Preek 30e zondag door het jaar

Zondag, 30e week door het jaar – A
Exodus 22:20-26
26 oktober 2014
1 Tessalonicenzen 1:5c-10
Matteüs 22:34-40
Bart Beckers SJ
Vorige zondag hoorden we in de evangelielezing hoe de tegenstanders van Jezus hem
probeerden te vangen met een vraag over het betalen van belasting. Ze stelden daarbij de
keizer, d.w.z. de wereld, tegenover God. Het was óf de één óf de ander en ze hadden
bovendien een duidelijk oordeel over welke van die twee een goed en gelovig mens zou
moeten kiezen. Jezus’ antwoord, zoals al zijn antwoorden, gaat niet uit van de categorieën,
die de mensen Hem voorhouden, maar van de grondvesten, waarop zijn eigen leven en
zending gebaseerd zijn. Het gaat niet over God óf de wereld, het gaat over God ín de wereld
en over het zoeken en vinden van God ook in en door wereldse zaken. Jezus zelf is door de
Vader in die wereld gezonden, niet om die wereld te oordelen, maar om het heil te zijn voor
alle mensen, niemand uitgezonderd, zolang als de wereld draait. Het enige oordeel dat Hij
zal vellen is een laatste oordeel, maar tot die tijd komt, totdat dat einde der tijden
aanbreekt, is zijn enige opdracht het verkondigen van de Blijde Boodschap. En die luidt dat
God elk mens wil en dat elk mens dáárom bestaat; er is geen enkele andere reden of
rechtvaardiging nodig. En verder dat God elk mens dat bestaat niet alleen kent, maar ook
door die mens gekend wil worden. En dat elk mens dat van God op zijn of haar eigen manier
mag doen, want als ze dat op een oprechte en liefdevolle manier doen, dan zal in hun leven
Gods Geest aanwezig zijn én zichtbaar, want te herkennen in de vruchten van hun gedrag.
En als je dan toch ooit van God wil weten hoe je dat zou moeten doen, als je
misschien eens vast zou lopen in je eigen manier van zoeken naar God, dan hoef je het Hem
maar te vragen: “God, ik weet het niet meer zo goed, hoe zou Jij dit aanpakken?” En dan legt
Hij het je gewoon uit: “Kijk maar hoe ik het zelf gedaan heb”, zal Hij zeggen, “kijk maar naar
Jezus; kijk maar hoe Hij in het leven gestaan heeft en hoe Hij met Mij en met zijn
medemensen is omgegaan. En probeer maar eens te onderscheiden waarom Hij deed wat
Hij deed en of je dat kan vertalen naar of terugvinden in je eigen leven. Ik kan je wel
verklappen dat dat niet altijd gemakkelijk zal zijn en dat je soms voor onduidelijke of
ingewikkelde situaties zult komen te staan en lastige keuzes. Dat was voor Jezus ook zo,
maar het zal wel altijd iets van ons samen zijn, jij en Ik, de Vader en zijn kind, zijn geliefde
dochter of zoon, in wie Hij welbehagen heeft, elk moment van elke dag, ongeacht alles.” Dat
zou het antwoord van God kunnen zijn, of woorden van gelijke strekking wellicht. Misschien
hebt u die ervaring al; misschien zou u het eens kunnen uitproberen.
Page 1 of 2
Zondag, 30e week door het jaar – A
26 oktober 2014
In zekere zin gebeurt dat ook in de evangelielezing van vandaag. De wetgeleerde niet helemaal oprecht in zijn bedoelingen, maar toch - vraagt aan Jezus hoe hij God het
duidelijkst kan vinden in de wet. Misschien zag deze man dat zelf anders, dat kunnen we
hem nu niet meer vragen, maar vanuit ons perspectief gezien, vraagt hij dus eigenlijk hoe hij
God het best kan vinden ín de wereld, in dat deel van de wereld namelijk waarin deze man
veel vertoeft, de wet van Mozes, en alle bijbehorende zaken daarom heen, die zijn traditie
hem aanreikt. Inderdaad zo’n beetje van: “God, ik zie het even niet zo duidelijk; help me en
zet me weer op het juiste spoor van mijn eigen weg, mijn onderweg-zijn met Jou.” “OK”,
zegt God, “herinner je nog dat centrale gebed uit de wet, uit het boek Deuteronomium, dat
gebed dat jij elke dag twee keer bidt, dat gebed waarmee jij de dag begint en eindigt?” En
Jezus vat het nog even voor hem samen: “U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw
hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand .” Met alles dus, helemaal, als heel de
mens, je helemaal in die relatie storten, uit liefde, verliefd zelfs: ‘God, jij hebt mij helemaal
gemaakt, zo maar, daarom, omdat je van me houdt en geeft Je helemaal aan mij; en
daarom, zo maar, omdat ik van jou houdt en ook wil houden, geef ik me aan jou.’
“En”, zo vervolgt Jezus dan, “dat is niet iets abstracts, niet iets voor later als je groot
of dood bent, dat is voor hier en nu. Die liefdesrelatie met God kan en moet zich
manifesteren, incarneren, vlees worden, ín de wereld. Wie God echt kan zien in zijn leven,
kan Hem dus zien in de wereld, overal om zich heen, in elke mens die je tegenkomt en vooral
ook in degene in de spiegel ’s morgens en ‘s avonds.” Toegegeven, dat is soms knap lastig,
maar niet onmogelijk. Houden van God en van de naaste en van jezelf, d.w.z. ze alle drie zo
serieus nemen dat deze relaties het fundament kunnen worden onder de rest van je leven. Is
dat een uitnodiging? Een uitdaging? Een onmogelijke opgave? Een langverwachte
thuiskomst? U mag het zeggen; misschien wel van allemaal een beetje. Hoe ga je daarmee
om, met die grote woorden; hoe maak je ze een beetje van jezelf? Misschien kunnen we hier
een voorbeeld nemen aan onze joodse broeders en zusters en ze aan het begin en het einde
van de dag te bidden? Voor een liefdevol begin en voor een vruchtbare terugblik op die dag?
‘s Ochtends misschien zoiets als: “Ik verlang ernaar vandaag te houden van God met
heel mijn hart en heel mijn ziel en heel mijn verstand en van mijn naasten en van mijzelf” en
voor ’s avonds zoiets als: “Ik dank God met heel mijn wezen voor Hem, voor mijn naasten en
voor mijzelf; welterusten en graag weer tot morgen”. Of in uw eigen woorden. Probeer het
eens, misschien blijkt het wel een aangename verrassing te zijn.
Page 2 of 2