De baardmankruik Dn7:1-14 Hd14:8-18 I Johanna Maria In mei 1536 wordt een groot deel van Delft, de tweede stad van graafschap Holland, verwoest door een stadsbrand als gevolg van een blikseminslag in de Nieuwe Kerk. Willem van Oranje, die uiteindelijk – als eerste van zijn familielijn – in deze kerk begraven zou worden, is op dat moment slechts drie jaar oud en woont nog in stamslot Dillenburg in Duitsland. Het gerucht gaat dat Keizer Karel V, de koning van Spanje en de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Delft een bezoek zal brengen, en dit is de reden dat Johanna Maria van der Gheynst een plan maakt om samen met haar oudste zoon Daniël naar Delft af te reizen. Haar man, Johan van den Dijcke is heer van Sandvliet en Berendrecht dat tegen Antwerpen aanligt, en zodoende wonen ze ruim 100 km ten zuiden van Delft. Hij is raadsheer en rekenmeester van de rekenkamer van Brabant. Janne is moeder van negen kinderen. De jongste kunnen echter nog niet zonder haar zorg, en zodanig is ze aan huis gekluisterd. In Brabant staat Janne bekend als een sterke vrouw. Haar ouders woonden in een dorpje in de buurt van Gent en stierven aan de pest toen ze vijf was. De gouverneur van Oudenaarde, die tot dan toe de opdrachtgever van haar vader was, nam toen de zorg voor haar over. Karel I van Lalaing was zijn naam, en hij was tapijtfabrikant en stond in heel Europa bekend om de kwaliteit van zijn werk. Zelfs het hof van keizer Karel V was afnemer. Toen ze oud genoeg was nam hij Janne in dienst, en al snel stond ze bekend om haar toewijding, maar vooral om haar schoonheid. De gouverneur was goed voor haar en iedereen was haar welgezind. Ook in haar huwelijk met Johan van de Dijcke zette ze zich volledig in. Ze was toegewijd aan de zorg voor haar kinderen, maar tegelijk stond ze in haar huwelijk als een door het leven getekend mens. De zorg voor haar kinderen was zwaar, en zeker sinds het nieuws uit Delft leek ze soms met haar gedachten afwezig. In de zomer van 1541 waren de jongste eindelijk oud genoeg om de zorg voor hun over te dragen aan het personeel. Daniël was zeventien en zelf was ze veertig, maar behalve haar schoonheid ongeëvenaard was, was ook haar ouderdom sneller toegenomen dan gebruikelijk. Gelukkig was het nieuws dat de Keizer zijn bezoek aan Delft steeds had uitgesteld, maar juist in het najaar zou hij Delft bereiken. Nu was het moment! Tegen haar man had Janne gezegd dat ze dringend een tante wilde bezoeken in Delft, maar Daniël had al langer door dat zijn moeder zich niet helemaal liet kennen. Omdat Johan eerst een brief wilde zien dat Janne’s tante werkelijk haar bezoek te verwelkomen liep de hele operatie twee maanden vertraging op en Daniël begon te hopen dat door de naderende winter het uitstel tot afstel zou leiden, maar Janne bleef onverstoorbaar in haar voornemen. Hun vertrek begin december viel juist samen met een moment van grote ophef in het huishouden Van den Dijcke, omdat een speciaal in Keulen gemaakte kruik om drank of water in te bewaren was zoekgeraakt. Daniël wist dat zijn moeder speciaal gehecht was aan het voorwerp, dat een tamelijk kleine en ronde vorm had en werd getypeerd door het embleem van een nors kijkende bebaarde man op de hals. Maar des te merkwaardiger was dat het dat de verdwijning haar in het licht van de aanstaande reis naar Delft niets leek te doen. Met een stoïcijnse koppigheid was ze op in het zadel gaan zitten van het paard met gevulde zadeltassen dat ze die dag klaar had laten zetten voor vertrek. Toen Johan van den Dijcke zich uiteindelijk neerlegede bij het verlies van de kostbare kruik liet hij zijn vrouw en haar zoon gaan, en zo komt het dat wij in 1541 Johanna Maria op een natte decemberdag te paard aantreffen in het gezelschap van haar zoon Daniël die haar te voet begeleidt op een barre tocht naar het koude Delft. II Droom Brand. Een joelende menigte is de hoogste heuvel uit de omgeving opgeklommen, en waar je ook kijkt, overal zijn fakkels, kaarsjes en vreugdevuren. De bomen die iedereen in huis had gehaald waren al weken voorzien van lichtjes, en niet zelden brandde een hut van iemand uit de buurt af, maar het op deze avond is overal de hitte te voelen. De komst van Odin op zijn achtbenige schimmel Sleipnir staat iedereen nog vers in het geheugen, maar vandaag, 21 december, is het joelfeest. Het korter worden van de dagen stopt en vanaf nu zal de zon lengen met de dag. Overal worden wielen overgoten met brandbare olie en aangestoken. Vanbinnen opgejut en met een warm gemoed beginnen langzaam stemmen bij Daniël door te dringen. Als hij zijn ogen opent zit hij voor een goed opgestookt haardvuur in een herberg. Geen van de stemmen is van zijn moeder, en als ze ziet dat hij wakker staat ze op. Ze ziet er vermoeid uit en heeft duidelijk niet zo goed geslapen als hij, maar haar vastberadenheid is er niet minder om geworden. Daniël is trots op zijn moeder. Ook al begrijpt hij nog niet wat ze van plan is, en voorvoelt hij diep in zijn hart een nare aankomst, toch bewondert hij de wil en de kordaatheid in zijn moeder. Hij zal goed voor haar zorgen deze reis. Die morgen overdenkt hij zijn droom. Hij heeft te veel gelezen over de oude Germanen. De toekomst ligt niet bij de oude Batavieren, maar bij Gods eeuwig durende heerschappij over de Wereld. Het regnum sempiternum. Hij zal meer lezen uit de eerste Nederlandse Bijbel die Jacob van Liesveld ruim tien jaar geleden in het Antwerpen heeft uitgegeven. Hij heeft zijn exemplaar zorgvuldig in doeken gewikkeld en bij hun bagage in de zadeltassen gestopt. Hij kijkt naar zijn moeder op het paard en hij bewondert haar. Haar vermoeidheid wekt bij hem evenveel medelijden, en hij besluit woorden te zoeken om haar te troosten en moed in te praten. U bent mooi, spreekt hij, en de helderheid van zijn stem waaruit zo weinig van zijn verlegenheid blijkt - verrast hem. Janne schrikt op, en kijkt eerst vooruit voordat het aankijkt en glimlacht. Ik zal je wat vertellen, Daniël. 750 jaar geleden trok God zich het lot van Europa aan en bracht Hij orde en recht aan de heidenen. Karel de Grote, door de kerk als heilige erkent, bracht Gods heerschappij, verenigde Europa en reisde met zijn hof om overal recht te spreken. En nu heeft God opnieuw naar ons omgezien en in onze eigen Karel V Spanje en Habsburg aan ons Bourgondië verbonden en staan we onder zijn heerschappij. Het vuur waarmee zijn moeder sprak verbaasde hem. Was er werkelijk zoveel te merken van de zegen die God door de hand van de keizer bracht? Het rommelde in het rijk, en iedereen kende verhalen van burgers die leden onder de grillen van Karel’s keizerschap. Kijk, zei ze toen. Tijdens het lopen opende ze haar zadeltas en haalde een voorwerp tevoorschijn. De baardmankruik! Ze had deze zonder toestemming van vader meegenomen. Ze voelde vast dat hij hieraan dacht, want rond haar mond was een zekere verbetenheid zichtbaar. Ze draaide de afdruk van de baardman respectvol naar voren en toonde het aan haar zoon. In Keulen realiseren ze zich als geen ander welk geluk over Europa is gekomen met onze nieuwe Karel, en om het volk op haar geschiedenis te wijzen laat deze kruik ons denken aan de oude Karel de Grote die het geloof en orde bracht. Zorgvuldig stopte ze de kruik terug, maar vanaf dat moment viel het Daniël op dat ze in de dagen die hun reis duurde soms naar de kruik rijkte om hem aan te raken. Je bent mooi. Dat was precies wat hij had gezegd. Ze was 21 - even oud als hij – toen hij tijdens het beleg van Doornik in 1521 bij hun in de stad verbleef en geregeld de feesten van haar beschermheer Karel van Lalaing bezocht. Ze wist wie hij was, de machtigste man van Europa, de nieuwe Karel de Grote, de vredevorst. Ze wist dat ze graag gezien was door haar beschermheer en zijn gasten, en tegelijk was haar afgeleerd trots of onbescheiden te zijn, maar welke vrouw is opgewassen tegen de tedere en zo oprechte woorden, gesproken door de grootste man van de wereld? Misschien was ze inderdaad mooi, maar was ze werkelijk zo speciaal dat hij haar zag staan? Zag hij haar staan? Hij zag haar dansen, glimlachen, ze wist precies hoe ze zich op de feesten van haar heer moest gedragen, en zo gebeurde het dat hij haar apart begon te nemen en haar toesprak. Je bent mooi. De machtigste man, haar vredevorst. Was het niet haar kerstkind geweest, in haar schoot? III De stadsmuur Moeder. Moeder! Daniël was zich alleen maar meer zorgen gaan maken over de staat van haar moeder. Ze werd met de dag dromeriger en als ze wakker schrok maakte een steeds grotere ongeduldigheid zich van haar meester. Ze moesten nog slechts twee dagen rijzen en notabene kerst was gepasseerd al reizend. Moeder, we houden even rust, en dan zal ik u een hoofdstuk lezen uit de Bijbel. Ik las het vanmorgen en ik moest sterk denken over wat u vertelde over de kruik. Hoor, het zal u goed doen. Luister wat Paulus en Barnabas overkam toen ze Lystra bezochten: werck der Apostele, dat 14e capittel Ende daer was een man onder den Lystranen, die sadt onuermogende aen sijn voeten, ende was lam van sijnder moeder lichaem, dye noch noyt ghewandelt en hadde, 8 Dese hoorde Paulum spreken, Ende hem aensiende ende merckende dat hi tgelooue hadde gesont te werden, 9 seyde hy met luyder stemmen, Staet recht op v voeten, Ende hi spranc op ende wandelde. 10 Mer doen tvolc sach tghene dat Paulus ghedaen hadde, so hieuen si haer stemmen op, ende seyden in Licaonisch, Die Goden sijn den menschen ghelijc gheworden, ende tot ons hier neder gecomen, 11 Ende noemden Barnabam Iuppiter, ende Paulum Mercurius om dat hi dat woordt voerde, 12 Maer Iuppiters priester dye voor haer stadt was, bracht ossen ende cransen voor die doren, ende wouden metten volc offeren. 13 Doen die Apostelen Paulus ende Barnabas dat hoorden, schoorden si haer cleederen, ende spronghen onder dat volc, roepende ende seggende, 14 Ghi mannen wat wildy maken, wi sijn ooc menschen, v gelijc, ende prediken v dat Euangelium om v te bekeeren, van desen onnutten dingen, totten leuenden God, die welcke hemel ende aerde ende de zee, ende al datter in is gemaect heeft, 15 die in voorgaenden tijden, alle Heydenen heeft laten wandelen in haren eyghen wegen, 16 Ende tis waer, hi en heeft hem seluen niet sonder ghetuych gelaten, in dien hy wel gedaen heeft, ende ons vanden hemel reghen ende vruchtbaer tijden ghegheuen, daer mede onse herte veruullende met spijse ende blijscap. 17 Ende dit segghende, en consten si dat volc nauwelic gestillen dat si haer lieden niet en offerden Ziet u? God heeft de volken inderdaad aan hun lot overgelaten en hen nochtans gezegend, maar sinds het Evangelium is dit veranderd. Paulus en Barnabas brachten dat evangelium, maar toen de mensen hun wilde aanbidden als goden (als Mercurius en Jupiter) wezen ze dat sterk van de hand! Hij keek op, maar zijn moeder bleek nauwelijks te luisteren. Moeder, denkt u niet te hoog van keijzer Karel? Ik weet dat u voor hem naar Delft wilt afreizen? Wat wilt u van hem? En hoe denkt u hem aan het spreken. Vader is dan wel Ridder van Jeruzalem, maar meent u werkelijk dat de Keizer van het Heilige Roomse Rijk u zal ontvangen? Ze sloeg naar ogen neer en rijkte naar de kruik. Ze mompelde iets, maar haar woorden vervlogen die dag met het licht. In de avond van 27 december 1541 kwamen ze aan in Delft, vlak voor de poorten sloten. Bijna het gehele westen van de stad lag nog steeds in puin door de brand van vijf jaar eerder, en zodoende was er nergens plaats voor Janne en haar zoon. Zo goed en zo kwaad als het kon richtte Daniël een slaapplek in, in een van afgebrande huizen. Hun paard hadden ze achter kunnen laten bij een herberg waar hij wat voer kon krijgen, en de waard vertelde dat de Karel de Vijfde aan de Oude Delft 167 verbleef, een van de weinige herstelde huizen aan die weg. Doodvermoeid vielen ze die nacht in slaap, maar voldaan, want het doel was bereikt. Kort bezien was de reis voor Daniël een reis vol afzien geweest, bovendien met een volledig duister doel. Een grote domper was het dan ook om die ochtend alleen wakker te worden in het bouwval, totaal verkleumd en in gesneeuwd tot op de deken. Zijn moeder was vertrokken, en kostte niet veel speurwerk om ook te zien dat de kruik was verdwenen. Daniël rende de Oude Delft af, in de richting van haar moeders lot. Al van grote afstand kon hij horen dat er tumult was, en het duurde niet lang tot hij de stem van zijn moeder tussen de andere stemmen uit horen komen. Al haar laatste energie stopte ze in haar pogingen de keizer in de ogen te kunnen kijken, en in een aan hysterie genzende stem schreeuwde ze ons kerstkind, karel, ons kerstkind! De kruik in haar hand wekte de suggestie dat de alcohol haar de woorden had ingegeven, maar wat Daniël niet kon weten was dat er meer achter haar liefde voor de keizer schuilde dan ook de omstanders dachten. Het was die de derde dag na kerst, en een volle week na de zonnewende, en op die dag, precies 20 jaar geleden was haar eerste kind geboren. Margaretha van Oostenrijk, later landvoogdes met de naam Margaretha van Parma. Daniël wrong zich tussen de mensen door, en om de eer van zijn moeder ten overstaan van God te redden griste hij de kruik uit haar handen en sloeg hem stuk. Zijn moeder greep naar de scherf met de baardman. Om de eer van zijn moeder ten overstaan van de mensen te redden trok hij haar met zich mee. In hun worsteling gooide hij het brokstuk over de stadsmuur en zo snel als dat de volgende dagen ging zette hij met zijn moeder de terugtocht in. Kort na hun terugkomst in Sandvliet en Berendrecht stierf ze, maar van een oude hartstocht ontdaan. In een fluister vervloog haar adem met de woorden omnes reges servient ei, et obedient. De leus had ook gestaan op de baardmankruik, waarvan de scherf die Daniël over de stadsmuur had geworpen onlangs tijdens graafwerkzamheden aan de tunnelbuis werd gevonden, en nu te bezichtigen is in een kleine vitrine in het stadhuis van Delft.
© Copyright 2024 ExpyDoc