EK BIB RIJK .'i )OH DE kJ.S8ELMii.EKPOLOeft8 W E R K D O C U M E N T TOEPASSING EN VERWERKING VAN ZUIVERINGSSLIB IN FLEVOLAND door G. M e n t i n g yu-i/S-Abw augustus ifim> 136 -*'~'6cW & io .TERIE VAN V E R K E E R EN WATERSTAAT . - . - . K S D I E N S T V O O R DE IJSSELMEERPOLDERS SMEDINGHUIS - LELYSTAD 6640 V biz. INHOUD Voorwoord Inleiding 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. SLIB, KWALITEITEN EN KWANTITEITEN Algemeen Waterbihding en wateronttrekking bij slib Hoeveelheden geproduceerd slib Samenstelling van het zuiveringsslib 11 11 12 13 13 2. 2.1. 2.2. 2.2.1. 2.2.2. STABILISERING Stabilisering Conditionering Chemische conditionering Thermische conditionering 16 16 17 17 18 3. 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.4. SLIBONTWATERING Algemeen Kunstmatige ontwatering Filtratie Gravitatie Flotatie Enkele methoden van kunstmatige ontwatering Natuurlijke slibontwatering Algemeen Slibdroogbedden Sliblagunes Vergelijking van de verschillende methode van ontwatering Afzet van slib Algemeen 19 19 19 19 20 20 20 26 26 27 28 4. 4.1. 4.2. 4.2.1. 4.2.2. 4.3. 4.4. 5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.3.1. 5.3.2. 5.4. 5.4.1. 5.4.2. 5.4.3. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. A f z e t van s l i b i n de A f z e t van s l i b i n de Z u i v e r i n g s s l i b i n de A f z e t van k u n s t m a t i g Afvoer van s l i b u i t landbouw akkerbouw-weidebouw bosbouw ontwaterd s l i b lagunes SLIBVERWERKING IN ALMERE Prognoses b e t r e f f e n d e hoeveelheden s l i b Methodes van a f v o e r S l i b a f v o e r n a a r de landbouw Reken v o o r b e e l d met s l i b van Almere O p g e b r a c h t e h o e v e e l h e d e n zware m e t a l e n V e r w e r k i n g van s l i b i n l a g u n e s Dimensionering D r a i n w a t e r a f v o e r en b o d e m v e r o n t r e i n i g i n g Afvoer van h e t b o v e n s t a a n d e w a t e r B e p l a n t i n g van s l i b l a g u n e s V o o r g e s t e l d e w e r k w i j z e b i j l a g u n e b e d r i j f Almere C o n s i s t e n t i e en droge s t o f g e h a l t e s Kos t e n Samenvatting + conclusie Literatuurlijst 30 31 31 31 31 33 34 35 36 36 36 36 37 38 39 39 40 41 41 44 44 47 48 49 Bijlagen 1. Z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e te Almere 2. Chemische s a m e n s t e l l i n g van z u i v e r i n g s s l i b in v e r g e l i j k i n g met rundv e e d r i j finest 3. S a m e n s t e l l i n g z u i v e r i n g s s l i b L e l y s t a d 4. Bevolkings- en afvalwaterprognoses voor Almere 5. Slib als meststof 6. C o n s t r u c t i e a f l a a t p u t 7. Winnen en p l a n t e n van r i e t w o r t e l s -7- Voorwoord Voor de Hogere Bosbouw en Cultuurtechnische School te Velp vormt het 3e leerjaar een praktijkjaar. In dat jaar worden o.a. twee praktijkstages verricht. Mijn tweede stage heb ik van 8 april tot en met 11 juli 1980 verricht bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Ik was daar tewerkgesteld bij de sectie waterkwaliteit en milieuhygiene, Deze sectie vormt een onderdeel van de Wetenschappelijke Afdeling van de R.IJ.P. Door de bijzonder hartelijke en collegiale wijze waarop ik door Jan, Rob, Theo, Sip, Johan, Teo en Koos ben opgevangen, heb ik er zeer plezerig kunnen werken. Ook kan hulp bij het samenstellen van dit rapport is van grote waarde geweest. Hiervoor allemaal mijn hartelijke dank. -9- Inleiding In de Flevopolders bevinden zich enkele zeer sterk groeiende steden, Lelystad en Almere. Deze steden zullen grote hoeveelheden vuil water gaan produceren. Bij het zuiveren van dit vuile water in rioolwaterzuiveringsinstallaties komen grote hoeveelheden zuiveringsslib vrij. Het slib zal op een milieuhygienische manier verwerkt moeten worden, waarbij het zoveel mogelijk een nuttige bestemming moet krijgen. Het is daarom voor de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders als beheerder van de zuiveringsinstallaties in Zuidelijk Flevoland, met name in Almere, van belang te weten welke methoden er op het moment in Nederland worden toegepast. Tevens is het nodig te onderzoeken of de bijzondere ligging van de geheel nieuw te bouwen steden in een zee van ruimte bijzondere mogelijkheden biedt voor de slibverwerking. Dit rapport bestaat uit twee gedeelten. De eerste vier hoofdstukken bestaan voornamelijk uit een literatuuronderzoek naar de in Nederland toegepaste methoden van slibverwerking. Hoofdstuk vijf gaat in op de mogelijkheden van slibverwerking, toegespitst op de situatie in Almere. -11- 1. ALGEMEEN 1.1. Het afval, dat de menselijke samenleving produceert, wordt op verscheidene manieren uit die samenleving verwijderd. Een gedeelte verdwijnt in de lucht door verbranding in huishoudens (ruimteverwarming), elektrische centrales etc. Een gedeelte wordt in vaste vorm meegegeven aan de kraakwagen, die het weer naar de stortplaats of de vuilverbranding brengt. Een groot gedeelte van het afval wordt ook in zwevende of opgeloste toestand afgevoerd met het riool. Vanuit het riool komt het vuile water in een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Met behulp van biologische oxydatie in actiefslibinstallaties of oxydatiebedden wordt een groot gedeelte van de biologisch afbreekbare stof door bacterien afgebroken door inbrenging van grote hoeveelheden zuurstof. Hierbij ontstaat ook weer een hoeveelheid niet oplosbare stoffen. In een nabezinker worden deze niet oplosbare stoffen geconcentreerd (zie bijlage 1). Het nuttige effect bedraagt 99% t.a.v. de verwijdering van het water. De niet opgeloste afvalstoffen bevinden zich in 1% van het oorspronkelijke volume. Deze concentratie wordt slib genoemd. Omdat dit slib nog steeds 96 a 98% water bevat wordt het ook vaak nat slib genoemd, dit ter onderscheiding van slib met veel hogere droge stofgehaltes en een smeuig of steekvaste consistentie. Met uitzondering van afvoer van nat slib naar de landbouw zijn de meeste verwerkingsmethoden gericht op het bereiken van een zo hoog mogelijk d.s.-gehalte. Wat voor een grote hoeveelheden water slib nog bevat blijkt uit figuur 1. Hij een hoeveelheid droge stof van een ton bevat slib van 1% d.s. 100 m 3 water 2% d.s. 50 m 3 water 4% d.s. 25 m3 water 10% d.s. 10m 3 water 50% d.s. 2 m 3 water 2190/18-6-1980/jk -12- .eo h C mm. ?co ico SCO 3 i •I m tm f t-a " 103 -,- - - - X JOO m 0 oe x ta 7: ail r-atar w I I -a 39 : ! tarrrpcI'.rrtkj.i • .eralt ' . - . J ' /4/*te>. / • Gctticht- rn ioliin-rtitii:.'li'.•:.• door afname van het waters. tan I >n' ullgfltiSI ihb mtl .--., weltrgtholu Slibben met een watergehalte van 85% en meer kunnen in het algemeen worden verpompt. Bij een watergehalte van circa 75-70% zijn ze steekvast. Deze steekvaste massa heeft een brei-achtige, smeerbare consistentie. Bij ongeveer 65-60% watergehalte wordt het slib kruimelig van structuur. Bij een nog verdere vermindering van het watergehalte (40-35%) wordt het slib strooibaar en ten slotte verstuifbaar bij < 15-10% watergehalte. (Wismijer, 10). 1.2. Waterbinding + wateronttrekking De mogelijkheden tot wateronttrekking hangen samen met de fysische en fysisch-chemische eigenschappen van het slib. De eigenschappen hangen af van de manier waarop het water door het slib wordt gebonden en worden voorts bepaald door de samenstelling van het slib. Naarmate slib fijnere deeltjes bevat en meer organische stof zal het meer water bevatten. Naar sterker wordende binding kan het water dat in slib voorkomt in de volgende soorten worden onderverdeeld: I vrij water II colloidaal gebonden water III capillair gebonden water IV cellulair gebonden water -13- I Het vrije water heeft geen directe binding met de vaste stof. Het vult de ruimten op tussen de grotere en kleinere slibdeeltjes. Voor de scheiding van dit water van het slib is de zwaartekracht voldoende. Door indikking en flotatie wordt het water afgescheiden. Van het water van het natte slib bestaat ongeveer 70% uit dit vrije water. Uitgaande van slib met een watergehalte van 95% resulteert na verwijdering van het vrije water slib met een watergehalte van 85%. II Colloidaal gebonden water. Colloiden zijn zeer fijn verdeelde partikeltjes in een vloeistof. Ze zijn niet zo fijn verdeeld als een oplossing en ook niet zo grof als een suspensie, waarin de deeltjes kunnen bezinken. De colloiden in afvalwaterslib zijn doorgaans hydrofiel. Dit wil zeggen dat ze een watermantel rond de deeltjes bezitten. Door chemicalien, mechanische krachten of verhitting kunnen de colloiden en waterdeeltjes van elkaar worden gescheiden. Ill Capillair gebonden water. Hieronder verstaat men het water, dat de capillaire kanalen tussen de vaste stofdeeltjes opvult. Het water kan alleen door grote mechanische krachten worden vrijgemaakt. Hoe fijner het slib is, des te fijner zijn de capillairen en des te meer kracht is er nodig om hieraan water te onttrekken. Dit capillaire water + colloidale water maakt 22% uit van het water in huishoudelijk slib met een watergehalte van 95%. IV Cellulair gebonden water. Dit water, ingesloten door celwanden kan alleen door verhitting of langs biologische weg door stabilisatie of compostering worden vrijgemaakt. Het cellulair + absorptiewater maakt 8% uit van het water in huishoudelijk slib met een watergehalte van 95%. De overgang tussen capillair water en cellulair water verloopt geleidelijk via microcapillair en absorptiewater. Het d.s.-gehalte van het slib als het alleen nog cellulair water bevat is + 90%. 1.3. Hoeveelheden Volgens een enquete in "De Klaarmeester" van april 1979 (3) wordt per jaar per inwoner 14 kg slib op basis van 100% d.s. geproduceerd. Dit komt ongeveer overeen met 40 gr. d.s. per i.e. per dag. Een inwonerequivalent (i.e.) is ongeveer de vervuiling, geproduceerd door een inwoner. Om dit vuile water tot een acceptabel niveau te zuiveren is 54 gr. O2 nodig. Voor de zuiveringsinstallatie in Lelystad, "De Kringloop" met een capaciteit van 80.000 i.e. betekent dit een hoeveelheid slib van 3210 kg d.s. per dag. Bij een natte afvoer met 4% d.s. is dat 80 ton (in3). 1.4. Samenstelling van het zuiveringsslib Als afvalprodukt van allerhande gebruikte stoffen bevat rioolwater zeer veel verschillende stoffen. Hiervan vindt men een groot gedeelte in het slib terug. De grootste groep stoffen zijn organische stoffen. Verder komen er bemestende stoffen voor zoals stikstof, fosfor, kalium etc. Volgens De Haan (1) bestaat de chemische samenstelling van het slib uit de stoffen zoals aangegeven in bijlage 2. Het betreft hier de resultaten -14- van ruim 500 monsters, die in de periode 1972/1977 door het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek onderzocht zijn. Ter vergelijking is in deze bijlage ook de gemiddelde samenstelling van rundveedrijfmest opgenomen. In bijlage 3 zijn de analyseresultaten opgenomen van de zuiveringsinstallatie in Lelystad. Een samenvatting staat hieronder vermeld in tabel 1. De waarden voor de zuiveringsinstallatie van Almere zijn ongeveer gelijk aan die van Lelystad. De enige uitzondering hierop vormt het zware metaal cadmium. Bij een eenmalige bemonstering werd een waarde van 22,9 mg/kg droge stof aangetroffen. De verwachting mag worden uitgesproken dat dit gehalte in de toekomst zal dalen. Enerzijds zal dit geschieden door een gerichte aanpak bij de bron, anderszijds door een groter wordende verdunning met ander afvalwater. Almere is een sterk groeiende stad. Tabel 1 % organische stof % stikstof (N) % fosfor (P) % kali (K) % kalk (Ca) % magnesium (Mg) % natrium (Na) % chloor (Cl) % zwavel (S) dpm arseen (As) dpm borium (B) dpm cadmium (Cd) dpm chroom (Cr) dpm cobalt (Co) dpm koper (Cu) % ijzer (Fe) dpm kwik (Hg) dpm mangaan (Mn) dpm molytdeen (Mo) dpm nikkel (Ni) dpm lood (Pb) dpm zink (Zn) zuiveringsslib gemiddeld zuiveringsslib Lelystad 60,5 4,41 2,01 0,30 3,43 0,26 0,38 0,46 1,34 8,5 82 8 220 3,7 492 1,59 2,2 524 14 60 385 1647 74,9 19,2 2,4 2,85 0,34 6,5 41,8 362 1,01 4,2 84,5 533 rundveedrijfmest gemiddeld 70,0 5,50 1,04 5,60 1,87 0,75 0,93 3,25 0,85 1,3 18 1 20 1,4 44 1,09 0,1 230 0,9 4 20 160 Een liggend streepje - betekent: niet bepaald dpm of ppm betekent: delen per miljoen (mg/kg) Tabel 3 maakt een vergelijk mogelijk tussen de in het slib voorkomende micro-elementen en die welke in de natuur in de grond en in het drainwater voorkomen (De Haan, (I), pag. 23). -15- Tabel 3. Orienterende waarden voor totaalgehalten aan micro-elementen (in mg/kg droge stof of vloeistof) in grond, zuiveringsslib, gewas en drainwater. As B Cd Co Cr Cu Fe Hg Mn Mo Ni Pb Zn Grond Zuiveringsslib 8 2 0,5 6 50 25 16000 0,1 500 0,5 20 40 80 8 80 8 4 200 300 16000 2 500 14 60 400 1600 Gewas 0,2 25 0,8 0,1 2 7 200 0,05 50 1,5 4 8 80 Drainwater <0,01 0,06 <0,001 0,001 0,015 0,025 0,150 <0,000l 0,050 0,010 0,010 <0,005 0,030 Omdat de laatste jaren het gebruik van gevaarlijke pesticiden in Nederland verboden is, is het niet waarschijnlijk dat grote hoeveelheden van deze stoffen in het zuiveringsslib zullen worden aangetroffen. Een onderzoek van Fieggen (11) van de Unie van Waterschappen heeft dit ook aangetoond (tabel 4). Tabel 4. Gehalten aan pesticiden en PCB's in 143 monsters zuiveringsslib in micro-gram per kilogram droge stof (Fieggen, 1978). HCH HCB Dieldrin PCB Mediaan Gemidde lde 95--percentiel Maximum 10 10 10 600 25 30 18 950 100 130 60 3000 440 640 180 6600 PCB (Poly Chloorbifenyl) is geen pesticide maar een persistente organische stof en zeer schadelijk voor de mens. Hoewel deze gehalten erg laag zijn, moet men beducht zijn op industrieen, die produkten verwerken uit landen waar het gebruik van voornoemde stoffen (nog) niet verboden is, b.v. geimporteerde wol. Van de zuiveringsinstallaties te Lelystad en Almere zijn geen gegevens over de pesticiden bekend. -16- 2. SLIBSTABILISERING EN CONDITIONERING 2.1. Stabilisering Alvorens het slib ter verwerking kan worden aangeboden moet het aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het slib moet een stabiel eindprodukt zijn. Stabiel wil in dit geval niet zeggen dat het onder geen enkele uitwendige invloed mag veranderen, maar dat het een aantal onplezierige eigenschappen niet of in geringe mate bezit. De onplezierige eigenschappen van vers slib zijn (Wismijer, 10): a. Het verse slib is zeer infectueus en bevat grote hoeveelheden pathogene darmbacterien. Bovendien worden allerlei worm-eieren door het bezinkingsprocede in dit slib geconcentreerd. b. Het verse slib heeft een onaangename typerende geur. c. Het verse slib gaat gemakkelijk over in een zogenaamde zure gisting, waarbij zeer onwelriekende produkten ontstaan. d. Het verse slib geeft bij opslag aanleiding tot een hinderlijke vliegenplaag. De bewerking van het slib tot een stabiel produkt, het stabiliseren, moet bovengenoemde slechte eigenschappen verminderen of wegnemen. Hierbij ligt de nadruk op het wegnemen van het vermogen tot zure gisting. In principe zijn er twee methoden van stabiliseren: A. Anaeroob B. Aeroob A. Anaerobe gisting Deze gisting verloopt in een zuurstofloze (anaerobe) omgeving. Bij dit bacteriologische proces wordt een groot deel van de organische stof vergist tot rioolgas, dat voornamelijk bestaat uit koolzuur en methaan. Men onderscheidt een zure en alkalische fase. In de eerste fase worden organische verbindingen omgezet tot vetzuren en alcoholen. In de tweede fase worden deze laatste verder afgebroken tot methaan en koolzuur. Het methaangas wordt enerzijds gebruikt om de slibgistingstanks op temperatuur te houden, anderzijds wordt het met behulp van gasmotoren in mechanische energie omgezet. Deze gasmotoren kunnen dan een generator aandrijven voor opwekking van elektriciteit op rechtstreeks bij voorbeeld een pomp of roerwerk aandrijven. Er zijn twee soorten bacterien die voor deze gisting kunnen zorgen, mesafiele bacterien met een optimumwerkingstemperatuur van 30°C en thermofiele bacterien, met een optimum bij 55 C. Thermofiele bacterien zijn zeer gevoelig voor giftige stoffen zoals bij voorbeeld metaalzouten, die in afvalwater van galvanische industrieen voorkomen. Voorts produceren zij een aantal onwelriekende stoffen. Mesofiele bacterien zijn minder gevoelig, maar stoffen zoals creosootolie kunnen het gistingsproces tot stilstand brengen. Bij watergehalten van 70 tot 90% werken deze bacterien optimaal. B. Aerobe gisting Door bacterien die behoefte hebben aan luchtzuurstof wordt de organische stof in het slib gemineraliseerd. Hiervoor zijn grote -17- hoeveelheden lucht nodig, die met beluchten in het slib ingebracht moeten worden. In tegenstelling tot de anaerobe gisting, die energie levert, kost de aerobe gisting nogal wat energie. Beide methoden van stabilisatie leveren een slib op dat voldoet aan de volgende criteria: a. Het uitgegiste slib is aanzienlijk minder infectueus. b. Het slib ruikt niet meer onaangenaam, maar ruikt ietwat teerachtig. c. Het uitgegiste slib is bacteriologisch gezien al een heel eind uitgewerkt en gaat bij opslag niet meer over in een stinkende zure gisting. d. Het uitgegiste slib is qua volume tot ongeveer de helft gereduceerd en zal in sommige gevallen beter droogbaar zijn dan het uitgangsprodukt. e. Het uitgegiste slib geeft bij opslag weinig aanleiding tot overlast van vliegen. Opgemerkt dient te worden dat het slib van laagbelaste oxydatiesloten (zoals van het type carrousel in Lelystad en Almere) reeds in vergaande mate geraineraliseerd is en daardoor stabiel genoeg om zonder meer verder verwerkt te worden. 2.2. Siibconditioner ing Het gestabiliseerde natte slib kan als zodanig worden afgevoerd naar de landbouw. Om de kosten van afvoer te drukken wordt vaak een of andere manier van indikking toegepast. Volgens Witvoet (12) kan mechanische ontwatering in de praktijk niet worden toegepast zonder dat het slib van tevoren wordt behandeld. Deze behandeling om het slib beter ontwaterbaar te maken wordt slibconditionering genoemd. Van de vele verschillende methodes worden er in de praktijk voornamelijk twee toegepast. Men kan onderscheid maken tussen chemische en thermische conditionering. 2.2.1. Chemische_conditionering De uitdrukking chemische conditionering wordt in de afvalwaterwereld uitsluitend gebruikt voor die methodes, waarbij chemicalien aan het slib-watermengsel worden toegevoegd. Deze chemicalien hebben meestal geen chemische reactie tot gevolg, maar worden toegevoegd om de fijn verdeelde slibdeeltjes te laten coaguleren. Door vlokvorming worden twee dingen bereikt. Ten eerste, de kleinere slibdeeltjes kleven aan elkaar, zodat er minder slib in het filtraat terechtkomt. Filtraat is het water dat bij ontwatering van slib door filterpersen, zeefbandpersen of andere mechanische ontwateringsmethodes vrijkomt. Ten tweede worden de deeltjes groter en zodoende ook de capillairen. Uit grotere capillairen kan het water gemakkelijker worden vrijgemaakt. Voor de chemische conditionering staan de volgende middelen ter beschikking: - Conditionering met ijzerionen - Fe (III)-ionen. Meestal in de vorm van een verzadigde FeCl-.-oplossing. Het F e C ^ gehalte bedraagt dan 40 gewichtsprocenten. Het effect kan worden verbeterd door kalk toe te voegen. Meestal gebeurt dit in de vorm van een suspensie met een concentratie van 20-30 gewichts %. Door toevoeging van de kalk wordt de pH van het slib verhoogd tot 10 a 12. -18- De hoeveelheden ijzer en kalk worden proefondervindelijk vastgesteld. Als richtgetallen kan men aannemen: FeCl 3 3 - 8 gew.% (betrokken op slib d.s.) Ca(OH) 2 12 -20 gew.% (betrokken op slib d.s.) - Conditionering met aluminiumionen. De empirische formule is AL(0H)2C1. Het wordt in opgeloste vorm aan het slib toegevoegd. De verkregen slibvlakken zijn niet goed bestand tegen de hoge persdrukken zoals die bij filterpersen worden gebruikt. De benodigde hoeveelheden chemicalien zijn 2-3,5% betrokken op droge stof. - Conditionering met poly-electrolieben. Dit is een organische stof die in poedervorm of als een zeer viskeuze pasta wordt geleverd. De hoeveelheden die toegediend moeten worden zijn 2 tot 5 gram per kg droge stof. De verkregen slibvlakken zijn niet bestand tegen hoge persdrukken. Het voordeel van poly-electrolieben boven de andere chemicalien is, dat de toegediende hoeveelheden zeer gering zijn, zodat de hoeveelheid slib niet toeneemt. - Conditionering met as. Indien het slib na de mechanische ontwatering wordt verbrand, kan de as worden gebruikt om het ingedikte slib te conditioneren. In de praktijk is gebleken, dat behalve as ook nog kalk en soms Fe(III) moet worden toegevoegd. De chemicalienbesparing bedraagt 40-70%. De hoeveelheid as bedraagt 1 a 2 maal de hoeveelheid vaste stof in het slib. Bij de conditionering met as ontstaat een slibvlok, die bestand is tegen hoge drukken. Het met chemicalien geconditioneerde slib is na het ontwateren in het algemeen minder geschikt voor toepassing in de landbouw dan slib dat op een andere wijze geconditioneerd is of op natuurlijke wijze zonder conditioneren gedroogd is. Het met chemicalien geconditioneerde slib versmeert eerder en heeft bovendien het nadeel dat er extra chemicalien en/of zouten aan het slib toegevoegd worden. Voor de kosten van deze wijze van conditioneren kan men ongeveer / 6 0 , — per ha droge stof aanhouden (13). 2.2.2. Thermische_cond^tionering Bij thermische conditionering volgens de methode van Porteous wordt het slib gedurende 15 a 60 minuten verhit tot 180 - 200 C. Het is dus een zuivere hittebehandeling, waarbij de celsubstantie van het slib wordt ontsloten en •*• 45% van de organische stof in oplossing gaat. Het water dat bij deze behandeling vrijkomt heeft een zeer grote zuurstofbehoefte en bij terugvoer naar het beluchtingscircuit kan dat een vergroting van de luchttoevoer van 10 - 20% betekenen (14, biz. 16, 32). De ontwaterbaarheid wordt door deze behandeling sterk verbeterd en ook de hygienische kwaliteiten omdat door de hoge temperatuur de bacterien gedood worden. Bij het Zimmerman-procede komen de kosten van het thermisch conditioneren op ongeveer / 4,75 per i.e. (prijspeil 1976). De hoeveelheden slib die vrijkomen zijn echter geringer dan bij andere methoden van conditioneren, omdat een gedeelte van de organische stof in oplossing gaat (Slibnota, 13). -19- 3. SLIBONTWATERING 3.1. Algemeen Vooral als afvoer naar de landbouw van het natte slib (4 tot 6% d.s.) niet mogelijk is moet er gezocht worden naar mogelijkheden om het d.s. gehalte van het slib op te voeren. De in Nederland toegepaste methoden kunnen als volgt worden onderverdeeld: vacuumfilter filterpers mechanisch zelfbandpers centrifuge .kunstmatig thermisch. -droging •verharding slibontwateringJ siibdroogbedden v natuurlij i j k / lagunes De energieverbruiken bij de verschillende methodes zijn per m3 af te scheiden water: ind ikken mechanische ontwatering io"3-1 verdampen ,o" 2 kWh kWh - 10 J io kWh Ontwateren op natuurlijke wijze kost meestal alleen pompenergie voor het aanvoeren van het slib en transportenergie voor de afvoer. De energie voor het indikken en drogen wordt door de zon, de wind en de zwaartekracht geleverd. 3.2. Kunstmatige ontwatering Kunstmatige ontwatering kan berusten op een aantal werkingsprincipes waarbij gebruik gemaakt wordt van: - filtratie - gravitatie - flotatie. 3.2.1. Filtratie Bij slibfiltratie wordt op een fijnmazig kunststof of metalen filterdoek geconditioneerd slib gebracht en vormt zich een doorlaatbare sliblaag. Door aan een zijde van het filterdoek onderdruk of overdruk te handhaven wordt een groot deel van het slibwater door de sliblaag en het doek gezogen of geperst. De sliblaag fungeert hierbij als filtermedium. De sliblaag wordt slibkoek en het afgescheiden water filtraat genoemd. De slibhoek is opgebouwd uit talloze capillairen waardoor het filtraat moet worden afgevoerd. Het filtraatdebiet kan met de formule van Hagen-Poiseuille worden berekend: 28 n A P d4 (m3/h) Q waarin: Q - filtraatdebiet (m /h) AP = drukverschil over het filtermedium (Pa) d = diameter van de capillairen (m) n = viscositeit van het doorstromende medium (Pa.s) L = lengte van capillairen (m) -20- Uit de formule van Hagen-Poiseuille kan worden afgeleid dat het filtraatdebiet, c.q. de toelaatbare filterbelasting vergroot kan worden door de volgende factoren: - vergroting van het drukverschil vergroting van de capillair-doorsnede verlaging van de viscositeit verkleinen van L (koekdikte) Het filtraatdebiet is evenredig met het drukverschil. Vergroting van de capillair doorsnede heeft vanwege de 4e macht in de formule van Poiseuille echter het meeste effect op de ontwatering en kan worden bereikt met polymeren of met toeslagstoffen zoals ijzer en kalk. De viscositeit hangt samen met de slibtemperatuur en is daarmee praktisch gezien nauwelijks te belnvloeden. Verkleining van L kan worden bereikt door inperking van de koekdikte. Op het filtratieprincipe berusten het vacuumfilter, de filterpers en de zeefbandpers. 3.2.2. Gravitatie Een van de eenvoudigste methoden van ontwateren is het laten bezinken van slib. De bezinksnelheid kan sterk worden vergroot door grotere zwaartekrachten. De grotere krachten kunnen worden opgewekt met centrifuges. 3.2.3. Flotatie Dit principe berust ook op de aanwezigheid van zwaartekracht. Bij deze methode laat men echter het slib niet bezinken, maar men brengt lucht zeer fijn verdeeld in water met slib. Door aanhechting van luchtbelletjes aan het slib komt het slib bovendrijven. De bereikbare d.s.gehaltes zijn niet hoog en liggen rond de 6 a 7% (15, hoofdstuk 4 ) . Deze methode wordt in Nederland nog niet toegepast. 3.2.4. Beschrijving____._____D_.eI__ JB_.____2---_--___§D-.k^ _._.2_.______. Vacuumfilter Vacuum of zuigfiltratie wordt in de praktijk meestal uitgevoerd met zogenaamde trommelfilters, hoewel ook hier en daar schijven of vlakbedfilters worden toegepast. Het trommelfilter bestaat in hoofdzaak uit een metalen cilindrische trommel, rondom bespannen met een filterdoek of een zeefband. Tijdens het ontwateren draait de trommel continu door een trog, gevuld met chemisch of thermisch geconditioneerd slib. De vacuumpomp zorgt voor een continue onderdruk in de trommel. Het filtraat wordt teruggevoerd naar de R.W.Z.I. Afhankelijk van de slibsoorten kunnen met vacuumfilters d.s.-gehaltes van 15-35% worden bereikt (zie figuur 2 ) . Aan de omtrek van de trommel worden de volgende zones onderscheiden: - zuigzone - droogzone - afwerkzone -21- _•-•_-•_.**_.__, Cl-* mi t'OTimtlllW 2 principeschets vacufJinfilter met randapparatuur Filterpers Een filterpers, of beter gezegd een persfilter, is een discontinue ontwateringsmachine die in hoofdzaak bestaat uit een serie vierkante filterplaten, opgehangen in een draagconstructie. De serie filterplaten wordt aan het begin en aan het einde begrensd door een gesloten voor- en achterplaat. De filterplaten worden tijdens het bedrijf door een hydraulisch systeem tegen elkaar gedrukt, zodat tijdens het persen geen slib kan ontwijken. De filterkamers worden gevormd door uitsparingen aan weerszijde van elke plaat. De platen zijn bespannen met filterdoek. Tussen het filterdoek en de plaat bevindt zich steunweefsel zodat het filtraat optimaal afgevoerd kan worden naar uitstroomopeningen in de buitenzijde aan elke plaat. Elke plaat is voorzien van een centrale ronde opening waardoor het slib wordt aangevoerd. Het bedrijven van een filterpers vindt plaats in zogenaamde charges: - Vullen Tijdens het vullen lopen alle kamers vol en wordt de sliblaag tegen het filterdoek opgebouwd. De persdruk loopt snel op. - Persen Tijdens het vullen van de kamers loopt de persdruk op tot 10-15 at. Gedurende een bepaalde tijd, de perstijd, worden de filterkamers op druk gehouden door de slibaanvoerpomp. - Lossen Na een zekere perstijd zal het filtraatdebiet tot een minimum zijn gedaald en zal het d.s.-gehalte van de slibkoek nauwelijks meer toenemen. Bij daling van het filtraatdebiet beneden een ingestelde waarde wordt de persdruk weggenomen, de slibaanvoerleiding leeggeblazen en alle platen worden door een eenvoudig losmechanisme automatisch een voor een uit elkaar getrokken zodat de slibkoeken er tussenuit vallen en stukbreken op een kabel in de koektrog. De koek wordt met een transportketting in een voorraadbunker gestort. -22- Na het lossen kan met een nieuwe charge worden gestart. Filterpersen behoeven voor een goede werking geconditioneerd slib (zie figuur 3 ) . figuur 3. Detailschets filterpers Zeefbandpers Een zeefbandpers is een continu werkende slibontwateringsmachine waarbij met polymeren geconditioneerd slib tussen twee parallel lopende zeefbanden (boven- en onderband) deels onder invloed van de zwaartekracht, deels door mechanische druk wordt ontwaterd. Bij de zeefbandpers onderscheidt men de volgende zones: - voorontwateringszone, een deel van het door polymeren vrijgemaakte water wordt onder invloed van de zwaartekracht door de zeefband afgevoerd. De werking van deze zone kan worden versterkt door onderdruk aan te brengen onder de band of een cultivator die geulen trekt tot op de band. Door dergelijke maatregelen vloeit het water sneller af. - perszone In deze zone wordt het voorontwaterde slib door samendrukking van de banden aan toenemende druk onderworpen. - wringzone Bij nieuwere typen bandpersen doorlopen de zeefbanden tot slot nog een S-vormige baan, waardoor het slib nog verder wordt ontwaterd. - afwerpzone In deze zone wordt de slibkoek door het keren van de bandrichting en door een schraper van de band verwijderd. - spoelzone Na het afwerpen van de koek worden de in de band achtergebleven slibdeeltjes door een bandsproeier onder hoge druk losgespoten. Het spoelwater wordt samen met het filtraat afgevoerd naar de zuiveringsinstallatie. De bereikbare d.s.-gehaltes liggen tussen de 13 en 25%. -23- •llbvoorraadvat polymerandosarlng •llbdouarpompl "7- _-_W_2E__3 mengtrommel ,l,b lI.fTItr.at n ,barnj_poellno zee .band — afvoar ipoelwatar en filtraat terug naar de r.w.z.i. Figuur 4. principeschets zeefbandpers Slibcentrifuges Slibontwatering door middel van centrifugatie wordt uitgevoerd met een slibcentrifuge. Een slibcentrifuge is een continu werkende slibontwateringsmachine waarbij voor de scheiding tussen slib en water gebruik wordt gemaakt van de centrifugale kracht, opgewekt door de roterende mantel van de centrifuge. Uitzondering hierop vormt de discontinu werkende basketcentrifuge, die voor elke charge op toeren gebracht en weer afgeremd wordt. Bereikbare d.s.-gehaltes afhankelijk van de slibsoort 13-37%. Bij centrifugatie spelen diverse factoren een belangrijke rol. De belangrijkste hiervan zijn: De centrifugale kracht De centrifugale kracht kan worden berekend met de formule ,n n.2 k m (-^-) r. •30 waarin: k m = n = r centrifugale kracht massa orawentelingssnelheid straal Daar de centrifugale kracht toeneemt met het kwadraat van de omwentelingssnelheid hebben constructeurs aanvankelijk getracht centrifuges te bouwen met een bijzonder hoog toerental. In de praktijk bleek het hoge toerental te veel turbulentie te veroorzaken, waardoor geen normaal d.s.-rendement kon worden bereikt. De huidige generatie centrifuges kan worden bedreven bij een toerental van 2000-4000 t/min. Lengte/doorsnedeverhouding Deze verhouding kan worden gezien als een maat voor de weg die een -24- slibdeeltje in de centrifuge moet afleggen en daarmee de tijd dat het slibdeeltje onder de invloed van de centrifugale kracht staat. L D waarin: X lengte/diameter verhouding lengte van de rotor diameter van de rotor L D Centrifuges met een grote lengte/doorsnede verhouding hebben in het algemeen een hoger d.s.-rendement en een drogere slibkoek. Zie figuur 5 en figuur 6. 1 ilibaanvoer 2. ivolymeerdosering decantearcentrlluge Figuur 5. principeschots dec?inteercentrift_ge trnatatvoer 4. .Ilbkor-.afvoer & transporter.-• • 6 mantel Uotorl -25- hs, draulische aandnj.motoi kijkglas • • beve inspe. ' scharnierend m » p e r - ; • iimer rotor I . mv-chanisiie 6chokdemper cantnluijAat uitlaa' mla-t/-ocdir.g Figuur 6. ATtl basket-centrifuge in donrsnede (uit brochure Alfa-L.ival) - -26- 3.3. Natuurlijke ontwatering 3.3.1. Algemeen De belangrijkste processen die optreden bij natuurlijke ontwatering en droging zijn verdamping en infiltratie. Bij sliblagunes komt daar eventueel de wateronttrekking door planten bij als er sprake is van begroeiing. Verdamping De waterverdamping van slib bij natuurlijke droging van slib kan worden weergegeven zoals afgebeeld in figuur 7 (Wismijer, 10; Coackley, 17). droo*" - - - -. ... • capillair w a t e r - drainage vrllwetar »• — m 1 Indlkkon U.Ub / Q05 / . 0.04 / / / / / /i 9 c7 0.03 •t i 1 • » 0.02 'S E fl -0 * "E 001 -' - - ' a* •c _w t* • a* s 0 10 % water 20 30 1 iI rt' a* ! J • 40 •c I 50 60 It I • 70 80 90 100 -» Waterverdamping bi) natuurlijke droging van slib in relatie tot het watergehalte bij constante energietoevotr. Figuur 7 . In het eerste horizontale deel van de curve verdatnpt water dat geen bijzondere binding heeft. De dampdruk is derhalve constant. In de volgende fasen wordt het water op verschillende wijzen gebonden, hetgeen resulteert in een dampdrukverlaging. Voor het onttrekken van water aan slib zal het water zich in en door het slib moeten voortbewegen. Dit geschiedt door een aantal oorzaken, nl. capillaire opzuiging, verplaatsing onder invloed van een dampdrukgradient in een capillair, osmose door concentratieverschil. Waterbeweging door capillaire opzuiging heeft plaats in capillairen met verschillende doorsneden. In de kleinere doorsneden is de capillaire druk groter dan in de grotere. Dit verschil heeft tot resultaat dat het water in kleinere capillairen een grotere binding heeft dan in de grotere. Bij ontwateren zal dan het water in de grotere capillairen het eerst aan bod komen en zal vervolgens waterverplaatsing moeten optreden van kleine naar grote capillairen. Bij zeer kleine capillairen is de dampdruk boven het capillair kleiner dan boven een vrij oppervlak vanwege de moleculaire krachten die het water willen vasthouden. Dit wordt eerst merkbaar bij zeer fijne -27- capillairen met een diameter van 10 cm, de zogenaamde microcapillairen. Ook door een temperatuurgradi'ent treedt een waterbeweging, resp. waterdampbeweging op. Nadat het vrije water verdampt is zal de verdampingscurve nog zijn oorspronkelijke verloop houden, doordat het oppervlak vochtig blijft door wateraanvoer uit de grotere capillairen. Zodra deze wateraanvoer kleiner wordt dan de verdampingsintensiteit aan een vrij oppervlak, zal de verdampingscurve gaan knikken bij het eerste kritische punt. Het tweede deel van de verdampingscurve vangt dus aan op het moment dat de moleculaire waterbindingen moeten worden overwonnen. De snelheid van drogen zal in het tweede deel van de verdampingscurve steeds minder worden naarmate de grotere capillairen uitdrogen en het aandeel van de microcapillairen groter wordt. De vloeistof, respectievelijk de "meniskussen" in de capillairen, trekt zich steeds verder terug in het slib en de vloeistof moet door inwendige verdamping worden verwijderd via de met lucht gevulde porien. De verklaring van het derde deel van de verdampingscurve is momenteel nog onduidelijk. De verdamping is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden en van het slib zelf. Als het slib sterk opdrijft en een gesloten korst vormt, wordt de verdamping er erg door beleramerd. Infiltratie Voor de infiltratie van het water uit het slib in de grond is vooral de doorlatenheid van de bodem van belang. Langdurig anaerobe omstandigheden bevorderen het dichtslaan van de bodem. Een intermitterend opbrengen van het slib kan daarom positief werken op de infiltratiecapaciteit, omdat onder aerobe omstandigheden de infiltratiecapaciteit zich weer herstelt (Coppes, 6 ) . In Nederland wordt slib op natuurlijke wijze gedroogd met behulp van slibdroogbedden en met lagunes. 3.3.2. Slibdroogbedden In figuur 8 is een doorsnede gegeven van het traditionele slibdroogbed zoals dat in Nederland algemeen wordt uitgevoerd. Bij construeren van slibdroogbedden is het gewenst bijzondere aandacht te schenken aan de volgende facetten: - goede inloopconstructie, waarbij de opbouw van het zandbed niet wordt verstoord; - mogelijkheden voor het afvoeren van het vrije water (b.v. in hoogte verstelbare standpijpen); - optimaal drainagesysteem, dat goed kan worden onderhouden. Het vullen van de bedden vindt doorgaans discontinu en bij voorkeur in een keer plaats tot een vulhoogte van 20-25 cm. J.00m If I g ^ • ^ _. zand MrjQ > 300 m u '3L--grind drain-lax 0 0.10 i wand van hat illbdroogbed (batonl _. M » Figuur 8. Dwarsdoorsnede traditioneel slibdroogbed -28- De wijze waarop slibdroogbedden i n de p r a k t i j k worden geruimd hangt meestal samen met de c a p a c i t e i t van de i n s t a l l a t i e . De meest g e b r u i k e l i j k e methoden z i j n : - ruimen met spade en kruiwagen (0-10.000 i . e . ) - ruimen met spade en t r a n s p o r t b a n d (10.000-20.000 i . e . ) - mechanische ruiming met shovel (20.000-50.000 i . e . ) - mechanische ruiming met s l i b g r a a f m a c h i n e (>50.000 i . e . ) Handruiming i s a r b e i d s i n t e n s i e f en wordt daarom a l l e e n nop op de k l e i nere i n s t a l l a t i e s t o e g e p a s t . Bij ruiming met de shovel i s h e t bed v o o r z i e n van r i j s t r o k e n of v e r h a r d i n g met u i t s p a r i n g e n . De voorkant van d e r g e l i j k e bedden i s u i t neembaar, t e r w i j l de r i j s t r o o k voor h e t bed breed genoeg i s voor h e t v e r l a d e n op een vrachtwagen. Slibdroogbedden van g r o t e r e i n s t a l l a t i e s z i j n meestal u i t g e r u s t met een e l e k t r i s c h aangedreven s l i b g r a a f m a c h i n e die over de randen van h e t droogbed heen en weer kan r i j d e n . I n Nederland houdt men voor de dimensionering van de slibdroogbedden i n h e t algemeen aan 4 ie/m^ voor aeroob g e s t a b i l i s e e r d s l i b t o t 8 i e / i t r voor anaeroob g e s t a b i l i s e e r d s l i b . Dit i s 60-120 kg d . s . ni~2 j a a r . De Duitse norm b e d r a a g t 30-100 kg m~ j a a r - ' . ( B o s , 4 ) . 3 . 3 . 3 . Sliblagunes S l i b l a g u n e s z i j n omdijkte stukken land, waarin h e t n a t t e s l i b (3-6% droge s t o f ) gepompt wordt. De hoogte van de d i j k j e s en daarmee ook de vulhoogte b e d r a a g t 1,5 a 2 m. De bodem en h e t t a l u d kunnen van een v e r h a r d i n g z i j n v o o r z i e n . I n dat geval doet lagune d i e n s t a l s b u f f e r . Het s l i b d i k t i n b u f f e r s ook nog i e t s i n door b e z i n k i n g en verdamping. Lagunes, d i e bedoeld z i j n om h e t s l i b voor langere t i j d (4 5 5 j a a r ) op t e s l a a n en t e drogen t o t g r o t e r e droge s t o f g e h a l t e s (meer dan 25%) beschikken meestal over een d o o r l a t e n d e bodem Die d o o r l a t e n d e bodem b e s t a a t u i t d r a i n s i n zandsleuven van 0,50 m diep met daaroverheen een pakket zand van 0,30 m. De vorm van de lagune kan v i e r k a n t z i j n (een i n l a a t p u n t ) of langwerpig (meerdere i n l a a t p u n t e n ) . Uit de p r a k t i j k i s gebleken, dat 40x40 m de maximale o p p e r v l a k t e i s om door een i n l a a t p u n t b e v l o e i d t e worden. Het i n l a a t p u n t b e v i n d t zich in h e t midden. Vanuit een v e r t i c a l e b u i s wordt h e t s l i b tegen een in het h o r i z o n t a l e vlak draaiend schoepenrad aangespoten. Dit schoepenrad d r a a i t door de k r a c h t van h e t e r tegenaan gespoten s l i b rond en v e r deeld h e t s l i b i n een c i r k e l van 7 m d i a m e t e r . Op de v i e r hoeken (of b i j een langwerpige lagune om de 40 m) bevinden zich a f l a a t k i s t e n , waarmee h e t bovenstaande water wordt afgevoerd. ( d e c a n t e e r - a f l a t e n ) . (Van G i f t e n , 5 ) . slibsproei;r / sloot voor afvoer / drainwater / \ <P \ , \ lagune dra.ns Figuur 9. Docrsnede sliblagune -29- Volgens Coppes (6) kan e r een volume en droge s t o f b a l a n s worden opges t e l d om h e t drogingsproces in een s l i b l a g u n e te b e s c h r i j v e n : D = E+R+F-P (1) waarin: D = d r o g i n g s c a p a c i t e i t i n mm/j; E = verdamping in mm/j; R = o p p e r v l a k t e - a f v o e r in mm/j; F = i n f i l t r a t i e in mm/j; P = n e e r s l a g in mm/j. i r Uit de volumebalans kan op eenvoudige wijze de vulhoogte h na T j a r e n worden afgeleid: h = (S-D).T i (2) I waarin: h = vulhoogte in mm; S = slibaanvoer ofwel lagunebelasting in mm/j; T = vulduur in j. Figuur 10. Tevens kan een drogestofbalans worden opgesteld: a. volumestromen b. drogestofstromen / I. h.x = S.T.x -R.T.x -F.T.x, (3) \s s r f waarin: x = drogestofgehalte eindprodukt in %; x = drogestofgehalte aangevoerde slib • S or in %; x = drogestofgehalte in de oppervlaktearvoer in %; xr = drogestofgehalte in het infiltratiewater in %. In hoeverre de oppervlakte-afvoer veel of Zie ook figuur 10. Als aangenomen wordt, dat zeer weinig slib via het oppervlaktewater of het infiltratiewater verdwijnt, kan de vergelijking (3) worden vereenvoudigd tot x.u .=S - D s Hieruit blijkt, dat de drogingscapaciteit D van groot belang is. De drogingscapaciteit is opgebouwd uit de factoren verdamping, neerslag, oppervlakteafvoer en infiltratie. Voor deze factoren geldt het volgende: - "erdamping. Tot een d.s.-gehalte van 20 a 30% (zie ook figuur 7) is de verdamping van slib ongeveer gelijk aan of iets groter dan de verdamping van open water. Deze bedraagt 700 mm per jaar. Voorbij dit kritieke punt neemt de verdamping af van _+ 700 mm per jaar tot 0, Het droge stof gehalte van het slib bedraagt dan + 90%. Om de verdamping zoveel mogelijk te bevorderen dient het slib in dunne lagen van 6 a 8 cm te worden opgebracht. Deze laagjes moeten wor- -30- den i n g e d r o o g d t o t h e t k r i t i e k e p u n t a l v o r e n s h e t v o l g e n d e wordt opgebracht. laagje n e e r s l a g + o p p e r v l a k t e a f v o e r . De n e e r s l a g i n N e d e r l a n d b e d r a a g t + 750 mm p e r j a a r . Deze moet z o v e e l m o g e l i j k worden a f g e v o e r d . T o t e'en d r o g e s t o f g e h a l t e van + 10% k a n d i t e e n v o u d i g w o r d e n a f g e v o e r d door v e r s t e l b a r e schuiven, d i e h e t oppervlaktewater a f l a t e n . Daarboven w o r d t h e t v o o r a l a f g e v o e r d a l s e r e e n y e r h a n g g e c r e e e r d w o r d t n a a r de a f l a a t k i s t e n . D i t g e b e u r t v a n z e l f b i j e e n c e n t r a l e i n l a a t . Door a l l e r l e i o m z e t t i n g e n i n h e t s l i b z e l f komt ook nog o p p e r v l a k t e w a t e r v r i j . Coppes ( 6 ) s c h a t de o p p e r v l a k t e a f v o e r o p : 500 a 1000 mm per j a a r . infiltratie. De i n f i l t r a t i e i s s t e r k a f h a n k e l i j k v a n d e d o o r l a t e n d h e i d van de bodem en v a n h e t s l i b z e l f . Als h e t s l i b t e l k e n s v o l d o e n de k a n o p d r o g e n a l v o r e n s de v o l g e n d e l a a g o p g e b r a c h t w o r d t , h e r s t e l t de i n f i l t r a t i e c a p a c i t e i t z i c h d o o r s c h e u r v o r m i n g e t c . Een v a n d e v o o r n a a m s t e o o r z a k e n van t e r u g l o p e n van i n f i l t r a t i e c a p a c i t e i t i s h e t d i c h t s l i b b e n van h e t b o v e n s t e l a a g j e d r a i n z a n d . D i t d i c h t s l i b b e n wordt s t e r k bevorderd door anaerobe omstandigheden. I n Zaandam-Oost w o r d t t e l k e n s a l s men d e l a g u n e b e l a s t e e n c h a r g e van + 70 m-* s l i b o p g e b r a c h t . B i j e e n o p p e r v l a k t e v a n 40x40 m komt d i t •overeen met 4 , 3 cm p e r k e e r . I n h e t b e g i n w o r d t e e n i n f i l t r a t i e s n e l h e i d g e m e t e n v a n + 15 mm p e r e t m a a l . Na e n k e l e weken i s d a t t e r u g g e l o p e n t o t 5 a 6 mm p e r e t m a a l . De t o t a l e d r o g i n g s c a p a c i t e i t k a n zodoende 1000-1500 mm p e r j a a r b e dragen. Van G i f t e n ( 5 ) h e e f t de k o s t e n v a n de s l i b l a g u n e s t e W e r v e r s h o o f b e c i j f e r d op / 7 0 , — j a a r l i j k s e k o s t e n z o a l s r e n t e en a f s c h r i j v i n g e n / 4 0 , — z u i v e r i n g s - en a f v o e r k o s t e n p e r ton droge s t o f . De t o t a l e k o s t e n b e d r a g e n d a n / 1 1 0 , — p e r t o n d r o g e s t o f . 3 . 4 . O v e r z i c h t van de v e r s c h i l l e n d e verwerkingsmethoden van z u i v e r i n g s s l i b ( E g g i n k ( 8 ) , v a n G i f f e n ( 5 ) , s l i b n o t a (13) verwerkingsmethode kosten per ton d . s . ( f l ) toepassing geen c e n t storten.verharden, landbouw s torten,compos ten, landbouw verharden,s torten n a a r landbouw vacuumfilter 4 - 6% 15-35% 75-100 %200 filterpers 30-50% 350-400 zeefbandpers/centrifuges v e r b r a n d i n g na zeefbandpers slibdroogbedden 13-25% mogelijk vana f 24% t o t 30% 200-250 n.550 £200 sliblagunes 20-50% 110-120 asrest,storten zwarte grondbedrijf.plantsoen zwarte grondbedrijf.plantsoen U i t d i t s t a a t j e k a n men z i e n , d a t de twee g o e d k o o p s t e m e t h o d e n e l k a a r w a t k o s t e n b e t r e f t n i e t v e e l o n t l o p e n . Het n a t t e s l i b h e e f t a l s n a d e e l d a t men h e t i n de zomer m o e i l i j k k a n a f z e t t e n , t e r w i j l de k o s t e n van v e r v o e r b i j g r o t e r wordende a f s t a n d en l a g e r e d . s , - g e h a l t e s s t e r k s t i j gen. De d r o g i n g v a n s l i b i n e e n l a g u n e d a a r e n t e g e n i s i n de zomermaanden j u i s t g o e d , t e r w i j l h e t s l i b i n d e w i n t e r m a a n d e n g e b u f f e r d zou m o e t e n w o r d e n . C o m b i n a t i e v a n l a g u n e b e d r i j f e n a f v o e r van n a t s l i b n a a r de landbouw b e h o e f t daarom e e n m i n d e r g r o t e b u f f e r c a p a c i t e i t . -31- 4. AFZET VAN SLIB 4.1. Algemeen In het voorgaande is steeds gesproken over een of andere vorm van bewerking van het slib. Het is nog geen uiteindelijke oplossing van het afvalprobleem. Op de een of andere manier moet het slib of een nuttige bestemming krijgen of ergens definitief gestort worden. Een nuttig hergebruik van het slib (als organische meststof en structuurverbeteraar) verdient natuurlijk de voorkeur boven storten op een stortplaats, al was het alleen maar om de hoeveelheden te storten afval te verminderen en daardoor ook de door de beheerders van de zuiveringsinstallaties te betalen stortgelden te beperken. De mogelijkheden van afzet zijn: - naar de landbouw - mechanisch ontwaterd s l i b t e r verwerking in p l a n t s o e n e n en zandopspuit i n g e n en a l s grondstof voor compostbereiding - afvoer van in lagunes gedroogd s l i b naar zwarte g r o n d b e d r i j v e n . 4 . 2 . Afzet van s l i b naar de landbouw In Nederland wordt i n een groot a a n t a l beheersgebieden van z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e s ca. 80% van h e t s l i b n a a r de landbouw afgevoerd (Eggink, 8 ) . Enkele grote i n s t a l l a t i e s i n s t e d e l i j k e gebieden lozen hun s l i b op andere manieren. De s t a d Den Haag l o o s t j a a r l i j k s nog 2,6 miljoen m-* mechanisch verwijderd s l i b i n z e e , ( 2 0 ) . 4 . 2 . 1 . Afzet van slib_naar_bouw- en g r a s l a n d Volgens r e c e n t e gegevens (Unie van Waterschappen, 9) wordt 40% van h e t t o t a l e volume geproduceerd s l i b op bouw- en g r a s l a n d ( e x c l u s i e f t u i n bouw) t o e g e p a s t . Om t o t een verantwoorde t o e p a s s i n g te komen h e e f t de Unie van Waterschappen een r i c h t l i j n o p g e s t e l d voor de a f z e t van v l o e i b a a r z u i v e r i n g s s l i b t e n behoeve van gebruik op bouw- en grasland ( 9 ) . Deze r i c h t l i j n houdt zich b e z i g met: a) bemonstering, analyse en normering b) aflevering c) overgangsregeling d) hygienische aspecten Ad a) Voor de bemonstering wordt aangegeven dat deze minstens vier maal per jaar moet geschieden en, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, vaker. Zulke omstandigheden zijn bijvoorbeeld het optreden van een giflozing of het overschrijden van de normen. Deze maatregelen dienen voor het verkrijgen van een representatief beeld van de slibkwaliteit van de betreffende installatie. Voor de analysemethodiek wordt aangegeven hoe deze moet geschieden en door wie. Tevens worden de maximaal toelaatbare gehaltes aan zware metalen gegeven in mg/kg droge stof. Deze zijn als volgt: -32- O pueiu-t_ ua>ueu.auaQ O O O Q o o o O . C. .CM . O ui cn — — O o cn c u-i o oC_) oC-3 o o o c_- .-> CSII u-v • "I CM o cn I vO (8_i3qu33_inM -uapeg) pm.T_s3T.na o c. oa O uapa«_ o o c Q 10 O o o _ •vifi-x-vjueajj 1 o o o 1 O o o cn o u-| CM 1 O u-i o — u-i o o o o oa o en CM o - _ • 1 I o o O o o o un rn CM • • o o puei-iapaN O or-. s. ua8a«aoo[si pUET-|OipS o o CO tn co — i o o o o o o o o o O vC ir, u-| — C ZS mO U -rl o o — — — tS 00 Ifl . • j o a , u z o _ _ . . < t . i •rl O. u 0) •o 0 cx O o ttel-J B 0 O r. ro u r-l 01 X X •rl z .rt 6 •--H •o CO » 5-. u c tt> 01 Ul M < - 0 0- Bij een vergelijking van de normen van de verschillende landen moet uiteraard ook rekening gehouden worden met de maximaal toegestane doseringen (zie ad b ) . ad b) Aflevering Van het slib, dat aan de richtlijn van zware metalen voldoet mag in Nederland aangevoerd worden: - voor bouwland: 2 ton droge stof per ha per jaar - voor grasland: 1 ton droge stof per ha per jaar. De verschillen in de dosering hangen samen met de dikte van de bouwvoor. Voor het bepalen van bovengenoemde norm is men ervan uitgegaan, dat zich de eerste 80 a 100 jaar als gevolg van de ophoging van zware metalen in de grond geen problemen zullen voordoen met betrekking tot de bodemvruchtbaarheid. Daarbij is geen rekening gehouden met andere bronnen van zware metalen. In tegenstelling tot de meeste andere E.E.G.-landen is het hierbij niet toegestaan, met inachtneming van langere tussentijden tussen opeenvolgende doseringen, hogere doseringen toe te passen. De slibproducent registreert de jaarlijks per bedrijf afgeleverde hoeveelheden slib. Indien uit deze registratie blijkt dat een bepaald bedrijf gezien het aanwezige areaal bouw- en grasland volgens de norm in het desbetreffende jaar de maximaal toegestane hoeveelheid slib heeft ontvangen, vindt geen verdere levering plaats. Eventueel kan bij afspraak tussen slibproducent en gebruiker overeengekomen worden, dat een perceelsgewijze registratie van het slib plaatsvindt. Van de zijde van de slibproducent wordt aan de gebruiker een gebruiksadvies ter hand gesteld. Hierin staan o.a. de norm voor bouw- en grasland vermeld, de aanduidingen, die in het kader van de meststoffenwetgeving verplicht zijn en enige andere regels die bij het gebruik van slib op bouw- en grasland van belang zijn. c) Overgangsregeling Na de inwerkingtreding van de richtlijn wordt zonodig voor de zware metalen een overgangsregeling inacht genomen van 4 jaar en voor Cadmium van 2 jaar. Gedurende deze tijd wordt het toelaatbaar geacht, dat de gehalten van twee van de genoemde zware metalen ten hoogste met 50% worden overschreden. Bij toepassing van de overgangsregeling wordt de dosering van 2 ton/ha/jaar voor bouwland en 1 ton/ha/jaar voor grasland hoogstens een maal in de 2 jaar toegepast. d) Hygienische aspecten In verband met h e t voorkomen van pathogene b a c t e r i e n en wormeieren wordt b i j gebruik op g r a s l a n d aangeraden deze de e e r s t e zes weken na de s l i b t o e d i e n i n g n i e t t e beweiden. Ook h e t winnen van ruwvoer i n d e ze p e r i o d e wordt a f g e r a d e n . In verband met h y g i e n i s c h e a s p e c t e n en om smaak-en r e u k b e i n v l o e d i n g van consumptiegewassen te voorkomen wordt geen s l i b g e l e v e r d aan de tuinbouw. Deze m a a t r e g e l d i e n t tevens om de e x p o r t p o s i t i e van de Nederlandse tuinbouw te beschermen. 4 . 2 . 2 . Z u i v e r i n g s s l i b ^n_de bosbouw Op een door N.V.A. (Nederlandse V e r e n i g i n g voor Afvalwaterbehandeling) s l i b d a g te Eindhoven op 24 november 1977 kwam u i t een door I r . van den Burg gehouden v o o r d r a c h t h e t volgende n a a r voren: -34- a l s men h e t i n Nederland geproduceerde z u i v e r i n g s s l i b a l l e e n i n de b o s bouw zou a f z e t t e n en d a a r b i j de norm van 1 a 2 ton d . s . per ha zou h a n t e r e n , zou daarvoor ca. 100.000 ha nodig z i j n . Dit i s ongeveer eenderde van de Nederlandse b o s o p p e r v l a k t e . Voor de v e r s c h i l l e n d e houtopstanden kan h e t volgende aangegeven worden. = Toepassingsmogelijkheden in naaldhoutbossen Z u i v e r i n g s s l i b kan i n naaldhoutbossen n i e t t o e g e p a s t worden omdat h e t r i s i c o van een s l e c h t e r wordende gezondheidstoestand t e groot i s . Redenen h i e r v o o r z i j n : - te s t e r k e m i n e r a l i s a t i e van ruwe humus door z u i v e r i n g s s l i b kan v e r dwijnen ervan t o t gevolg hebben, waardoor h e t w a t e r s t e l s e l wordt b e schadigd en de m i c r o f l o r a wordt a a n g e t a s t . ( a n t a g o n i s t e n van Fomes annosus, m y c o r r h i z a ' s ) . - p H - s t i j g i n g t r e e d t vaak op. Een gevolg h i e r v a n i s t e i n t e n s i e v e b i o l o g i s c h e b o d e m a c t i v i t e i t , kans op c h l o r o s e en toename van a a n t a s t i n g s gevaar door w o r t e l r o t (Fomes annosus) - a l s gevolg van verzwakking door bovengenoemde oorzaken kan s e c u n d a i r e a a n t a s t i n g door de honingzwam ( A r m i l l a r i a mellea) optreden - b i j de o o r s p r o n k e l i j k lage pH van gronden waarop de Nederlandse n a a l d houtbossen z i j n gelegen, i s h e t gevaar van o . a . Z n . - v e r g i f t i g i n g n i e t denkbeeldig. = Toepassingsmogelijkheden i n loofhoutbossen P o p u l i e r en w i l g De p o p u l i e r (bedoeld worden de Euramerikaanse p o p u l i e r e n z o a l s "Dorslamp", "Robusta", "Zeeland" e n z . ) en w i l g kunnen zware s t i k s t o f g i f f e n v e r d r a g e n . Bij 200 kg z u i v e r e N/ha ( b i j naaldhout 100 kg/ha) komt d i t n e e r op 20 ton droge s t o f per h a . Rekening houdend met zware metalen moet men deze g i f t n i e t vaker dan een maal per v i e r j a a r t o e p a s s e n , ondanks de t o l e r a n t i e d i e de p o p u l i e r voor zware metalen l i j k t t e h e b ben. - overige loofhout Voor deze groep geldt, dat een gift van 100 kg zuivere N/ha optimaal is. Dit betekend een hoeveelheid d.s. van 10 ton per ha. Ook. hierbij dient men deze gift niet vaker dan een maal per vier jaar toe te passen. Bovendien moet men er rekening mee houden, dat sommige soorten niet goed tegen een verhoogde pH kunnen. 4.3. Ontwaterd slib Mechanisch ontwaterd slib zoals dat vrijkomt bij vacuumfilters, persfilters of zeefbandpersen kan een nuttige bestemming vinden als: verwerking in plantsoenen, op zandopspuitingen (tegengaan van verstuiving) en bij de bereiding van compost. Circa 25% van het in Nederland geproduceerde slib vindt op deze wijze een nuttige bestemming (16). Voor al deze bestemmingen moet het slib aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. Zo ver mogelijk o n t w a t e r d . 2. Hygienisch betrouwbaar, d . w . z . a l l e e n g e p a s t e u r i s e e r d e of anaeroob g e s t a b i l i s e e r d e s l i b s o o r t e n komen in aanmerking. 3. Ora een goede s t r u c t u u r van de grond t e k r i j g e n d i e n t v o o r a l b i j t o e p a s s i n g i n p l a n t s o e n e n en d e r g e l i j k e , h e t s l i b zo weinig mogelijk c o n d i t i o n e r i n g s m i d d e l e n t e b e v a t t e n , d i t i s vaak in tegenspraak met h e t e e r s t e punt (zo ver mogelijk o n t w a t e r d ) . -35- Het gebruik van i j z e r c h l o r i d e met k a l k v e r d i e n t a l s middel h i e r b i j de voorkeur boven polymeren. conditionerings- Als h e t ontwaterde s l i b n i e t op deze w i j z e verwerkt kan worden, b i j voorbeeld wegens een te hoog g e h a l t e aan n i e t gewenste s t o f f e n , kan h e t tesamen met v a s t e a f v a l s t o f f e n op een g e c o n t r o l e e r d e s t o r t p l a a t s ges t o r t worden. Ervaringen in T i l b u r g hiermee wijzen erop dat een d . s . g e h a l t e van 35 a 40% aan te bevelen i s . ( 1 3 ) Het gebruik van s l i b met een d . s . - g e h a l t e van 50 a 55% a l s a f d e k m a t e r i a a l van een s t o r t p l a a t s moet nog onderzocht worden. Bij h e t gebruik van s l i b op zandopspuitingen d i e n t men erop bedacht t e z i j n d a t deze gronden zeer humusarm z i j n . De kans op u i t s p o e l i n g van zware metalen b i j een te grote dosering i s dan g r o o t . Aan t e bevelen i s om ook h i e r de norm van 2 ton d . s . / h a / j a a r voor bouwland n i e t te overschrijden. 4 . 4 . Afvoer van s l i b u i t s l i b l a g u n e s Het op n a t u u r l i j k e w i j z e ontwaterde en gedroogde s l i b u i t lagunes b i e d t goede mogelijkheden voor gebruik i n p l a n t s o e n e n e t c . Door de afwezigheid van c o n d i t i o n e r i n g s m i d d e l e n i s de s t r u c t u u r van h e t n a t u u r l i j k ontwaterde s l i b b e t e r dan d i e van h e t mechanisch ontwaterde s l i b . Bij een lange v e r b l i j f t i j d in de lagune en door b e g r o e i i n g d a a r van kan die s t r u c t u u r nog verder v e r b e t e r d worden. Een b e l a n g r i j k e afzetmarkt voor h e t gedroogde s l i b u i t de lagunes i s h e t zwarte grond-bedri j f.. Er i s in Nederland een d u i d e l i j k toenemende behoefte aan zwarte grond. Op p l a a t s e n , die n i e t t o t de voedselprodukt i e s e c t o r behoren kunnen kunstmatig g e f a b r i c e e r d e zwarte gronden goede d i e n s t e n b e w i j z e n . Het i s dan z e l f s mogelijk d i e s l i b s o o r t e n t e g e b r u i k e n , die n i e t d i r e k t voor de landbouw g e s c h i k t z i j n (Eggink, 8 ) . Het Hoogheemraadschap van de u i t w a t e r e n d e s l u i z e n in Kennemerland en W e s t - F r i e s l a n d h e e f t a l een a a n t a l lagunes in b e d r i j f . Van de i n s t a l l a t i e t e Zaandam-Oost wordt h e t s l i b afgenomen door een aannemer, die e r zwarte grond en potgrond van maakt. Ook h e t gedroogde s l i b van een anaerobe g i s t i n g s t a n k , waarvan de g i s t i n g t o t s t i l s t a n d was gebracht door een lozing van c r e o s o o t o l i e bleek zonder n a d e l i g e gevolgen b r u i k baar. -36- 5. SLIBVERWERKING IN ALMERE 5.1. Prognoses betreffende hoeveelheden slib Volgens de prognoses z a l Almere u i t g r o e i e n t o t een s t a d van 165.000 i n woners i n h e t j a a r 2000 ( z i e b i j l a g e 4 ) . Deze bewoners en de t e v e s t i gen i n d u s t r i e e n , met i n b e g r i p van r e c r e a t i e t e r r e i n e n i n h e t s t e d e l i j k gebied produceren dan een h o e v e e l h e i d a f v a l w a t e r overeenkomend met c i r c a 200.000 i n w o n e r s e q u i v a l e n t e n . Bij een s l i b p r o d u k t i e van 14 kg d . s . p e r c e . p e r j a a r l e v e r t d i t een j a a r l i j k s e h o e v e e l h e i d s l i b van 2800 ton d . s . Als n a t s l i b i s d i t een h o e v e e l h e i d van 70.000 m3 b i j 4% d . s . 35.000 m3 b i j 8% d . s . Gedroogd i n s l i b l a g u n e s met 50% d . s . l e v e r t 2800 ton d . s . een h o e v e e l h e i d op van 5600 m3. 5.2. Methodes van afvoer Uit het voorgaande is gebleken dat en uit het oogpunt van nuttig hergebruik en uit het oogpunt van kosten vooral twee methoden van slibverwerking in aanmerking komen. Deze twee methoden zijn: - afvoer van nat slib met een droge stofgehalte van 4 a 8% naar de landbouw - verwerking van slib in sliblagunes tot "zwarte grond" met een d.s. gehalte van + 50% Zoals betoogd levert een gecombineerde verwerking tot zwarte grond in lagunes en een directe afvoer naar de landbouw de meeste voordelen op. Gedurende de tijd, dat de landbouw het slib niet accepteren kan, vooral in de zomermaanden, zijn de resultaten van droging in sliblagunes het beste. In de tijd, dat het slib in de lagunes nauwelijks droogt wegens een neerslagoverschot, kan de landbouw in het algemeen grotere hoeveelheden verwerken (zie figuur 11 en 12), 5.3. Slibafvoer naar de landbouw Het zuiveringsslib is op twee manieren van belang voor de landbouw a. l e v e r a n c i e r van o r g a n i s c h e s t o f b , l e v e r a n c i e r van bemestende s t o f f e n . -w-_' 120 S 100 •_' . ^ f figuur 1 1 . v-n«-,~.q va- oe n e e r ^ a g en eve veodampmg -an de Bill over na? maanden van net laarlgemiddeioen over de ja-en 1345 t/r- '-"--.j in de winie- s er een neerslagove-s-i-ot. m oe zomer een ne-.- figuur 1 . Gemiddelde jaarlijkse neerslag in Nederland -37ad a. De organische stof is vooral belangrijk als structuurverbeteraar voor de grond. Het maakt kleigrond ruller en minder vast van structuur. Op lichte gronden kit het de gronddeeltjes aan elkaar zodat deze minder gauw verstuiven of verslempen. Het waterhoudende vermogen van organische stof is groot. De organische stof uit het slib bestaat uit een deel dat snel (in het jaar van toediening) en een deel dat langzaam (in de loop der jaren) wordt afgebroken. Het eerste deel kan varieren van ca. 5%, voor uitgerijpt slib van slibdroogbedden, tot ca. 50% voor vloeibaar slib. Bij de afhaal van organische stof komen de er in aanwezige plantenvoedende stoffen vrij, voor zover ze niet verloren gaan door vervluchtiging (stikstof) of uitspoeling, of in de grond worden vastgelegd. Het deel van de organische stof, dat in het jaar van toediening niet wordt afgebroken, wordt aan de organische-stofvoorraad van de grond toegevoerd. Het gemiddelde afbraakpercentage voor deze organische stof is 2% per jaar. Bij een organische stofvoorraad van 100 ton/ha betekent dit een verlies van 2 ton organische stof per ha/jaar. Om dit verlies goed te maken zou 6 ton droog zuiveringsslib met 50% organische stof, waarvan 70% moeilijk afbreekbaar, per ha per jaar nodig zijn. Gezien de huidige norm van 2 ton d.s. per ha per jaar voor akkerbouwgronden is het dus niet mogelijk met slib alleen de organische stafvoorraad van de grond op peil te houden (De Haan, 1). ad b. Bemestende stoffen Zuiveringsslib bevat behalve organische stof ook een hoeveelheid voedingsconen (N, P, K. sporenelementen). Deze worden door het geven opgenomen. De grond met een adsorptieve kracht hebben om te voorkomen dat deze voedingsmineralen uitspoelen. De adsorptie geschiedt zowel aan kleideeltjes als aan organische stofdeeltjes (humus). De ionenactiviteit van de grond kan dus enerzijds worden beinvloed door bemesting met voedingsmineralen (kunstmest). Anderzijds is hier ook de organische bemesting belangrijk ter vergroting van het aantal adsorptieplaatsen. Een vergelijking van zuiveringsslib als meststof met andere organische meststoffen staat vermeld in bijlage 5. 5.3.1. Rekenvoorbeeld met slib van Almejre Als de helft van het slib, dat in Almere geproduceerd wordt" in het jaar 2000, naar de landbouw afgevoerd wordt, dan vormt dat een hoeveelheid slib van 1400 ton d.s.. Als het op akkerbouwgrond opgebracht wordt is daar, volgens de norm 2 ton d.s./ha 700 ha voor nodig. In het centrum van Zuidelijk Flevoland komt volgens de afsprakenkaart Flevoland 15-3-1978 een akkerbouwgebied van 8000 ha. Deze oppervlakte is groot genoeg om elk van de percelen slechts een maal per 10 jaar te belasten. Toepassing van zuiveringsslib betekent voor de gebruiker van de landbouwgronden een besparing op kunstmestkosten. Bij de teelt van aardappelen op klei zijn de volgende hoeveelheden meststoffen nodig per ha: 90 kg P20<200 kg K20 175 kg N In 2 ton slib d.s. van Lelystad of Almere zit De p r i j z e n van k u n s t m e s t s t o f f e n z i j n kalkammonsalpeter 26% N c a . / 30,-/100 kg s u p e r f o s f a a t 41% PJ),. c a . / 4 0 , - / 1 0 0 kg k a l i 60% K 0 ca. / 3 0 , - / 1 0 0 kg De p r i j z e n z i j n p r i j s p e i l j u n i 1980 88 kg P-.0.. 10 kg K20 127 kg N -38- Bemesting a l l e e n met kunstmest 90 kg P-,0,. = / 200 kg KO = / 175 kg N = / / 88,100,269,4 5 7 , - per ha Bemesting met z u i v e r i n g s s l i b + k u n s t m e s t , w a a r b i j a l l e e n de kunstmest b e t a a l d hoeft te worden 2 kg P ? 0 / 2,190 kg O T / 95,48 kg N / 55,/ 1 5 2 , - per ha Het g e l d e l i j k e voordeel i s i n d i t geval / 3 0 0 , - p e r h a . Voor h e t t o t a l e met s l i b b e l a s t e a r e a a l van 700 ha b e t e k e n t dat een voordeel van / 2 1 0 . 0 0 0 , - , op b a s i s van verbouw van a a r d a p p e l e n . Ervan uitgaande d a t h e t s l i b geen verkoopwaarde h e e f t z i j n voor de b e h e e r d e r van de z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e de l a s t e n a l s v o l g t : - huur van t r e k k e r + vacuumtank van 10 m3 / 6 5 , - p e r uur - r i j a f s t a n d 16 km (8 km heen en 8 km t e r u g ) - gemiddelde s n e l h e i d 20 km per uur - l a a d - en l o s t i j d 10 minuten - d . s . g e h a l t e 5%. Per 10ra.3nat slib bedragen de kosten dan / 65,-. In deze 10 m3 zit bij 5% d.s. 500 kg d.s. Per ton d.s. bedragen de afvoerkosten derhalve / 130,-. Voor 1400 ton zijn de kosten / 182.000,-. Als de beheerder van de zuiveringsinstallatie en de beheerder van de landbouwgronden dezelfde zijn, dan bedraagt het voordelige saldo nog / 30.000,- per jaar. Voor de kosten van opslag van het natte slib in een bufferlagune op de zuiveringsinstallatie hoeft weinig gerekend te worden, omdat die buffer ook nodig is voor de droging van slib in lagunes. Door afvoer van nat slib hoeft deze buffer minder groot te zijn, 5.3.2. Op_gebrachte_hoeveelheden zware metalen De hoeveelheden zware metalen, die door deze methode van werken op het land gehaald worden zijn erg gering: - de norm van 2 ton droge stof per ha is erop berekend, dat er zich de eerste 80 a 100 jaar geen problemen zullen voordoen wat betreft de zware metalen. Dit geldt ook voor de gronden, die een zeer gering adsorptievermogen hebben zoals schrale zandgronden. - de gehaltes aan zware metalen in het slib van Lelystad en Almere liggen beduidend lager dan waarop de norm van 2 ton d.s./ha gebaseerd is, - op de voorgestelde methode van werken worden de percelen slechts een maal per 10 jaar belast in plaats van jaarlijks (literatuur 1, 9, 19). De met het slib opgebrachte hoeveelheden zware metalen zijn niet veel groter dan de hoeveelheden, die met rundveedriifmest op het land komen. Het is bekend, dat bij de teelt van mais een hoeveelheid van 120 ton rundveedrijfmest en een hoeveelheid van 60 ton varkensdrijfmest geen aantoonbare schade voor het gewas oplevert. Het consulentschap voor bodemaangelegenheden raadt echter aan op malsland niet meer dan 40 ton varkensdrijfmest of 70 ton rundveedrijfmest op te brengen. -39- Uitgaande van rundveedrijfmest met een d.s.gehalte van 9,5% wordt er het volgende per ha opgebracht (zie bijlage 2,3, 5). 120 ton rundveedrijfmest /ha cadmium Cd kwik Hg lood Pb zink Zn 11,4 mg 1,1 228 1824 70 ton rundveedrijfmest /ha 6,7 mg 0,7 mg 133 mg 1064 mg zuiveringsslib van Lelystad en Almere 2 ton d.s./ha 13 mg 8,2 mg 169 mg 1066 mg toegestaan volgens norm van Unie van Waterschappen 2 ton d.s./ha 20 20 1000 4000 mg mg mg mg 5.4. Verwerk ing van slib in lagunes 5.4.1. Dimensionering In de voorgestelde opzet zal het lagunebedrijf een capaciteit krijgen van 1400 ton d.s. per jaar bij een even grote afzet van slib in de landbouw. Om aan eventuele vergrotingen in de hoeveelheden te verwerken slib het hoofd te kunnen bieden is een overcapaciteit gewenst. Die vergrotingen kunnen zich uiten in: - verminderende afvoer naar de landbouw - grotere hoeveelheden slib door verandering van de kwaliteit van het afvalwater - toepassing van defosfatering met kalk of ijzersulfaat geeft verhoging van de hoeveelheid slib van 30 tot 50% (2). Voor de nabije toekomst kan met een kleinere opzet begonnen worden. De eerste fase van de zuiveringsinstallatie in Almere krijgt een capaciteit van 80.000 i.e. Hierbij komt 1120 ton d.s. slib per jaar vrij. Als hiervan 600 ton d.s. per jaar in het lagunebedrijf verwerkt wordt, vraagt dit een lagune-oppervlakte van 1 ha, bij een dimensioneringsgrondslag van 60 kg d.s./m2 per jaar (v. Giffen, 5). Bij optimale afmetingen van de lagune van 40 m x 40 m betekent dit 6 a 7 lagunes. Een bufferlagune met een capaciteit van 2 maanden vraagt _+ 2000 m2 grondoppervlak. Bij een d.s. gehalte van 4% komt 60 kg d.s./jaar overeen met een hoeveelheid opbracht nat slib van 1,5 m. Een d.s. gehalte van 50% reduceert die 1,5 m theoretisch tot 0,12 m. In de praktijk zal dit meer zijn omdat het slib in een jaar niet volledig indroogt (zie ook figuur 1). Bij een vulhoogte van 1,5 m en een jaarlijks opgebrachte laag slib van gemiddeld 0,2 m duurt het dan minimaal 7 a 8 jaar voor de lagune vol is. Als de lagune hierna een jaar niet belast wordt zal het slib verder indrogen en rijpen. Rondom de lagunes bevind zich dijkjes. Meerdere lagunes kunnen aan elkaar gekoppeld worden tot bij voorbeeld een lagune van 120 x 40 m. Dit betekent het vervallen van enkele tussendijkjes (2ie figuur 13). -40.On-,^,- -'.-. ! *» Ml 4 ).,.••..•*• ' •— —— ' % Katmift-slmf — ti-ej tOm-*'- lj_-.il>-'.--.. ni.Ol_t_-.V-aa. U9.t_W.nl ...O.-i.-MV-'.a' 11 _H-_«.l1'«a_-'t-a>'" . / • It • * - a Figuur 13. Overzicht r . w . z . i . Wervershoof De d i j k j e s z i j n _+ 2 m hoog en aan de bovenzijde 1 m b r e e d . Uit v e i l i g heidsoverwegingen moeten z i j hoger z i j n dan de maximale valhoogte en s t e r k genoeg om de druk van h e t s l i b t e kunnen w e e r s t a a n . De t a l u d s h e b ben een verhang van 1 op 1. Zij moeten ondoorlatend z i j n en z i j n daarom aan de b i n n e n z i j d e bedekt met een laag k l e i van minimaal 0 , 5 m of geheel van k l e i gemaakt. Dit hangt onder andere af van de ter p l a a t s e b e s c h i k bare m a t e r i a l e n . 5.4.2. Drainwaterafyoejr_en_bodemyerontreiniging Om de o n t w a t e r i n g van h e t s l i b te v e r s n e l l e n en v e r o n t r e i n i g i n g van h e t grondwater tegen te gaan, d i e n t h e t i n f i l t r a t i e w a t e r afgevoerd t e worden. In h e t algemeen z a l d i t d r a i n w a t e r v e r o n t r e i n i g d z i j n en kan h e t h e t b e s t e teruggevoerd worden naar de z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e . H i e r b i j z i j n twee s i t u a t i e s te ondernemen (v. G i f f e n , 5) a. w e g z i j g i n g s s i t u a t i e (+ goed d o o r l a t e n d e ondergrond) - v a n u i t oogpunt van o n t w a t e r i n g geen d r a i n e r e n d e l a a g nodig - v a n u i t oogpunt van g r o n d w a t e r v e r o n t r e i n i g i n g i s daarentegen in p r i n c i p e h e t aanbrengen van een afdichtende of ondoorlatende laag onder de lagunes met daarboven een d r a i n e r e n d e laag (met afvoer n a a r de r . w . z . i . ) , dan wel de aanleg van een drainagesysteem op een niveau j u i s t beneden de ( l a a g s t e ) grondwaterstand gewenst. Hierdoor v i n d t zo min mogelijke v e r s p r e i d i n g van h e t v e r o n t r e i n i g de i n f i l t r a t i e w a t e r p l a a t s . b. kwelsituaties - vanuit oogpunt van ontwatering is verlaging van de potentiaal onder het ontwateringsterrein door middel van een drainerende laag gewenst. - vanuit oogpunt van grondwaterverontreiniging theoretisch geen probleem, wel kans op horizontale afvloeiing met kans op (ondiepe) grond- en oppervlakteverontreiniging. De aanwezigheid van een drainerende laag met een gecontroleerde afvoer is wel gewenst. De bodemkundige situatie in Almere komt overeen met die in Wervershoof (N-H). Er is daar sprake van een kwelsituatie met een ondoorlatende bodem. De drains zijn daar gelegd op een onderlinge afstand van 2 a 2,5 m. -415 . 4 . 3 . Afvoer van h e t bovenstaande_water Voor de afvoer van h e t bovenstaande water wordt gebruik gemaakt van afl a a t k i s t e n ( z i e b i j l a g e 6) of van de zogenaamde F r i e s l a n d k i s t . Bij de a f l a a t k i s t e n kan de k l a a r m e e s t e r , d i e de lagunes b e h e e r t , door h e t i n schuiven of u i t h a l e n van p l a n k j e s , de hoeveelheid bovenstaand water dat overstroomt r e g e l e n . Hiermee b e r e i k t h i j , dat weinig s l i b meegevoerd wordt t e r w i j l e r toch zo weinig mogelijk water op h e t s l i b b l i j f t s t a a n . De F r i e s l a n d k i s t h e e f t ongeveer dezelfde c o n s t r u c t i e . In p l a a t s van p l a n k j e s om h e t w a t e r t e r e g e l e n , kan de k l a a r m e e s t e r op v e r s c h i l l e n d e hoogten l u i k j e s openen of s l u i t e n . Zodoende kan n i e t a l l e e n h e t bovenstaande w a t e r , maar ook h e t water d a t o p g e s l o t e n z i t tussen bodem en d r i j f l a a g , afgevoerd worden. In de p r a k t i j k in Zaandam-Oost voldoet de a f l a a t k i s t goed. Door h e t opbrengen in dunnen l a a g j e s o n t s t a a t e r b i j n a geen tussen bodem en d r i j f l a a g opgesloten w a t e r . 5 . 5 . Beplanting van s l i b l a g u n e s Als men in een s l i b l a g u n e een b l i j v e n d e b e p l a n t i n g aan kan b r e n g e n , b i e d t d a t de volgende voordelen: - verhoging van droge s t o f g e h a l t e door 1. wateropname van de p l a n t (_+ 400 mm per j a a r (1)) 2. chemische-biologische werking wordt h e t s l i b b e t e r o n t w a t e r b a a r 3. de wortelwerking neemt de d o o r l a t e n d h e i d van h e t s l i b toe - s t r u c t u u r v e r b e t e r i n g door 1. omzettingen van organische s t o f f e n in voor de p l a n t e n opneembare i o n e n . Het g e h a l t e aan organische s t o f vermindert h i e r d o o r en h e t s l i b k r i j g t een minder humeus k a r a k t e r 2. door de b e t e r e o n t w a t e r i n g en b e l u c h t i n g wordt de grond aeroob waardoor weer andere bodem organismen de grond v e r d e r doen r i j p e n . De s o o r t p l a n t , die men w i l a a n p l a n t e n i n de lagune moet aan een a a n t a l voorwaarden voldoen: - bestand z i j n tegen anaerobe omstandigheden - v e e l vocht kunnen verdragen door h e t t e l k e n s opbrengen van s l i b - meegroeien met h e t opgebrachte s l i b (•»• 24 cm p e r j a a r ) - goedkoop i n aanleg en onderhoud. Om de mogelijkheden van r i e t te onderzoeken i s op de k a v e l W 78 langs de Hoge Dwarsvaart, waardoor r i j k s w a t e r s t a a t een s l i b d e p o t i s aangelegd, een p r o f i e l k u i l gegraven. In h e t o o r s p r o n k e l i j k e p r o f i e l kunnen we twee lagen herkennen. Bovenin een I J s s e l m e e r a f z e t t i n g van f i j n t o t z e e r f i j n zand en daaronder een z u i d e r z e e - a f z e t t i n g van l i c h t e k l e i (25 t o t 35% lutumgehalte). Op deze bodem i s i n 1977 en daarna weer i n h e t v o o r j a a r van 1979 b a g g e r s l i b u i t de v a a r g e u l van h e t Veluwemeer gespoten. Op foto 1 i s deze p r o f i e l k u i l met de v e r s c h i l l e n d e lagen t e z i e n . Waar de schop i n de grond s t e e k t b e v i n d t zich de l i c h t e k l e i . H i e r i n w o r t e l t de r i e t p l a n t , w a a r u i t de r i e t p o l boven in de foto o n t s t a a n i s . D u i d e l i j k i s te zien dat h e t r i e t , na h e t opbrengen van een s l i b l a a g opnieuw gaat w o r t e l e n . De bovenste s l i b l a a g i s g r o t e n d e e l s aeroob. De s l i b l a a g van 1977 i s anaeroob, behalve rond de r i e t s t e n g e l s . Foto 2 g e e f t een o v e r z i c h t over h e t s l i b d e p o t op k a v e l W 78. Behalve r i e t g r o e i t e r vooral moerasandijvie en w i l g e n . Foto 3 l a a t h e t e f f e c t van h e t indrogen van de s l i b l a a g z i e n . -42- ...i \.' ~J J rjm - huidige maaiveld bewortelingszone van het riet sliblaag van 1979 - 0.40 m - m.v. bewortelingszone van het riet sliblaag van 1977 - 0,80 m - m.v. bewortelingszone van het riet IJsselmeerafzetting fijn tot zeer fijn zand - 1,20 m - m.v. Zuiderzee-afzetting lichte klei Foto 1. Riet op opgespoten h a v e n s l i b op kavel W 78 ( 0 . Flevoland) Foto: Geert Menting oorspronkelijke rietplant -43- •_ w**.-...Foto 2. Overzicht ever het slibdepot op kavel -.78 (0. Flevoland) Foto: Geert Menting Foto 3. Ingedroogde en gebarsten bodem van het slibdepot op kavel W 78 (0. Flevoland) Foto: Geert Menting -44- Door de s c h e u r e n , die 30 a 40 cm diep z i j n wordt aan aeroob worden van de grond v e r s n e l d . Deze scheurvorming t r e e d t ook op i n l a g u n e s , die met z u i v e r i n g s l i b v o l gespoten z i j n . Op l a g u n e s , die een t i j d n i e t met s l i b b e l a s t z i j n t r e e d t ook spontaan p l a n t e n g r o e i o p , zoals b i j de lagunes van de z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e van Zaandam-Oost te zien i s . 5 . 6 . Voorgestelde werkwijze b i j l a g u n e b e d r i j f Almere Als h e t technische g e d e e l t e van de l a g u n e , d . w . z . de d i j k e n , de d r a i n s , de a f l a a t k i s t e n en h e t aanvoersysteem z i j n aangelegd, kan h e t laguneb e d r i j f beginnen: Het b e d r i j f v i n d t p l a a t s i n een 1 0 - j a r i g e c y c l u s . De werkzaamheden worden zodanig v e r d e e l d , dat de v e r s c h i l l e n d e lagunes i n een v e r s c h i l l e n d stadium z i j n . Hiermee wordt voorkomen, dat a l l e lagunes t e g e l i j k vol z i j n en g e l i j k t i j d i g geruimd moeten worden. Voor t e l k e n s _+ 10% van de lagunes g e l d t de volgende c y c l u s : le en 2e j a a r : i n p l a n t e n van r i e t s t e k k e n en h e t l a t e n u i t g r o e i en t o t een s t e v i g , gezond gewas 3e t/m 9e j a a r : h e t b e l a s t e n van de lagune lOe j a a r : gedurende d i t j a a r wordt de lagune n i e t b e l a s t . Het s l i b kan in d i t j a a r v e r d e r opdrogen t o t een hoger d . s . g e h a l t e . Gedurende deze t i j d kan h e t v e r d e r r i j p e n en k r i j g t h e t een b e t e r e b a c t e r i o l o g i s c h e en v i r u l o g i s c h e k w a l i t e i t . Volgens Wissmijer (10) i s na een v e r b l i j f t i j d van 8 a 12 maanden de hoeveelheid c o l i - b a c t e r i e e n gedaald t o t 150 per ml. Dit i s 0,1% van h e t a a n t a l dat in h e t s l i b z i t b i j h e t opbrengen in de l a g u n e s . Aan h e t e i n d van h e t lOe j a a r wordt de lagune geruimd. lie jaar : Begin van een nieuwe cyclus van 10 j a a r , h e t r i e t wordt weer i n g e p l a n t . Om een gezond r i e t g e w a s te houden d i e n t men a. h e t r i e t n i e t e e r d e r te b e l a s t e n dan nadat een gezond, s t e r k gewas ontstaan is b . h e t r i e t n i e t met s l i b te b e l a s t e n gedurende de p e r i o d e d a t in h e t v o o r j a a r de groene delen v e r s c h i j n e n ( a p r i l , m e i ) . c. e l k j a a r h e t r i e t af te branden of te maaien om de r i e t s t e n g e l g e b o o r deX geen kans t e geven h e t r i e t aan te t a s t e n . 5.7. Consistentie en droge stofgehaltes Van het produkt, dat in de lagunes ontstaat zijn twee dingen erg belangrijk. De structuur en het droge stofgehalte van het tot zwarte grond omgezette slib. Deze houden verband met elkaar. Op droge stof basis varieert het organische stofgehalte van 35 voor slib van slibdroogbedden tot 80% voor nat slib (De Haan, 1). Mede op grond hiervan is laguneslib te classificeren als zwaar humeus materiaal. Deze gronden hebben bij het verwelkingspunt een d.s. gehalte van 70 a 75% (mondelinge mededeling H. Slager, Wetenschappelijke Afdeling van de R.IJ.P.). Zie figuur 14 (Literatuur, 10). Uit proeven met filterpersen is ook bekend dat bij persdrukken van 5 atmosfeer en voldoende lange perstijd droge stofgehaltes van 65% te bereiken zijn zie figuur 15. -453 E te- u E nj XS £ c ;__ C i_ o E a • ti xs zs 3 c > fO "O or r_ > fi *1 a- Cl Li_ c c a <-• c nj — Q- o> 3 N E f • 3 -46- 150 • "•• d.i tllbkoeV N. 6 5 \ " 100 \ ^ 6 0 \ t 50 l N. ^ ^ \ 5 5 \ " . . 10 uertdruk latol 15 -» Figuur 15. Invloed van de persdruk op de chargeduur b i j slibsoorten verschillende -47Een druk van 5 atmosfeer komt overeen met een pF waarde van 3,7. Bij deze waarde zit een beplanting nog niet aan het verwelkingspunt. Op grond van voorgaande overwegingen wordt verondersteld dat een droge stofgehalte van 50 a 60% haalbaar is. Door de intensieve beworteling en beluchting zal de consistentie van de grond waarschijnlijk reeds geschikt zijn om als zwarte grond toegepast te worden. Om opslag van riet te voorkomen moet ofwel het riet doodgespoten worden of de grond grondig gezeefd worden. 5.8. Kosten Voor de berekening van de k o s t e n wordt uitgegaan van de s i t u a t i e z o a l s die u i t e i n d e l i j k wordt in h e t j a a r 2000. De k o s t e n voor n a t u u r l i j k e ontw a t e r i n g door middel van s l i b l a g u n e s met r i e t b e p l a n t i n g kunnen onders c h e i d e n worden in i n v e s t e r i n g s k o s t e n en j a a r l i j k s e l a s t e n . Voor de b e rekening van deze k o s t e n en l a s t e n wordt van h e t volgende u i t g e g a a n : - j a a r l i j k s e s l i b p r o d u k t i e van 2800 t o n , d . s . per j a a r waarvan de h e l f t n a t wordt afgezet in de landbouw - voor de 1400 ton d . s . wordt een l a g u n e c a p a c i t e i t van 2000 ton g e r e kend omdat een g e d e e l t e van de lagunes geruimd moet worden en om een r e s e r v e t e hebben b i j e v e n t u e l e d e f o s f a t e r i n g , wat een 30-50% g r o t e r e s l i b h o e v e e l h e i d geeft - benodigd oppervlak s l i b l a g u n e 33.000 m2 benodigd oppervlak b u f f e r l a g u n e 4.000 m2 benodigd d i j k e n , wegen, e t c . 12.000 m2 - aanleg van een z i n k e r onder de Hoge Vaart i s noodzakelijk omdat rond de z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e n i e t genoeg ruimte i s om h e t l a g u n e b e d r i j f te b e r g e n . - Elk j a a r wordt + 10% van de r i e t b e p l a n t i n g opnieuw i n g e p l a n t door midd e l van h e t p l a n t e n van s t e k k e n . Hiervoor z i j n v i e r stekken per m2 n o d i g . De k o s t e n daarvan z i j n +_ f 0,50 per s t e k ( z i e ook b i j l a g e 7 ) . Investering grond ve rwe rving a / 4 , - per m.2 aanleg lagunes ( g r o n d v e r z e t , wegen, l e i d i n g e n ) Extra kosten voor een z i n k e r door de Hoge V a a r t , deze te zamen met andere z i n k e r s gelegd wordt aanleg drainage / als 20.000 280.000 Totaal Jaarlijkse 196.000 495.000 / 991.000 lasten Rente en a f s c h r i j v i n g - grond (9%) - lagune (40 j a a r 9,3% a n n u i t e i t ) - d r a i n a g e (10 j a a r 15,6% a n n u i t e i t ) Onderhoud en b e d i e n i n g (2% van i n v e s t e r i n g ) Ruimings- en afvoerkosten 4000 m3 a 50% d . s . a / 10/m3 10% nieuwe aanplant van r i e t s t e k k e n = 3000 m2 a 4 stekken/m2 a / 0,50 per s t e k Totaal / - 18.000 46.000 44.000 - 20.000 - 40.000 - 6.000 / 174.000 De jaarlijkse lasten voor slibdroging in sliblagunes komen hierdoor op + / 90,- per ton droge stof. -48- Samenvatting en conclusie Voor de verwerking van zuiveringsslib bestaan een aantal mogelijkheden. De duurste methode is verbranden. Aangezien deze methode nogal wat energie vraagt, dient zij alleen te worden toegepast als er geen enkele andere methode van slibverwerking haalbaar is. Dit kan het geval zijn voor slib, dat gezien de samenstelling tot de chemische afvalstoffen behoort. Mechanische slibontwatering door middel van vacuumfilters, filterpersen en zeefbandpersen heeft als nadelen de hoge prijs per ton droge stof en de noodzaak tot het gebruik van conditioneringsmiddelen. Deze conditioneringsmiddelen maken het ontwaterde slib minder geschikt voor verwerking in de landbouw, plantsoenen etc. Mechanische ontwatering vereist een deskundige bedrijfsvoering om storingsvrij te kunnen werken. De eenvoudigste en goedkoopste methoden van slibontwatering zijn rechtstreekse afvoer naar de landbouw en droging van slib in sliblagunes. Voor de afvoer van slib in Flevoland wordt voorgesteld van beide methoden gebruik te maken. Slibverwerking in lagunes is vooral efficient in de zomer, terwijl afvoer van nat slib naar de landbouw dan zeer slecht mogelijk is. In de winter geldt het omgekeerde. Om eventuele problemen met de afvoer te voorkomen moet er een buffer aangelegd worden om het slib enkele maanden te kunnen ops 1aan. Bij goede aanleg en beheer heeft een rietbeplanting op de lagunes grote kans van slagen. De beplanting in lagunes zorgt voor een hoger droge stofgehalte en een betere structuur van het gedroogde slib. Om problemen met rietopslag te voorkomen moet het riet in het slib bij het ruimen van de lagune verwijderd of gedood worden. Als de huidige richtlijnen van de Unie van Waterschappen met betrekking tot slibafvoer naar bouw- en grasland in acht worden genomen is in Flevoland 700 ha akkerbouwgrond nodig. In dit gebied staat naar schatting 8000 ha ter beschikking. Voor het produkt van de sliblagune "zwarte grond" bestaat in Nederland een grote markt gezien het tekort aan zwarte grond bij onder andere boomkwekerijen. Bij deze vorm van e'enmalige toepassing is het gevaar voor bodemverontreiniging door o.a. zware metalen erg klein. Een grove indicatie voor de kosten is / 90,- per ton d.s. voor slibdroging in lagunes en / 130,- per ton d.s. voor afvoer naar de landbouw. -49- LITERATUURLIJST 1. Haan, I r . S. d e , Landbouwkundig gebruik van zuiveringsslib, Instituut voor bodemvruchtbaarheid, Haren (Gr.) 1978 2. Heide B.A. en Hampf, R. Aerobe en verdergaande z u i v e r i n g in zeer laag b e l a s t e systemen I . G . T.N.O. f e b r u a r i 1976 actief-slib 3. Engers, Mej. Ir. L.E. van Enquete betreffende produktie, bestemming en kwaliteit van zuiveringsslib in Nederland in 1976 de Klaarmeester, april 19 79 4. Bos, J. les SV 9 uit de cursus verwerking van slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties D.H.V. januari 1979 5. Giffen, I r . A.E. van De n a t u u r l i j k e ontwatering van z u i v e r i n g s s l i b H-0 nummer 22, 26 oktober 19 78 6. Coppes, I r . J.G.A. Hydrologische a s p e c t e n van s l i b o n t w a t e r i n g i n lagunes HO nummer 25, 8 december 1977 7. Burg, Ir. J. van den Zuiveringsslib in de bosbouw, voordracht gehouden op N.V.A. slibdag te Eindhoven op 24 november 1977 8. Eggink, Dr. Ir. H.J. Slibverwerkingsproblematiek vanuit beheer en beleid voordracht N.V.A. 24 november 1977 9. Unie van Waterschappen Richtlijn voor de afzet van nat zuiveringsslib ten behoeve van gebruik op bouw- en grasland, februari 1980 10. Wismijer, Drs. A.A. S l i b , s l i b s o o r t e n en eigenschappen S t i c h t i n g Postacademiale vorming Gezondheidstechniek oktober 1978 11. Fieggen, W. Rapport b e t r e f f e n d e h e t onderzoek van z u i v e r i n g s s l i b op p e s t i c i d e n Unie van Waterschappen, Den Haag 1978 12. Witvoet, Dr. I r . W.C. Slibconditionering I n g e n i e u r s b u r e a u Dwars, Heederik en Verhey B.V. Amersfoort j u n i 1974 13. Hoogheemraadschap van de Uitwaterende S l u i z e n in Kennermerland en Wes t - F r i e s l a n d S l i b n o t a no. 90580, Edam 1976 14. Heide. B.A., Kampf, R., B l o o t , F. Slibverwerking b i j aerobe en verdergaande z u i v e r i n g van afvalwat e r i n zeer laag b e l a s t e a c t i e f - s l i b - s y s t e m e n T.N.O., maart 1977 15. Noorthoorn van der K r u i j f f S l i b i n d i k k i n g , deel I l i t e r a t u u r o n d e r z o e k S t o r a , s t i c h t i n g t o e g e p a s t onderzoek r e i n i g i n g Rijswijk 1977 afvalwater -50- 16. Mededeling in H.O nr. 16, 19 79 17. Coackley, P. The theory and p r a t i c e of sludge dewatering J . I n s t i t u t i o n of P u b l i c Health Engineers (1965) 18. C u l t u u r t e c h n i s c h Vademecum C u l t u u r t e c h n i s c h e Vereniging 1969 19. Boer, W.N. de Zuiveringsslib als meststof Werkdocument n r . 1976-231 Bbw, R i j k s d i e n s t voor de I J s s e l m e e r polders L e l y s t a d 1976 20. E n g e r s , Mej. I r . L.E. Enquete b e t r e f f e n d e z u i v e r i n g s s l i b in Nederland H 2 0 n r . 13 j u n i 1980 Bijlage 1 Z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e te Almere ^^ffi^^M^ ( ( W \ ) r e s e r v e ruimte voor /~jr"7\A e v e n t u e l e b u f f e r l a g u n e ("/Wil ^ * - ^ r-^7«_^-- Bijlage 2 C-hemische s a m e n s t e l l i n g van z u i v e r i n g s s l i b i n v e r g e l i j k i n g met rundveed r i j f m e s t . Gehalten i n % of dpm van de droge s t o f . Zuiverinj_,0 ._- I I J aantal gemidmonsters delde % organische stof % stikstof (N) % fosfor (P) % kali (K) % kalk (Ca) % magnesium (Mg) % natrium (Na) % chloor (Cl) % zwavel (S) dpm arseen (As) dpm borium (B) dpm cadmium (Cd) dpm chroom (Cr) dpm cobalt (Co) dpm koper (Cu) % ijzer (Fe) dpm kwik (Hg) dpm mangaan (Mn) dpm molybdeen (Mo) dpm nikkel (Ni) dpm lood (Pb) dpm zink (Zn) 564 573 570 541 536 439 79 170 11 13 32 188 202 64 321 147 37 78 13 202 256 337 60,5 4,41 2,01 0,30 3,43 0,26 0,38 0,46 1,34 8,5 82 8 220 3,7 492 1,59 2,2 524 14 60 385 1647 laagste hoogste 37,2 1,93 0,56 0,00 1,30 0,06 0,04 0,06 0,70 0,0 27 3 24 0,0 140 0,48 0,5 160 2 10 150 639 78,6 7,89 4,07 1,15 6,44 0,60 1,11 1,67 2,10 14,8 142 84 1429 15,4 1287 3,85 16,0 1220 51 357 989 4770 t ) dpm = delen p e r miljoen = m i l l i g r a m per kilogram = 0,001% Rundveedrijfmest gemiddelde waarde 70,0 5,50 1,04 5,60 1,87 0,75 0,93 3,25 0,85 1,3 18 1 20 1,4 44 0,09 0,1 230 0,9 4 20 160 Bijlage 3 Samenstelling van het zuiveringsslib van de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Lelystad gemiddeld hoogste 15,0 17,7 10,8 5 organische s t o f % 74,9 66,9 83,4 6 K j e l d a h l s t i k s t o f g N/kg ds fosfor g P 0 /kg ds kalium g K^cr/kg ds 63,4 44,0 66,4 56,4 59,6 36,1 5,0 6,3 3,9 6 6 6 ijzer magnesium calium al-uninium 10,1 18,6 3,4 3,8 5,4 2,9 28,5 33,6 20,8 - - droge s t o f % laagste aantal analyses betrokken sp droge s t o f : zink koper kwik lood cadmium chroom g/kg g/kg g/kg g/kg ds ds ds ds mg/kg ds - = niet te bepalen 533 362 4,2 1204 6,5 519 7,4 111 8,3 41,8 46,0 84,5 337 229 2,9 55,6 5,3 27,8 5 5 5 5 6 6 6 6 6 5 Bijlage 4 Prognoses betreffende Almere jaar aantal inwoners 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1995 2000 6.200 13.800 19.900 25.900 32.400 39.300 46.900 54.100 61.600 69.500 77.600 125.000 165.000 aantal inwonersequivalenten 30.000 42.000 55.000 68.000 80 „000 90.000 100.000 1 10.000 125.000 145.000 160.000 180.000 200.000 afvalwater m3/uur 500 650 850 1050 1250 1450 1600 1800 2100 2300 2600 3600 4000 t/m 1989 is het aantal inwoners gebaseerd op woningbouwprognoses van de R.IJ.P. Bijlage 5 Samenstelling van zuiveringsslib in vergelijking tot andere organische meststoffen droge stof % stalmest gier r u n d v e e d r i j finest v a r k e n s d r i j fmest k i p p e d r i j fmest kalverdri jfmest nat zuiveringsslib 21,5 2,6 9,5 8 16 2 5 laagste en hoogste gevonden waarden in zuiveringsslib 2-10 o r g ;* stof 65 38,5 63,2 78,8 71,9 75 60,5 37,2-78,6 opgaven in procenten van droge stof - niet bekend stikstof N* 2,6 15,4 4,6 8,8 5,6 10 4,4 1,9-7,9 fosfaat P 2°5 1,8 0,8 2,1 5 5,5 6,5 4,6 kali K20 1,6 30,8 5,3 5 2,8 11 0,4 kalk CaO* 1,9 3,8 2,1 4,4 10,4 4,8 magnesium MgO* 0,7 1,1 1,3 0,9 0,4 1,3-9,3 0,0-1,4 1,8-9,0 0,1-1,0 Bijlage 6 Constructie aflaatput »/•» . 00 . It I I J -. n \ ' l " . J - - ,0" - 1 :. v s o o . . . i E '-J i i a o o . s i «l70 .*•• mrt V i e r o -51 • I! r -1 1 1 .rt- - • ' • > 4oo - ' 0 » I • . "... . • • AANZCHI- mi « <n .i at • l c \ . l a o l q o o . - p ^ r "5 AFLAATPUT ^=y: a 100 ^ ° DOORSNEDE E-E u m c - •>, . J ' -1- S^ ^ ,*•-£*«'• • • • • I Bijlage 7 Winnen en planten van rietwortels Uren en kosten van het winnen en planten van rietwortels voor de zuivering te Elburg Object 977 Code 64 01 116 24 26 Kosten in guldens Uren Omschrijving Man Trekker Werkt. Loon Gr. Mat Winnen Graven Tegengaan v e r s t u i v i n g Grond bewerken Planten 2487 23 64 3 1 160 132 17 178 122 14 25 131 59325 566 1574 74 28524 2320 910 502 6195 61655 1476 2076 74 34719 Totaal 3737 317 292 9006 3 9937 100000 . Het aantal gewonnen stuks stek bedraagt: 391500 61655 . Gemiddelde k o s t e n van h e t winnen b e d r a a g t per s t u k : 391500 . Gemiddelde k o s t e n per stuk van winnen en i n p l a n t : . Gemiddelde k o s t e n per h a : •-,-,,- Lelystad, Voor k l e i n e r e a a n t a l l e n p r i j s p e i l 100000 391500 = / 0,157 = / 0,255 = / 7843,Administratie Afdeling Beplantingen 1980 / 0,50 per s t e k Totaal
© Copyright 2024 ExpyDoc