Download - Ars Aequi

Huurrecht
Huurrecht
Mr. F.T. Oldenhuis, mw.mr. H.J. Rossel
Huurprijzenwet Woonruimte
Serviceflat en HPW
De HPW is ook van toepassing op overeenkomsten die niet alleen strekken tot het verschaffen
van het gebruik van woonruimte, maar ook tot
de levering van diensten en goederen die tezamen
kunnen worden aangeduid als 'verzorging', tenzij daarin het verzorgingselement duidelijk overheerst (HR 28 juni 1985, NJ 1986, 38 (PAS)
('t Velthuys)).1 HR 19 februari 1993, NJ 1993,
247 (Wereldhave NV-Groffie) vormt hiervan een
bevestiging. Groffie heeft in 1984 een overeenkomst gesloten met Wereldhave NV betreffende:
a het recht van bewoning en gebruik van een
flatwoning met berging in het gebouwencomplex 'Park Boswijk';
b het recht op medegebruik van de gemeenschappelijke ruimten, het park en het 'dienstencentrum' (bestaande uit hobbyruimten,
ziekenafdeling, enkele winkeltjes etcetera); en
c het recht op service als bedoeld in het Huishoudelijk Reglement Park Boswijk.
Groffie betaalt voor bewoning en gebruik van de
flatwoning met berging en voor medegebruik
van de onder b bedoelde ruimten ƒ 950,— per
maand. Tevens betaalt hij een basisservicekostenvergoeding van ƒ 609,— per maand voor verwarming, personeelskosten, vervanging en onderhoud van inventaris etcetera. In 'Park Boswijk' kan ook facultatieve service worden verleend — maal tij den verstrekking, huishoudelijke
of verpleegkundige hulp etcetera —, waarvoor
per keer een vergoeding moet worden betaald.
Naar aanleiding van een verzoek tot huurverlaging rijst de vraag of de HPW van toepassing is
1 Zie ook HR 1 november 1985, NJ 1986, 277 en HR 15
november 1991, NJ 1992, 119.
KATERN 47 2183
Huurrecht
op de gesloten overeenkomst. De Kantonrechter
acht de HPW van toepassing op de overeenkomst en stelt een lagere huurprijs vast.
De Rb stelt met verwijzing naar de uitspraken
van de Hoge Raad uit 1985 en 1991 'dat die wet
alleen dan niet van toepassing is indien het verzorgingselement in de overeenkomst duidelijk
overheerst' en oordeelt dat de rechten die Groffie aan de overeenkomst ontleent — buiten het
recht van bewoning en gebruik van de flatwoning met berging — niet zijn aan te merken als
verzorgingselementen die in de overeenkomst
duidelijk overheersen. Wereldhave stelt in cassatie dat een overeenkomst als de onderhavige
'naar zijn aard ten doel heeft te voorzien niet alleen in
de woonbehoeften van gebruikers als Groffie maar ook
en vooral in hun bestaande of in de toekomst te verwachten behoeften aan verzorging, en dit laatste in die
mate dat het verzorgingselement duidelijk overheerst'.
De Hoge Raad verwerpt het beroep, daarbij de
rechter die over de feiten oordeelt een grote mate
van vrijheid latend:
'Het oordeel van de rechtbank, volgens hetwelk in de
onderhavige overeenkomst de verzorgingselementen
niet duidelijk overheersen, berust evenwel op een uitleg
van de onderhavige overeenkomst en op een waardering van de betekenis van de verschillende elementen
ervan, welke aan de rechtbank als feitenrechter zijn
voorbehouden. Haar oordeel geeft niet blijk van een
onjuiste rechtsopvatting, met name niet ten aanzien
van de aard van overeenkomsten als de onderhavige.'
Wetgeving
Op 6 november 1992 werd een wetsvoorstel tot
wijziging van de HPW en de Wet op de huurcommissies ingediend. Hierin wordt voorgesteld
om een termijn te stellen voor de mogelijkheid
voor huurder en verhuurder om zich met een op
artikel 6 respectievelijk artikel 13 HPW gebaseerd verzoek tot de huurcommissie te wenden.
Tevens wordt voorgesteld de adviserende bevoegdheid van de huurcommissie in het kader
van artikel 6 HPW om te zetten in een bevoegdheid een uitspraak te geven, waarvan de inhoud
als tussen partijen overeengekomen geldt als
geen van beiden zich tijdig tot de kantonrechter
wendt (TK 1992-1993; 22 902 nrs 1-4).
Algemene bepalingen (artikel 7A: 1584-1623 BW)
Aansprakelijkheid opvolgend huurder voor wijzigingen aangebracht door vorige huurder
Schwering beëindigt de huurovereenkomst met
betrekking tot de door haar bewoonde woning.
Deze woning verkeert niet meer in de oorspronkelijke staat omdat de vorige huurder (Breetveld)
reeds enige veranderingen had aangebracht. Bij
het aangaan van de huurovereenkomst heeft
Schwering tegenover de verhuurster schriftelijk
verklaard akkoord te gaan met de aangebrachte
veranderingen. Breetveld heeft toen jegens
Schwering verklaard bij het einde van de huur de
kosten van ongedaanmaking te zullen vergoeden. De verhuurster vordert van Schwering vergoeding van de kosten van herstel met een beroep op een beding dat deel uitmaakt van de bij
de huurovereenkomst behorende voorwaarden
(art. 9), op grond waarvan het verboden is om
zonder schriftelijke toestemming van de verhuurder wijzigingen en veranderingen in de woning aan te brengen. Voorts beroept verhuurster
zich op de 'akkoordverklaring'. Schwering stelt
dat zij de woning in dezelfde toestand heeft opgeleverd als waarin zij haar destijds heeft aanvaard. Kantonrechter en Rb wijzen de vordering
van de verhuurder grotendeels toe. De Hoge
Raad vernietigt echter het vonnis van de Rb,
daartoe overwegende:
'Zonder nadere motivering (...) is immers niet begrijpelijk op grond waarvan de rechtbank heeft aangenomen
dat het in art. 9 (...) neergelegde verbod voor de huurder veranderingen in de woning aan te brengen, meebrengt dat een huurder ook aansprakelijk is voor de
kosten van het ongedaan maken van veranderingen die
door een vorige huurder zijn aangebracht.' (...)
'Uit de verklaring van Schwering dat zij geen bezwaar
maakt tegen de door de vorige huurder aangebrachte
veranderingen, kan immers niet volgen dat zij zich jegens de woningbouwvereniging aansprakelijk heeft gesteld voor de kosten van het ongedaan maken daarvan,
terwijl uit de op instigatie van de inspecteur van de woningbouwvereniging door Breetveld afgelegde verklaring dat hij, als Schwering de woning verlaat, de kosten van het ongedaan maken van de door hem aangebrachte veranderingen zal vergoeden, evenmin kan
worden afgeleid dat Schwering daarvoor jegens de woningbouwvereniging aansprakelijk is.' (HR 4 december
1992, RvdW 1993, 3 (Schwering - Woningbouwvereniging 's-Gravenhage).
De verhuurder die wil bewerkstelligen dat een
nieuwe huurder aansprakelijk wordt voor (de
kosten van) ongedaanmaking van veranderingen
2184 KATERN 47
Handels- en ondernemingsrecht
die een vorige huurder in strijd met een contractueel verbod heeft aangebracht, zal hiervan duidelijk blijk moeten geven jegens de nieuwe huurder. Een dergelijke aansprakelijkheid vloeit niet
zonder meer voort uit een 'akkoordverklaring'
waarin over (de kosten van) ongedaanmaking
niet wordt gesproken.
KATERN 47 2185