Interview - Ineke Lokker

Vakblad voor opleiders in het gezondheidszorgonderwijs
Door de eindigheid van het
leven besef je de waarde van
elke dag
In gesprek met Ineke Lokker
Het is een ambitieuze en bevlogen professional met wie ik in gesprek ben over palliatieve zorg. Ineke Lokker, via een carrière
van verpleegkundige (bachelor), oncologieverpleegkundige, verpleegkundig consulent hoofd-halschirurgie en verplegingswetenschapper, nu bezig aan een proefschrift over symptomen in de palliatieve fase/stervensfase. Wat maakt het voor een verpleegkundige aantrekkelijk om daar onderzoek naar te doen? Het antwoord van Ineke is duidelijk: er valt nog veel te verbeteren,
daar is kennis voor nodig.
Ans Grotendorst *
Hoofd-halschirurgie, dat is een heel specifiek gebied van de oncologie
Ja, ik heb op dat terrein gewerkt tijdens
mijn studie verplegingswetenschap, voornamelijk poliklinisch. Je krijgt daar veel te
maken met verslavingsproblematiek ten
aanzien van roken en drinken. Ik stond
regelmatig versteld van de enorme hoeveelheid drank die patiënten per dag wegwerkten: flessen wijn, jenever of een heel
krat bier – en dat vaak in combinatie met
roken. Helaas blijkt 25-30% van de patiënten met een hoofd-halstumor op een bepaald moment niet meer te genezen. Belangrijk is het om vertrouwen te winnen,
onder meer met een pro-actief symptoombeleid, zodat de kwaliteit van leven nog
zo lang mogelijk aanvaardbaar blijft. Problemen ontstaan bijvoorbeeld bij het slikken, eten en drinken of de ademhaling.
In mei 2010 ben je begonnen met je
proefschrift. Wat is de vraagstelling?
Mijn onderzoek richt zich op symptomen
in de palliatieve fase en stervensfase van
een ziekte. Ik bestudeer dat breed, zowel
binnen groepen met een specifieke ziekte
als in gemengde groepen met zowel kanker als niet-kankerdiagnoses.
Er is verwarring omtrent verschillende
termen: wanneer is iemand terminaal,
wanneer noem je iets chronisch, wanneer palliatief en wat is
de stervensfase?
Ja, het klopt dat die fasen wel worden verward. Palliatief betekent ongeneeslijk ziek. Dat kan kort of lang duren. Patiënten
met bijvoorbeeld borst- of prostaatkanker die is uitgezaaid, kunnen tegenwoordig nog vele jaren en met goede kwaliteit leven.
In die gevallen wordt soms gesproken van een chronische fase
van de ziekte. De terminale fase is de laatste, meestal korte periode, van een ziekte. De patiënt weet dat hij of zij snel zal sterven.
Als we spreken over de stervensfase dan hebben we het over de
laatste dagen tot uren van het leven.
Als beter worden nog tot de mogelijkheden behoort valt de keuze (ook van de patiënt) vaak op agressief behandelen. Bij palliatieve zorg gaat het naast de behandeling veel meer om behoud
van kwaliteit van leven. Afstemming met de patiënt is hierbij
enorm belangrijk. Ik zou bijna zeggen: van levensbelang.
Je noemt verschillende patiëntencategorieën waarop je je richt.
Zijn deze vergelijkbaar als het gaat om palliatieve zorg?
Het streven naar kwaliteit van leven in palliatieve zorg komt
vooral voort uit de oncologie.
Daar is veel ervaring opgeNiemand geneest
daan. Het is de vraag of je
die ervaring zomaar kunt
op wilskracht.
toepassen op andere ziekWilskracht kan helpen om
tebeelden. Daar is meer onhet
mentaal en emotioneel
derzoek naar nodig.
vol te houden.
Ik heb moeite met de beeldvorming en het taalgebruik
in relatie tot kanker. ‘Geef nooit
op’, ‘vechten’, ‘strijd’ ‘survivors’ – het is allemaal of degenen
die kanker overleven helden zijn. Wat moet dat doen met men-
10
Nummer 3 – april 2014
w w w. o n d e r w i j s e n g e z o n d h e i d s z o r g . n l
Foto: www.martinhogeboom.nl
sen die niet genezen? Zijn dat losers? Niemand geneest op wilskracht. Wilskracht kan helpen om het mentaal en emotioneel
vol te houden. Weet je dat er nog steeds mensen zijn die spreken
over ‘K’, of ‘de gevreesde ziekte’? Het taalgebruik komt duidelijk
uit de Angelsaksische hoek, met ‘helden’ als Lance Armstrong.
Bij niet-oncologische aandoeningen zie je dit taalgebruik niet, of
veel minder. Gelukkig maar.
Hoe ver ben je gevorderd met je onderzoek? En wat doe je ernaast?
Ik ben op dit moment drie dagen per week in dienst van het
ErasmusMC, afdeling maatschappelijke gezondheidszorg, waar
ik aan mijn promotieonderzoek werk. Mijn promotieonderzoek
is gefinancierd door ZonMW en heeft mede daardoor een strakke
deadline. Twee dagen per week werk ik als onderzoeker palliatieve zorg bij het IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland). Hier
houd ik me bezig met verschillende projecten op het gebied van palliatieve zorg,
registratie van zorg, niet-oncologische
doelgroepen en besluitvorming over chemotherapie. Naast deze twee aanstellingen geef ik les aan verpleegkundigen, bij
de Zorgacademie van het Erasmus MC,
over evidence based practice (EBP) en
vocht en voeding in de palliatieve fase.
Mijn doel is om verpleegkundigen te verleiden om voortdurend kritisch te zijn, in
hun eigen praktijk, maar ook bij het lezen van artikelen. Klopt het? Wat leer je
ervan? Kun je het toepassen in je eigen
praktijk? Wat kun je bijdragen aan praktijkonderzoek?
11
w w w. o n d e r w i j s e n g e z o n d h e i d s z o r g . n l
Nummer 3 – april 2014
Drukke agenda! En je reist ook nog veel.
Ja, maar die reizen zijn allemaal in het kader van mijn onderzoek of werk. Ik heb
een half jaar verbleven in Zuid-Afrika.
Mijn hoofdonderzoek is op Nederland gericht, maar het is ook belangrijk om buitenlandervaring mee te nemen in je onderzoek. In het Groote Schuurziekenhuis
in Kaapstad ben ik op zoek gegaan naar
patiënten in de palliatieve fase van hartfalen. Er is een duidelijk raakvlak met Nederland, maar de patiënten daar hadden
veel meer symptomen en het medicatiebeleid was veelal niet in overeenstemming met de nationale richtlijnen. De
hiërarchische verhoudingen tussen artsen
en verpleegkundigen maakt de vergelijkbaarheid ook lastiger. Verpleegkundigen
zijn daar nog echt de ‘verlengde arm’ van
artsen.
Recent ben ik in Polen en Zweden geweest
in het kader van de European Palliative
Care Academy. Dit is een trainingstraject
van anderhalf jaar waarbinnen vier keer
een intensieve trainingsweek plaatsvindt
in een Europees land. Daarnaast mag je
één week besteden aan de observatie van
palliatieve zorg in een ander land. Twintig
artsen en verpleegkundigen uit 14 landen
doen mee aan de trainingsweken. Heel be-
langrijk deze kennisverwerving en –uitwisseling. Daarmee brengen we de palliatieve zorg een stuk verder.
Wanneer wil je je proefschrift afronden?
Eind van dit jaar wil ik het in grote lijnen klaar hebben. In de
tussentijd word ik ook moeder.
Het moederschap brengt veel veranderingen met zich mee. Ik ga
ervan uit, dat mijn belangstelling en tijd voor het onderzoek onverminderd doorgaat. Mijn drijfveren zijn sterk. Het is bijzonder,
om intensief te maken te krijgen met het begin van het leven en
in mijn onderzoek en werk met de fase op weg naar het levenseinde. Weet je, wanneer je zo vaak te maken hebt met de eindigheid van het leven, besef je al vroeg wat de waarde is van elke
dag. Elke dag is zó de moeite waard.
Hoe zal de periode na afronding van je proefschrift eruitzien?
Heb je daar al een beeld van?
Mijn aanstelling bij ErasmusMC loopt af. Ik zal de kliniek missen
en ik wil altijd voeten in de praktijk houden, uit eigen ervaring
en waarneming kunnen spreken. Carrière maken is voor mij niet
100% ‘weg van het bed’. Juist niet. Momenteel heb ik een 0-uren
aanstelling bij een hospice. Een groot hospice, meer dan 20 bedden. Daar doe ik wederom veel ervaring op en kan ik ook mijn
verworven kennis kwijt. Mijn ambitie en wens is de combinatie
van onderzoek, onderwijs en praktijk, dat lijkt me ideaal. Ik doe
alle drie graag, niet los van elkaar, maar juist in verbinding.
* Ans Grotendorst is lid van Kessels & Smit The Learning Com-
pany, ondernemer van Maliebaan45 en redacteur van Onderwijs
en gezondheidszorg. Twitter: @angarant
12
Nummer 3 – april 2014
w w w. o n d e r w i j s e n g e z o n d h e i d s z o r g . n l