordt dat in de overhead de opslag van 30% flexibele schil zit die volgens opdracht
nader ingevuld moet worden en een post Overig van € 100.000, die nog zo globaal is dat deze wellicht deels onder de programmakosten gaat vallen, dan
mag verwacht worden dat het werkbedrijf zich wel aan de 25% kan conformeren. Geadviseerd wordt hier op toe te zien bij de feitelijke inrichting van het
werkbedrijf.
13
Personele inschaling( punt 3 van de normering)
De loonkosten begroting is niet te toetsen aan de hand van de norm. Zodra het functiegebouw
ingericht is kan een reële toets gedaan worden. Nu is gewerkt met een gemiddelde van € 61.000 per
functie, waarbij individuele ramingen boven dit gemiddelde uitkomen en enkele onder.. In hoeverre
max -1 is gehanteerd en voor de directeur de juiste inschaling is geraamd is niet getoetst.
Voorgesteld wordt punt 3 mee te geven als voorwaarde bij de invulling van het werkbedrijf en t.z.t.
een afzonderlijke toets te doen.
Materiele overhead (punt 4 van de normering)
De materiele overhead mag volgens de norm (prijspeil 2013) maximaal € 9.806 per fte bedragen.
Uitgaande van 116 FTE tegen € 9.806 is € 1.137.500 toegestaan als materiele overhead. Volgens de
tabel is de materiele overhead € 868.000
Conclusie: de materiele overhead valt ruim binnen de norm.
Huisvesting(punt 5 van de normering)
In de begroting is gerekend met een bedrag van € 120 per vierkante meter. Dit was ingegeven door
de eerste concepten van de afspraken rond overheadnormering. Inmiddels zijn nieuwe jaarcijfers
NVM uit en komt de norm uit op € 115 per vierkante meter. Uitgaande van de vierkante meters van
1.600 zijn de huisvestingskosten € 8.000 te hoog geraamd. In de samenwerkingsovereenkomst zal
opgenomen worden wat de huurprijs uiteindelijk wordt.
De benodigde vierkante meters hangt af van het aantal FTE en de te hanteren flexfactor. De
flexfactor en benodigd per werkplek is niet genormeerd in het voorstel. Een gebruikelijke norm is
70% en 12,1 m2 per werkplek. Uitgaande van 116 FTE en zou dit neerkomen op ruim 980 vierkante
meter voor de werkplekken. De opgenomen huur is voor 1600 vierkante meter waarvan 800 meter
nodig is voor algemene ontvangruimten en dergelijke. De gehuurde oppervlakte kantoorruimte is
lager dan de gebruikelijke normering voor werkplekken. De gehanteerde flexfactor is beduidend
lager dan de gebruikelijke norm. Dit is mede het gevolg van het feit dat er ook gebruik gemaakt
wordt van andere ruimten in de regio (het netwerkconcept)
Frictie en desintegratie
In de afspraken is opgenomen dat, om de gezamenlijkheid te onderstrepen, nadelige frictiekosten
op personeel die kunnen ontstaan doordat de o-situatie en de werkelijke personele inbreng (de q)
per gemeente negatief afwijkt, te compenseren door gemeenten die voordeel hebben. Elke
gemeente krijgt de kans om eigen medewerkers aan te dragen voor invulling van de vacatures. De
prijsverschillen worden door de latende gemeente betaald. En uitwerking van een frictievergoeding
is pas aan de orde nadat alle functies zijn ingevuld. Er is dus niets voor opgenomen in de begroting.
14
4.3 Gastheerschap Nijmegen
In de begroting is het gastheerschap van Nijmegen opgenomen. In sterke werkwoorden is
afgesproken dat Nijmegen als gastheer voor de indirecte functies zorgt. Voor de huisvesting is in
sterke werkwoorden een aantal randvoorwaarden gesteld waarbij in de loop van het traject de keuze
is gevallen op de locatie Nieuwe Dukenburgseweg en deze keuze is bestuurlijk afgestemd. In de
begroting is aangegeven welke taken bij de gastheer liggen en welke taken nog onderhandelbaar zijn.
Onderstaand wordt een korte toelichting gegeven op de kosten gastheer.
uitgaven gastheer volgens de begroting 2015
FTE
2015
x € 1.000
PIOFACH
P&O
2,0
131
Financiën
2,2
151
ICT dienstverlening
2,0
128
optioneel
productontwikkeling
2,0
145
juridisch
0,4
31
contractbeheer
2,0
128
opslag voor flexibele schil
30%
214
Licenties en opslag
187
generieke applicaties en doc info
512
huur
192
overige huisvesting
386
Totaal
2.205
2016
2017
2018
134
155
131
137
159
134
141
163
138
148
32
131
219
187
502
192
386
2.217
152
32
134
225
187
502
192
386
2.240
156
33
138
231
187
502
192
386
2.267
De personele kosten zijn ook hier geïndexeerd en ook hier geldt dat dit niet consequent is met de
overige begrotingsonderdelen.
De inschalingen van de functies zijn niet beoordeeld. Het ligt over het algemeen boven het
gemiddelde van € 61.000, maar gezien de soort functies lijkt dit logisch . Ook is aangegeven welke
functies nog onderhandelbaar zijn.
Bijzondere post in deze opzet is de 30% toeslag voor een flexibele schil. Deze post is niet nader
toegelicht en zal bedoeld zijn om tegenvallers (bijv. ziekte) of te laag ingeschatte capaciteit op te
vangen. Zeker wanneer de inzet van de gastheer beperkt is in capaciteit, zonder volledig zicht te
hebben op de feitelijk uit te voeren taken (bijvoorbeeld de werkzaamheden voor het maatwerk) kan
een opslag voor de begrotingssamenstelling als acceptabel worden beschouwd. In de loop van het
jaar en bij het opstellen van de samenwerkingsovereenkomst zou hier wel meer duidelijkheid over
geboden moeten worden.
4.4 Bijdragen gemeenten
In de begroting zijn de participatiebudgetten als bijdragen deelnemende gemeenten opgenomen
naar de stand zoals bekend ten tijde van opmaken van de begroting. Inmiddels is in de
septembercirculaire van het ministerie een bijlage met participatiebudgetten gemeenten
opgenomen. Dit wijkt voor 2015 in positieve zin af van de huidige begroting. De hogere budgetten
zijn deels veroorzaakt door verdiscontering van prijsstijgingen, maar ook is een budget toegevoegd
15
ter dekking van de kosten van gemeenten voor adviezen van het UWV voor bepaling van de
doelgroep van de baangarantie, adviezen over mensen met de medische –urenbeperking en
adviezen over het in aanmerking komen van mensen voor beschut werk. Voor deze nieuwe
activiteiten worden gemeenten gecompenseerd via het participatiebudget. Er van uitgaande dat
deze taak bij het werkbedrijf terecht komt, zullen de hiervoor te maken kosten uit dit extra budget
gedekt moeten worden. Geadviseerd wordt conform de afspraak de definitieve toekenningen over te
dragen aan het werkbedrijf en de voorwaarde op te nemen dat alle extra middelen ingezet zullen
worden voor extra maatwerk.
De bijdragen van de gemeenten zijn per gemeente in de begroting opgenomen. Voor een
totaaloverzicht per gemeente wordt verwezen naar de bijgevoegde notitie waarin op pagina 17en 18
een totaaloverzicht is opgenomen.
Een bijzondere afspraak is dat de overschotten uit 2014 door gemeenten worden overgedragen aan
het werkbedrijf en dat vervolgens afspraken met de individuele gemeenten gemaakt zullen worden.
De omvang van deze restantbudgetten is uiteraard op dit moment nog niet bekend.
4.5 Weerstandsvermogen
In de risicoparagraaf geeft het werkbedrijf aan dat zij in de loop van 2015 een notitie
weerstandsvermogen op zal gaan stellen. In de paragraaf is aangegeven welke risico’s het
werkbedrijf loopt en deze risico’s kunnen fors zijn.
Het werkbedrijf start zonder weerstandsvermogen. De opbouw van reserves is inmiddels mogelijk
geworden, nu het ministerie heeft besloten om het participatiebudget niet in een afzonderlijk
deelfonds beschikbaar te stellen, maar via het gemeentefonds als integratie uitkering uit te keren.
Hiermee valt het onder de noemer algemene middelen en is er geen bestedingsplicht van rijkswege.
Daar waar gemeenten afgesproken hebben de participatiebudgetten over te dragen aan het
werkbedrijf, kan een overschot in het werkbedrijf opgenomen worden in een reserve. Het is aan de
MGR, en dus gemeenten, om te bepalen welke omvang deze reserve bij de MGR mag hebben.
Geheel bij de MGR laten, geheel terug naar gemeenten of deels terug naar gemeenten. Het PFO
heeft uitgesproken een voorkeur te hebben voor terugvloeien naar de gemeenten. Dit zeker in de
tijd dat de effecten uit de overige decentralisaties nog niet geheel helder zijn.
Voor de algemene bedrijfsvoerings buffer wordt geadviseerd om het kader weerstandsvermogen
gemeenschappelijke regelingen ook voor de MGR, werkbedrijf van toepassing te laten zijn.
16