W E R K D O C U M E N T LELYSTAD ZUIVERINGSSLIB ALS MESTSTOF door W.N. d e B o e r s t u d e n t P4.B.C.S.-Velp 1976-231 Bbw /R oktober , 1. R I J K S D I E N S T V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S S M E D I N G H U I S L E L Y S T A D Pag INHOUD Voorwoord Inleiding Gegevens oxidatief-biologische RWZI van het type Caroussel Organische bemesting Betekenis van organische meststoffen Stalmest VAM-compost Zuiveringsslib Kunstmest Stikstof Fosfaat Werking superfosfaat Kali 4. 4.1 4.2 4.3 Bemestingsaspecten Stalmest VAM-compost Zuiveringsslib 6. Toxische grenswaarde Conclusie Literatuur Bijlagen I. Organisatieschema van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 11. Processchema RWZI-Lelystad 111. Bemestingsschema IV. Bemestingshoeveelheden V. Kosten bemesting per ha VI. Chemische samenstelling van slib, stalmest compost en grond VII. Erikele rekenvoorbeelden bij bemesten met slib . Voorwoord Mijn tweede stageperiode heb ik doorgebracht bij de Sectie ~ilieuhygigne en Waterkwaliteit van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (R.1J.P.). Om plaats en functie van deze sectie binnen de R.1J.P. duidelijk te maken, gee£ ik een korte uiteenzetting van de taken en de organisatie van de R.1J.P. en van de Sectie Milieuhygigne en Waterkwaliteit. De taken van de R.IJ.P. 1. Geschiktmaken van de gronden in de IJsselmeerpolders voor landbouw, stedebouw, recreatie en natuurbouw 2. Bouwen van steden, dorpen en boerderijen met de bijbehorende nutsvoorzieningen 3. Aanleg van beplantingen, recreatieterreinen en natuurgebieden 4. Sociaal-economische opbouw van het gebied. Dit houdt 0.m. in: - vestiging van personen, bedrijven en instellingen - domeinbeheer over de gronden en gebouwen in rijkseigendom - scheppen van een goed leefklimaat en,bevorderen van verdere ontwikkelingen in het gebied. Op het tijdstip dat de opbouw van.de polder,of een deel daarvan zover is gevorderd, dat de R.1J.P. er zijn taak als gecindigd kan beschouwen, wordt een normale gemeente ingesteld. De organisatie van de R.IJ.P. Het uitvoeren van de evengenoemde taken is bij de R.1J.P. ondergebracht bij drie hoofdafdelingen en een projectbureau. Deze hebben elk hun eigen taak en werken naast en met elkaar(zie bijlage I). De plaats van de Sectie ~ilieuhyqisneen Waterkwaliteit De Hoofdafdeling Cultuurtechniek en Recreatie (H.C.R.) maakt de gronden geschikt voor gebruik ten behoeve van landbouw, stedebouw, natuurbouw en recreatie en zorgt voor de aanleg en het tijdelijk onderhoud van beplantingen, recreatiegebieden en natuurterreinen. De Wetenschappelijke Afdeling (W.A.) is een afdeling van H.C.R. en bestaat uit de volgende sub-afdelingen: Bodemkunde Waterhuishouding Biologie Landinrichting Plantenteeltkundig onderzoek Laboratoria De Sectie ~ i l i e u h ~ ~ i gen n eWaterkwaliteit is een onderdeel van de subafdeling Biologie. De taak van de sectie is: - fundamenteel en routinematig onderzoek inzake de milieuhygigne in de - polders, in het bijzonder inzake de waterkwaliteit in milieuhygignisch opzicht begeleiden van ontwikkelingen in de polders opdat een optimale situatie ontstaat Het beheer van de waterkwaliteit berust bij de beheerder van het oppervlaktewater: de Dienst der Zuiderzeewerken. Inleiding Het afvalwater van Lelystad wordt gezuiverd in een - even buiten Lelystad gelegen - rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Deze RWZI heeft een capaciteit van 40.000 i.e. en kan worden uitgebouwd tot 160.000 i.e. Het slib dat uit de RWZI komt, geeft nog geen afzetproblerien van betekenis. Het slib wordt nu vooral gebruikt als mest voor tuintjes, plantsoenen e.d. in Lelystad. * Mij is gevraagd eens te kijken wat voor andere afzetmogelijkheden er in de toekomst mogelijk zijn. 1. Gegevens oxidatief-biologische RWZI van het type Caroussel In de nabezinktank vindt de scheiding plaats tussen actief slib en gezuiverd afvalwater (effluent). Het slib wordt teruggevoerd naar het beluchtingscircuit. Hier neemt het actief slib weer deel aan het biolbgisch proces. Het teveel aan slib, het zgn. surplus slib, wordt naar een slibindikker gevoerd. Deze slibindikker dikt het slib in totca. 4% droge stof (d.s.). Vanuit de slibindikker gaat het slib naar een zeefbandpersinstallatie, waar het slib verder wordt ontwaterd, 0.a. door toevoeging van polyelectrolieten, tot ca. 15% d.s. Twee,transportbanden brengen. dit steekvaste slib naar buiten. De RWZI beschikt over een slibberging - 250 m2. van + Een duidelijk overzicht geeft Bijlage I1 Processchema RWZI-Lelystad. ' - De slibproduktie van deze RWZI bedraagt: d.w.z. d.w.z. d.w.z. 2 20.000 'm /jaar (nat slib) 400 t n d.s./jaar 9 . 0,5 m /l.e./jaar 10 kg d.s./i.e./jaar De huidige slibproduktie komt neer op ongeveer 10 m3 per dag. Dit betekent een maandproduktie van 4 weken x 5 dagen x 10 m3 = 200 m 3 slib 3 15% d.s. huisriool > e l ~ \ c h t " nabezinkt nk ' ~ open water (Oostvaardersdiep) - effluent surplusslib /bil. ribwateriltraat( slibindikker 1 \ slib zeefbandpers I (t 3%) / steekvag slib (15% d.s.) afb. 1 schematisch overzicht van de RWZI-Lelystad * Onder inwonersequivalent (i.e.) wordt verstaan de gemiddelde inwoner in zijn hoedanigheid van watervervuiler. Per i.e. komt deze vervuiling overeen met een zuurstofbehoefte van het water van 54 gr 02/dag. 2. Organische bemesting Om zuiveringsslib goed te kunnen bekijken als meststof, is er een vergelijking gemaakt tussen stalmest, compost en zuiveringsslib. Zodoende krijgt men een idee van de kosten en bemestingswaarden. Zie bijlagen 111, IV en V. Omdat de grond in Oostelijk Flevoland intensief gebruikt wordt, is het belangrijk om organische bemesting toe te passen. Dit is nodig om de bodemvhchtbaarheid op peil te houden. ' 2.1 Betekenis van organische-meststoffen 1. De verbetering van de grond Op lichte gronden is deze mest van grote betekenis, omdat de grond.dan minder gauw stuift en verslempt. Door toediening van organische mest op zware gronden wordt de samenhang tussen de kleideeltjes onderling verminderd. Daardoor worden de kluitjes minder vast van structuur. 2. Het vergroten van het vochtvasthoudend vermogen Organische stof is in staat veel vocht te absorberen, hetgeen in droge zomers weleens belangrijk kan zijn. 3. De bevordering van het bodemleven De bodemorganismen gebruiken de organische stof als voedsel. 4. Het vruchtbaar maken van de grond Regelmatige toepassing van organische mes t leidt tot een verhoging van het opbrengstniveau van de gewassen. Bij een zich steeds herhalende organische bemesting dient rekening te worden gehouden met de nawerking van stikstof. 2.2 Stalmest Zandgronden hebben vaak last van kali-tekort. Omdat de geproduceerde stalmest in de stalperiode,op het land wordt gereden bestaat een kans dat een gedeelte van de kaligift uitspoelt. Wat de P205 betreft, is het mogelijk om, voor een goede opbrengst, 50 kg P 0 meer te bemesten dan er onttrokken wordt. Hierdoor kan er we1 2 5 gevaar ontstaan voor fosfaatuitspoeling. Op kleigronden alleen mest geven in het najaar in verband met structuurbederf. Op zandgronden maakt het niets uit. Net als bij zuiveringsslib kan stalmest van mest tot mest in samenstelling sterk varizren. Het fosforzuur komt even gemakkelijk beschikbaar voor de plant als bij superfosfaat. Stikstof is in stalmest aanwezig in de vorm van eiwitten, ammoniak en ammoniumverbindingen. De stikstof komt ten dele direkt beschikbaar voor de gewassen. De rest van de stikstof komt geleidelijk aan ter beschikking door microbiologische afbraak van de eiwitten. De kali komt in de mest voor als een goed oplosbare kaliumhydrocarbonaat (KHC03). De aanwezige magnesium (MgO) is goed opneembaar. Op bieten, aardappelen en stoppelknollen (hakvruchten) wordt stalmest als een dankbare mest gezien. Op zandgronden geeft men stalmest bij de granen, vooral bij mais en haver. Een geregelde bemesting met stalmest heeft een gunstige invloed op de produktiviteit van oud grasland. 2.3 V.A.M. -compost Vooral vroeger heeft stadsvuilcompost zijn nut bewezen bij de ontginning van heide- en veengronden. De werking van compost berust hoofdzakelijk op het toedienen van organische stof en sporenelementen. De gehalten aan hoofdvoedingselementen zijn gering, met uitzondering van kalium. De magnesium is op zure zandgronden vaak nuttig. Het fosforzuur is vaak moeilijk opheemba,ar. Compost heeft een licht pH-verhogende werking. Door 0.a. de.komst van de kunstmest is het gebruik, vanaf eind vorige eeuw, sterk afgenomen. Het compostgebruik nam bij de land- en tuinbouw sterk af, maar bij de recreatie toe.,Vroeger werd compost gebruikt bij ontginning 0.a. om kopergebrek (ontginningsziekte) te voorkomen. 2.4 Zuiveringsslib Het slibprobleem wordt, ook in Lelystad, steeds groter. Op dit ogenblik kan het slib op plantsoenen, volkstuintjes of huistuinen in de stad worden afgezet. Maar dit moet toch gezien worden als een oplosbing van tijdelijke aard, omdat de installatie over enige jaren uitgebreid zal worden. Dit heeft tot gevolg dat er meer slib geproduceerd wordt. De aard van het afvalwater heeft grote invloed op de samenstelling van het slib. Uit zeer fosfaatrijk afvalwater zal een slib met veel fosfaat resulteren. Door het hoge kalk-gehalte heeft het slib een pH-verhogende werking. Zuiveringsslib bevat gemiddeld meer stikstof, fosfaat en kalk dan stalmest, maar minder kalium, magnesium, calcium en chloor. Bij bemesting op grasland in de winter, bestaat de kans dat de stikstof wordt uitgespoeld. In het algemeen komen de zware metalen in het slib in inactieve toestand voor, als onoplosbare zouten, of geadsorbeerd aan de organische stof. De concentraties van zware metalen in het slib zijn sterk afhankelijk van de samenstelling van het aangevoerde rioolwater. De concentratie zware metalen in het slib uit Lelystad is laag. Zie bijlage VI. De getallen in de kqlom met zuiveringsslib C (van De Haan) zijn gemiddelden van' de meeste Nederlandse zuiveringsslibsoorten'. Bij een sterke daling van de pH, kunnen de zware metalen actief worden, voorzover ze als niet of moeilijk oplosbare zouten voorkomen. Er bestaat een mogelijkheid dat met het,verspreidenvan slib ook pathogene kiemen meekomen. Bij beweiden moet er, volgens de Provinciale Gezondheidsdiensten voor dieren, rekening mee worden gehouden, dat het vee 1 4 dagen na het toedienen van het slib niet mag worden geweid. Daarom is het aan te bevelen om deze bemesting vlak na het beweiden toe te dienen. Voor akkerbouw bestaat er geen gevaar. In Lelystad hbeft men geprobeerd het slib, van 15% d.s. door middel van verhitting nog verder te drogen. Het resultaat was een partij keiharde brokjes, die moeilijk water opnemen en in de grond moelijk verteren. . .' . .. Uit proeven van Kortlever blijkt, dat bieten zeer gunstig op zuiveringsslib reageren. .. Op een van de proefvelden, gelegen op rivierklei, met 5 objecten nl: 1 = kunstmest 2 = stalmest 3 = VAM-Compost 4 = zuiveringsslib 5 = turfmolm, bereikte Kortlever de volgende resultaten. , De gemiddelde opbrengst over de jaren 1952 - 1962 bedroeg, bij object 1, 100. Relatieve opbrengst , Relatieve opbrengsten per gewas 3 . . . . Stalmest 99 Zuiveringsslib 106 Compost 107 Turfmolm 94 Object 3 en 4 1 en 2 5 Bieten 119 99 85 Aardap. ~raan 101 I05 101 105 105 92 Op lichte zandgronden waren de cijfers voor compost en zuiveringsslib nog iets gunstiger. RIEM VIS (12) kwam, bij een vergelijking tussen compost en zuiveringsslib tot de conclusie, dat zuiveringsslib een betere bemester is dan compost. afb. 2 - Invloed van stikstof op de opbrengst van aardappelen en haver bij gelijktijdige bemesting met VAM-compost of met steekvast rioolslib. Door het hoge fosfaatgehalte in het zuiveringsslib, wordt dit als basis genomen voor de bemesting. Hierdoor wordt de kans op verontreiniging van de grond of het grondwater zo klein mogelijk. Slib,dat in voldoende mate is uitgerijpt,kan gebruikt worden als grondverbeteringsmiddel. Te grote hoeveelheden van onvoldoende uitgerijpt slib kunnen, door'stikstof overmaat, schade aan het gewas tot gevolg hebben. Ook kan een storing ontstaan in de zware metalenhuishouding van het gewas. Volgens RIEM VIS (1971) komt 30% van de stikstof direkt tot werking. Bij het tweede gewas komt de door het slib vastgelegde stikstof weer vrij. Volgens DE HAAN (3) is het stikstofgehalte in slib voldoende, om de aanwezige organische stof af te breken, zodat men een positief effect op de opbrengst mag verwachten. HENKENS (6) komt voor de zware metalen tot de volgende getallen: op bouwland is, voor een goede gewasgroei, een Cu-HN03 gewenst van 5 mg per kg grond. Voor Nederlandse gronden kan men een stijging toestaan van 45 mg per kg grond. In de tabellen 2 en 3 is te zien hoeveel jaren er nodig zijn om deze stijging te bereikeii. Aangenomen is, dat een bouwvoor van circa 25 cm, 21 miljoen kg droge stof per ha bevat. Dus bij een stijging van 1 mg Cu/kg grond is 24 kg Cu nodig. In deze tabellen wordt uitgegaan van 400 mg Zn en 300 mg Cu per kg d.s. (gehalten van het slib-Lelystad). Op grasland is een kopergehalte van 5mg/kg grond gewenst. En als bovengrens 80 mg/kg grond, dus een maximale stijging van 75 mg/kg grond. Bij grasland moet men rekening houden met een "bouwvoor" van + 5 cm, met een gewicht van 500.000 kg droge stof per ha. Dus om 1 mg Cu per kg grond te doen stijgen is 0,5 kg Cu per ha nodig. , i . I . Tabel 2 - Aanta1"jaren nodig om Pb/~u-gehaltevan de grond bij gebruik als bouwland (met bouwvoorgewicht 24 x lo6 kg) met 45 mg/kg te doen stijgen (bij Ni : 4,5 mglkg). J Hoeveelheid slib (ton/ha/jr) 100% d.s. 1 2 3 4 15% d.s. 6,s 13,O 19,5 26,O Aantal jaren 4% d.s. 25 50 75 100 1125 560 375 280 Tabel 3 - Aantal jaren nodig om Pb/Cu-gehalte van de grond bij gebruik als grasland (met bouwvoorgewicht 500.000 kg) met 75 mg/kg te doen stijgen (bij Ni: 7,5 mg/kg). ~oeveelheidslib (ton/ha/jrl Aantal jaren 1 100% d.s. 1 2 3 4 5 15% d.s. 695 13,O 19,5 26,O 32,5 4% d.s. 25 50 75 100 125 375 190 125 95 75 Van het verhoogde zinkgehalte worden geen moeilijkheden verwacht. Het kopergehalte van het gras wordt, wanneer het kopergehalte van de grond boven 5 mg/kg komt,nauwelijks meer verhoogd. Het vee kan wel, als gevolg van opgenomengrond, extra koper binnen krijgen, wat voor rundvee weinig moeilijkheden oplevert. Schapen zullen echter niet op deze graslanden kunnen worden geweid. Volgens PATTERSON (1966) is nikkel het meest giftige element in het zuiveringsslib. Er zal echter weinig,kans op schade ontstaan als het , nikkelgehalte beneden 20 ppm blijft bij een pH van 4,5. Bij een hogere pH kan het nikkelgehalte ook hoger worden. Omdat de juiste hoeveelheden zware metalen in de IJsselmeergronden niet, of nauwelijks bekend zijn, is het niet mogelijk om te bezien hoelang men met zuiveringsslib kan bemesten tot het een toxische grens heeft bereikt. Tabel 4 geeft een overzicht van de sporenelementen, met de gewenste waarden van zware metalen en bijbehorende bemes- . t ing . Tabel 4. Overzicht sporenelementen plant en d i v I g r a s l a n d : life, b o u w l r n d : "el 3/4 v r i i Laas > 4 &red r 2 LC l i n g ?!6 v r i l l a r g 5 ~'"d b0uuland:nict grrtlrnd: xcl . 0,110.3 r r i i laag > 013 gofd ravel- cn blcigond .' 2Hnhumt~s.' GO l a r g CO cued > 2B m u h% ! r 100 hrl: ,100 g a d rmdymd pH 5.A geed pi1 l,bepalend r m m m glan$eblre pa 50 kqh. kopenulfral of 300-500 k g h bb. 25 kglha kopcnulfrat of I 5 0 h ~ h Xrb. a 25 k g h k k n p u l u l f a a ~o f 400 k g h a h b . 16 k g h kopusuilral a1 250 hg!bkih. 2 k 8 h kobalrchlmidc of kobalt%ulfaa: of SO0 h g h r b h . 1 k y h a koballchloide of hobalisulfaac "f'ZO k g l h b h . b u p v i l i n ~met mmgaantuifral l H o p l : iooo lhl. evcmusrl mr.<rdercma I=". .- g r r s l a n d : niet b0~~1lnd:niel grrrland :niu Verklaring van de - Borax - Kopersulfaat - Mangaansulfaat - Kobaltsulfaat gebruikte sporenelementen bemesters: - 10% B - 24% Cu - 20% Mu - 20% Co b c m ~ met r ~ 2 1 3 kg r u o i u m - o f a m mmivmmolybdnal b u p u ~ r i n g~ M ~ 0.031~ EI naviummolybdarroplwing 3. Kunstmest Als bijbemesting bij de organische meststoffen wordt kunstmest gebruikt. Hiervoor zijn de volgende kunstmeststoffen gekozen. 3.1. Stikstof Door middel van kalkanunonsalpeter (Kas). Kas bestaat voor 213 deel uit ammoniumnitraat en voor 113 deel uit kalhergel. Het stikstofgehalte is 23%, waarvan de ene helft als nitraat en de andere helf t a l ~ammoniumvorm. Kalkammonsalpeter is verkrijgbaar in gekorrelde en in geprilde vorm. Kalkammonsalpeter is zeer goed bruikbaar: 1. om de snelle werking van de Noystikstof, gecombineerd met de wat geleidelijker werkende NH4-stikstof. 2. de werking in betrekkelijk droge en natte perioden is betrekkelijk goed. Bij droog weer dringen de NO3. -ionen met weinig water gemakkelijker de grond in dan de NH4-ionen. BIJ nat weer is de ammoniumstikstof weer in het voordeel. 3. het is een produkt met een neutrale of zwak zure werking. 3.2. Fosfaat Door middel van superfosfaat. In superfosfaat komt monocalciumfosfaat voor en 50% gips (CaS04!. Meestal komt er ook wat vrij fosforzuur (H3P04) in -voor. De aanwezlgheid is echter van weinig betekenis. Op een ontkalktekleigrond kan dit fosforzuur echter een gunstige invloed op de structuur hebben. Het P205-gehalte is 43X, oplosbaar in water. Naast de reeds genoemde elementen komen er nog diverse sporenelementen in superfosfaat voor, die afkomstig zijn uit de grondstof. Superfosfaat is goed strooibaar, in de vorm van korrels. Door de goede oplosbaarheid van monocalciumfosfaat is superfosfaat goed oplosbaar. 3.2.1. Werking superfosfaat Bij pH)4,5. Deze gronden bevatten voldoende Ca-ionen om Ca (H2P04)2~m te zetten in CaHP04 of in Ca (P04)2,. In kalkhoudende gronden onts aat de volgende reactie. 2 monbcalcium~osfaat tricalciumfosfaat Gevolg van deze reactie is, dat onoplosbare calciumfosfaten in uiterst fijne verdeelde toestand in de grondwordenneergeslagen, zodat ze door koolzuur en andere zuren weer om worden gezet in monocalciumfosfaat, dat we1 opneembaar is. Superfosfaat werkt over het algemeen sneller dan andere fijn gemalen fosfaten. Bij pH<4,5. a. superfosfaat kan uitspoelen. Dit is het gevolg van het niet om kunnen zetten van monocalciumfosfaat in onoplosbare verbindingen. b. superfosfaat kan gebonden worden door ijzer, aluminium en magnesium. Hierdoor ontstaan onoplosbare ijzer-, magnesium en aluminiumfos- faten (FeP04 en A1P04). Deze fosfaten zijn niet of bijna niet om te zetten in oplosbare fosfaten, dus de gewassen hebben er weinig of niets aan. Deze reactie.heet dan ook fosfaatvastlegging of fosfaatfixatie. Superfosfaat wordt niet zo gemakkelijk gefixeerd wanneer het in korrelvorm gegeven wordt. 3.3. Kali Door middel van Kali-60. Dit is een gezuiverde kali-mestsoort. Door deze zuivering wordt het K20-gehalte verhoogd en het natriumchloride (NaC1)-gehalte verminderd. Zo bestaat K-60 uit: 60% K20; 45-50% C1, en 1-3% Na 0. Chloor komt voor in KCtvorm. De aanwezigheid van chfoor kan nadelig zijn.voor chloorgevoelige gewassen, zoals bv. vlas, veld- en stambonen, aardappelen, wortelen. Ongevoelig zijn: granen, bieten en de meeste grassoorten. Chloorschade treedt het sterkst op op lichte, zure gronden. Op klei- en zavelgronden vindt men weinig chloorschade in het gewas. Chloorschade is te voorkomen door een vroege kali-bemesting. Prijzen per 100 kg kunstmest: - Kalkammonsalpeter : f. - Superfosfaat : f. - Kali 60 : f. (April 1976). 29,60 39,-30,-- exclusief 4% b.t.w. 9, ,I !, 11 . Prijzen opgegeven door Alko-Dronten. 4. Bemestingsaspecten Voor elke mestsoort wordt een verschillende prijs gehanteerd. Deze prijzen betreffen de aankoop van de mest, het transport en het verspreiden op het land. Bij alle prijzen wordt ervan uitgegaan, dat het werk uitbesteed wordt aan een loon- of transportbedrijf. 4.1. Stalmest Deze mest kan 0.a. aangekocht worden bij een mestgroothandel, zoals bv. de Eerst Friese Mesthandel te Sneek. Men kan natuurlijk ook mest van particulieren kopen waarbij het verkrijgen van een subsidie voor het transport mogelijk is. Deze subsidie wordt door de stichting Mestbank Gelderland verstrekt. Met name het kopen van mest uit de "mestoverschotgebieden" neemt de laatste jaren toe. Bij stalmest zijn de hoofdelementen in rekening gebracht. Volgens het landbouwschap in Arnhem gelden de volgende uitgangspunten: N per kg f. 1,10 P2O5 Per kg " 1,40 K20 per kg " 0,50 Dit komt neer op: . N . 5'2' K20 : 5,5 x f. 1,10 = f. 3 x f. 1,40 = f. : 6 x f . 0,50= f. : 6,05 4,20 3,-f. 13,25 per ton Deze prijs is dan exclusief 4% b.t.w. Voor het verspreiden van de stalmest kunnen de volgende getallen berekend worden: B i j hoeveelheden van minder dan 30 m 3 p e r ha: f . 5 5 , - p e r ha. B i j hoeveelheden van meer dan 30 m3 p e r ha: f. 5,-p e r m3 . Door h e t compostbedrijf VAM (N.V. V u i l a f v o e r Maatschappij) t e W i j s t e r werden nauwkeurige gegevens v e r s t r e k t . Deze p r i j z e n z i j n ook rnakkelijk t e geven, omdat d e z e p r i j z e n n i e t - z o seizoengebonden z i j n . . De VAM r e k e n t per t o n compost f . 16,75 e x c l u s i e f 4% b.t.w. Deze p r i j Zen gelden a l l e e n voor VAM-compost landbouwkwaliteit. Het t r a n s p o r t n a a r de afnemer wordt door de VAM geregeld. D i t z i t i n de prijs. Voor h e t v e r s p r e i d e n van d e compost wordt, n e t a l s b i j s t a l m e s t , een m e s t v e r p r e i d e r g e b r u i k t . De k o s t e n door een loonwerker gemaakt, z i j n dan ook g e l i j k aan d i e van s t a l m e s t . E r moet e c h t e r a l l e e n r e k e n i n g , . worden gehouden met een volumegewicht van 900 kg per m3. Afb. 3 berekende k o s t e n van o r g a n i s c h e m e s t s t o f f e n . A = t r a n s p o r t van h e t s l i b met 2 vrachtwagens + 1 shovel. B = idem, maar met 3 vrachtwagens . , . C = kosten van de stalmest C1 = idem A + kosten van de stalmest (A + C C = idem B + kosten v a n d e stalmest (B + C zonder subsidie 2 . D E = = F = - 4.3 - - - - . kosten + transport van de VAM-compost (landbouwkwaliteit) transport van het slib met 2 trekkers met aanhanger + achter-/ voorlader. idem, maar. met 3 trekkers , .. Zuiveringsslib Bij zuiveringsslib hoeft men alleen rekening te houden met de transport- en verspreidingskosten. Het slib is in aanschaf gratis. Bij het berekenen van de kosten moet men rekening houden met de te rijden transportafstand. Bij de berekening is .uitgegaanvan de volgende gegevens: per maand kan er circa 200 m3 slib worden afgevoerd; een vrachtwagen heeft een capaciteit van circa7-.m3 Deze vrachtwagen kost f. 50,-- per uur (met chauffeur); bij de zuiveringsinstallatie staat een gehuurde shovel 5 f. 50,-- per uur, om de vrachtwagens te laden; er moet zo frequent mogelijk gereden worden, zodat de shovel zoveel mogelijk vrachtwagens per uur kan volladen; de rijsnelheid van een vrachtwagen is gemiddeld 60 !a per uur; voor laden en lossen (+ eventueel oponthoud) zijn 10 minuten bij de rijtijd geteld; het versprejden op het land geschiedt d.m.v. loonwerk.De gehuurde versprei3 slib. der kin(14mJ slib-5, f. 55,: per uur verspreiden),dus +f. 3,50 p/m. 1 rit van een vrachtwagenwil zeggen heen en terug bv. 20 km per rlt = 10 km heen en 10 km terug; 200 m3 slib per maand wil zeggen, circa 30 vrachtwagens . Tabel 5 - Kosten van slib bij verschillende transportafstanden en incl. verspreiden berekend per m3. Aantal vrachtwagens 2 2 3 2 3 3 ' Rij-afstand 20 30 30 40 Transportkosten km km km km 40 km 60 km f. 7,-f. 8,70 f. 7,55 f.10,45 f. 9,25 f. 13,-- , Totale kosten (incl .verspreiden) f. f. f. f. f. f. 10,50 12,20 11,05 13,95 12,75 16,50 Zie voor rekenvoorbeeld bijlage VII en afb. 3. 5. Organische'stof-voorziening Door het intensieve gebruik van de grond in de polders is de organische stofvoorziening enigszins in de knel gekomen. 0ngeveer.een vijfde van de bedrijven in 0-Flevoland heeft een bouwplan met meer dan 70% rooivruchten. Onder rooivruchten wordt verstaan: aardappelen, suikerbieten, uien, bloembollen, witlof en wortelen. Bij deze bedrijven is de rnogelijkheid om extra plantaardige organische stof aan te voeren beperkt. Voor de bijdrage aan de humusvorming wordt als maatstaf de humificatiecoEfficiEnt gebruikt. Dit wil zeggen, het gedeelte van de aangevoerde hoeveelheid organisch materiaal dat na een jaar nog als organische stof in de grond aanwezig is (dus gehumificeerd is). De overgebleven organische stof wordt we1 "effectieve" organische stof genoemd. Om te berekenen hoeveel organische stof er nodig is, wordt als bouwplan genomen: 113 consumptie aardappelen, 113 suikerbieten, 116 zaaiuien en 116 wintertarwe (bouwplan A). Als groenbemesting wordt Italiaans raaigras onder wintertarwe gezaaid. Volgens KORTLEVER(1963) wordt gemiddeld 2% van de organische stof in de bouvoor afgebroken. Om het gehalte aan organische stof op peil te houden, moet deze 2% dus via "effectieve" organische stof aangevuld worden. Voor dierlijke meststoffen wordt gemiddeld 50% van de organische stof omgezet in humusachtige stoffen, d.w.z. een humificatie-coEfficiEnt van 0,50. Voor VAM-compost ligt dit op ongeveer gelijke hoogte, maar voor zuiveringsslib ligt het toch we1 wat lager, nl. ca. 0,40. Exacte gegevens zijn hierover nog niet bekend omdat hierover nog proeven in het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren (Gr.) gaande zijn. Tabel 6 - De gemiddelde aan- en afvoer van "effectieve" organische stof per ha per jaar bij twee'bouwplannen met verschillende meststoffen. ~ Bouwplan * A (1 op 3 consumptie-aardappelen) + gr.b. A + slib A + stalmest A + compost B (1 op 4 consumptie-aardappelen) + gr:b. B + slib B + stalmest B + compost * - ~ -- Hoeveelheid effectieve organische stof in kg per ha per jaar. hoofdgewassen bemesters totaal zand klei overschot I015 1218 - 212 2384 2785 + 1770 1371 257 1 2386 1141 956 1392 2500 2407 1070 977 203 1015 1015 1369 1015 1015 1556 1015 I015 1485 1163 1163 458 1163 1163 1369 1163 1163 1556 1163 1163 1485 1621 + 954 1355 191 1770 2532 2933 1102 1503 1371 2719 2534 1289 1104 1392 2648 2555 1218 1125 deze bouwplannen hebben betrekking op de IJsselmeerpolders. overschot = aanvoer - afbraak gr.b. = groenbemester (15 kg Italiaans raaigras per ha) Voor de gevonden hoeveelheden organische stof bij de hoofdgewassen zie tabel 8. Bouwplan B. houdt in: . 114 consumptie-aardappelen 114 wintertarwe 114 suikerbieten 118 zaaiuien 118 haver ' . Voor de afbraak van effectieve organische stof wordt een bouwvoor aangehouden van 22 cm, met een organisckstofpercentage van 24. Volgens tabel 7 komt dit neer op een afbraak van 1430 kg per ha per jaar. Tabel 7 - Jaarlijkse afbraak van "effectieve" organische stof in kg . per ha bij verschillende bouwvoordikten en organische stof-gehalten. % organische nof &*lmoordikte 3% 2X% 2% 20 crn 1560 1300 1040 22 crn 1716 1430 1144. 25 crn 1950 1625 1300 Tabel 8 - de "effectieve" hoeveelheid organische stof per ha per jaar bij twee verschillende bouwplannen. -- .. .. . ... - .- ~ buwplaix 1 op 4 met konrumptibaardappalen (8) Effsktieve bijdrage Gmar , in kg per ha Teeltfrb x kmntie in % Konsurnptio-aardsppelen 875 Wintertarwe lexkl. rtro) 1640 x #fa!. raaigras londer w.tarwel 1220 x 25 1275 x 25 150 x 12% 1570 x 12% 1220 x 12% + Suikorbieten (inkl. loof + kopl Zaaivisn Haver'lexkl. rtrol ' Ital. raaiaas londsr hover) 25 1 , 25 Totate aanvosr par ha per j a m .! Konrurnptie.aardappolon Suikerbietsn link!. ioof + . . kopl . . . 875 x 33.33 1275 x 33.33 150 x 16.665' Winrertarwo loxkl. strol 1640 x 16.665 Ital. raaieras (onder wintsrtarwdl 1220 x 16.665 Zaaiuien Totsle aanvoer per ha per iaar ----* Effsktieve bib drage per ha par j a r 219 410 305 319 19 196 153 1621 292 425 25 273 203 1218 , Alleen b i j bouwplan A met groenbemester, moet e r rekening gehouden worden met organische s t o f - b i j b e m e s t i n g . Groenbemesting k o s t 70 gulden per ha e x t r a . 6. Toxische grenswaarde Voor de volgende sporenelementen moeten (of mogen) d e volgende hoeveelheden i n d e grond n i e t overschreden worden (HENKENS l i t . 6 ) . Zink De grens l i g t t u s s e n 250-300 mglkg grond (Zn oplosbaar i n 24% a z i j n zuur). De zink-grenswaarde kan s t e r k beinvloed worden door: pH; f o s f a a t v o o r z i e n i n g van de grond. Kopes B i j koper i s h e t b e t e r d a t h e t g e h a l t e n i e t boven de 100 mg Culkg grond (Cu-HN03) s t i j g t . Nikkel Volgens Engelse onderzoekers kan e r weinig schade o n t s t a a n a l s h e t n i k k e l g e h a l t e beneden de 20 mglkg grond b l i j f t , b i j een pH van 4,5. D i t komt n e e r , i n t a b e l 6 en 7 genoemde perioden, op een s c i j g i n g op langbouwgrond, van 4 , 5 mglkg grond e n op g r a s l a n d van 7 , 5 mglkg grond . Lood Het loodgehalte kan t o t boven 1000 mg Pb/kg grond s t i j g e n zonder d a t een v e r l a g i n g van de opbrengst o n t s t a a t . Het loodgehalte i n de gewassen kan we1 s t i j g e n . U i t proeven i s gebleken d a t b i j mais h e t l o o d g e h a l t e van 24 kg Pb/kg g r o n d h i j g G n loodbemesting t o t 37,8 mglkg grond, b i j 3200 kg Pb/ha s t i j g t . Kalk kan h e t l o o d g e h a l t e s t e r k verlagen. Dat loodverg i f t i g i n g o n t s t a a t door h e t g e b r u i k van z u i v e r i n g s s l i b , is e r g onwaarschijnlijk. Voor bemestingswaarden z i e t a b e l 4. Volgens d e t a b e l l e n 2 en 3 b l i j k t w e l , d a t h e t z u i v e r i n g s s l i b u i t de RWZI t e L e l y s t a d l a g e p e r c e n t a g e s zware metalen b e v a t . Het s l i b u i t L e l y s t a d komt e r t e n o p z i c h t e van h e t gemiddelde Nederlandse s l i b b i j z o n d e r g u n s t i g u i t ( z i e b i j l a g e IV). Conclusie . U i t h e t onderzoek i s gebleken, d a t h e t z u i v e r i n g s s l i b van de r i o o l w a t e r z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e i n L e l y s t a d een goede p l a a t s i n kan nemen i n h e t r i j t j e van organische m e s t s t o f f e n . U i t de g e t a l l e n i s gebleken, d a t de k o s t e n b i j t o e p a s s i n g van z u i v e r i n g s s l i b , i n v e r g e l i j k i n g met de andere m e s t s t o f f e n , l a a g z i j n . Naarmate de a f s t a n d tussen de RWZI en h e t a f z e t g e b i e d g r o t e r wordt, wordt h e t s l i b duurder. Een g o e d . p r o e f o b j e c t zou kunnen z i j n h e t b e d r i j f van de R.I.J.P. op kavel A 93. Gezien de g r o t e o p p e r v l a k t e van d i t p e r c e e l , kunnen e r grot e hoeveelheden n a a r t o e g e b r a c h t worden, ook de g e r i n g e a f s t a n d t o t de z u i v e r i n g s i n s t a l l a t i e , c a 10 km, i s een voordeel. Wat de zware metalen b e t r e f t , i s e r geen bezwaar tegen h e t v e r s p r e i d e n v a n s l i b op g r a s e n bouwland omdat de p e r c e n t a g e s zware metalen g e r i n g zijn. B i j g e b r u i k van s l i b op g r a s l a n d mag h e t vee gedurende 14 dagen na h e t opbrengen n i e t worden g e w e i d i n verband met h e t gevaar voor pathogene kiemen. LITERATUUR 1. Haan. S. de. Afvalstoffen van de menseliike samenlevine als meststof 2. Haan, S. de. Afvalwaterzuiveringsslib als meststof of grondverbeteringsmiddel. Landbouwkundig Tijdschriftlpl 88-1 (1976) 21-27 3. Haan, S. de. De waarde van zuiveringsslib als meststof of grondverbeteringsmiddel. Bedrijfsontwikkeling- 11 (1972) 1037-1041 4. Haan, S. de. Landbouwkundigpen milieuhygiznische consequenties van het gebruik van zuiveringsslib als meststof, grondverbeteringsmiddel of stortmateriaal, H20-5 (1972) 325-328. 5. Henkens, Ch.H. Plaatsingsmogelljkheden met mest op grasland en akkerbouw. Nota 5.93 (1973). 6. Henkens, Ch.H. Zuiveringsslib in de landbouw. Bedrijfsontwikkeling 2 (1975) 98-103. 7. Karper, R., Melick, L., en G.D. van Zanten. Slibontwatering met een zeefbandpers. H20.20 (1970) 492-495. 8. Kolenbrander, G.J. en L.C.N. de la Lande-Cremer. Stalmest en Gier. Wageningen 1967. 9. Mulder, 3 . De toepassing van dierlijke organische mest in de IJsselmeerpolders. Bedrijfsontwikkeling 4 (1976) 295-300. 10. Mulder, 3. Waarde van dierlijke mest voor het akkerbouwbedrijf. Aspecten van de landbouw in de IJsselmeerpolders-11 (1976) 16-19. 11. Mulder, J. Bouwplan en organische stofvoorziening. Aspecten van de landbouw in de IJsselmeerpolders-3 (1 975) 6-9. 12. Riem Vis, R. Mengsels van stadsvuilcompost en rioolslib als meststof voor landbouwgewassen. H20-23 (1970) 614-615. 13. Rinsema, W.T. Bemesting en meststoffen, negende gewijzigde druk Culemborg 1972. 14. Scheltinga H.M.J. Zuiveringsslib als meststof. H20-!O (1968). 15. Verhaagen, J. De produktie en afzet van afvalwaterzulveringsslib in Nederland. H 0-z(1972) 3-8. 16. Voorburg, J.H. Sast zuiveringsslib in de landbouw? H20-18 (1973) 470-47 1. 17. HANDBOEKJE voor de landbouwvoorlichter. Proefstation voor de Akkeren Weidebouw, Wageningen, oktober 1965. 18. LANDBOUWGIDS, 1968. 19. HANDBOEK voor de rundveehouderij. Proefstation voor de Rundveehouderij e.a. Wageningen, februari 1974. 20. Heijn, J.P. en R. Karper. Kosten van slibverwerking. H20-14 (1973). 367-369. ~. 21. Pepping, R. Gecentraliseerde slibverwerking. H 0-25 (1973) 687-693. 22. qaan, S. de., Karper, R., Scheltinga, H.M.J., gelm, J. van., Teeuwen, T. en J. Verhaagen. Methoden van slibverwerking. H20-14 (1973) 356-366. 23. Schaeffer. c.0. en H.M.J. Scheltinga. Landbouwkundig gebruik en pasteurisatie van afvalwaterslib in het stroomgebied van de Niers. H 0-15 (1972) 316-319. 24. schuzfelen, A.C.(Kunst)-mest en milieu.. Afscheidscollege december 1974. Chemisch weekblad 1 (1975) 13-15. Y i 3 , Xa i :I z wZ 2 i! i i I 2 ; s ; a 8 -5 : 2 : : 4 I n l 2 1 2 2 1 . g !2 .... . e8 2 w 0 5% *c 6Z W2 WD 3W 8 B , 11 Ylm YVI 1 2- I 41 4 1 % I 3 3 I I 2 *. . . : 2. 4. 2, w *m m PI , . ., .. .. .- ..,. o. n . ~l D ( D ' W ' N & 6 D . Di . i ... . . -- . " , N . . .!.. - C N ' O N . ., . ... ... : , ,. .. . . ... . .. .., I:., . , . .. .. . . .. ,. . " .: . . 0 . . . - 0 1 0 1 m m m . . .. . . .. . .. .. . .. : , I ? ? 0 1 N N N * O . + + + : EN 8 *. n. ? ,- - D ( D ( 0 m . . m r r n n * n n n m 0 U S " * n m . . . I . i. : D .. . , . .. ., BIJLAGE V KOSTEN BEMESTING/HA Stalmest zand klei V.A.M.-compost Zuiveringsslib zand klei Weiden zand klei 369,lO 350,-719,lO 664,lO 652,70 222,50 362,35 584,85 529,85 529,85 127,75 106,05 233,80 191,20 163,90 127,75 53,55 181,30 138,70 131,50 161,80 159,90 321,70 267,75 201,15 161,80 l00,05 261,85 207,90 161,lO Kunstmest zand klei Maaien 452,80 452,80 .320,65 271,50 773,45 724,30 718,45 669,30 671,35 642,60 Extra snede maaien 390,-20,40 410,40 355,40 335,-- 390,-10,20 400,20 345,20 335,-- 136,25 27,60 163,85 118,45 90,85 Consumptie aardappelen 491,15 157,60 648,75 593,75 538,55 600,20 105,lO 705,30 G50,30 573,80 Suikerbieten 527,50 73,40 600,90 545,90 493,lO 418,50 113,60 532,lO 477,lO 358,50 136,25 37,80 174,05 128,65 90,85 143,15 128,-271,15 223,45 146,35 210,45 118,20 328,65 258,50 l55,30 119,35 123,15 242,50 202,70 125,-- 155,15 63,lO 218,25 166,55 129,80 89,50 86,90 176,40 146,55 98,25 89,50 46,70 136,20 106,35 98.25 Granen '291,25 70,70 361,95 306,95 276,65 A B C D E = = = = = 222,50 129,20 351,70 296,70 296,70 te bemesten meststof bijbemesten d.m.v. kunstmest (zie bijlage 11) totaal geleverd, incl. opbrengstkosten idem, excl. opbrengstkosten totale kosten, excl. opbrengstkosten verminderd met de kali-bijbemesting (geldt voor Flevoland). . .. . ~. 3 -= z o - w , n u o ..,.\\\..\ r r . 7 2 a . . - 0 YJ L 3 ? 2- 5 n o F:"Y,Mg.,Y.F ; S .. . . . . . . d. . .. . . . n ; F F F F 2 2 , . d L U ~ v :m: BIJLAGE VII Enkele rekenvoorbeelden bij het bemesten van slib. = 20 kmlrit 1. rij-afstand tijdsduur = 30 minlrit 3 bij 2 vrachtwagens: 2 x 2 vrachtenfuur x 7 m3 = = 28 28 m 3 Per uur 7 uur. Dit kost : 8'uren 2 f. 50,-- = f. 400,-2x 8 " 5 f. 50,-- = f. 800,-f.1200.-+ 16% B.T.W. f. ZOO,-- (shovel) (vrachtwagens) f.1400,-per m - : I4O0 = f. 7 , - (transport) 3,50 (verspreiden) f. 10,50/m3 bij 20 km f. 2. a. rij-afstand = 30 km/rit tijdsduur = 40 min/rit 2 b 2 vrachtwagens: 2 x 14 vrachtenluur x 7 m3 = 21 m3/uur -21 I0 uur. Dit kost : 10 uren 5 f. 50,-- per m = f. 500,-- 1 7 4 0-- f . : - 8,70 f. 3,50 f.I2,20/m bij30km 2. b. als 2a. maar met 3 vrachtwagens, dus: 3 x I I vracht/uur x 7 m3 = 31,5 per uur 3- = 6,5 uur Dit kost : 6,5 uren 2 f. 50,-- = f. 325,-3 x 6,5 " 2 f. SO,-- = f. 975,-f. 1300,-+ 16% B.T.W. f. 208,-f.1508.-per m I5O8-f. :- 7,55 f. 3,50 f. 11,05/m bij 30 km Voor uitgewerkte gegevens zie afbeelding 3 en tabel 5, resp. blz. I4 en 16.
© Copyright 2025 ExpyDoc