Wetsvoorstel Vpb-plicht overheidsondernemingen

Wetsvoorstel Vpb-plicht overheidsondernemingen
Enkele observaties vanuit het mededingingsrecht
Maurice Essers – [email protected]
Enkele observaties vanuit het perspectief van het mededingingsrecht
1. Civielrechtelijke rechtspraak over concurrentievervalsing door overheidsbedrijven
2. Wet Markt en Overheid
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal): advies RvState bij het wetsvoorstel
2
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Vraag 1:
Mag de overheid deelnemen aan het economische verkeer, ook wanneer dat
niet in het kader is van de uitoefening van overheidstaken?
3
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Antwoord:
Hoge Raad, 8 maart 1974, NJ 1974, 264 (Artiestenbemiddelingsarrest):
‘dat geen rechtsregel de overheid in het algemeen verbiedt, door middel van zijn
organen diensten te verlenen die niet vallen binnen de wettelijke taakomschrijving
van die organen, ook als deze zich als overheidsorgaan aan het publiek presenteren
en als zij met die dienstverlening aan het vrije rechtsverkeer deelnemen; (…)
4
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Vraag 2:
Zijn er niettemin grenzen voor de deelname door overheidsbedrijven aan het
economische verkeer, bijvoorbeeld waar dit leidt tot concurrentievervalsing?
5
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Antwoord op vraag 2:
Hoge Raad, 8 maart 1974, NJ 1974, 264 (Artiestenbemiddelingsarrest):
“dat de beleidsvrijheid van de overheid op dit stuk slechts daar haar grens vindt, waar
— mede gezien de in de Nederlandse samenleving dienaangaande levende
opvattingen — er in redelijkheid geen verschil van mening over kan bestaan, dat het
belang bij een bepaalde vorm van dienstverlening door de overheid niet opweegt
tegen het belang van de particuliere dienstverleners om tegen een zodanige
concurrentie door de overheid beschermd te worden.’
6
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Vraag 3:
Is er rechtspraak waarin met een beroep op deze algemene norm concurrentievervalsing van een overheidsbedrijf door de rechter wordt verboden?
7
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Antwoord op vraag 3: ja, bv zaak van de Veluwse Nutsbedrijven ivm
nevenactiviteiten van dit energiebedrijf in de installatiesector.
Rechtbank Zutphen, 19 mei 1994 (VNI/VNB) (niet gepubliceerd)
VNB heeft als overheidsenergiebedrijf o.a. de volgende concurrentievoordelen:
- Vrijstelling Vpb voor wat betreft nevenactiviteiten;
- Vrijstelling Vpb voor wat betreft kernactiviteiten zodat extra ruimte voor
investeringen in nevenactiviteiten ontstaat;
- Gebruik van incasso-apparaat, de energieverbruikadministratie en
adressenbestand van het energiebedrijf.
8
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Rechtbank Zutphen, 19 mei 1994 (VNI/VNB) (niet gepubliceerd)
‘dat – mede gezien de thans in de Nederlandse samenleving heersende opvattingen
welke mede zijn gevormd door de ontwikkelingen van het mededingingsrecht in het
kader van het EG-Verdrag – er in redelijkheid geen verschil van mening meer over
kan bestaan, dat het belang van het energiebedrijf VNB om een relevant marktaandeel in de regionale installatiemarkt te verwerven en daartoe met gebruikmaking
van haar voorsprong als voormeld nevenaktiviteiten te ontplooien concurrerend met
aktiviteiten welke particuliere ondernemingen op de installatiemarkt plegen uit te
voeren, minder zwaar weegt dan het belang van VNI c.s. om daartegen beschermd
te worden, tenzij VNB voor die aktiviteiten een rechtvaardiging vindt in het dienen van
een bijzondere taak van publiek belang en de wijze van concurrentie met gebruikmaking van die voorsprong ook geëigend is tot de vervulling van die bijzondere taak.’
9
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Antwoord op vraag 3: ja, bv zaak van Stadsdrukkerij van gemeente Amsterdam
(SDA) die meedeed aan aanbesteding voor drukwerk andere gemeente.
Hof Amsterdam, 18 februari 1999, LJN AD3013 (Security Print/SDA)
‘Het staat de gemeente vrij aan het economisch verkeer deel te nemen en zij hoeft
niet te motiveren waarom de gemeentelijke huishouding of het publiek belang
daarmee zou zijn gediend. De activiteiten van de gemeente zijn ook niet aan de
gemeentegrenzen gebonden. (…)
10
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Hof Amsterdam, 18 februari 1999, LJN AD3013 (Security Print/SDA)
Concurrentievervalsing door de overheid is onrechtmatig, indien de overheid in
vergelijking tot andere (private) deelnemers op de desbetreffende markt een
belangrijke voorsprong heeft doordat zij als overheid voordelen geniet, die andere
(private) mededingers op de markt moeten ontberen. (…) Daarbij gaat het om een
belangrijke voorsprong in concreto en niet om een voorsprong, die slechts van
hypothetische aard is. (…)
Denkbaar is dat zodanige concurrentievervalsing niettemin niet onrechtmatig is,
omdat de (markt)activiteiten van het orgaan een rechtvaardiging vinden in het publiek
belang en de wijze van concurrentie opweegt tegen het belang van het vervullen
door de overheid van die taak. Deze uitzondering doet zich hier niet voor. (…)
11
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Hof Amsterdam, 18 februari 1999, LJN AD3013 (Security Print/SDA, tussenarrest)
Ten aanzien van het aspect van de vennootschapsbelasting betekent dit dat het
erom gaat of (…) de gemeente daardoor in concreto voordelen geniet die andere
mededingers op meerbedoelde markt ontberen.’ Het Hof acht het nodig dat:
‘een onderzoek plaatsvindt dat antwoord geeft op de vraag of de door Security Print
gestelde voordelen daadwerkelijk voordelen zijn die SDA geniet en die andere
(private) mededingers op de desbetreffende markt moeten ontberen, alsook op de
vraag welke voorsprong die (daadwerkelijke) voordelen SDA geeft op die andere
mededingers. (…) als een mogelijk voordeel als bedoeld tevens beschouwd dient te
worden het gegeven dat de opbrengst van de (markt)activiteiten van SDA over de
hier aan de orde zijnde jaren feitelijk niet aan vennootschapsbelasting onderhevig
was of is. Het hof zal dat onderzoek aan één of meerdere deskundige(n) opdragen.’
12
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Conclusie:
Al 40 jaar wordt in de Nederlandse rechtspraak als norm (onrechtmatige daad)
gehanteerd dat ondernemingen overheidsbedrijven kunnen verhinderen om aan het
economische verkeer deel te nemen* wanneer de overheidsbedrijven daarbij
concrete oneigenlijke voordelen genieten, waaronder belastingvoordelen, die geen
rechtvaardiging vinden in het publiek belang en die niet opwegen tegen het belang
van andere ondernemingen om tegen concurrentievervalsing beschermd te worden.
*:
 VNB moest zich terugtrekken uit de installatiemarkt
 SDA moest (in feite) activiteiten tot drukwerk voor gemeente Amsterdam beperken
13
1. Civielr. rechtspraak concurrentievervalsing overheidsbedrijven
Sinds 2003 is er een kentering. De rechter toetst marginaal of sprake is van
verboden concurrentievervalsing:
Hoge Raad, 21 maart 2003, RvdW 2003, 56 (Brandstofleidingarrest):
Aanvaard moet dan ook worden dat nadelige gevolgen van handelen van de
overheid als hier aan de orde eerst dan als niet evenredig in de zin van art. 3:4 lid 2
Awb kunnen worden aangemerkt indien de overheid in redelijkheid niet heeft kunnen
menen dat evenredigheid tussen die nadelige gevolgen en het met dat handelen
nagestreefde doel bestaat.’
14
2. Wet Markt en Overheid
Historie:
- Sinds 1999 is er discussie over wetgeving ter implementatie van de norm uit de
hiervoor genoemde rechtspraak inzake concurrentievervalsing door
overheidsbedrijven.
- Uiteindelijk leidde dit tot de Wet Markt en Overheid (wet van 24 maart 2011), die 1
juli 2012 in werking is getreden voor nieuwe maatregelen en die sinds 1 juli 2014
ook geldt voor oudere maatregelen (waaronder huurovereenkomsten van voor 1
juli 2012)
15
2. Wet Markt en Overheid
Wet Markt en Overheid heeft hetzelfde doel als het wetsvoorstel:
Doel van het wetsvoorstel modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen:
• “Bevordering van gelijk speelveld en zoveel mogelijk voorkomen van ongewenste
verstoringen van de concurrentieverhoudingen tussen private ondernemingen en
daarmee concurrerende overheidsondernemingen”
Doel van de Wet Markt en Overheid:
• “Zoveel mogelijk gelijke concurrentieverhoudingen scheppen tussen economische
activiteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en overheidsbedrijven enerzijds
en andere ondernemingen anderzijds”
16
2. Wet Markt en Overheid
Vier gedragsregels Wet Markt en Overheid (artikel 25g-m Mededingingswet):
a. Tenminste integrale kostendoorberekening van goederen of diensten die door
overheden worden aangeboden.
Deze verplichting geldt alleen voor overheden (niet voor indirecte overheidsbedrijven,
zoals een in een stichting ondergebrachte stadsbibliotheek die CD’s verhuurt).
Nadere regels voor de wijze van kostentoerekening zijn te vinden in het Besluit Markt
en Overheid. Onder integrale kosten wordt een vergoeding voor eigen vermogen
verstaan, waardoor fiscale winst moet worden gemaakt. Toepassing van de
verplichting kan door een overheid worden voorkomen met een besluit algemeen
belang (art. 25h lid 6 Mw). Gemeenten hebben daar gebruik van gemaakt om maatschappelijke tarieven (sportfaciliteiten, maatschappelijk vastgoed) te handhaven.
17
2. Wet Markt en Overheid
Vier gedragsregels Wet Markt en Overheid (artikel 25g-m Mededingingswet):
b. Bevoordelingsverbod van overheidsbedrijven: een bestuursorgaan mag niet
haar eigen overheidsbedrijven bevoordelen ten opzichte van andere ondernemingen.
Voorbeeld: Rijksoverheid gunt onderhandse concessie voor vervoer over het
hoofdrailnet aan NS. Ook staatssteun kan als bevoordeling uitgelegd worden.
c. Functiescheiding: uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheid ten aanzien
van economische activiteiten die zij zelf verricht is verboden. Dit kan schijn van
belangenverstrengeling / concurrentievervalsing geven.
d. Gegevensgebruik: gegevens die overheid verkrijgt bij uitoefening van
publiekrechtelijke bevoegdheden mogen niet tegen gunstigere voorwaarden dan voor
private partijen voor andere doeleinden worden gebruikt.
18
2. Wet Markt en Overheid
Conclusies:
• In de Wet Markt en Overheid wordt als uitgangspunt gehanteerd dat
overheidsbedrijven aan economisch verkeer mogen deelnemen mits de
gedragsregels in acht worden genomen (daarnaast zullen uiteraard de algemene
mededingingsregels in acht genomen moeten worden, waaronder de
staatssteunregels).
• Overheden zullen bij prijsstelling rekening moeten houden met de verplichting om
tenminste de integrale kosten door te berekenen (evenals met de verplichting
vanuit de staatssteunregels om tenminste een marktconforme prijs te hanteren).
19
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
Advies Raad van State:
“Gelet op de door de Afdeling gesignaleerde aandachtspunten en discrepanties, is
het zeer de vraag of het voorstel (ook voor de toekomst) in overeenstemming is met
het EU-recht. Een analyse van wat de Europese Commissie met de volgens haar te
nemen “dienstige” maatregelen” beoogt vanuit staatssteun-optiek, evenals een
analyse van de gevolgen ervan voor de bestaande systematiek van de Wet
Vennootschapsbelasting 1969, ontbreekt. (…) Een gedegen motivering ten aanzien
van de EU-aspecten van het voorstel ontbreekt in de toelichting.”
Wetsvoorstel is immers niet alleen ingegeven door doel van gelijk speelveld, maar
ook om schending van EU staatssteunregels ongedaan te maken.
20
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
Lastig is dat begrippen in het fiscale recht (Vpb, BTW) een andere betekenis kunnen
hebben dan in het mededingingsrecht (recht inzake staatssteun, Mededingingswet):
• “Onderneming”: fiscale begrip (duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer om winst te behalen)
vs. mededingingsrechtelijke begrip (aanbieden goederen en diensten op markt).
• Onderdeel van het begrip “onderneming” is het “In concurrentie treden met”. Dit
onderdeel is ook relevant vanwege de vrijstelling voor overheidstaken van artikel
8e van het wetsvoorstel (geen vrijstelling als “in concurrentie treden met”)
21
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
Ondernemingsbegrip:
MvT inzake huisvuil: dienst wordt veeleer verricht aan de gemeente zelf en niet
vanwege de private belangen van individuele burgers. Uitvoerder van de taak staat
niet in contractuele verhouding met de burgers uit de gemeente maar met de
gemeente zelf, terwijl de bekostiging van de taak voortvloeit uit de heffing en de
inning van de afvalstoffenheffing en (als niet kostendekkend) uit de algemene
middelen. Er is geen sprake van een af te zonderen prestatie aan een individuele
afnemer tegen een daarop betrekking hebbende prijs. Door deze elementen vindt de
uitoefening van deze overheidstaak niet plaats in het economische verkeer, als deze
taak door de publiekrechtelijke rechtspersoon zelf wordt verricht.
22
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
Winststreven is (anders dan in mededingingsrecht) onderdeel van het fiscale
ondernemingsbegrip. Zie echter prof. Stevens (Wfr, 16 oktober 2014):
“het winststreven is echter door de Hoge Raad geobjectiveerd (voldoende is dat
overschotten worden behaald) en de fictie van art. 4 Wet Vpb heeft tot gevolg dat
aan het winstreven weinig betekenis toekomt.”
In het EU mededingingsrecht staan wijze van financiering, rechtsvorm, het ontbreken
van private marktspelers, regulatoire kader, het ontbreken van winstoogmerk en
openbaredienstverplichtingen niet in de weg aan kwalificatie als onderneming.
23
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
“in concurrentie treden” wordt in de MvT uitgelegd als activiteiten die ten koste van
het debiet van andere ondernemingen gaan.
Wanneer treedt een instelling in concurrentie?
1) Concurrentie bij de uitvoering van activiteiten in een geografisch gebied
1) Contract met onderneming voor inzameling van bedrijfsafval
2) Concurrentie om de uitvoering van activiteiten in een geografisch gebied:
1) Contract van gemeente voor inzameling van huisvuil op haar grondgebied
2) Contract van gemeente voor leerlingenvervoer vanaf/binnen haar grondgebied
24
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
Is (potentiele) concurrentie om uitvoering van activiteit in bepaald gebied voldoende?
Stevens (Wfr): “te ver gaat naar mijn oordeel de uitspraak van het Hof Den Haag
waarin een stichting die een monopoliepositie had op grond van een exclusieve
aanwijzing van de overheid werd geacht potentieel in concurrentie te treden, omdat
de overheid ook andere aanbieders zou kunnen toelaten.” (HR, 15 september 2006)
Sommige markten zijn echter aanbestedingsmarkten waarop private en
overheidsbedrijven met elkaar (fel) kunnen concurreren om overheidscontracten: b.v.
inzameling van huishoudelijk afval, leerlingenvervoer, openbaar busvervoer. Wanneer
de geografische markt ruimer is dan het grondgebied van de gemeente, is m.i. wel
degelijk sprake van potentiele concurrentie. Onderhandse gunning van contracten
aan overheidsbedrijven gaat dan ten koste van debiet van andere ondernemingen.
25
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
Wanneer de door een gemeente aangewezen enige inzamelaar van huishoudelijk
afval in die gemeente niet in concurrentie zou treden. Hoe moet de uitzondering van
artikel 8e wetsvoorstel dan worden toegepast?
Deze uitzondering geldt voor activiteiten van een publiekrechtelijke rechtspersoon
verricht in verband met de uitoefening van een overheidstaak, tenzij met die
activiteiten in concurrentie wordt getreden. Maar ook private ondernemingen kunnen
overheidstaken (zoals de inzameling van huishoudelijk afval) uitvoeren.
Waarom zou die uitzondering bij aanwijzing van een private inzamelaar van
huishoudelijk afval niet ook moeten gelden?
26
3. Begrippen (mededingingsrecht vs. fiscaal)
Conclusie:
Het zou wel eens zo kunnen zijn dat door een te beperkte uitleg van begrippen als
“onderneming” en “in concurrentie treden” en het voorbehoud van de vrijstelling voor
overheidstaken aan publiekrechtelijke rechtspersonen nog steeds overheidsbedrijven
buiten de Vpb-plicht vallen die daar volgens de EU staatssteunregels wel onder
moeten vallen. De Raad van State wijst er m.i. terecht op dat de wetgever dat beter
had moeten onderzoeken.
27
Amsterdam
Arnhem
Aruba
Brussel
Curaçao
Dubai
Genève
Hong Kong
Londen
Luxemburg
New York
Parijs
Rotterdam
Singapore
Tokio
Zürich
www.loyensloeff.com