Van: Coen van den Born - Aan: Simon Buschman – 09.11.2014 Beste Simon, De aanleiding voor het starten van de onderzoekscommissie Borstlap lag in het feit dat de minister (laat) geïnformeerd werd over een in aantocht zijnde publicatie in het NRC en het NOS-journaal. Het belangrijkste bronnenmateriaal voor deze publicatie vormde een omvangrijk bezwaarschrift van Arthur Gotlieb, senior beleidsmedewerker van de Nederlandse Zorgautoriteit – de NZa, die het niet eens is met de beoordeling van zijn functie-uitoefening. Het beoordelingsbesluit is op 4 december 2013 formeel vastgelegd. Dit was voor de betreffende medewerker aanleiding om een bezwaarprocedure te starten. Hij zond zijn bezwaarschrift (600 pagina’s met digitale bijlagen die deze omvang overtreffen) op 9 januari 2014 naar Theo Langejan, voorzitter van de Raad van Bestuur (RvB) van de NZA, en levert vervolgens op maandag 13 januari jl. tien extra mappen persoonlijk af. Binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift en nadat een afspraak voor een gesprek met de voorzitter van de RvB was vastgelegd, maakte de indiener op 22 januari 2014 een einde aan zijn leven. Het bezwaarschrift geeft een chronologische beschrijving van de periode tussen 2000 en 2013, met het accent op de interne reorganisatie die in 2010 startte. De aanleiding voor dit bezwaarschrift kan dan ook niet gevonden worden in het beoordelingsgesprek van december 2013. Er moet m.i. een ander, breder plan aan twee jaar minutieuze én persoonlijke verslaglegging ten grondslag gelegen hebben. En misschien zijn dat andersoortig plan én de auteur zelf ook voer voor psychologen. Het accent in de reacties op dit bezwaarschrift zou dus primair moeten liggen op de toestand bij de NZa en niet zozeer op het persoonlijk functioneren van de betreffende medewerker. De uitzending van Zembla en het boek met de titel: ‘Operatie: werk Arthur de deur uit’ leggen het accent juist wél op de wijze waarop leidinggevende(n) met betrokkene is/zijn omgegaan. Het lijkt erop dat iemand moet hangen voor dit aspect van het personeelsbeleid. De beleving van één persoon (n=1) wordt als voorbeeld gesteld van wat er algemeen mis zou zijn met het personeelsbeleid bij de NZa. De diverse thema’s in het bezwaarschrift: cultuur en werksfeer, gebreken bij ICT-beveiliging, relatie tussen NZa en haar stakeholders, de omgang met het Ministerie van VWS (de dominantie en invloed van dat Ministerie op de ‘onafhankelijke’ NZa) zijn in de diverse publicaties vóór, tijdens en ná het Rapport van de Cie Borstlap onderbelicht gebleven. Er wordt, vooral in het boek, bijna uitsluitend ingezoomd op de gepercipieerde wijze waarop de betreffende persoon door zijn diverse leidinggevenden is behandeld. Juist dit onderdeel is lastig te onderzoeken omdat de betreffende persoon er niet meer is om zijn visie toe te lichten; maar vooral ook omdat het voor veel betrokkenen lastig is om objectief/kritisch een gewogen oordeel te geven over iemand die geen wederwoord meer kan geven. Dit wordt wellicht nog versterkt als juist zijn meest dierbaren (familie) er voor kiezen om — op welke gronden? — het hele rapport openbaar te maken; nota bene tegen de zin en intentie in van betrokkene, die juist erop aangedrongen had om dit niet te doen: géén klokkenluider! 1 Iedereen voelt het verdriet dat zelfmoord bij nabestaanden teweeg brengt en deze pijn wordt wellicht sterker als er dan ook nog kritische kanttekeningen geplaatst zouden worden bij sommige eigenschappen of karaktertrekken van het slachtoffer. Over de doden immers niets dan goeds. Wie wordt hiermee monddood gemaakt? Het bezwaarschrift krijgt door deze onomkeerbare daad in ieder geval een extra lading en maakt eventuele kritiek of andersoortige interpretaties er niet eenvoudiger op. Echter, compassie is goed en van groot belang, maar het mag een objectieve beschouwing zeker niet in de weg staan. Immers, je loopt de kans dat (ook) anderen slachtoffer worden van een eventueel misplaatst negatief oordeel. Het bevreemdt mij dat de commissie in haar rapportage juist op het individuele belang en gevoel van de betreffende medewerker inzoomt en hele delen van het bezwaarschrift herhaalt, waardoor het ongewild niet alleen een zwaardere lading krijgt, maar ook een hoger autoriteitsgehalte. Het lijkt erop dat de zelfdoding mede gericht is op het meer impact geven van het bezwaarschrift en ook de weigering van de familie om de NZa-leiding toe te laten bij de begrafenis werkt polariserend. De prominente aanwezigheid van Marcel Gotlieb, broer van betrokkene, bij het Tweede Kamerdebat op 9 september jl. komt op mij ook als nogal vreemd over. En dan het artikel in het NRC van dinsdag 9 september met de kop: ‘Twee leidinggevenden van NZa op non-actief gesteld’, waarin tevens wordt beweerd dat de NZaad-interim-voorzitter Maarten Ruys onderzoekt of het rapport van de commissie Borstlap verdere personele gevolgen moet hebben. Dit komt op mij niet alleen als erg voorbarig maar vooral als zeer onzorgvuldig over. Bovendien is de bron van dit bericht vermoedelijk de familie Gotlieb na een telefoongesprek met de genoemde ad-interim-voorzitter NZa. Deze onthoudt zich dan echter van ieder commentaar! Een andere invalshoek: het lijkt erop of de minister al voordat het Kamerdebat begonnen is, uit de wind gehouden moet worden. Dat heeft deze minister echt niet nodig. Het zou zelfs als een boemerang op haar terug kunnen werken. Daarbij bekruipt mij ook het gevoel dat de ad-interim voorzitter NZa zelf een speciale agenda heeft. Ik vind het laakbaar dat genoemde personen Mindert Mulder en Heine van Wiere op voorhand al zo beschadigd worden. Bovendien: ik zie vanuit de NZa geen enkele beweging ter bescherming van haar eigen kader. Zeker na de opmerkingen in het bezwaarschrift die gemaakt zijn over het HRM beleid bij de NZa zou je deze handelwijze van de hoogste legerleiding niet verwacht hebben; zelfs integendeel. Er is nog een punt dat mij opvalt in het rapport: “De contacten tussen de familie Gotlieb en de leiding van de NZa verliepen niet goed. Een gesprek tussen de voorzitter van de raad van bestuur en de broer van Arthur Gotlieb eindigde in boosheid en deed de standpunten verharden. Een tweede afspraak voor een gesprek met zijn directe leidinggevende en zijn directeur kwam na veel geharrewar niet tot stand. Pas toen bekend werd dat NRC Handelsblad en het NOS-journaal in het bezit van het bezwaarschrift waren, werd intern duidelijk dat handelen nodig was.” Tijdens genoemd gesprek (medio februari jl.) kwam al aan de orde dat er een gesprek zou volgen tussen Marcel Gotlieb en leidinggevende 9 en 8 (de aanduiding van Mindert Mulder en Heine van Wieren); het was echter de heer Gotlieb zelf die eind 2 februari liet weten dat hij dit gesprek niet wilde en dat hij de voorkeur gaf aan een schriftelijke reactie cq. toelichting van genoemde leidinggevenden. Misschien had Marcel Gotlieb toen voor zichzelf al de conclusie getrokken dat het beter paste om na de zelfdoding van zijn broer de publiciteit te zoeken. Immers, zijn broer Arthur voelde zich niet gehoord. Marcel Gotlieb zal heel goed begrepen hebben dat de NZa-casus op deze wijze een nog zwaardere lading en dus veel extra publieke aandacht zou krijgen. Ik durf veronderstellen dat de werktitel voor het boek ‘Operatie: werk Arthur de deur uit’ toen al richtinggevend was. Het lijkt mij logisch dat de NZa geen schriftelijke verantwoording wilde afleggen aan iemand die feitelijk geen relatie heeft met de NZa. Een gesprek zou voldoende moeten zijn, maar dit werd niet (meer) op prijs gesteld. Begin maart was bovendien een van de gesprekspartners op vakantie en aansluitend zou ook Marcel Gotlieb op vakantie gaan. Al in maart bleek toen dat journalisten van het NRC, Joep Dohmen en Jeroen Wester, en het NOS-journaal ingelicht waren en de vertrouwelijke gegevens ontvangen hadden van iemand die niet werkzaam was bij de NZa. Tot slot nog een enkele opmerking over de spagaat tussen het verweer op de beoordeling en het re-integratietraject rond 19 januari jl. Maandag 20 januari kwam Arthur Gotlieb weer op kantoor en zou het accent komen liggen op de therapeutische kant van de re-integratie. Even leek het er op dat de bezwaarprocedure toch opgepakt zou worden. Dit zou mij erg onverstandig lijken, te meer daar betreffende helemaal geen behoefte had aan hoorzittingen e.d. Ook het advies van de bedrijfsarts om hem direct te bellen en de volgende dag uit te nodigen voor een gesprek van 45 minuten was erg onverstandig. Gelukkig hebben de NZa-voorzitter en Mindert Mulder anders besloten en in beide facetten de juiste keuze gemaakt. Het hele gebeuren — de NZa-casus — is natuurlijk erg beladen, speelt zich bovendien ook af in het publieke domein en is door de bijzondere journalistieke aanpak nog eens extra gevoelig komen liggen. Ik heb het boek nog niet gelezen (wel veel óver gelezen!). Het voegt wellicht weinig nieuws toe, maar deze publicatie maakt menigeen schichtig, minstens voorzichtig in zijn uitspraken en standpuntbepaling. Samenvattend: het valt mij op dat de Commissie Borstlap nogal eenzijdig te werk is gegaan en weinig afstand heeft genomen van de indiener van het bezwaarschrift, los van de inhoud van het geschrift. De stem van de familie en de betreffende journalisten klinken in het hele rapport m.i. wel erg hard door. Misschien is dit met opzet gedaan. Het is mogelijk strategisch bedoeld: een goede manier om hen allen de wind uit de zeilen te nemen. Op deze wijze — is dan de redenering — zal de storm het snelste gaan liggen. Maar ik vind dat het nooit de bedoeling mag zijn om andere betrokkenen onnodig onheus te behandelen, laat staan om te beschadigen. Hiervoor had ik bovendien een meer actieve, meer alerte maar vooral meer personeelsgerichte rol (goede personeelszorg) van de NZa-leiding verwacht. Op menig moment acht ik de handelwijzen van de ad-interim-voorzitter in deze laakbaar. Bij dit alles: Ik voel mee met alle medewerkers van de NZa die dit allemaal over zich heen krijgen, niet in het minst diegenen die nu extra onder vuur liggen. Ik 3 hoop van harte dat ze deze druk zowel professioneel als persoonlijk goed aankunnen, deze episode op den duur een plaats weten te geven en kunnen verwerken; kortom, recht overeind blijven. De hele affaire en vooral de middelen (zwartboek, zelfmoord, aanval familie, publicaties in pers en media, het boek en de onderzoekscommissie) die zijn ingezet, zijn wel erg zwaar. Het is te wensen dat het fenomeen populisme geen vat krijgt op deze zaak (daar zijn m.i. tekenen van). Dan zouden misschien ook ‘de goede mensen op de goede plaatsen’ gaan sneuvelen! Hoe triest de afloop voor Arthur Gotlieb ook is, hij zou toch niet als de redder van de NZa en als de grote triomfator uit de strijd tevoorschijn mogen komen. Dit geldt ook voor zijn broer die zich nadrukkelijk als zijn plaatsvervanger tracht te profileren. Laten we vooral niet vergeten dat het doel of een nevendoel van Arthur Gotlieb was om de NZa beter te laten functioneren; en dat men ook mag weten hoe hij daarin een eminente bijdrage wilde leveren. Dit realiseren stelt hoge eisen aan alle medewerkers van de NZa en vereist wellicht ook ingrijpende organisatorische aanpassingen, zelfs veranderingen en ingrepen, zoals de tweedeling in regelgeving voor marktwerking en toezicht. En de onafhankelijkheid in het NZa-functioneren! Ik hoop dat alle betrokkenen er gezamenlijk als team aan gaan werken om een betere marktmeester voor de zorg in Nederland te worden, dit goeddeels te blijven. Ze zijn dit aan elkaar en aan de samenleving verplicht en het is ook respectvol naar hun overleden collega, wiens ultieme wens dit geweest moet zijn. Coen van den Born 4
© Copyright 2024 ExpyDoc