De veranderingen in de Procedureverordening en de

De veranderingen in de
Procedureverordening en de
Machtigingsverordening
Belangrijke opstappen naar 2014
prof. dr. B. Hessel*
1.
Inleiding
Medio augustus 2013 zijn, in het kader van de modernisering van het EU-staatssteunbeleid twee belangrijke Raadsverordeningen in werking getreden: Verordening 734/2013
tot wijziging van de Procedureverordening 659/19991
en Verordening 733/2013 tot wijziging van Verordening
994/98,2 die de Commissie de machtigt tot het vaststellen
van vrijstellingsverordeningen (hierna: Machtigingsverordening). Voor het toekomstig staatssteunbeleid van 2014
bevatten beide verordeningen belangrijke veranderingen,
die aandacht verdienen.
Eerst wordt ingegaan op de wijzigingen van de procedureverordening en daarna komen de veranderingen aan de orde
die de Commissie ruimere mogelijkheden bieden om vrijstellingen te geven van de aanmeldingsplicht krachtens art.
108 lid 3 VWEU.
2.
9HUDQGHULQJHQLQGH3URFHGXUH
verordening
In het algemeen kan gesteld worden dat de wijzigingen in
de Procedureverordening er toe leiden dat de Commissie
meer ruimte krijgt voor onderzoek, de ruimte om klachten in
te dienen wordt beperkt en de samenwerking met nationale
rechterlijke instanties wordt versterkt.
2.1. 1DGHUHLQIRUPDWLHWLMGHQVGHIRUPHOH
RQGHU]RHNVSURFHGXUH
Bij de beoordeling of een steunmaatregel verenigbaar is met
de interne markt, heeft de Commissie regelmatig met technisch ingewikkelde zaken van doen. Om die reden biedt art.
6 bis Procedureverordening de Commissie de mogelijkheid
om, na de instelling van de formele onderzoeksprocedure
nadere informatie in te winnen bij anderen dan de betrokken
lidstaat: een andere lidstaat, een onderneming of een ondernemingsvereniging. Als de informatie wordt ingewonnen bij
de begunstigden van de steun moet de betrokken lidstaat
daarmee instemmen. De ondernemingen en ondernemingsverenigingen die om informatie zijn verzocht moeten die
tegelijk aan de Commissie en de lidstaat aanbieden.
De Commissie kan informatie bij ondernemingen en ondernemersverenigingen vragen via een eenvoudig verzoek of
bij een besluit en geeft de betrokken lidstaat daarvan een
afschrift. Bij een besluit kan de Commissie ondernemingen
of ondernemersverenigingen informeren over geldboeten en
dwangsommen of deze opleggen.
Nr. 1 maart 2014
Voordat de Commissie de formele onderzoeksprocedure
afsluit met een besluit, wordt de betrokken lidstaat in de
gelegenheid gesteld zijn mening te geven over de door de
Commissie ontvangen informatie (art. 7 lid 8 Pv.).
2.2. *HOGERHWHQHQGZDQJVRPPHQDDQRQGHU
QHPLQJHQHQRQGHUQHPHUVYHUHQLJLQJHQ
Wanneer ondernemingen of ondernemersverenigingen
opzettelijk of uit grove onjuiste, onvolledige of misleidende
informatie geven, kan de Commissie evenredige geldboeten
opleggen van ten hoogste 1% van de in het voorafgaande
boekjaar behaalde omzet (art. 6 ter lid 1 Pv.). Als ondernemingen of ondernemersverenigingen verzuimen de volledige en juiste informatie te verstrekken, kan de Commissie
dwangsommen opleggen van ten hoogste 5% van de gemiddelde dagelijkse omzet (art. 6 ter lid 2 Pv.).
Voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen geldt
een verjaringstermijn van drie jaar (art. 15 bis lid 1 Pv.) en
voor de tenuitvoerlegging daarvan een verjaringstermijn van
vijf jaar (art. 15 ter lid 1 Pv.).
- geen geldboeten voor de lidstaten
Tegen de achtergrond van de staatssteunpraktijk in Nederland, waarbij veel decentrale overheden zich mede laten
leiden door de pakkans over een periode van tien jaar, valt
het op dat in Verordening 734/2013 expliciet wordt afgezien van de mogelijkheid om lidstaten geldboeten en
dwangsommen op te leggen, ‘omdat deze, overeenkomstig art. 4 van het Verdrag betreffende de Europese unie
9(8JHERQGHQ]LMQRPOR\DDOPHWGH&RPPLVVLHVDPHQ
te werken, en de Commissie alle informatie te verschaffen
die nodig is om haar taken uit hoofde van Verordening
(EG) nr. 659/1999 te vervullen’.3 In deze aanpak zie ik wel
erg duidelijk de sporen van het mededingingsbeleid jegens
ondernemingen. Daar zijn de ondernemingen mogelijk de
boeven die moeten worden aangepakt. Natuurlijk kunnen er
in de staatssteunsfeer ook foute ondernemingen voorkomen,
maar bij de naleving van de staatssteunregels zijn de boeven
*
1.
2.
3.
Bart Hessel is hoogleraar Europees recht en decentrale
overheden aan het Europa Instituut van de UU en lid van
de redactie van dit blad.
PbEU 2013, L 204/15.
PbEU 2013, L 204/11.
Verordening 734/2013, punt (9).
Tijdschrift voor STAATSSTEUN
17
De veranderingen in de Procedureverordening en de Machtigingsverordening
vooral de (sub-nationale) overheden die de staatssteunregels aan hun laars lappen. In Nederland zijn dat er duidelijk
nog te veel en ik kan mij niet voorstellen dat dat in andere
lidstaten beter is.
2.3. $OOHHQEHODQJKHEEHQGHQPRJHQQRJWRHUHL
NHQGHNODFKWHQLQGLHQHQ
Hoewel Verordening 659/1999 vanouds de mogelijkheid
om klachten over beweerdelijk onrechtmatige steun en
beweerd misbruik van steun alleen toekende aan ‘belanghebbenden’ (art. 20 Pv.), was de mogelijkheid om een klacht
in te dienen in de praktijk uitgelopen op een algemene
kliklijn. In de nieuwe verordening wordt de ruimte voor
klachten expliciet beperkt tot belanghebbenden en moet de
informatie aan nadere voorwaarden voldoen. Als dat niet
het geval is, dienen de klachten behandeld te worden als
algemene marktinformatie en hoeven zij niet noodzakelijk
tot onderzoeken te leiden. Als de Commissie vindt dat de
belanghebbende het verplichte klachtenformulier niet heeft
nageleefd of onvoldoende gronden heeft aangevoerd, wordt
de belanghebbende uitgenodigd opmerkingen in te dienen
(art. 20 lid 2 Pv.).
Deze aanscherping van de mogelijkheden voor klachten is
zeer begrijpelijk en beschermt de Commissie tegen geneuzel
YDQDOOHUOHLPDUJLQDOHW\SHV,NYUHHVHFKWHUGDWEHVWXXUGHUV
die hun staatssteunbeleid laten afhangen van de pakkans ook
erg blij zullen zijn met deze aanscherping. Verder denk ik
niet dat de nieuwe procedure een oplossing biedt voor het
nogal eens optredend probleem dat de Commissie bepaalde
steunmaatregelen niet voldoende relevant vindt om te
behandelen. In het gunstigste geval houdt de Commissie
dan bij een informeel contact met de betrokken overheid,
die denkt te moeten melden, de boot af door mondeling
mede te delen dat de betrokken steun Europees(rechtelijk)
niet relevant is. Een schriftelijke bevestiging van die mededeling, die zekerheid geeft dat een klacht niet behandeld
wordt, blijft dan altijd uit.4 Ook kan het voorkomen dat een
vermoedelijk toereikende klacht van een duidelijke belanghebbende niet wordt behandeld.5
2.4. 2QGHU]RHNQDDUEHSDDOGHVHFWRUHQYDQGH
HFRQRPLHHQQDDUVWHXQLQVWUXPHQWHQ
Nieuw is de mogelijkheid dat de Commissie bij een redelijk vermoeden dat staatssteuninstrumenten in een bepaalde
sector in verscheidene lidstaten mededingingsproblemen
opleveren, in die verscheidene lidstaten onderzoek kan doen
naar die sector van de economie of de betrokken steuninstrumenten (art. 20 bis Pv.). Dat de Commissie naar aanleiding van een klacht over een concrete steunmaatregel haar
onderzoek binnen de betrokken lidstaat uitbreidt is ons
natuurlijk bekend. Denk bijvoorbeeld aan de aanpak van de
breedbandactiviteiten in Nederland naar aanleiding van de
klacht over de gemeente Appingedam en de aanleg van een
breedbandnetwerk. Deze mogelijkheid tot verruiming naar
verscheidenen lidstaten is prettig en kan ertoe leiden dat de
Commissie uiteindelijk binnen een bepaalde sector één lijn
gaat trekken. Dat kan uiteraard ook tot gevolg hebben dat
meerdere lidstaten zich voegen bij een beroepsprocedure
tegen een besluit van de Commissie.6
18
2.5. 6DPHQZHUNLQJPHWGHQDWLRQDOHUHFKWHUOLMNH
LQVWDQWLHV
In art. 23 bis biedt de nieuwe procedureverordening nationale rechterlijke instanties de mogelijkheid om bij
hun toepassing van art. 107 lid 1 en art 108 VWEU de
Commissie te vragen om nadere informatie of een advies
over de toepassing van de staatssteunregels. Ook hier zien
we een duidelijk spoor van het mededingingsrecht voor
ondernemingen waar de Commissie als amicus curiae kan
optreden. Dit spoor biedt duidelijk winst als we kijken naar
hoe de Nederlandse rechters omgaan met de staatssteunregels. Naar mijn indruk hebben de civiele rechters nogal eens
de neiging de toets aan de staatssteunregels af te houden met
formele argumenten dat appellanten onvoldoende hebben
aangetoond of aannemelijk gemaakt dat aan alle vijf criteria
van art. 107 lid 1 VWEU is voldaan.7 De bestuursrechter
lijkt de laatste tijd doortastender te zijn, maar daarbij komt
weleens de vraag op of hij zich daarbij wel heeft gehouden
aan de uitleg die de Commissie aan art. 107 lid 1 VWEU
4.
Een duidelijk voorbeeld dat ook alom bekend is, is de
LQGHUWLMGGRRUGHSURYLQFLH=XLG+ROODQGJH]HWWHVWDS
om steun aan RTV Rijnmond en RTV West te melden.
De reactie van de Commissie dat dat niet nodig was, is
moeilijk te rijmen met de zeer vergaande beschikking over
steun aan de lokale Waalse omroepen (beschikking van 13
IHEUXDULVWHXQPDDWUHJHOQU=LH%+HVVHO
‘Commissaris Kroes, geef zekerheid’, Stcrt. 19 april 2003,
p. 6 (www.oog-decentraleoverheden.nl/staatssteun onder
artikelen).
+LHUELMGHQNLNDDQGHNODFKWWHJHQGH¿QDQFLHULQJYDQ
de dierentuin Emmen. De complexe verhouding tussen
schadevergoeding bij onteigening en staatssteun is actueel
in Nederland maar schijnt voor andere lidstaten niet
relevant te zijn, en daarmee voor de Commissie, die het
uiteraard vreselijk druk heeft, onvoldoende relevant. Aan
dat onderwerp wil ik in 2014 nog een artikel wijden.
6. Deze bevoegdheid zou een oplossing kunnen
bieden voor gevallen als de recente geschillen over
Natuurbeschermingsorganisaties. In Nederland werd de
visie van de Commissie aangevochten door de provincie
*URQLQJHQHDHQGH6WLFKWLQJ+HW*URQLQJVODQGVFKDS
e.a. (Gerecht 19 februari 2013, gevoegde zaken T-15/12
en T-16/12) Een vergelijkbare, maar niet gekoppelde,
zaak liep in Duitsland (Gerecht 12 september 2013, zaak
T-347/09). Een koppeling zou nu vooraf kunnen ontstaan
omdat de Commissie het verslag van har onderzoek
bekend maakt en de betrokken lidstaten, ondernemingen
en ondernemersverenigingen hierover opmerkingen mogen
maken (art. 20 bis lid 1 Pv.).
=LHELMYRRUEHHOG*HUHFKWVKRI'HQ+DDJGHFHPEHU
2009, LJN: BK6928; Rechtbank Leeuwarden, 27
MDQXDUL+$=$*HUHFKWVKRI
Arnhem-Leeuwarden, 3 september 2013
ECLI:NL:GHARL:2013:6675. Een voorbeeld dat ik
toejuich is het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden
van 15 mei 2012, LJN:BW6167, waarmee het Hof een
Residexactie van de gemeente Winsum aanpakt.
Tijdschrift voor STAATSSTEUN
Nr. 1 maart 2014
De veranderingen in de Procedureverordening en de Machtigingsverordening
geeft.8 Beide categorieën nationale rechters kunnen duidelijk baat hebben bij deze nieuwe mogelijkheden en voor de
betrokken overheden en ondernemingen leidt dat tot meer
zekerheid.
3.
9HUDQGHULQJHQLQGH0DFKWLJLQJV
verordening
In Verordening 994/98 van de Raad was de mogelijkheid
voor de Commissie om voor bepaalde soorten van horizontale steun vrijstelling te geven voor aanmelden beperkt tot
steun aan kleine en middelgrote ondernemingen, steun aan
onderzoek en ontwikkeling, steun voor milieubescherming,
steun voor werkgelegenheid en opleiding en regionale steun
op basis van de steunkaart (art. 1 lid onder a). In de praktijk bleek er een toenemende behoefte aan vrijstellingen op
andere terreinen, zoals cultuursteun, maar de Commissie
was lange tijd terughoudend om met een voorstel tot aanpassing van de Machtigingsverordening te komen, omdat
gevreesd werd dat dit zou leiden tot enorme toestanden in
de Raad. Uiteindelijk heeft de Commissie toch deze stap
gezet en die heeft geleid tot Verordening 733/2013. In deze
verordening worden de mogelijkheden voor Commissievrijstellingen aanzienlijk uitgebreid. Dat is uiteraard in het
voordeel van de Commissie, maar wanneer die nieuwe vrijstellingsverordeningen er zijn, zal dat ook voor (decentrale)
overheden grote voordelen opleveren. In afwachting van de
voorgenomen aanpassingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening en de vrijstellingen voor landbouwsteun is het goed te bezien welke nieuwe mogelijkheden
Verordening 733/2013 bevat. Bij de afronding van deze
bijdrage was er al wel een concept aanvulling op de Algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV) door
de Commissie gepubliceerd, die al enige indicatie geeft wat
ons in 2014 te wachten staat.9
Uiteraard gaat het daarbij om soorten steun waarbij de
Commissie bij de behandeling van aanmeldingen inmiddels uitgebreide ervaring heeft opgedaan over de voor steun
in aanmerking komende kosten, de steunpercentages e.d.
waarbij de voordelen van de steun in de zin van art. 107 lid
3 VWEU opwegen tegen de verstoring van de markt in de
zin van art. 107 lid 1 VWEU.
3.1. 1LHXZHPRJHOLMNKHGHQYRRUYULMVWHOOLQJ
- innovatiesteun
In verband met de voornemens in Europa 2020 om innovatie
te bevorderen biedt Verordening 733/2013 de Commissie
nu de mogelijkheid om in een vrijstellingsverordening innovatiesteun op te nemen. In de concept aanvulling AGVV
wordt in art. 4 aangegeven welke steun niet behoeft te
worden aangemeld voor steun aan innovatie clusters. Art.
5 beschrijft de vrijgestelde staatssteun voor proces- of
organisatie-innovatie.
In aansluiting op het in het redactiebericht genoemde marktfalen, merk ik op dat in de concept aanvulling AGVV niets
wordt gezegd over dat marktfalen, terwijl de Commissie
in de Kaderregeling O&O&I-steun alle, door haar onderscheiden, vormen van marktfalen aanvoert om staatssteun in
deze regeling te legitimeren.10 Mijn probleem met de huidige
Kaderregeling is dat het aanpakken van het marktfalen er
toe zal leiden dat ondernemingen op de herstelde markt op
basis van hun eigen preferentiefunctie meer zullen innoveren dan op de falende markt, maar dat het de vraag is of
Nr. 1 maart 2014
die aangepaste markt wel zal leiden tot zo veel innovatie als
de Unie op grond van haar eigen doelstellingen wenselijk
acht. Is dat probleem nu niet extra relevant nu innovatie als
EU-doelstelling zo extra wordt nagestreefd in Europa 2020?
- steun voor cultuur en instandhouding cultureel erfgoed
Vrijstelling is nu ook mogelijk voor steun op het gebied van
cultuur en de instandhouding van cultureel erfgoed. Voor de
instandhouding van cultureel erfgoed kunnen we nu al te
rade gaan bij de Nationale regeling voor de instandhouding
en het herstel van beschermde historische monumenten,11
maar er komt een algemene Europese vrijstellingsregeling
aan, die vergaande werking lijkt te gaan krijgen.
Art. 6 lid 3 onder (b) concept aanvulling AGVV spreekt van:
‘tangible heritage, including all forms of cultural heritage
and archeological sites, monuments, historical sites and
buildings; natural heritage or villages and rural landscapes
only if directly linked to cultural heritage or if formally
recognized as cultural or natural heritage by the competent
public authorities of a Member State.’
De mogelijkheid dat er een vrijstellingsverordening komt
waarin ook cultuursteun is opgenomen is voor Nederland van groot belang. Het Nederlandse cultuurbeleid is
er de laatste jaren op gericht dat culturele instellingen hun
eigen broek moeten kunnen ophouden, en dat leidt ertoe
dat zij ondernemingen zijn. Bovendien worden cultuursubsidies veelal beperkt tot grotere, culturele instellingen die
contacten met het buitenland onderhouden of uitbreiden.
Daarmee hebben deze cultuursubsidies steeds eerder invloed
op het internationale handelsverkeer zodat zij onder art. 107
lid 1 VWEU vallen. En dat wordt door veel Nederlandse
(decentrale) overheden, met name gemeenten onvoldoende
gerealiseerd.
De Commissie constateert dus terecht dat begunstigden van
cultuursteun dikwijls grote ondernemingen zijn,12 zodat
de bestaande mogelijkheid om vrijstelling te geven voor
KMO’s hier geen soelaas biedt. Het zal er wel toe leiden
dat Nederlandse overheden zich beter moeten realiseren dat
cultuursubsidies veelal staatssteun zijn die onder de Europese regels vallen. In hoeverre de Commissie die overheden met een nieuwe vrijstelling uiteindelijk tegemoet gaat
8.
Een duidelijk voorbeeld is de uitspraak van de Afdeling
Bestuursrechtspraak in de zaak Ridderstee B.V. (uitspraak
YDQIHEUXDUL(&/,1/596%=
Daarin kwam de Afdeling, met verwijzing naar het arrest
Philip Morris (HvJEG 17 september 1980, zaak 730/79)
tot het oordeel dat er geen sprake was van staatssteun. Op
basis van het latere Altmarkarrest (HvJEG 24 juni 2003,
zaak C-280/00) is dat oordeel aanvechtbaar. Dat is extra
WULHVWDOVPHQEHGHQNWGDWGHSURYLQFLH=XLG+ROODQG
in deze zaak duidelijk de staatssteunregels heeft willen
toepassen en daarbij wordt afgeschoten door de Afdeling.
9. Het voorstel is geen wijziging van de AGVV maar wordt
aangeduid als een tweede AGVV en is te vinden op: http://
ec.europa.eu/competition/consultations/2013 second gber/
draft regulation en.pdf.
10. PbEU 2006, C 323/6.
11. Beschikking van de Commissie van 15 december 2009,
6WHXQPDDWUHJHO1
12. Verordening 733/2013, punt (5).
Tijdschrift voor STAATSSTEUN
19
De veranderingen in de Procedureverordening en de Machtigingsverordening
komen moeten we nog afwachten, maar de ontwerp aanvulling AGVV kan door Nederlandse overheden met gejuich
worden ontvangen.
Art. 6 lid 3 onder (a) concept aanvulling AGVV noemt:
‘museums, art galleries, archives, libraries, cultural
spaces, theatres, opera houses, concert halls, cinemaWKHTXHVDQGRWKHUVLPLODUFXOWXUDOLQIUDVWUXFWXUHVDQGLQVWLtutions’. Onder (d) worden daaraan nog toegevoegd: ‘art
events, festivals, exhibitions and similar cultural activities.’ Het lijkt er dus op dat de Commissie de cultuursector
grotendeels wil vrijstellen van aanmelding, want voor de
genoemde vormen van investeringssteun ligt de aanmeldingsdrempel in het concept bij 70 miljoen euro per jaar
en voor de operating aid op 25 miljoen per jaar. De Nederlandse overheden moeten natuurlijk niet te vroeg juichen
want de concept aanvulling AGVV maakt wel duidelijk dat: (1) zij in de toekomst cultuursteun zullen moeten
gaan toesnijden op de aanvulling AGVV en (2) dat reeds
verleende cultuursubsidies, waarin geen spoor is terug te
vinden van de criteria van de concept aanvulling AGVV,
problematisch zijn. De nu gepubliceerde criteria geven
immers aan onder welke voorwaarden de Commissie het
niet aanmelden van cultuursubsidie acceptabel vindt.
In aansluiting op het in het redactiebericht genoemde marktfalen wil ik hier ook een opmerking maken over de cultuursteun die in de concept aanvulling AGVV niet aan marktfalen wordt gekoppeld. Bij cultuur kan men natuurlijk
zeggen dat we hier de markt laten werken. Het resultaat zal
dan zijn dat bezoekers van theaters en muziekcentra een
gewone marktconforme prijs moeten betalen van, laten we
zeggen 250 euro voor het bezoeken van Frans Bauer. Bij
cultuurbeleid is het echter goed denkbaar dat overheden die
marktwerking enigszins willen corrigeren uit een oogpunt
van rechtsvaardige inkomensverdeling. Dan duikt er, als
PHQGHVWDDWVVWHXQLQGHOLMQYDQKHW$FWLHSODQ6WDDWVVWHXQ
aan marktfalen wil relateren nog een vorm van marktfalen
op die in dat Actieplan niet wordt genoemd. Dat marktfalen
speelt nu ook al een rol, bijvoorbeeld om steun aan achtergebleven regio’s te legitimeren, maar zal nog belangrijker
worden in de sociale markteconomie van Europa 2020.
Punt is dan wel dat er een spanning wordt onderkend tussen
PDUNWHI¿FLsQWLHHQVRFLDOHUHFKWYDDUGLJKHLG13
- steun voor natuurrampen en ter compensatie van door
bepaalde ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte
schade in de visserijsector
Hier hebben we natuurlijk niet te maken met vrijstellingen
die verband houden met de beleidsuitgangspunten van de
EU op grond van Europa 2020, maar voor steun die gebaseerd is op art. 107 lid 2 VWEU of daar althans in de
buurt komt. Ook hier wordt ruimte gecreëerd voor grote
ondernemingen. Voor een eerste indruk van de mogelijke
vrijstelling van steun voor natuurrampen verwijs ik naar art.
1 van de concept aanvulling AGVV.
- steun voor de bosbouw
De Commissie wil de mogelijkheid hebben om bepaalde
soorten steun voor de bosbouw vrij te stellen van aanmelding als zij ervaren heeft dat de voordelen van de steun
opwegen tegen de verstoring van de markt. Hierbij kan
onder meer gedacht worden aan steun die in programma’s
voor plattelandsontwikkeling is opgenomen.14
20
- steun voor instandhouding van de biologische rijkdommen
van de zee en van de biologische zoetwaterrijkdommen
Verordening 733/2013 biedt ook de mogelijkheid van vrijstelling voor staatssteun in relatie tot Verordening 1198/2006
inzake het Europees Visserijfonds.
- steun voor bewoners van afgelegen gebieden op het gebied
van vervoer, met een sociaal karakter, die zonder discriminatie op grond van de identiteit van de operator wordt
toegekend
Deze mogelijkheid voor deze vrijstelling is voor Nederland
niet relevant. Voor een eerste indruk waar de Commissie aan
denkt verwijs ik naar art. 2 concept aanvulling AGVV.
- steun voor basisbreedbandinfrastructuur
Mede naar aanleiding van breedbandsteun door de gemeente
Appingedam, heeft de Commissie een Mededeling gedaan
‘EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken.’15 In aansluiting hierop biedt Verordening 733/2013
de Commissie de mogelijkheid voor bepaalde soorten breedbandinfrastructuur die niet tot ernstige verstoring leiden
HHQYULMVWHOOLQJVYHURUGHQLQJYDVWVWHOOHQ=LHKLHUYRRUDUW
concept aanvulling AGVV.
- steun voor sport
Naar de ervaring van de Commissie hebben steunmaatregelen voor sport, met name voor amateursport en kleinschalige sport vaak slechts een geringe invloed op de handel
tussen de lidstaten en veroorzaken zij geen ernstige verstoring van de mededinging. Ervaring met dergelijke steun
biedt de Commissie de mogelijkheid verenigbaarheidsvoorwaarden in een vrijstellingsverordening op te nemen. De
Nederlandse overheden hoeven dus niet te verwachten dat
de problematiek van de voetbalsteun door een nieuwe vrijstellingsverordening zal worden opgelost. Dat geldt ook niet
voor de mogelijke steun rond een nieuwe schaatstempel.
13. Eerder heb ik over de economische benadering van
VWDDWVVWHXQYROJHQVKHW$FWLHSODQ6WDDWVVWHXQRSJHPHUNW
GDWKHWGDDULQJHQRHPGHPDUNWIDOHQYHU¿MQG]RXPRHWHQ
worden. Ik pleit voor een onderscheid tussen factoren,
zoals het optreden van marktmacht en imperfecte
informatie, waardoor de markt niet optimaal functioneert
en factoren waarbij de markt – ook als deze wel optimaal
functioneert – naar zijn aard te kort schiet. Dat geldt voor
(1) positieve en negatieve externe effecten; (2) collectieve
goederen en (3) rechtvaardige inkomensverdeling of
gelijke kansen op de markt. Nu die derde factor in Europa
2020 zo belangrijk wordt lijkt het nog zinvoller dit
onderscheid te hanteren en niet alles onder marktfalen te
EUHQJHQ=RXKHWNXQQHQ]LMQGDWGH&RPPLVVLHGLHGHUGH
factor van marktfalen niet onderscheidt omdat het oplossen
van rechtvaardige inkomensverdeling zich onttrekt aan de
economie? Binnen de economie is er immers geen plaats
voor interpersonele nutsvergelijking.
14. De nieuwe Machtigingsverordening biedt geen oplossing
voor de staatssteun rond natuurbeschermingsorganisaties
omdat de Commissie heeft beslist dat daar sprake is van
een DAEB. Niet de nieuwe vrijstellingen op basis van art.
107 lid 3 VWEU maar de vrijstellingen op basis van art.
106 lid 2 VWEU moeten hier dus soelaas bieden.
15. PbEU 2013, C 25/1.
Tijdschrift voor STAATSSTEUN
Nr. 1 maart 2014
De veranderingen in de Procedureverordening en de Machtigingsverordening
- steun voor infrastructuur
6WHXQYRRULQIUDVWUXFWXXUKRHIWQLHWDOWLMGVWDDWVVWHXQWH]LMQ
Het kan zijn dat de ontvanger geen economische activiteiten
verricht of dat er sprake is van compensatie van de DAEB
die aan de vier Altmarkcriteria voldoet. Maar sinds de
DUUHVWHQYDQKHW*HUHFKWLQ]DNH/HLS]LFK+DOOHHQ6DFKVHQ16
is het oorspronkelijke standpunt dat algemeen infrastructurele voorzieningen geen staatssteun vormen te simpel
gebleken. Volgens deze arresten vormt steun aan infrastructuur die economisch gebruikt kan worden wel staatssteun.
Dit heeft vergaande gevolgen voor voetbalstadions die in het
verleden bij multifunctioneel gebruik onder bepaalde voorwaarden aan de staatssteunregels ontsnapten.17=RKHHIWGH
Commissie in een aantal besluiten over multifunctionele
arena’s duidelijk gemaakt dat er sprake is van staatssteun en
aan welke eisen moet worden voldaan om die staatssteun
verenigbaar te maken.18
Gezien deze stand van zaken is het bijzonder prettig dat
Verordening 733/2013 de Commissie de mogelijkheid biedt
vrijstelling te geven voor beperkte staatssteun die betrekking
heeft op infrastructuurprojecten die de doelstellingen van
deze verordening ondersteunen en ook de andere doelstellingen van de Europa 2020-strategie.
2PGDW¿QDQFLsOHRQGHUVWHXQLQJYDQVSRUWHQPXOWLIXQFtionele infrastructuur in de praktijk nauw met elkaar
verweven zijn, is het niet vreemd dat de Commissie in haar
concept aanvulling AGVV in art. 7 ingaat op de combinatie van sport en multifunctionele recreatieve infrastructuur. De criteria voor vrijstelling worden daarin genoemd en
de aanmeldingsdrempel voor steun ligt volgens de concept
aanvulling op 15 miljoen euro en voor de totale projectkosten op 30 miljoen euro. Ook hier moeten de Nederlandse (decentrale) overheden dus bedenken dat (1) zij in
de toekomst dergelijke steun zullen moeten gaan toesnijden
op de aanvulling AGVV en (2) dat reeds verleende subsidies aan sport en/of multifunctionele infrastrucuur waarin
geen spoor is terug te vinden van de criteria van de concept
aanvulling problematisch zijn.
3.2. 'HZHEVLWHYDQGH&RPPLVVLHNRPWLQ
SODDWVYDQKHW3XEOLFDWLHEODGYDQGH(8
=RDOVEHNHQGPRHWHQOLGVWDWHQWHUZLOOHYDQGHWUDQVSDUDQWLHGLHLQKHW$FWLHSODQ6WDDWVVWHXQJURWHDDQGDFKWNUHHJ
de bekendmakingen van de samenvatting van hun gebruik
van de vrijstellingsverordeningen publiceren in het Publicatieblad van de EU. Door de ontwikkeling van de elektronische communicatiemiddelen is dat niet meer nodig en
kan worden volstaan met plaatsing op de website van de
Commissie.
4.
Conclusie
De veranderingen die door de Verordeningen 734/2013
en 733/2013 zijn aangebracht in de Procedureverordening
respectievelijk de Machtigingsverordening hebben belangrijke invloed op de Europese staatssteunregels. In 2014
zal duidelijk worden wat de gevolgen zullen zijn van die
veranderingen.
In aansluiting op de eerdere redactionele bijdrage, stel ik
vast dat er in de concept aanvulling AGVV geen sporen zijn
terug te vinden van de vormen van marktfalen die volgens
KHW$FWLHSODQ6WDDWVVWHXQEHSDDOGHDOJHPHQHGRHOVWHOOLQJHQ
voor staatssteun moeten legitimeren. Met enige teleurstelNr. 1 maart 2014
ling stel ik ook vast dat er in de concept aanvulling AGVV
evenmin sporen zijn terug te vinden van de overgang in
Europa 2020 van de liberale markteconomie naar de sociale
PDUNWHFRQRPLH=RXGDWEHWHNHQHQGDWZHGHYHUDQGHULQJ
van Almunia-pakket voor staatssteun en DAEB moeten
verklaren uit het feit dat Almunia socialist is en zijn voorgangster Kroes liberaal? Dat zou ik zeer betreuren want die
overgang in Europa 2020 is, naar mijn mening, geen politieke verandering maar gebaseerd op sociaalwetenschappelijk inzicht in de tekortkomingen van de liberale markteconomie op het punt van de vereiste minimale sociale orde.
Op dat inzicht is ook de aandacht in Europa 2020 voor het
maatschappelijk verantwoord ondernemen gericht. Wanneer
de nieuwe staatssteunregels in 2014 slechts verandering
ondergaan als gevolg van de politieke kleur van de huidige
Eurocommissaris, is dat voor het concretiseren van Europa
2020 weinig hoopvol. De erkenning van maatschappelijk verantwoord ondernemen zal overigens niet alleen van
invloed kunnen (en ook moeten) zijn op de bestaande staatssteunregels van de Commissie, maar ook op de bestaande
Europese en Nederlandse mededingingsregels voor ondernemingen.19 Het mag duidelijk zijn dat de redactie van het
7LMGVFKULIWYRRU6WDDWVVWHXQPHWJURWHEHODQJVWHOOLQJ
tegemoet ziet.
=HOIEHQLNGRRUGHRQWZLNNHOLQJHQURQG(XURSDH[WUD
nieuwsgierig naar de verhouding tussen wat ik heb genoemd
het economische denken vanuit de markt, dat ik bij de
staatssteunbenadering van de Commissie signaleer, en het
economische denken vanuit de formele welvaartsopvatting
waarbij alle overheidsdoelstellingen centraal staan. Waarschijnlijk kunnen economen hier meer duidelijkheid geven
hoe die twee benaderingen zich tot elkaar verhouden. Als
niet-econoom kan ik nu alleen het vermoeden uitspreken dat
de benadering vanuit de formele welvaartsopvatting waarschijnlijk ook gevolgen zal hebben voor het meenemen van
niet-economische belangen bij de toepassing van art. 101 lid
3 VWEU en art. 6 lid 3 Mededingingswet, een aanpak die
onder juristen steeds meer wordt bepleit. Vanuit de formele
welvaartsopvatting is er immers geen onderscheid tussen
economische en niet-economische doelstellingen.
16. Gerecht 24 maart 2011, gevoegde zaken T-443/08
)UHLVWDDW6DFKVHQHQ/DQG6DFKVHQ$QKDOWHQ7
(Leipzig-Halle).
=LHQDGHUµ(XURSHDQ&RPPLVVLRQ'*FRPSHWLWLRQ1RWH
to DG REGIO’, Brussels, COMP/03/2011, Application of
6WDWHDLGUXOHVWRLQIUDVWUXFWXUHLQYHVWPHQWSURMHFWV
=LHELMYRRUEHHOGKHW%HVOXLWYDQGH&RPPLVVLHYDQ
mei 2013 betreffende steun aan een arena in Uppsala
(PbEU 2013, L 243/19. Er zijn vergelijkbare besluiten
over multifunctionele arena’s in Erfurt, Jena, België en
een besluit over de Kerncentrale in Petten (Europese
Commissie 17/07/2013, IP/13/700.
=LH752WWHUYDQJHU0DDWVFKDSSHOLMNYHUDQWZRRUG
concurreren, mededingingsrecht in een veranderende
wereld, oratie Leiden 2010.
Tijdschrift voor STAATSSTEUN
21