in - tan g ere De mythe van het zelfreinigend vermogen? tieleiding mogelijk niet zit te wachten op allerlei onheilstijdingen. Onlangs kwam de zelfdoding van Arthur Gotlieb, klokkenluider tegen wil en dank bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), in het nieuws. Volgens de berichtgeving was de zelfdoding het directe gevolg van de wijze waarop Gotlieb stelselmatig werd genegeerd en gemaltraiteerd door het NZa management vanwege de door hem aangekaarte misstanden binnen de NZa. Wanneer wij inderdaad tot de conclusie moeten komen dat het zelfreinigend vermogen binnen de overheid hapert, dan dwingt dat ons tot de vraag hoe nu verder? Op basis van recent onderzoek van de VU1 naar het functioneren van het interne meldsysteem binnen de overheid doen we drie aanbevelingen. In de eerste plaats zou het management beter geëquipeerd moeten worden op het (leren) omgaan met meldingen van medewerkers, omdat is gebleken dat managers daar nu nog nauwelijks op zijn toegerust. In de tweede plaats zouden medewerkers wellicht eerder, met vermoedens van misstanden, te rade moeten gaan bij vertrouwenspersonen integriteit. Voorwaarde hierbij is dat organisaties dan wel de interne bekendheid van deze functionarissen moeten verbeteren. In de derde plaats kan meer gebruik worden gemaakt van instituten zoals de Onderzoeksraad Integriteit Overheid, het Adviespunt Klokkenluiders en het meldpunt M. Het voordeel van deze instituten is dat medewerkers hulp van buitenaf kunnen inschakelen zonder dat de melding gelijk op straat komt te liggen. In de praktijk blijken medewerkers echter nog weinig gebruik te maken van deze voorzieningen waardoor ook hier de organisatie de taak heeft om deze voorzieningen proactief onder de aandacht van het personeel te brengen. Een en ander biedt uiteraard geen garanties, maar vanuit het perspectief van goed werkgeverschap zien wij het als een morele plicht van organisaties om hierin te investeren. De door Gotlieb minutieus gedocumenteerde misstanden hadden onder meer betrekking op het informatieveiligheidsbeleid binnen de NZa. Vertrouwelijke informatie (zoals patiëntendossiers, tariefbeschikkingen, uitgedeelde boetes, maar ook (personeel)vertrouwelijke e-mails en concurrentie gevoelige informatie) werden intern niet afgeschermd waardoor deze voor een ieder binnen de organisatie zichtbaar waren. Bovendien bleken medewerkers met enige regelmaat over te stappen naar instellingen waarop de NZa toezicht houdt. Hoewel het bij de Nederlandse overheid aan een coherent ‘postpublic employment’ beleid ontbreekt, lijkt dit een onwenselijke situatie. In het kader van een adequaat preventief integriteitsbeleid is dit een onderwerp dat in een gedragscode bij een organisatie als de NZa niet mag ontbreken. Tot zover de mediaberichtgeving. Maar waar gaat het hier nu om? Gotlieb heeft, net zoals zo vele klokkenluiders die hem voorgingen, allerlei misstanden aangekaart bij het management. Dat is conform het integriteitsbeleid dat er op is gericht om meldingen primair bij de (direct) leidinggevende te doen. Dit vanuit het uitgangspunt dat het management in staat moet worden gesteld om misstanden zelf aan te pakken en op te lossen (zelfreinigend vermogen). Maar zover is het helaas nooit gekomen. Gotlieb kreeg immers nul op rekest en is door het management afgeserveerd, hetgeen uiteindelijk ondraaglijk voor hem werd. Los van bovenvermelde aanbevelingen en gezien de hiervoor door ons opgeworpen vragen, denken wij dat het hoog tijd wordt dat in onderzoek naar meldprocedures ook expliciet aandacht wordt besteed aan de ontvanger van de melding. Het lijkt ons gewenst om de mechanismen en motieven te achterhalen die een rol spelen bij de reactie van het (top)management op binnengekomen meldingen en bij de bejegening van de melder. Dat brengt ons bij de vraag of het beleidsuitgangspunt van intern melden nog wel houdbaar is? Misschien is het wel een illusie dat de organisatieleiding ontvankelijk is voor berichten over interne misstanden. Zijn zij wel in staat om adequaat en vrij van subjectieve gevoelens met meldingen om te gaan? Wordt een melding niet als een aanval op het beleid of op de leiding zelf geïnterpreteerd? Leiden meldingen niet tot reputatieschade voor het management, aangezien zij immers verantwoordelijk zijn voor integriteit. Kunnen er, als gevolg hiervan, gevoelens van ontkenning of rancune jegens de melder optreden? Zie hier allerlei redenen waarom de organisa- Alex Belling en Alain Hoekstra (à titre personnel) Auteurs zijn werkzaam bij het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) 1 VU (2013), ’Een luisterend oor’: te raadplegen via de website www.integriteitoverheid.nl. 33
© Copyright 2024 ExpyDoc