Ach, bitt’rer Winter t. 1e+2e couplet: Johann Werlin (†1680) / 3e couplet: Johannes Theissing (1912-1947) 1. Ach, bitt’rer Winter, wie bist du kalt! Du hast entlaubet den grünen Wald. Du hast verblüht die Blümlein auf der Heiden. 2. Die bunten Blümlein sind worden fahl, entflogen ist uns Frau Nachtigall! Sie ist entflogen, wird sie wieder singen? 3. Du hältst gefangen des Lichtes Schein und lässt die Tage uns dunkel sein. Lass doch wieder die gold'ne Sonne leuchten! entlaubet = ontbladerd, verblüht = verwelkt, fahl = bleek, entflogen = ontsnapt Arge winter, gij zijt koud! 1. Arge winter, gij zijt koud! Vergangen is ons 't groene woud. Vergangen zijn ons die loverkens aan der heiden. 2. Die loverkens die aan der heiden staan, daarop zo zingt die nachtegaal, van minnen zinget ons die fiere nachtegale. 3. T’s_avonds als ik slapen ga, vind ik mijn bed alleine staan, daarop zo rust die fiere nachtegale. 4. T’s_morgens als ik opsta ende ik mij wel gesiered ha, zo komt mijn lief ende biedt mij goeden morgen. 5. Goeden morgen, zo wil ik wel voorwaar. Ik zeg: "Vrouw maagd, bind op uw haar met roden goud ende met groene zijde". 6. Zij ging voor, ik volgde na, zij brachte mij daar een schaakbord na, in elke hand zij brachte twee dobbelstenen. 7. Zij lei 't_schaakbord op dat veld: "Die dobbelen wil die brenget geld, anders mag hij wel te heime blijven". ha = heb gedownload van www.vrijeschoolliederen.nl, het verzamelde liedrepertoire van vrijescholen in Nederland Arghe winter, ghy sijt cout! Oudnederlands 1. Arghe winter, ghy sijt cout! Vergangen is ons ‘t_groene wout. Vergangen zijn ons die loverkens aender heiden. 2. Die looverkens die aender heyden staen daer op singt die nachtegale, van minnen singhet ons die fiere nachtegale. 3. T’s_avonts als ick slapen gae, vinde ic mijn bed alleine staen, daer op so rust die fiere nachtegale. 4. T’s_morgens als ick op stae ende ick mi wel gheciert hae, So coemt mijn lief ende biedt mi goeden morghen. 5. Goede morghen, so wil ick wel voorwaer. Ic seg: ‘vrou maecht, bint op u hayr met roode gout ende met groene side.’ 6. Si ginc voor, ic volchde na, si brochte my daer een schaecbert na, in elcke hant si brochte twee dobbelsteenen. 7. Si ley ‘t_schaecbert op ‘t_velt: ‘dye dobbelen wil die brenget gelt, anders mach hi tso_heyme wel blijven.’ gedownload van www.vrijeschoolliederen.nl, het verzamelde liedrepertoire van vrijescholen in Nederland
© Copyright 2024 ExpyDoc