Download PDF (1314KB)

191
Bijlagen
Bijlage 1
Trajecten van agressieve en niet-agressieve ­kinderen – 193
Bijlage 2
verzicht van vijf emoties die samenhangen met
O
­agressie – 195
Bijlage 3
Vier subtypen van agressieve leerlingen – 199
Bijlage 4
Kenmerken van de big five – 201
Bijlage 5
Kenmerken van jeugdigen die zelfmoord ­pleegden – 203
Bijlage 6Risicofactoren met betrekking tot suïcide(pogingen) – 205
Bijlage 7
Verklaringen voor agressief gedrag van ­hooligans – 209
Bijlage 8
Interventieprogramma van Olweus – 211
Bijlage 9
PRIMA antipestprogramma – 215
Bijlage 10 Pesten: concrete tips – 217
Bijlage 11Evaluatie van het procesverloop van een
­gezinsinterventie – 219
Bijlage 12Evidence-based programma’s voor jeugdigen met
gedragsproblemen – 221
Literatuur – 225
Register – 235
193
Bijlage 1 Trajecten van
­agressieve en ­niet-agressieve
­kinderen
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
194
Bijlage 1Trajecten van agressieve en niet-agressieve kinderen
Om een indruk te geven van de mogelijke ontwikkelingstrajecten wijzen we hier op twee
follow-upstudies die op basis van grote steekproeven verschillende trajecten vaststelden
die kinderen met en zonder fysieke agressie doorlopen van peuter tot prepuber.
Dat betreft in de eerste plaats de studie van de Canadese onderzoekers Côté, Vaillancourt, LeBlanc, Nagin en Trembley (2006). Zij onderscheiden de volgende drie trajecten
van agressieve kinderen:
55 Agressieve kinderen bij wie vanaf vier jaar de agressie afneemt en die met 11 jaar helemaal niet meer agressief zijn.
55 Agressieve kinderen bij wie de agressie wat langer aanhoudt, maar die vanaf het begin van de basisschool duidelijk steeds minder agressief worden (de grootste groep).
55 Kinderen die erg agressief zijn en dat ook blijven (de kleinste groep met vooral veel
jongens).
In de tweede plaats wijzen we op het onderzoek van Campbell, Spieker, Burchinal en Poe
(2006). Zij onderscheiden de volgende vijf trajecten:
55 Kinderen met weinig agressie die geleidelijk afneemt (grootste groep).
55 Kinderen met weinig agressie die weinig agressief blijven.
55 Kinderen met matige agressie die matig agressief blijven.
55 Kinderen met matige agressie die sterk afneemt.
55 Kinderen met erg veel agressie die erg agressief blijven (kleinste groep).
De grote lijn in deze onderzoeken is dat bij veruit de meeste kinderen de agressie afneemt
of dat zij weinig agressief blijven. Slechts een kleine groep (vooral jongens) blijft erg agressief en een nog kleinere groep wordt steeds agressiever. Beide laatste groepen agressieve
kinderen zijn te beschouwen als risicogroepen. Kinderen die tot een van deze beide groepen behoren, hebben een zeer grote kans later in problemen te geraken.
Al met al blijkt de veronderstelling dat kinderen die agressief zijn ook agressief blijven,
niet te worden bevestigd.
In de genoemde onderzoeken komt niet tot uitdrukking dat er ook kinderen zijn die
aanvankelijk niet zo agressief zijn, maar dat na verloop van tijd meer en meer worden.
Evenmin is gewezen op agressieve kinderen die steeds agressiever worden.
195
Bijlage 2 Overzicht van vijf
emoties die samenhangen met
agressie
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
196
Bijlage 2Overzicht van vijf emoties die samenhangen met agressie
Impulsiviteit
Typerend voor dit facet van agressie is het onvermogen om weerstand te bieden aan
impulsen, verleidingen of verlangens. Het gevolg is dat er direct en zonder nadenken
wordt gereageerd op interne prikkels. Dat kan betrekking hebben op de behoefte aan
eten en drinken, maar ook op de behoefte om iemand dwars te zitten, uit te schelden of
te schoppen. Impulsieve kinderen en jongeren missen het vermogen om bepaalde zaken
uit te stellen en geven direct toe aan hun verlangens en vragen zich daarbij niet af wat de
eventuele gevolgen kunnen zijn. Maar ook aan externe prikkels wordt geen weerstand
geboden. Zo kan het kind zonder na te denken reageren op wat het ziet, hoort of ervaart.
Dan reageert het kind onmiddellijk op situaties (prikkels) waarin het zich bedreigd voelt.
Het overdenkt niet eerst de situatie maar reageert direct, hetzij verbaal (schelden), hetzij
fysiek (slaan). Impulsiviteit is een belangrijk kenmerk van agressie, met name van reactieve agressie.
In het beheersen en controleren van agressie en daarmee in de preventie van impulsief
gedrag, vervult de prefrontale cortex een centrale rol. Daarnaast is ook de amygdala betrokken bij het vermogen om impulsen onder controle te houden doordat het de negatieve
emoties herkent die ten grondslag liggen aan impulsief handelen. In dit kader is ook de
hypothalamus genoemd als de regelkamer van het centrale zenuwstelsel.
Bij impulsief agressieve kinderen zijn genoemde hersengebieden onvoldoende actief.
Het blijkt dat met name een tekort aan serotonine hier van grote invloed is. Deze neurotransmitter is vooral in verband gebracht met impulsieve agressie.
Emotionele labiliteit
Emotionele labiliteit ligt ten grondslag aan diverse gedragsstoornissen, maar maakt ook
deel uit van agressie. Dit facet van agressie is goed zichtbaar bij kinderen die emotioneel
inadequaat ingaan op negatieve of frustrerende prikkels. Deze kinderen reageren overdreven en hun gedrag mondt gemakkelijk uit in woede en agressie. Hun reacties staan niet in
verhouding tot de situaties waarmee zij worden geconfronteerd.
Het vermogen om emoties naar behoren te reguleren hangt samen met een gecompliceerd neurobiologisch proces waarbij meerdere hersengebieden zijn betrokken, waaronder de hypothalamus, de regievoerder van het centrale zenuwstelsel. Maar vooral aan
de amygdala wordt hier een centrale rol toegeschreven als het gebied dat de emotionele
betekenis van prikkels herkent en verwerkt. Onderzoek laat zien dat de amygdala bij agressieve jongeren die zich emotioneel labiel gedragen minder is ontwikkeld en kleiner van
omvang is dan bij niet-agressieve, evenwichtige leeftijdgenoten (Blumberg, Kaufman &
Martin, 2003). Meerdere neurotransmitters zijn bij de informatieoverdracht betrokken,
maar ook hier wordt met name een tekort aan serotonine genoemd.
Bijlage 2Overzicht van vijf emoties die samenhangen met agressie
197
Angst
Bij agressie denkt men niet meteen aan angstige kinderen. Maar agressieve kinderen
kunnen wel degelijk ook angstig zijn. Kinderen hebben veelal meerdere problemen. Zo
kunnen bijvoorbeeld depressieve kinderen ook oppositioneel gedrag vertonen, kunnen
hyperactieve kinderen ook depressief zijn en kunnen agressieve kinderen ook angstig zijn.
Angst is een onplezierige emotionele staat van opwinding die meestal het gevolg is van
bedreiging of van een stressvolle situatie. Onder normale omstandigheden zal het kind
trachten meester te worden van de angst. Maar als dat niet lukt en de angst niet wordt opgeheven, kan dat leiden tot een ongepaste en overtrokken wijze van reageren. Zo kan onder de druk van een stressvolle situatie zoveel angst ontstaan, dat die kinderen en jongeren
belemmert om hun vaardigheden aan te spreken om op een effectieve manier om te gaan
met de situaties die op hen afkomen. In plaats daarvan komt het tot huilbuien, schelden of
agressieve uitbarstingen. Angst kan overigens ook optreden zonder een duidelijk verband
met een gevaarlijke of angstaanjagende situatie. In dat geval gaat het om jeugdigen die een
overgevoeligheid hebben ontwikkeld voor allerlei signalen die mogelijk op ongemak of
dreiging kunnen wijzen.
Neurobiologisch onderzoek wijst erop dat voor adequaat reageren op bedreiging of
stress het limbische systeem (hypothalamus, hippocampus en de amygdala) van vitale
betekenis is. Een te sterke werking van de amygdala leidt bijvoorbeeld tot een overgevoeligheid voor bedreiging en vergelijkbare negatieve signalen.
Verwarring
Dit facet verwijst naar het disfunctioneren van cognitieve vaardigheden zoals het waarnemen en het logisch redeneren. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar bij jongeren na ernstig
alcohol- en drugsgebruik. In die gevallen wordt de realiteit niet meer waargenomen zoals
ze is. Het gevolg is dat er gemakkelijk kortsluitingreacties ontstaan, die agressie tot gevolg
kunnen hebben.
Een verstoring van de cognitieve functies ligt aan de basis van veel psychopathologie
(psychosen) en is zeker niet alleen aan agressie gerelateerd. Het is echter wel een factor die
agressief gedrag kan bevorderen.
De neurologische stoornissen die aan cognitief disfunctioneren ten grondslag liggen,
zijn al geruime tijd voorwerp van onderzoek. Er is aangetoond dat de prefrontale cortex
en de hippocampus sterk betrokken zijn bij het vertekend waarnemen van de realiteit.
In het cognitieve informatieverwerkingsproces worden signalen selectief waargenomen
en verkeerd geïnterpreteerd. Ze worden vervolgens in het geheugen opgeslagen. Deze
vertekende informatie vormt een slechte basis voor het nemen van de juiste beslissingen.
Van de neurotransmitters is vooral gewezen op dopamine die in het geval van cognitieve disorganisatie de overdracht tussen de betrokken hersengebieden beïnvloedt.
198
Bijlage 2Overzicht van vijf emoties die samenhangen met agressie
Berekening
Agressie waarin berekening voorkomt, wordt ook wel omschreven als instrumentele of
proactieve agressie. Deze agressie treedt niet spontaan of reactief op, maar wordt koelbloedig ingezet om bepaalde doelen te bereiken. Er zijn kinderen, maar vooral jongeren,
die hun zinnen op iets hebben gezet dat zij beslist willen hebben en die vervolgens een
plan bedenken hoe zij daarvan de eigenaar kunnen worden, zo nodig met geweld. Deze
vorm van agressie staat doorgaans niet op zichzelf. Vaak gaat het samen met antisociaal
gedrag of delinquentie. Ook bij jongeren met psychopathische kenmerken treffen we dit
type agressie aan.
Er is een evidente link vastgesteld tussen proactieve agressie en het neurologisch functioneren van het brein. Waar bij impulsief agressieve jeugdigen met emotioneel labiel
probleemgedrag de prefrontale cortex het dikwijls laat afweten, is het hier vooral een
versterkte werking van de hypothalamus die proactieve agressie bevordert. Aan de transmitter dopamine wordt hier een sleutelrol toebedeeld.
199
Bijlage 3 Vier subtypen
van agressieve leerlingen
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
200
Bijlage 3Vier subtypen van agressieve leerlingen
Reactieve relationele agressie
Deze vorm van agressie is te beschouwen als een verdedigende actie op een frustratie of
provocatie. De afweer mondt uit in het zwart maken van de veroorzaker van de frustratie
of provocatie, in de hoop dat ook andere klasgenoten hem of haar onsympathiek gaan
vinden.
Deze vorm van agressie verhoogt de kans op internaliserende problemen. Het gaat
hier vooral om meisjes die later met psychische problemen van doen krijgen zoals angststoornissen.
Proactieve relationele agressie
Het gaat hier om doelgerichte agressie waarbij zonder veel mededogen wordt gepoogd
een ander te attaqueren, in de hoop dat deze ook door andere klasgenoten als zondebok
wordt gezien.
Leerlingen die dit gedrag vertonen, zijn niet erg populair en liggen vaak overhoop met
zowel klasgenoten als leerkrachten. Het betreft hier meestal meisjes.
Reactieve fysieke agressie
Hier is de agressie eveneens een antwoord op een frustratie of provocatie. Deze reactie
blijft echter niet beperkt tot woorden, maar gaat over in fysieke acties waarbij geschopt of
geslagen wordt. Dit is vaak een gevolg van het niet goed beoordelen van sociale situaties
en snel denken dat anderen kwade bedoelingen hebben.
Leerlingen met deze vorm van agressie komen later waarschijnlijk in moeilijkheden.
Dat kunnen zowel internaliserende als externaliserende problemen zijn.
Proactieve fysieke agressie
Ook deze vorm van agressie uit zich in fysieke daden. In tegenstelling tot de reactieve
fysieke agressie is deze agressie vaak van tevoren gepland. Er is sprake van boze opzet om
de ander lichamelijk pijn te doen.
Jeugdigen die zich aan dit gedrag schuldig maken, hebben een groot risico om later het
antisociale en delinquente pad op te gaan. Het betreft hier vooral jongens. Deze jeugdigen
worden meestal door hun leeftijdgenoten afgewezen.
201
Bijlage 4 Kenmerken van de
big five
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
202
Bijlage 4 Kenmerken van de big five
zz extravert tegenover introvert
spontaan – afwachtend
praat veel − zwijgzaam
treedt op de voorgrond − terughoudend
assertief – gelaten
sociabel – weinig sociaal
zz open tegenover gesloten
origineel – arm aan ideeën
ondernemend − passief
liberaal − behoudend
onderzoekend − weinig initiatief
creatief – weinig fantasie
zz aangenaam tegenover onaangenaam
oog voor anderen − egoïstisch
vriendelijk − vijandig
onbaatzuchtig – achterdochtig
coöperatief – niet samenwerkend
sympathiek − onsympathiek
zz gewetensvol tegenover onbetrouwbaar
zorgvuldig – onzorgvuldig
betrouwbaar − onbetrouwbaar
geeft niet snel op – zet niet door
gemotiveerd – gebrek aan motivatie
gedisciplineerd − wanordelijk
zz stabiel tegenover labiel (neurotisch)
zeker – onzeker
niet gauw in paniek – snel uit het lood
kan tegen kritiek − kwetsbaar
rustig – onrustig (angstig)
zelfbeheersing – onbeheerst
203
Bijlage 5 Kenmerken van
jeugdigen die zelfmoord
pleegden
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
204
Bijlage 5Kenmerken van jeugdigen die zelfmoord pleegden
In een Canadese retrospectieve studie waarbij achteraf informatie werd verkregen over 31
kinderen en jeugdigen (10 tot 19 jaar, 70% jongens) die de voorbije jaren suïcide hadden
gepleegd, blijkt het volgende (Shaw, Fernandes & Rao, 2005).
zz Persoonlijke factoren
depressief
77%
relationele problemen (vooral met ouders)
55%
eerder gedacht aan zelfmoord
45%
eerdere pogingen ondernomen
23%
schoolproblemen
25%
kampte met drugs- en alcoholproblemen
19%
zz Omstandigheden
suïcide vond thuis plaats
65%
liet een briefje na
39%
kort voor suïcide drugs/alcohol gebruikt
29%
zz Vormen van suïcide
opgehangen (vooral jongens)
48%
vuurwapen
13%
vergiftiging
10%
verdrinking
10%
De meeste bevindingen van dit Canadese onderzoek komen overeen met de onderzoeksresultaten in andere westerse landen.
205
Bijlage 6 Risicofactoren
met betrekking tot
suïcide(pogingen)
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
206
Bijlage 6 Risicofactoren met betrekking tot suïcide(pogingen)
zz Gezondheid
Onder deze noemer vermelden we enkele factoren met betrekking tot de fysieke en geestelijke gezondheid:
55 depressie (meest voorkomend),
55 angststoornissen,
55 borderlinestoornis,
55 posttraumatische stressstoornis (PTSS),
55 fysieke handicaps,
55 ziekten,
55 slaapproblemen.
zz Persoonlijkheidsfactoren
Het betreft hier kenmerken van jeugdigen die de kans op suïcide(pogingen) kunnen vergroten:
55 laag zelfbeeld,
55 impulsiviteit,
55 gevoelens van hopeloosheid,
55 neuroticisme,
55 ineffectieve copingvaardigheden,
55 tekort aan zelfbeschikking (externe locus of control),
55 moeilijk temperament.
zz Psychosociale problemen
Jeugdigen die pogingen hebben ondernomen om suïcide te plegen en daarin soms ook
‘geslaagd’ zijn, vertonen onder meer de volgende gedragingen:
55 antisociaal gedrag,
55 delinquent gedrag,
55 verslavingsgedrag (alcohol, drugs, roken),
55 zwervend (geen school, huis, werk of familie),
55 geen of slechte relaties met leeftijdgenoten.
zz Gezinsproblemen
De gezinssituatie van jeugdigen speelt een grote rol in het tot stand komen van
suïcide(pogingen):
55 ontbreken van cohesie,
55 slechte relatie met de ouders,
55 scheiding,
55 verlies van een ouder,
55 families waarin suïcide voorkomt,
55 verwaarlozing.
zz Slachtofferschap
Onder deze noemer presenteren we enkele factoren die maken dat jeugdigen zich ernstig
bedreigd voelen door anderen die zich vaak agressief tegenover hen gedragen:
Bijlage 6 Risicofactoren met betrekking tot suïcide(pogingen)
55 slachtoffer van pesterijen,
55 slachtoffer van seksueel misbruik,
55 slachtoffer van fysieke kindermishandeling.
zz Overige risicofactoren
55 andere seksuele geaardheid (homo of lesbienne),
55 slechte schoolprestaties.
207
209
Bijlage 7 Verklaringen voor
agressief gedrag van hooligans
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
210
Bijlage 7
Verklaringen voor agressief gedrag van hooligans
Passie voor de club
Hooligans hebben een grote passie ontwikkeld voor hun club. Passie houdt in een sterke
geneigdheid om alle beschikbare energie in iets te investeren. In dit geval is dat de sportclub waarvan zij aanhanger zijn. Er zijn echter twee typen passie te onderscheiden: de obsessieve en de harmonische passie. In het laatste geval gaat het om de liefde voor een club
die zich onder meer uit in het letterlijk en figuurlijk volgen van de club. Deze aanhangers
steken veel tijd in de club en beleven er ook veel plezier aan. Hun passie gaat echter niet
zover, dat er geen ruimte is voor werk, huwelijk, relaties en andere bezigheden. De liefde
voor de club is in harmonie met andere activiteiten in het leven.
Dat is niet zo met een obsessieve passie. In dat geval is er sprake van een ongecontroleerde behoefte om zich op de club te storten. Deze supporters volgen niet alleen hun
club, maar ze zijn de club. Daaraan ontlenen zij hun gevoel van eigenwaarde. ‘Kom niet
aan mijn club, want dan kom je aan mij.’ De club maakt een disproportioneel deel uit van
hun leven. Obsessieve passie verhoogt het risico op problematisch gedrag (Vallerand et al.,
2013). Aanhangers met een obsessieve passie hebben grote moeite om over een nederlaag
heen te komen. En als hun team ’s avonds moet spelen, hebben ze grote moeite om zich
op hun werk of andere zaken te concentreren. De passie voor de club gaat zover, dat zij in
staat zijn om hun club zo nodig met geweld te verdedigen.
Behoefte aan spanning
Relschoppers worden gedreven door een behoefte aan opwinding en sensatie. Voor veel
van de hooligans is het dagelijkse leven een tamelijk saai bestaan. Ze hebben veel vrije tijd
die dat moet compenseren. Dat lukt niet met een boek of een film. Zij zoeken naar actie en
spanning. Die vinden zij door deel uit te maken van een groep die uit is op herrie en keet
trappen. Binnen een groep voelen zij zich veilig en komen zij ook eerder tot gedragingen
die zij alleen niet zouden uitvoeren, maar die hen wel veel voldoening schenken.
Frustratie
Relschoppers hebben een lage frustratiedrempel. Bij het minste of geringste vermeende
onrecht dat hun club wordt aangedaan, staan ze op hun achterste benen. Dat vindt zijn
oorzaak in de frustraties die zij in het dagelijkse leven hebben opgedaan. Zij voelen zich
vaak buitengesloten of gekleineerd omdat ze maar een simpel baantje of geen baantje hebben, in een slecht aangeschreven wijk wonen en weinig opleiding hebben genoten. Deze
gevoelens van frustratie gaan vaak samen met de behoefte om daartegen te protesteren en
de confrontatie te zoeken. Die behoefte kan door deze gefrustreerde toeschouwers worden
geuit in het belagen van andere supporters of en vooral de politie, de autoriteit.
211
Bijlage 8
Interventieprogramma van
Olweus
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
212
Bijlage 8 Interventieprogramma van Olweus
zz Algemeen
55 beter toezicht tijdens pauzes;
55 duidelijke regels tegen het pesten opstellen.
Via:
55 studie- en discussiegroepen voor ouders;
55 bijeenkomsten met leerkrachten en ouders;
55 verbetering van de inrichting van het schoolplein;
55 een vertrouwenstelefoon instellen;
55 teamoverleg over de ontwikkeling van het schoolklimaat.
zz Leerkrachten en andere medewerkers
55 bewustzijn van het probleem versterken;
55 informatie over het pestprobleem geven;
55 intensieve begeleiding bij de invoering van het programma.
Via:
55 bijeenkomsten en trainingen.
zz Ouders
55 informatie verstrekken over het pesten;
55 steun geven wanneer hun kind wordt gepest;
55 adviseren hoe om te gaan met pesters.
Via:
55 oudergesprekken;
55 discussiegroepen met ouders van pesters en gepesten;
55 indringende gesprekken met deze ouders.
zz Leerlingen
55
55
55
55
opstellen van duidelijke klassenregels;
belonen wanneer de regels worden gevolgd;
kringgesprekken over het pesten voeren;
aangeven hoe het probleem aan te pakken.
Via:
55 regelmatige gesprekken met de klas;
55 rollenspel;
55 literatuur en/of lesmateriaal;
55 bijeenkomsten met ouders, leerkrachten en leerlingen.
Bijlage 8 Interventieprogramma van Olweus
zz Pesters en gepesten
55 intensieve gesprekken met pestende en gepeste leerlingen;
55 ‘neutrale’ leerlingen inschakelen;
55 hulp van leerkrachten voor de gepeste leerling.
213
215
Bijlage 9 PRIMA
antipestprogramma
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
216
Bijlage 9 PRIMA antipestprogramma
Deze Proef Implementatie Antipest Beleid in het Basisonderwijs (PRIMA) is een van de
best onderbouwde programma’s om het pesten tegen te gaan.
zz Doelstelling
Verminderen en voorkomen van pestgedrag op basisscholen door minimaal twee jaar
begeleiding van de directie en leerkrachten.
zz Doelgroep
Primaire doelgroep van de interventie zijn leerlingen in het reguliere basisonderwijs. Secundaire doelgroepen zijn de ouders van de leerlingen en intermediairs zijn de directie
en leerkrachten.
zz Aanpak
De activiteiten vinden plaats op drie niveaus:
1.Schoolniveau, onder andere door:
55een kernteam Pesten in te stellen;
55een antipestbeleid op te stellen;
55een schoolbrede ouderavond.
2.Groepsniveau, onder andere door:
55de PRIMA-pestmeter af te nemen;
55regels over pesten op te stellen en regelmatig te bespreken;
55een lessenserie te volgen.
3.Individueel niveau, onder andere door:
55maatregelen te nemen om pesten te stoppen;
55pestincidenten te signaleren, onderzoeken en behandelen.
zz Materiaal
Bij de PRIMA-methode horen bepaalde handleidingen en materialen:
55 handleiding voor basisscholen;
55 handleiding voor begeleiders;
55 handleiding voor de PRIMA-training;
55 leerlingenboekje over pesten;
55 pestmeter;
55 sociogram.
217
Bijlage 10 Pesten: concrete
tips
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
218
Bijlage 10Pesten: concrete tips
zz Tips voor slachtoffers
55
55
55
55
55
55
Praat over het pesten en kies iemand die je vertrouwt (praten is geen klikken).
Kies een rustig moment zodat degene aan wie je het vertelt tijd heeft om te luisteren.
Vraag om hulp.
Maak de pester duidelijk dat je zijn geintjes niet leuk vindt.
Loop rustig weg bij pesterijen en probeer niet te reageren.
Zoek aansluiting bij vrienden of kinderen die jou aardig vinden.
zz Tips voor pestkoppen
55
55
55
55
55
Zijn je geintjes wel zo leuk?
Kijk naar wat het met de kinderen doet.
Probeer niet de baas te spelen.
Zoek andere stoere dingen.
Laat een ander met rust.
zz Tips voor ouders
55 Zorg altijd voor een klimaat in huis waarin uw kind zich veilig voelt en zich kan uiten.
55 Als u vermoedt dat uw kind wordt gepest, probeer er dan met hem/haar over te praten.
55 Laat uw kind merken dat het niet zijn/haar schuld is dat hij/zij gepest wordt.
55 Spreek met uw kind af dat hij/zij u direct vertelt als er weer wordt gepest.
55 Bespreek met uw kind hoe het pesten kan worden aangepakt.
55 Help uw kind zijn/haar nare gevoelens en ervaringen te uiten.
55 Vertel over het pestgedrag aan de leerkracht.
219
Bijlage 11 Evaluatie van
het procesverloop van een
gezinsinterventie
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
220
Bijlage 11 Evaluatie van het procesverloop van een gezinsinterventie
zz Relatie met de therapeut/hulpverlener gezien door de ouders en het kind
55
55
55
55
55
55
55
55
De therapeut toont respect.
De therapeut mag mij wel.
Ik vertrouw de therapeut.
De therapeut helpt ons vooruit.
De therapeut begrijpt me.
Ik kan de therapeut goed volgen.
Ik durf de therapeut mijn geheimen te vertellen.
Ik voel me op mijn gemak.
zz Tevredenheid met het programma
55
55
55
55
55
55
Ik ben tevreden met dit programma.
Ik geloof dat het programma helpt.
Ik steek veel op van het programma.
Ik kijk uit naar de volgende sessie.
Door dit programma voel ik me gesteund.
Dankzij dit programma is er vooruitgang geboekt.
zz De opvoedpraktijk van de ouders gezien door de ouders
55
55
55
55
55
55
55
55
Ik probeer mijn kinderen te laten zien dat ik van ze houd.
Het lukt me om mijn kinderen te laten zien dat ik van ze houd.
Ik probeer mijn kinderen eerlijk te behandelen.
Het lukt me om mijn kinderen eerlijk te behandelen.
Ik probeer mijn kinderen consequent op te voeden.
Het lukt me om mijn kinderen consequent op te voeden.
Ik probeer duidelijk te zijn tegen mijn kinderen.
Het lukt me duidelijk te zijn tegen mijn kinderen.
zz Het gedrag van de jeugdige gezien door de therapeut
55
55
55
55
55
55
55
55
Het kind was eerlijk in zijn antwoorden.
Het kind werkte mee.
Het kind luisterde naar mij.
Het kind probeert zijn gedrag te verbeteren.
Het kind kan goed opschieten met zijn broers en zussen.
Het kind kan boos worden om niks.
Het kind is snel gefrustreerd.
Het kind verliest snel zijn geduld.
221
Bijlage 12 Evidence-based
programma’s voor jeugdigen
met gedragsproblemen
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
222
Bijlage 12 Evidence-based programma’s voor jeugdigen met gedragsproblemen
zz Group Assertive Training
Gericht op de behandeling van agressie in de klas. Jeugdigen van 12-14 jaar leren zich
verbaal assertief te gedragen. Deze training vindt plaats in groepjes van zes leerlingen
gedurende vier weken twee maal per week.
zz Helping the Noncompliant Child (HNC)
Dit programma is gericht op de behandeling van dwarse, opstandige kinderen van 3 tot 8
jaar. Ouder en kind komen samen tien keer bij de therapeut. Ouders leren betere opvoedvaardigheden via gedragstherapeutische principes. De aandacht richt zich op omgaan met
het problematische gedrag.
zz Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC)
Het programma is ontworpen als een alternatief voor een tehuisopname voor delinquente
jongeren. Deze jeugdigen komen elk voor zes tot negen maanden in een pleeggezin, waar
ze een intensieve behandeling ondergaan door ervaren en getrainde pleegouders. Er wordt
gewerkt op basis van gedragstherapeutische uitgangspunten met een puntensysteem. Verder krijgen de jongeren eenmaal per week therapie van een deskundige.
zz Parent-Child Interaction Therapy (PCIT)
PCIT is een programma gericht op de verbetering van de opvoedingsvaardigheden van
ouders van kinderen van 2 tot 7 jaar. De ouders komen twaalf tot zestien keer wekelijks
bijeen. Zij leren twee basale interactiepatronen. In het kindgerichte interactiepatroon leren de ouders hoe zij met positief en negatief gedrag van hun kinderen moeten omgaan.
In het oudergerichte interactiepatroon leren ouders hoe zij hun kinderen duidelijke aanwijzingen kunnen geven in uiteenlopende situaties.
zz Problem-Solving Skills Training (PSST)
Het betreft hier een gedragstherapeutisch programma voor kinderen van 7 tot 13 jaar met
gedragsproblemen. De behandeling omvat 20-25 sessies met het kind en een enkele maal
met de ouder erbij. Kinderen leren probleemoplossende strategieën en ze leren deze in de
praktijk toe te passen.
zz Rational-Emotive Mental Health Program (REMH)
Dit programma is geënt op sociaal-cognitieve principes en bedoeld voor leerlingen in de
eerste klassen van het voortgezet onderwijs. Gedurende twaalf weken vinden er bijeenkomsten plaats met kleine groepen problematische leerlingen. De jeugdigen leren situaties
beter in te schatten en te taxeren. Er vinden groepsdiscussies plaats en er worden huiswerkopdrachten meegegeven.
zz Multisystematic Therapy (MST)
Zie 7 hoofdstuk 19.
zz Parent Management Training Oregon Model (PMTO)
Zie 7 hoofdstuk 19.
Bijlage 12 Evidence-based programma’s voor jeugdigen met gedragsproblemen
zz Positive Parenting Program (Triple P)
Zie 7 hoofdstuk 19.
zz Incredible Years
Zie 7 hoofdstuk 19.
223
225
Literatuur
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
226
Literatuur
AAP, American Academy of Pediatrics (2001). Organized Sports for Children and Preadolescents. Pediatrics, 107,
1459–1462.
Achenbach, T. (1992). Manual for the Child Behavior Checklist 2-3 profile. Burlington: University of Vermont.
Achenbach, T.M. & Edelbrock, C.S. (1981). Behavior problems and competence reported by parents of normal
and disturbed children. Monograph of the Society for Research in Child Development (SRCD), 46.
Acker, R. van & Talbot, E. (1999). The School Context and Risk for Aggression. Preventing School Failure, 40,
12–20.
Adriaenssens, S. (2007). De gevolgen van kinderopvang voor de moeder-kindrelatie en de sociaal-emotionele
ontwikkeling van het jonge kind: een literatuuronderzoek. Tijdschrift voor orthopedagogiek. kinderpsychiatrie en klinische kinderpsychologie, 32, 2–19.
Akse, J., Hale, B., Engels, R., Raaaijmakers, Q. & Meeus, W. (2007). Co-Occurrence of Depression and Delinquency
in Personality Types. European Journal of Personality, 21, 235–256.
Alink, L.R.A. (2006). Early Childhood Aggression. Proefschrift, Universiteit Leiden.
Anderson, C.A. & Bushman, B.J. (2001). Effects of violent games on aggressive behavior, aggressive cognition,
aggressive affect, physiological arousal and prosocial behavior: Psychological Science, 12, 353–359.
Ashcroft, J., Daniëls, D.J. & Hart, S.V. (2003). Correctional Bootcamps: Lessons from a Decade of Research. Washington: US Department of Justice.
Aslan, S. & Cheung-Blunden, V. (2012). Where does self-control fit in de Five–Factor Model? Personality and
Individual Differences, 53, 670–674.
Bandura, A. (1973). Aggression: A Social Learning Analysis. Englewood Cliffs: Prentice-Hall.
Barlett, C.P. & Anderson, C.A. (2012). Direct and indirect relations between the Big Five personality traits and
aggressive and violent behavior. Personality and Individual Differences, 52, 870–875.
Barnow, S., Lucht, M. & Freyberger, H.J. (2005). Correlates of Aggressive and Delinquent Conduct Problems in
Adolescence. Aggressive Behavior, 31, 24–39.
Baron, S.W., Forde, D.R. & Kay, E.M. (2007). Self Control, Risky Lifestyles and Situations. Journal of Criminal Justice,
35, 129–136.
Barzman, D.H. & Findling, R.L. (2008). Pharmacological treatment of pathologic aggression in children. International Review Psychiatry, 20, 151–157.
Bates, J., Marvinney, D., Kelly, T., Dodge, K., Bennett, R. & Pettit, G. (1994). Childcare history and kindergarten
adjustment. Development Psychology, 30, 690–700.
Bauer, N.S., Herrenkohl, T.I., Lozano, P., Rivara, F.P., Hill, K.G. & Hawkins, J.D. (2006). Childhood Bullying Involvement and Exposure to Intimate Partner Violence. Pediatrics, 118, 235–242.
Becker, S.P., Luebbe, A.M., Stoppelbein, L., Greening, L. & Fite, P.J. (2012). Aggression Among Children with
ADHD, Anxiety or Co-occurring Symptoms. Journal of Abnormal Child Psychology, 40, 527–542.
Bellard, S.A. (2002). An examination of the relationship between field articulation, locus of control and aggression.
Tennessee State University: dissertation.
Belsky, J. (2001). Developmental risks (still) associated with early childcare. Journal of Child Psychology and
Psychiatry, 42, 845–859.
Blatny, M., Jelinek, M. & Osecka, T. (2007). Assertive toddler, self-efficacious adult. Personality and Inidividual
Differences, 43, 2127–2136.
Blumberg, H.P., Kaufman, J. & Martin, A. (2003). Amygdala and hippocampus volumes in adolescents and adults
with bipolar disorder, Archives General Psychiatry, 60, 1201–1208.
Botvin, G.J. (2002). A Guide for Implementing Life Skills Training (LST). Hartsdale, N.Y.: National Health Promotions
Associates.
Bouchard, T.J., Lykken, D.T., McGue, M., Segal, N.J. & Tellegen, A. (1990). Sources of human psychological differences. Science, 250, 223–228.
Brackenridge, C. (2003). Dangerous sports? Risk, responsibility and sex offending in sport. Journal of Sexual
Aggression, 9, 3–12.
Brendgen, M., Vitario, F., Boivin, M., Dionne, G. & Pérusse, D. (2006). Examining Genetic and Environmental Effects on Reactive Versus Proactive Aggression. Developmental Psychology, 42, 1299–1312.
Brennan, P.A., Hall, J., Borr, W., Najman, J.M. & Williams, G. (2003). Integrating Biological and Social Processes in
Relation to Early-Onset Persistent Aggression in Boys and Girls. Developmental Psychology, 39, 309–323.
Bronfenbrenner, U. (1977). Towards an Experimental Ecology of Human Development. American Psychologist, 7,
513–531.
Buss, A.H. & Finn, S.E. (1987). Classification of Personality Traits. Journal of Personality and Social Psychology, 52,
432–444.
Literatuur
227
Calaguas, G.M. (1012). The Correlation between Peer Aggression and Peer Victimization: Are Aggressors Victims
Too? World Academy of Science Engineering and Technology, 68, 740–745.
Campbell, S.B., Spieker, S., Burchinal, M. & Poe, M.D. (2006). Trajectories of aggression from toddlerhood to age
9 predict academic and social functioning through age 12. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47,
791–800.
Caprara, G.V. (1986). Indicators of aggression: the dissipation-rumination scale. Personality and Individual Differences, 7, 763–769.
Card, N.A. & Little, T.D. (2006). Proactive and reactive aggression in childhood and adolescense: A meta-analysis
of differential relations with psychosocial adjustment. International Journal of Behavioral Development, 30,
466–480.
Carrasco, M., Berker, E.D., Tremblay, R.E. & Vitaro, F. (2006). Eysenck’s personality dimensions as predictors of
male adolescent trajectories of physical aggression, theft and vandalism. Personality and Individual Differences, 41, 1309–1320.
Carré, J.M. & Mehta, P.H. (2011). Importance of Considering Testosterone-Cortisol Interactions in Predicting
Human Aggression and Dominance. Aggressive Behavior, 37, 480–491.
Cattell, R.B. (1947). Confirmation and clarification of primary personality traits. Psychological Bulletin, 72,
402–421.
Cattell, R.B. (1957). Personality and motivation structure and measurement. New York: World Book.
CBS (2005). Jeugd 2003; feiten en cijfers. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2010). Landelijke Jeugdmonitor. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2013). Statline – Doodsoorzaken; zelfdoding en verkeersdoden. Website Centraal Bureau voor de Statistiek.
Christakes. D.A. & Zimmerman, F.J. (2007). Violent Television During Preschool Is Associated With Antisocial
Behavior During School Age. Pediatrics, 120, 993–1004.
Coakley, J. (2011). Youth Sports: Counts as “Positive Development?” Journal of Sport and Scial Isssues, 35,
306–324.
Collins, K. & Bell, R. (1997). Personality and agression: the dissipation-rumination scale. Personality and Individual
Differences, 22, 751–755.
Connally Gibbons, M.B., Crits-Christophe, P. & Hearon, B. (2008). Efficacy of Dynamic Psychotherapy. Annual
Review of Clinical Psychology, 4, 93–108.
Connor, D.E., Carlson, G.A., Chang, K.D., Rogers, K.M. & Steiner, H. (2006). Juvenile Maladaptive Aggression: A
Review of Prevention, Treatment, and Service Configuration. Journal of Clinical Psychiatry, 67, 808–819.
Connor, K.R., Duberstein, P.R., Conwell, Y. & Caine, E.D. (2003). Reactive aggression and suïcide. Theory and
evidence. Aggression and Violent Behavior, 8, 413–432.
Connor-Smith, J.K. & Flachsbart, C. (2007). Relations Between Personality and Coping: A Meta-Analysis. Journal
of Personality and Social Psychology, 93, 1080–1107.
Cornell, D.W., Gregory, A., Huang, F. & Fan, X. (2013). Perceived Prevalence of Teasing and Bullying Predict High
School Dropout Rates. Journal of Educational Psychology, 105, 138–149.
Côté, S.M., Vaillancourt, T., LeBlanc, J.C., Nagin, D.S. & Trembley, R.F. (2006). The Development of Physical Aggression from Toddlerhood to Pre-Adolescence. Journal of Abnormal Psychology, 34, 71–85.
Craig, W., Harel-Fish, Y., Fogel-Grinvald, H., Due, M. & Picket, W. (2009). A cross-national profile of bullying and
victimization among adolescents. Journal of Public Health, 54 (suppl.2), 216–224.
Cummings, E.M., Kouros, C.D. & Papp, L.M. (2007). Aggression and Children’s Responses to Every Day
­Interparental Conflict. European Psychologist, 12, 17–28.
Currie, C., Roberts, C., Morgan, A., Smith, R., Settertobulte, W., Samdal, O. & Rasmussen, V.B. (2004). Young
­people’s health in context. Copenhagen: World Health Organisation.
Deptula, D.P. & Cohen, R. (2004). Aggressive, rejected and delinquent children and adolescents: a comparison of
their friendships. Aggression and Violent Behavior, 9, 75–104.
Dollard, J., Doob, C.W., Miller, N.E., Mowrer, O.H. & Sears, R.R. (1938). Frustrations and Agression. Yale University:
Human Relations.
Donahue, E.G., Rip, B. & Vallerand, R.J. (2009). When winning is everything: On passion, identity, and aggression
in sport. Psychology of Sport and Exercise, 10, 526–534.
Donnellan, M.B., Trzesniewski, K.H., Robins, R.W., Moffitt, T.E. & Caspi, A. (2005). Low Self-Esteem Is Related to
Aggresssion, Anti-Social Behavior, and Delinquency. American Psychological Society, 16, 328–335.
Dutton, D.G. & Karakanta, C. (2013). Depression as a risk marker of aggression: A critical review. Aggression and
Violent Behavior, 18, 310–319.
228
Literatuur
Eijer, M. (1975). Winst en Verlies. Naarden: Drukkerij Los.
Elliott, D.S., Huizinga, D. & Menard, S. (1989). Multiple Problem Youth. New-York: Springer Verlag
Evans, E., Hawton, K. & Rodham, K. (2004). Factors associated with suicidal phenomena in adolescents. Clinical
Psychology Review, 24, 957–979.
Eyberg, S.M., Nelson, M.M. & Boggs, S.R. (2008). Evidence-Based Psychosocial Treatments for Children and Adolescents. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 37, 215–237.
Eysenck, H.J. (1970). The structure of human personality. London: Methuen.
Factsheet Sportblessures (2005–2009). Veiligheid. Nl.
Fekkes, M., Pijpers, F.I.M. & Verloove-Vanhorick, S.P. (2005). Bullying: who does what, when and where? Health
Education Research, 20, 81–91.
Ferguson, C.J. (2007). The Good, the Bad and the Ugly: A Meta-analytic Review of Positive and Negative Effects
of Violent Video games. Psychiatric Quarterly, 78, 309–331.
Ferris, J.S. & West, E.G. (2004). Economics of scale, school violence, and optimal size of schools. Applied Economics, 36, 1677–1684.
Feshbach, S. & Tangney, J. (2008). Television Viewing and Aggression: Some Alternative Perspectives. Perspectives on Psychological Sciences, 3, 387–390.
Finkelhor, D., Turner, H.A. & Hanby, S. (2012). Let’s prevent peer victimization, not just bullying. Journal of Child
Abuse & Neglect, 36, 271–274.
Finkenauer, C., Engels, R.C.M.E. & Baumeister, R.F. (2005). Parenting behaviour and adolescent behavioural and
emotional problems: The role of self-control. International Journal of Behavioral Development, 29, 58–69.
Fleshbach, N.B. (1969). Sex differences in children’s modes of aggressive responses toward outsiders. MerrillPalmer Quarterly, 15, 249–258.
Foolen, N., Ince, D. & Baat, M. de (2012). Wat werkt bij gedragsproblemen en gedragsstoornissen? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Fortune, S.A. & Hawton, K. (2002). Suicide and deliberate self-harm in children and adolescents. Pediatrics and
Child Health, 17, 443–447.
Gieglingh, I., Olgiati, P., Hartmann, A.M., Calati, R., Möller, H.J., Tujesco, D. & Serretti, A. (2009). Personality and
attempted suicide. Journal of Orthopsychiatric Research, 43, 1262–1271.
Gofford-Smith, M.E. & Brownell, C.A. (2003). Childhood peer relationships: social acceptance, friendships and
peer-networks. Journal of School Psychology, 41, 235–285.
Goozen, S.H.M. van, Fairchild, G., Snoek, H. & Harold, G. (2007). The Evidence for a Neurobiological Model of
Childhood Antisocial Behavior. Psychological Bulletin, 133, 149–182.
Gottfredson, M.R. & Hirschi, T. (1990). A General Theory of Crime. Standford: Standford University Press.
Graaf, I., Onrust, S. & Speetjens, P. (2009). De effectiviteit van Triple P. Utrecht: Trimbos-instituut.
Greening, L., Stoppelbein, L., Luebbe, A. & Fite, P.J. (2010). Aggression and the Risk for Suicidal Behaviors among
Children. Suicide and Life-Threatening Behavior, 40, 337–345.
Guilbert, S. (2006). Violence in Sports and Among Sportsmen. Aggressive Behavior, 32, 231–240.
Guilbert, S. (2008). Violence and accidents in competition sports. Sport in Society, 11, 17–31.
Haan, A.D. de, Prinzie, P. & Deković (2009). How and why children change in aggression and delinquency from
childhood to adolescence. Child Psychology and Psychiatry, 51, 725–733.
Hahn, R., Fuqua-Whitley, D., Wethington, H., Lowy, J., Cory, S., & Dahlberg, L. (2007). Effectiveness of Universal
School-Based Programs to Prevent Violent and Aggressive Behavior. American Journal of Preventive Medicine, 33, 114–128.
Hale, W.W., Valk, I. van der, Engels, R. & Meeus, W. (2005). Does perceived rejection make adolescents sad and
mad? Journal of Adolescent Health, 36, 466–474.
Hartas, D. (2011). The ecology of young children’s behaviour and social competence. Oxford Review of Education,
37, 763–783.
Hartmann, K. (1970). Theoretische und empirische Beiträge zur Verwahrlosungsforschung. Berlin: Springer-Verlag.
Hawkins, J.D., Farrington, D.P. & Catalano, R.F. (1998). Reducing violence through schools. In: D.S. Elliott, B.A.
Hamburg & K.R. Williams (eds). Violence in American Schools. New York: Cambridge University Press.
HBSC (2004). The Health Behaviour in School-aged Children Study. Edinburgh: University Press.
Health and Human Services (2001). Youth Violence: A report of the Surgeon General. Washington: US Department
of Health & Human Services.
Henry, D.B., Farrell, A.D., Schoeny, M.E., Tolan, P.H. & Dymnicky, A.B. (2011). Influence of school-level variables on
aggression and associated attitudes of middle school students. Journal of School Psycholoy, 49, 481–503.
Hirschi, T. (1969). Causes of Delinquency. Berkeley: University of California Press.
Hirschi, T. (2002). Causes of Delinquency. New Brunswick (USA): Transaction Publishers.
Literatuur
229
Hong, J.S., & Espelage, D.L. (2012). A review of research on bullying and peer victimization in school. Aggression
and Violent Behavior, 17, 311–322.
Hoogsteder, L. (2007). Agressie-regulering op maat. Den Helder: De Doggershoek.
Hoogsteder, L., Hendriks, J., Horn, J. van & Wissink, I. 2012. Agressie Regulatie op Maat: Een evaluatie Studie in
een Justitiële Jeugdinrichting. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 51, 481–495.
Huesmann, L.R. & Eron, L.D. (1986). Television and the Aggressive Child. Hillsdale, N.J.: Erlbaum.
Huesmann, L.R. & Taylor, L.D. (2006). The Role of Media Violence in Violent Behavior. Annual Review of Public
Health, 27, 393–415.
Jansen, D., Veenstra, R., Ormel, J., Verhulst, F. & Reijneveld, S. (2011). Early risk factors for being bully, victim, or
bully/victim. Journal of Public Health, 11, 440–447.
Jansen, P.W., Verlinden, M., Dommisse-van Berkel, A., Mielo, C., Ende, J. van der, Veenstra, R., Verhulst, F.C., Jansen, W. & Tiemeier, H. (2012). Prevalence of bullying and victimization among children in early elementary
school. Journal of Public Health, 12, 494–506.
Jensen-Campbell, L.A., Knack, J.M., Waldrip, A.M. & Campbell, S.D. (2007). Do Big Five personality traits associated with self-control influence the regulation of anger and aggression? Journal of Research in Personality,
41, 403–424.
Karriker-Jaffe, K.J., Foshee, V.A., Ennett, S.T. & Suchindrin, C. (2008). The development of aggression during
adolescence. Journal of Abnormal Psychology, 36, 1277–1236.
Karriker-Jaffe, K.J., Foshee, V.A. & Ennett, S.T. (2013). Associations of Neighbourhood and Family Factors with Trajectories of Physical and Social Aggression During Adolescence. Journal of Youth Adolescence, 42, 861–877.
Kavcic, T., Podlesek, A. & Zupancic, M. (2012). The role of early childhood personality in the developmental
course of social adjustment. Behavioral Development, 36, 215–225.
Kimble, N.B., Russo, S.A., Bergman, B.C. & Galindo, V.H. (2010). Revealing an empirical understanding of aggression and violent behavior in athletics. Aggression and Violent Behavior, 15, 446–462.
Klonsky, E.D. (2007). The functions of deliberate self-injury. Clinical Psychology Review, 27, 226–239.
Knutson, J.F., DeGarmo, D.S. & Reid, J.B. (2004). Social Disadvantage and Neglectful Parenting as Precursors to
the Development of Antisocial and Aggressive Child Behavior. Aggressive Behavior, 30, 187–205.
Kokko, K., Tremblay, R.E., Lacourse, E., Nagin, D.S. & Vitario, F. (2006). Trajectories of Prosocial Behavior and Physical Aggression in Middle Childhood. Journal of Research and Adolescence, 16, 403–428.
Korn, M.L., Botsis, A.J., Kotier, M., Plutchik, R., Conte, H.R., Brown, S. & Praag, H.M. van (1992). The SAS: A SemiStructured instrument for the measurement of suicidality and aggression. Comprehensive Psychiatry, 33,
359–365.
Kouri, E.M. & Pope, H.G. (2000). Abstinence symptoms during withdrawal from chronic marijuana use. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 8, 483–492.
Kuppens, S., Grietens, H., Onghena, P., Michiels, D. & Subramanian, S.V. (2008). Individual and classroom variables associated with relational aggression in elementary-school aged children. Journal of School Psychology, 46, 639–660.
Kwan, G.C.E. & Skoric, M.M. (2013). Facebook bullying: An extension of battles in school. Computers in Human
Behavior, 29, 16–25.
Lambert, M.J. & Barley, D.E. (2001). Research summary on the therapeutic relationship and psychotherapy
outcome. Therapy, 38, 357–361.
Law, A.K. & Fung, A.L. (2013). Different forms of online and face-to-face victimization among schoolchildren.
Computers and Human Behavior, 29, 1224–1233.
Lazarus, R.S. (1966). Psychological stress and the coping process. New-York: McGraw-Hill.
Leung, A. & Ferris, J.S. (2008). School size and youth violence. Journal of Economic Behavior & Organization, 65,
318–333.
Lier, P.H.C. van & Crijnen, A.A.M. (2005). Trajectories of peer-nominated aggression. Journal of Abnormal Child
Psychology, 33, 99–112.
Ligthart, L., Bartels, M., Hoekstra, R.A., Hudziak, J.J. & Boomsma, D.J. (2005). Genetic Contributions to Subtypes
of Aggression. Twin Research and Human Genetics, 8, 483–491.
Lochman, J.E. (1992). Cognitive-behavioral interventions with aggressive boys. Child Psychiatry and Human
Development. 16, 45–56.
Loeber, R. & Stouthamer-Loeber, M. (1998). Development of juvenile aggression and violence. American Psychologist, 53, 242–259.
Lohre, A., Lyderson, S., Paulsen, B., Maehle, M. & Vatten, L.J. (2011). Peer victimization as reported by children,
teachers, and parents in relation tot children’s health symptoms. Journal of Public Health, 11, 178–187.
230
Literatuur
Lynne-Landsman, S.D., Graber, J.A., Nichols, T.R. & Botvin, G. (2011). Trajectories of Aggression, Delinquency, and
Substance Use Across Middle School. Aggressive Behavior, 37, 161–176.
Malone, S.M., Taylor, J., Marmorstein, N.G. & Iacono, W.G. (2004). Genetic and environmental influences on
psychopathy. Development & Psychopathology, 16, 943–966.
Manen, T. van, Prins, J. & Emmelkamp, P. (2005). Cognitive group therapy for aggressive boys. Child and Adolescent Psychiatry, 44, 843–844.
Manen, T. van (2001). Zelfcontrole, een sociaal cognitief interventieprogramma voor kinderen met agressief en oppositioneel gedrag. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Martino, S.C., Elickson, P.L., Klein, D.J., McCaffrey, D. & Edelen, M.O. (2008). Multiple Trajectories of Physical Aggression among Adolescent Boys and Girls. Aggressive Behavior, 34, 61–75.
Mathieson, L.C. & Crick, N.C. (2010). Reactive and Proactive Subtypes of Relational and Physical Aggression in
Middle Childhood. School Psychology Review, 39, 601–611.
McDougle, C.J., Stigler, K.A. & Posey, D.J. (2003). Treatment of aggression in children and adolescents. Journal of
Clinical Psychiatry, 64, 16–25.
Mens en Gezondheid (2013). Zelfmoord, zelfdoding of suïcide: hulp en preventie. Website.
Messer, J.M. & Fremouw, W.J. (2008). A critical review of explanatory models for self-mutilating behaviors in
adolescents. Clinical Psychology Review, 28, 162–178.
Miller. S., Coie, J.D., Maumary-Gremaud, A. & Bierman, K. (2002). Peer rejection and aggression and early starter
models of conduct disorder. Journal of Abnormal Child Psychology, 30, 217–230.
Miller, J.D. & Lynam. D. (2001). Structural models of personality and their relation to antisocial behavior: A metaanalytic review. Criminology, 39, 765–792.
Miller, J.D., Zeichner, A. & Wilson, L.F. (2012). Personality Correlates of Aggression. Journal of Interpersonal
Violence, 27, 2903–2919.
Montoya, E.R., Terburg, D., Bos, P.A. & Honk, J. van (2012). Testosterone, cortisol, and serotonin as key regulator
of social aggression. Journal of Emotion and Motivation, 36, 65–73.
Mooij, T. (1994). Leerlinggeweld in het voortgezet onderwijs. Nijmegen: ITS.
Mooij, T. (2001). Veilige scholen en pro-sociaal gedrag. Nijmegen: ITS.
Mooij, T., Sijbers, R. & Sperber, M. (2006). Resultaten van de veiligheidsmonitor Voortgezet (Speciaal) Onderwijs.
Nijmegen: ITS/Radboud Universiteit.
Moos, R.H. & Moos, R.B. (1978). Classroom Social Climate and Students. Journal of Educational Psychology, 70,
263–269.
Mytton, J., Taylor, R., Logan, S., Diguiseppi, C. & Gough, D. (2006). School-based secondary prevention programmes for preventing violence. Cochrane Database Systematic Reviews, 3.
Nederlands Jeugdinstituut (2013). Cijfers over Jeugd en Opvoeding. Website NJi.
Newcomb, A.F., Bukowski, W.M. & Pattee, L. (1993). Children’s peer relations: A meta-analytic review of popular,
rejected, neglected, controversial and average sociometric status. Psychological Bulletin, 113, 99–128.
NICHD (2001). Bullying Widespread in U.S. Schools. Bethesda: National Institute of Child Health & Human Development.
NICHD (2005). Health Behavior School-Aged Children. New York: National Institute of Child Health and Human
Development.
Nijhof, K. (2011). Crossing Barriers. Evaluation of a new compulsory residential treatment program for youth. Radboud Universiteit Nijmegen, Proefschrift.
NOC/NSF (2013). Kleine groei ledental sportbonden. Website noc/nsf.nl
Noije, L. van & Wittebrood, K. (2008). Sociale veiligheid ontsleuteld. Den Haag: SCP.
Norman, W.T. (1963). Toward an adequate taxonomy of personal attributes. Journal of Abnormal and Social
Psychology, 66, 574–583.
NSO (2013). Nationaal Sport Onderzoek. Utrecht: Muller Instituut.
Ogden, T, & Hagen, K.A. (2008). Treatment Effectiveness of Parent Management Training in Norway. Journal of
Consulting and Clinical Psychology, 76, 606–621.
Olweus, D. (1975). Stability of aggression reaction patterns in males. Psychological Bulletin, 86, 852–875.
Olweus, D. (1984). Aggressors and their victims: Bullying at school. In: N. Frude & H. Gault (eds.). Disruptive
behaviors in schools. New York: Wiley.
Olweus, D. (1993). Bullying at school. Oxford: Blackwell Publishing
Orlemans, J.W.G., Eelen, P. & Hermans, D. (2007). Inleiding tot de gedragstherapie. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum.
Österman, K., Björkvist, K., Lagerspetz, M.J., Charpentier, S., Caprara, G.V., & Pastorelli, C. (1999). Locus of Control
and Three Types of Aggression. Aggressive Behavior, 25, 61–65.
Literatuur
231
O’Sullivan, D.M., Zuckerman, M. & Kraft, M. (1998). Personality characteristics of male and female participants in
team sports. Personality and Individual Differences, 25, 119–128.
Oudhof, M. & Stegge, M. van der (2007). Evidence-based interventies rond agressieregulatie en woedebeheersing.
Utrecht: NJi.
Overveld, C.W. van & Louwe, J.J. (2005). Effecten van programma’s ter bevordering van de sociale competentie
in het Nederlands primair onderwijs. Pedagogische Studiën, 82, 137–159.
Paik, H. & Comstock, G. (1994). The effect of television violence on anti-social behavior: a meta-analysis. Communication Research, 21, 516–546.
Pellerin, L.A. (2005a). Applying Baumrind‘s parenting typology to high schools. Social Science Research, 34,
283–303.
Pellerin, L.A. (2005b). Student Disengagement and the Socialization Styles of High Schools. Social Forces, 84,
1159–1174.
Penley, J.A., Tomaka, J. & Wiebe, J.S. (2004). The Association of Coping To Physical and Psychological Health
Outcomes: A Meta-Analytic Review. Journal of Behavioral Medicine, 25, 551–601.
Perez, M., Vohs, K.D. & Joiner, T.E. (2005). Discrepancies between self- and other-esteem as correlates of aggression. Journal of Social and Clinical Psychology, 24, 607–620.
Pernice-Duca, F., Taiariol, J. & Yoon, J. (2010). Perceptions of School and Family Climates and Experiences of Relational Aggression. Journal of School Violence, 9, 303–319.
Piquero, A.R., Carriaga, M.L., Diamond, B., Kazemian, L. & Farrington, D.P. (2012). Stability in aggression revisited.
Aggression and Violent Behavior, 17, 365–372.
Ploeg, J.D. van der (1986). Is kwaliteit in de residentiële hulpverlening een meetbaar begrip? In: W. Hellinckx
(ed.). Kwaliteit in de hulpverlening. Antwerpen: Acco.
Ploeg, J.D. van der (1994). Het belang van evaluatie-onderzoek. In: J. Hermans & J. Sleeboom (eds.). Onderzoek
als bouwsteen voor de jeugdhulpverlening. Amsterdam: SWP.
Ploeg, J.D. van der (2005). Behandeling van gedragsproblemen. Rotterdam: Lemniscaat Orthoreeks.
Ploeg, J.D. van der (2005). Knelpunten in de jeugdzorg. Rotterdam: Lemniscaat Orthoreeks
Ploeg, J.D. van der (2007). Kinderen (z)onder vrienden. Rotterdam: Lemniscaat.
Ploeg, J. D. van der (2011). Gedragsproblemen; ontwikkelingen en risico’s. Rotterdam: Lemniscaat, Orthoreeks.
Ploeg, J.D. van der (2011). De zondeboek in het vizier. Orthopedagogiek, Onderzoek en Praktijk, 50, 99–111.
Ploeg, J.D. van der (2013). Stress bij kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Ploeg, J.D. van der & Scholte, E.M. (2003). Effecten van behandelingsprogramma’s voor jeugdigen met ernstige
gedragsproblemen in residentiële settings. Amsterdam: Nippo.
Ploeg, J.D. van der & Scholte, E.M. (2009). Prevalentie van gezinsproblemen in Nederland. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 48, 151–160.
Ploeg, J.D. van der & Scholte, E.M. (in press). Handeleiding Autisme Spectrum, Vragenlijst (ASV). Houten: Bohn
Stafleu van Loghum.
Portzky, G., Audenaert, K. & Heeringen, K. van (2005). Suicide among Adolescents. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 40, 922–930.
Posthumus, J.A. (2009). Preventive effects and cost-effectiveness of The Incredible Years program. Utrecht: Proefschrift.
Powers, C.J. & Bierman, K.L. (2013). The Multifaceted Impact of Peer Relations and Aggressive-Disruptive Behavior in Early Elementary School. Developmental Psychology, 49, 1174–1186.
Putallaz, M., Grimes, C.L., Foster, K.J., Kupersmith, J.B., Coie, J.D. & Dearing, K. (2007). Overt and relational aggression and victimization. Journal of School Psychology, 45, 523–547.
Rahimizadeh, M., Arabnarmi, B., Mizany, M., Shahbazi, M. & Kaniri bidgoli (2011). Determining the difference
of aggression in Male & Female, athlete and non-athlete students. Social and Behavioral Sciences, 30,
2264–2267.
Redl, F. & Wineman, D. (1952). Controls from within. New York: Free Press.
Redl, F. & Wineman, D. (1951). Children who hate. New York: Free Press.
Renaud, J., Berlim, M.T., Tousignant, M. & Turecki, G. (2008). Current psychiatric morbidity, aggression/impulsivity, and personality dimensions in child and adolescent suicide. Journal of Affective Disorders, 105, 221–228.
Riksen-Walraven, M. (2002). Wie het kleine niet eert… Over de grote invloed van vroege sociale ervaringen. Oratie,
Katholieke Universiteit Nijmegen.
Robinson, T.R., Smith, S.W., Miller, D. & Brownell, M. (1999). Cognitive Behavior Modification of HyperactivityImpulsivity and Aggression: A Meta-Analysis of School-Based Studies. Journal of Educational Psychology, 91,
195–203.
232
Literatuur
Roff, J.D. & Wirt, R.D. (1984). Childhood Aggression and Social Adjustment as Antecedents of Delinquency.
Journal of Abnormal Child Psychology, 12, 111–126.
Romero, A., Wiggs, C., Valencia, C. & Bauman, S. (2013). Latina Teen Suicide and Bullying. Hispanic Journal of
Behavioral Sciences, 35, 159–173.
Romi, S. & Itskowitz, R. (1990). The relationship between locus of control and type of aggression in middle class
and culturally deprived children. Personalilty and Individual Differences, 41, 327–333.
Ronen, T., Rahav, G. & Molsdawsky, A. (2007). Aggressive Behavior Among Israeli Elementary School Students
and Associated Emotional/Behavioral Problems and Self Control. School Psychology, 22, 407–431.
Rosenberg, M. (1965). Society and adolescent self-image. Princeton, NJ.: Princeton University.
Rosmalen, M. van, Kalidien, S. & Heer-de Lange, S. van (2012). Criminaliteit en rechtshandhaving 2011. Den Haag:
CBC, WODC, Raad voor de Rechtspraak.
Rotter, J.B. (1954). Social learning and clinical psychology. EnglewoodCliffs: Prentice Hall.
Russell, G.W. (2004). Sport riots: A social-psychological review. Aggression and Violent Behavior, 9, 353–378.
Russell, G.W. (2011). Aggression in the sports world. Oxford: University Press.
Rutter, M. (1979). Protective factors in children’s responses to stress and disadvantage. In: M.W. Kent & J.E. Rolf
(eds.). Primary Prevention of Psychopathology. Oxford: Blackwell.
Ryan, N. (2005). Treatment of depression in children and adolescents. The Lancet, 366, 933–945.
Ryding, E., Lindström, M. & Träskman-Bendz, L. (2008). The role of dopamine and serotonine on suicidal behaviour and aggression. Progress in Brain Research, 172, 307–315.
Sawyer, A.M. & Borduin, C.M. (2011). Effects of Multisystematic Therapy Through Midlife. Journal of Consulting
and Clinical Psychology, 79, 643–652.
Schaeffer, C.M., Petra, H., Ialongo, N., Poduska, J. & Kellam, S. (2003). Modelling growth in boys’ aggressive behavior across elementary school. Developmental Psychology, 39, 1029–1035.
Schaeffer, C.M., Petra, H., Ialongo, N., Masyn, K.E. & Kellam, S. (2006). A comparison of girls‘ and boys‘ aggressive
disruptive behavior trajectories across elementary school. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 74,
500–519.
Scholte, E.M. & Ploeg, J.D. van der (2006). Prevalentie van sociaal emotionele problemen bij schoolgaande
kinderen. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 45, 15–23.
Scholte, E.M. & Ploeg, J.D. van der (2013). Handleiding Sociaal-Emotionele Vragenlijst. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum.
Schouten, J.A.M. (1967). Persoonlijkheidsfactoren en geneigdheid tot delinquentie in de puberteit. ’s-Gravenhage:
Staatsdrukkerij.
Seibert, L.A., Miller, J.D., Pryor, L.R., Reidy, D.E. & Zeichner, A. (2010). Personality and laboratory-based aggression. Journal of Research in Personality, 44, 13–21.
Shaw, D., Fernandez, J.R. & Rao, C. (2005). Suicide in Children and Adolescents. A 10-Year Retrospectiev Review.
The American Journal of Forensic Medicine and Pathology, 26, 309–315.
Shechtman, Z. (2000). An innovative intervention for treatment of child and adolescent aggression: an outcome
study. Psychology in the Schools, 37, 157–163.
Sherry, J. (2001). The effects of violent video games on aggression: A meta analysis. Human Communication
Research, 27, 409–431.
Sherry, J. (2007). Violent video games and aggression: Why can’t we find links? In: R. Preis, G. Gayle, N. Burrell &
J. Bryant (eds). Mass Media Effects Research. Mahwah, NJ: Erlbaum.
Siegel, A. & Victoref, J. (2009). Understanding human aggression: New insights from neuroscience. International
Journal of Law and Psychiatry, 32, 209–215.
Simons, R.L., Lei, M.K., Beach, S.R.H., Brody, G.H., Philibert, R.A. & Gibbons, F.X. (2011). Social Environment, Genes, and Aggression, American Sociological Review, 76, 883–912.
Slot, N.W. & Spanjaard, H.J.M. (1999). Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg. Baarn: Intro.
Smith-Slep, A.M. & O’Leary, S.G. (2007). Multivariate Models of Mothers’ and Fathers’ Aggression Toward Their
Children. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 75, 739–751.
Stafford, A., Alexander, K. & Fry, D. (2013). Playing through Pain: Children and Young People’s Experiences of
Physical Aggression and Violence in Sport. Child Abuse Review, 22, 287–299.
Steffgen, G., Recchia, S. & Viechtbauer, W. (2013). The link between school climate and violence in school: A
meta-analytic review. Aggression and Violent Behavior, 18, 300–309.
Sugden, S.G., Kile, S.J. & Hendren, R.L. (2005). Neurodevelopmental Pathways to Aggression. Journal of Neuropsychiatry and Clinical Neuroscience, 18, 302–317.
Swaab, D. (2008). Agressief in de buik. Rotterdam: NRC Handelsblad.
Tannenbaum, F. (1938). Crime and the Community. New York: Continuum Publishing.
Literatuur
233
Tauscher-Wisniewski, S., Nilsson, M., Caldwell, C., Plewis, J. & Allen, A.J. (2007). Meta-Analysis of Aggression and/
or Hostility-Related Events in Children and Adolescents Treated with Fluoxetine Compared with Placebo.
Journal of Child and Adolescent Psychopharmacology, 17, 713–718.
Thijssen, J.T. & Ruiter, C. de (2010). Strenge bewaking van de kwaliteit bij PMTO. Jeugd en Co Kennis, 4, 8–14.
Thuen, E. & Bru, E. (2004). Coping styles and emotional and behavioral problems. Scandinavian Journal of Educational Research, 48, 493–510.
Tolan, P.H., Hanish, L.D., McKay, M.M. & Dickey, M.H. (2002). Evaluating Process in Child and Family Interventions.
Journal of Family Psychology, 16, 220–236.
Trembley, R., Nagin, D.S., Séguin, J.R., Boivin, M., Pérusse, D. & Japel, C. (2004). Physical Aggression During Early
Childhood. Pediatrics, 114, 43–50.
Trimbos-instituut (2007). Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (Nemesis). Utrecht: Trimbos
Instituut.
Underwood, M.K., Galen, B.R. & Paquette, J.A. (2001). Top Ten Challlenges for Understanding Gender and Aggression in Children. Social Development, 10, 248–264.
Vallerand, R.J., Ntoumanis, N., Philippe, F.L., Lavigne, G.K., Carbonneau, N., Bonneville, A. & Maliha, G. (2008). On
passion and sports fans. Journal of Sports Sciences, 26, 1279–1293.
Veen, A., Vergeer, M., Oenen, S. van, Glaudé, M. & Breetvelt, I. (2007). Effecten van interventies in Pedagogische
Basisvoorzieningen. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Veldt, M.C.A.E. van der, Eenshuistra, R.M. & Campbell, E.E. (2011). FFT versterkt! Amsterdam: PI-Research.
Verdurmen, J., Oort, M. van, Meeuwissen, J., Ketelaars, T., Graaf, I. de, Cuijpers, P., Ruiter, C. de & Vollebergh, W.
(2003). Effectiviteit van preventies gericht op jeugdigen: de stand van zaken. Utrecht: Trimbos-instituut.
Verdurmen, J., Monshouwer, K., Dorsselaer, S. van, Lokman, S., Vermeulen-Smit, E. & Vollebergh, W. (2011). Jeugd
en riskant gedrag 2011. Utrecht: Trimbos-instituut.
Verhulst, F.C., Ende, J. van der & Koot, J.M. (1996). Handleiding voor de CBCL. Rotterdam: Erasmus Universiteit.
Veselska, Z., Geckova, A.M., Gajdosova, B., Orasova, O., Dijk, J.P. van & Reijneveld, S.A. (2009). Socioeconomic
differences in the self-esteem of adolescents mediated by personal and mental health. European Journal of
Public Health, 20, 647–652.
Viding, M.E., Blair, R.J.R., Moffitt, T.E. & Plomin, R. (2005). Strong genetic risk for psychopathic syndromes in
children. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 46, 592–597.
Warman, D.M. & Cohen, R. (2000). Stability of aggressive behaviors and children’s peer relationships. Aggressive
Behavior, 26, 277–290.
WHO (2004). Health Behaviour in School-aged Children: International Study. Geneva: WHO Press.
Wiel, N. van der, Hoppe, A. & Matthys, W. 2006). Minder Boos en Opstandig. Utrecht: UMC, Afdeling Kinder- en
Jeugdpsychiatrie.
Williams, S.T., Conger, K.J. & Blozis, S.A. (2007). The development of interpersonal aggression during adolescence. Child Development, 78, 1526–1542.
Wilson, D. (2004). The Interface of School Climate and School Connectedness and relationships with Aggression
and Victimization. Journal of School Health, 74, 293–299.
Yamasdaki, K. & Nishida, N. (2009). The relationship between three types of aggression and peer relations in
elementary school children. International Journal of Psychology, 44, 179–186.
Young, W., Linver, M. & Brooks-Gunn, J. (2002). How money matters for young children’s development. Child
Development, 73, 1861–1879.
Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K., Keuzenkamp, S. & Reijneveld, M. (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag/Leiden: SCP/TNO.
Zouk, H., Tousignant, M., Seguin, M., Lesage, A. & Turecki, G. (2006). Characterisation of impulsivity in suicide
completers. Journal of Affective Disorders, 92, 195–204.
235
Register
J. van der Ploeg, Agressie bij kinderen, DOI 10.1007/978-90-368-0635-0,
© 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
236
Register
A
aanleg 32, 43, 104
ADHD 71, 96
adolescentie 23, 42
afwijkend
–– gedrag 30, 88, 138
agressie
–– agressie, prevalentie 4
alcohol 66, 115
amfetamine 68
amygdala 31, 40, 44
assertief
–– gedrag 2, 146
autisme 52, 134, 169
autonomie 83
autoritatieve
–– opvoeding, autoritatief 48
B
behuizing 29, 87
bekrachtiging 166, 187
berekenend
–– gedrag 44
binding 30, 60, 89
biologische factoren 33
buurt 29, 88, 167
C
catharsis 28, 164
centrale zenuwstelsel 40, 196
cognitief verwerkingsproces 27,
166
cognitieve disorganisatie 197
cohesie 89
coping 33, 92, 101
–– emotiegerichte coping 102
cortisol 32, 41
D
democratisch
–– democratie 173
dopamine 42, 197
drugs 68, 115, 204
druk
–– druk (pressie) 10, 83
E
empathie 71, 80, 179
erfelijk
–– erfelijkheid 39
evidence-based 172, 176
F
feedback 165, 187
FFT 168, 177
frustratie 26, 92, 200
G
games 70
geboorte
–– geboortecomplicaties 32, 43
genetische basis 31, 38
geweld 123, 162, 190
gezinsfactoren 46, 90
H
hechting 64, 106
hersengebieden 31, 196
hippocampus 40, 197
hopeloosheid 115, 117
hormonen 41
huisvesting 52, 139
hypothalamus 40, 44, 196
I
impulsiviteit 30, 44, 116
inkomen 89, 139
intelligentie 39, 150
J
kwetsbaar
–– kwetsbaarheid 43, 151
L
leerkracht 151
leider
–– leiding 158
limbische systeem 40
locus of control 33, 92, 98
M
manipuleren 118, 145
medicijnen
–– farmacologische interventie 114, 168
mishandeling 116, 136
model
–– meervoudig risicomodel 26, 34
motivatie 59, 173
MST 168, 176
N
negeren 145, 157
neurobiologische factoren 33
O
ondersteuning 47, 178
ongeremd 43, 139
onmacht 49
ontkenning 28, 102
ontwikkelingstraject 21
opvoeding
–– opvoeding, repressief 53
opvoedingsstijl 46
overbeschermen
–– opvoeding, overbeschermend 49
jeugdzorg 136, 162
K
kindermishandeling 106, 116
klasklimaat 57
kleineren 11, 48
P
PAD 186, 189
permissief
–– opvoeding, permissief 91
PMTO 168, 177
237
Register
preoccupatie 71
proactief
–– proactieve agressie 14, 98
prosociaal gedrag 176, 183
R
reactieve
–– agressie 14, 159
realiteitsbesef 163
responsief
–– opvoeding, responsief 47, 158
Ritalin 169
roken 43, 187
S
schooltype 59
schooluitval 23, 59
schuldgevoel 97
sensitief
–– opvoeding, sensitief 90, 158
serotonine 31, 44, 118
sociaal netwerk 107
sociale context 114
socialisatie 28, 53, 163
sociometrische positie 79
spijbelen 59, 134
straf
–– straffen 152, 178
strategie 101
stress 41, 147
–– stresshormonen 32, 41
T
Taakspel 185
temperament 32, 63, 71
testosteron 42
traject 18, 20, 136
transgenerationeel 39
trauma 51
tweelingen
–– tweelingenonderzoek 31, 38
U
uithuisplaatsing 114
uitvallers 58, 162
V
vandalisme 10, 135
vermijding 102
vernielingen 134
verslaving 99
W
werkloosheid 52
wraak 123, 128
Z
z-concepten 98
zelfbeeld 35, 99, 116
zelfverwonding 112
ziekte 31
zondebok 138, 200
A–Z