Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Jaarverslag 2012 Inhoud Kerncijfers................................................................................................................ 6 Verslag van het bestuur ........................................................................................ 7 Intern Toezicht ...................................................................................................... 11 Jaarrekening 25 Balans per 31 december 2012 ........................................................................... 25 Staat van baten en lasten over 2012 ................................................................ 26 Kasstroomoverzicht over 2012 .......................................................................... 27 Toelichting Balans per 31 december 2012 ...................................................... 28 Overige gegevens 58 Actuariële verklaring 59 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 61 Verslag verantwoordingsorgaan 63 Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan 64 Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Karakteristieken van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Profiel Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (hierna: “het Fonds”), statutair gevestigd te Hengelo (Overijssel) is opgericht op 29 juli 1949. De laatste statutenwijziging was op 21 mei 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41027030. Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisaties de Pensioenfederatie (de overkoepelende organisatie van ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen) en de OPF (Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen). Het Fonds is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de pensioenaanspraken die in het kader van de collectieve pensioenregeling van Thales Nederland B.V. zijn toegezegd. De collectieve pensioenregeling is bestemd voor medewerkers van Thales Nederland B.V. en gelieerde ondernemingen. Hiertoe wordt voor 4.594 actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, circa 935 miljoen euro pensioenvermogen belegd. Het pensioenvermogen bestaat uit totaal beleggingen van 1.040 miljoen euro, overige vorderingen van 0,5 miljoen euro, de liquide middelen van 10 miljoen euro verminderd met de kortlopende schulden van 116 miljoen euro. Het Fonds heeft ten doel het uitkeren van pensioenen aan het personeel van Thales Nederland B.V. en aan de nagelaten betrekkingen van het personeel, conform de voorwaarden zoals nader aangegeven in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. Het streven hierbij is de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken waardevast en opgebouwde pensioenen welvaartsvast te houden, hoewel er geen recht is op indexatie. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre indexatie van pensioenrechten en -aanspraken kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het Fonds toereikend zijn voor indexatie, wordt deze toegekend. Voor deze voorwaardelijke indexatie wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het Fonds streeft naar transparante communicatie met gepensioneerden en (ex-) deelnemers. Organisatie Bestuur De samenstelling van het bestuur per 31 december 2012 is als volgt: Naam Dhr. D.J.H. de Bruijn Dhr. J.H.E. Soepenberg Dhr. G.J. Mulders Dhr. P.M. Dekker Dhr. E.R. Stolp Dhr. J.G.E. Visser Tabel 1; Bestuurssamenstelling Functie Voorzitter Vice-voorzitter Penningmeester Secretaris Lid Lid Vertegenwoordiging Werkgever Werkgever Werkgever Deelnemers Deelnemers Pensioengerechtigden Lid sinds 16 februari 2012 1 maart 2008 18 maart 1992 22 juni 2004 13 juni 2006 1 juli 2012 Einde zittingsduur juni 2018 juni 2016 juni 2014 juni 2016 juni 2014 juni 2018 Het bestuur van het Fonds heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en een solide beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het bestuur onder andere het beleid ten aanzien van de uitbesteding en -communicatie moet bepalen, evenals het beleggingsbeleid. Ook is zij betrokken bij het vaststellen en eventueel wijzigen van het pensioenreglement. Daarnaast dient zij controle te houden op een correcte en stipte uitvoering van de pensioenuitkeringen. Ook dient zij de beleggingsstrategie af te stemmen op de korte en lange termijn pensioenverplichtingen van het Fonds. In februari 2012 is de heer Van Duuren teruggetreden als voorzitter van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Hij is opgevolgd door de heer De Bruijn. De heer Prakken is in juni 2012 afgetreden als bestuurslid. Hij is opgevolgd door de heer Visser. Het bestuur van het Fonds bestaat uit 6 leden; 3 vertegenwoordigers van de werkgevers, 2 vertegenwoordigers van de deelnemers en 1 vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De leden van werkgeverszijde worden benoemd door de directie van Thales Nederland B.V. Ten minste één lid is lid van de directie van Thales Nederland B.V. 2 leden van deelnemerszijde worden op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad benoemd. Een lid van deelnemerszijde wordt op voordracht van de pensioengerechtigden van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benoemd. De leden zijn afkomstig uit de (gewezen) deelnemers. Ten minste een lid behoort tot de categorie hoger personeel. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van 6 jaar. Volgens een door het bestuur op te stellen rooster treden om de twee jaar af een werkgeverslid als mede een werknemerslid. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar. 3 Pensioenbureau De beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering worden verzorgd door het Pensioenbureau. De medewerkers van het Pensioenbureau zijn in dienst bij Thales Nederland B.V. De besluitvorming omtrent het door de Stichting te voeren beleid inzake de dagelijkse uitvoering van haar werkzaamheden, wordt bepaald door tenminste twee bestuursleden tezamen. Projectgroepen en commissies BeleggingsAdvies Commissie G.J. Mulders, voorzitter P.M. Dekker S.G.B. Heemskerk F.J. Ballendux (extern adviseur) Communicatie Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter E.R. Stolp J.G.E. Visser Pension Fund Governance Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter J.G.E. Visser S.G.B. Heemskerk Pensioenbureau S.G.B. Heemskerk, manager D.A.B. Buijnsters L. Katalanc-Bulut M.A.A. Timmers-Bossink Adres: E-mailadres: Website: Postbus 42 7550 GD Hengelo [email protected] http://www.thales-nl-pensioenfonds.nl Actuaris Certificerend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V. Adviserend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V. Accountant KPMG Accountants N.V. 4 Uitvoeringsorganen Pensioenregeling Aon Consulting c.v. handelend onder de naam Aon Hewitt Beukenlaan 143 5616 VD Eindhoven Telefoonnummer : 088-1006374 E-mailadres : [email protected] Vermogensbeheer BlackRock (Netherlands) B.V. ING Investment Management B.V. Custodian / Performance meting Kas Bank N.V. Vergadering van deelnemers Ten minste éénmaal per jaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, zal door het bestuur een vergadering van deelnemers worden gehouden. Voor deze vergadering zijn alle deelnemers en pensioengerechtigden uitgenodigd. Vereniging van(vroeg-) gepensioneerden Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (V.V.S.P.T.N.) In de vereniging van (vroeg-) gepensioneerden zijn de pensioengerechtigden van het Fonds verenigd. De vereniging benoemt een bestuurslid van het Fonds. Tevens benoemt de vereniging de afvaardiging van pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan. Verantwoordingsorgaan A.T. Gomes-Bouwer; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werkgever A.A. Hamelink; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werknemers/(in)actieve deelnemers O. van der Zeeuw; lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden In het Verantwoordingsorgaan is de heer Huiskes opgevolgd door de heer Van der Zeeuw. Visitatiecommissie Drs. J. Groenewoud H.J.P. Strang RA D. Wenting AAG RBA Compliance officer Mw. Mr. S. Hazebroek 5 Kerncijfers (bedragen zijn in duizenden euro’s) Aantal deelnemers 2012 2011 2010 2009 2008 1.861(58) 1.430 1.956 (60) 1.336 2.106 (65) 1.245 2.183 (66) 1.161 2.230 (87) 1.050 1.303 4.594 1.264 4.556 1.222 4.573 1.179 4.523 1.263 4.543 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 4,29% 1,29% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 1,74% Feitelijke premie 1) € 22.320 € 23.235 € 21.385 € 19.805 € 20.881 Premie volgens dekkingsgraadeis € 23.441 nvt nvt nvt nvt Zuivere kostendekkende premie € 26.003 €24.491 € 21.907 € 23.174 € 18.701 Kostendekkende / gedempte premie (ABTN) € 20.901 €21.745 € 20.652 € 19.594 € 20.251 €1.327 €1.432 € 1.333 € 1.283 € 1.293 € 26.033 €24.255 € 23.209 € 22.330 € 21.214 € 934.852 € 939.556 99,5% 114,1% € 806.314 € 868.789 92,8% 113,1% € 735.787 € 735.956 100,0% 115,6% € 662.148 € 647.393 102,3% 113,4% € 607.697 € 656.175 92,6% 111,0% 116,2% 116,1% 116,6% 116,0% 116,7% € 59.251 € 295.723 € 454.188 € 37.232 € 232.721 € 392.656 € 39.466 € 258.970 € 402.267 € 34.816 € 218.639 € 384.502 € 30.432 € 156.814 € 369.594 €113.614 € 117.563 € 10.000 € 1.050.339 € 122.943 € 144.957 € 2.172 € 932.681 € 43.011 € 24.901 € 4.231 € 772.846 € 20.095 € 18.109 €263 € 676.424 € 49.672 € 28.560 € 3.738 € 638.810 € 17.989 € 108.939 € 126.928 15,6% € 17.238 € 42.348 € 59.586 8,3% € 18.481 € 57.691 € 76.172 11,6% € 18.305 € 50.927 € 69.232 12,1% € 13.201 - € 68.268 - € 55.067 -7,9% 12,4% 12,6% -0,9% -0,5% 9,1% 8,2% 16,9% 13,9% -15,0% -15,6% Actieve deelnemers (incl. Arbeidsongeschikten) Pensioentrekkenden Gewezen deelnemers Totaal aantal deelnemers Reglementvariabelen Indexatie actieven per (1 januari) Middelloon (in %) Indexatie inactieven per (1 januari) Middelloon (in %) Indexatie inactieven per (1 april) Eindloon (in %) Pensioenuitvoering Pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitkeringen Vermogenssituatie Pensioenvermogen Pensioenverplichtingen Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad o.b.v. werkelijke beleggingsmix Vereiste dekkingsgraad o.b.v. strategische beleggingsmix Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen 2) Liquide middelen Totaal beleggingen Beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Totaal inclusief waardewijzigingen Totaal beleggingsrendement (in %) 3) Totaal beleggingsrendement (in %) (unhedged) Benchmark (in %) (unhedged) Tabel 2; Kerncijfers 1) 2) 3) De feitelijke premie 2012 is exclusief de inkoopsom VXOP 1952 van 6.544 duizend euro, en de feitelijke premie 2011 exclusief inkoopsommen VXOP 1950 en 1951 van in totaal 11.949 duizend euro. De beleggingen zijn exclusief de derivaten met een negatief saldo van 16.165 duizend euro (2011; 17.478 duizend euro) Totaal beleggingsrendement betreft het rendement inclusief het effect van valuta afdekking en swap overlay 6 Verslag van het bestuur Hoofdlijnen In 2012 is wederom veel tijd en energie geïnvesteerd in de financiële positie van het Fonds en het volgen van het herstel. Het bestuur laat als startpunt van het beleggingsbeleid altijd een ALM studie (Asset Liability Management) uitvoeren om zo te toetsen of de strategische beleggingsmix van het Fonds optimaal is. Optimaal betekent in dit kader een beleggingsmix met een optimaal risico-rendement profiel gegeven de verplichtingen van het Fonds. De verplichtingen van het Fonds zijn de uitkeringen die het Fonds nu en in de toekomst moet doen. In 2012 heeft het bestuur, na advies van de beleggingsadviescommissie, besloten om binnen het bestaande risicoprofiel van het Fonds een aantal wijzigingen in de allocatie door te voeren. Binnen de aandelenportefeuille die onder beheer is bij BlackRock is ongeveer een derde deel van deze portefeuille stapsgewijs gealloceerd naar zogeheten minimum volatility aandelenstrategieën. Dit kan gezien worden als verdere diversificatie en optimalisatie van het risico-rendementsprofiel binnen de aandelenportefeuille. In deze wijziging in allocatie is de weging van Europese aandelen verhoudingsgewijs wat afgebouwd. Daarnaast heeft het bestuur besloten om de opgelopen waarde die in de swap-overlay portefeuille zit deels te verzilveren en de vrijgekomen middelen te beleggen conform de strategische mix van het Fonds, op deze wijze kan het verwachte rendement van het Fonds verder geoptimaliseerd worden. Tegelijkertijd zijn nieuwe swaps afgesloten om de bestaande renteafdekking intact te houden. Verder is in november/december 2012 besloten om binnen het mandaat bij ING Investment Management de vastrentende- en aandelenportefeuilles wat anders op te zetten. Binnen de vastrentende portefeuille is de exposure naar perifere eurolanden afgebouwd. Binnen de aandelenportefeuille is de exposure naar Europa verminderd en de exposure naar Emerging Markets vergroot. Tevens is een deel van het aandelenmandaat passief ingevuld en is er een grotere exposure naar dividend aandelen. De wijzigingen zijn in de loop van januari 2013 geïmplementeerd. Vanaf september 2012 is het Fonds verplicht om met een herziene rekenrente de contante waarde van de verplichtingen te berekenen (UFR methodiek waarbij UFR staat voor Ultimate Forward Rate). Deze herziene methodiek heeft geleid tot een daling van de verplichtingen en heeft daarmee een positief effect gehad op de dekkingsgraad. Eind 2012 zijn echter ook nieuwe onderzoeken gepubliceerd inzake de levensverwachting. De levensverwachting is over de hele linie verder toegenomen. Dit is op zich goed nieuws echter voor een pensioenfonds betekent dit dat er gemiddeld langer uitgekeerd gaat worden. Het Fonds is verplicht om met de meest recente inzichten omtrent levensverwachting rekening te houden. Per 31 december 2012 zijn daarom nieuwe sterftetafels toegepast die leiden tot hogere verplichtingen en daarmee een lagere dekkingsgraad. Gezien de financiële positie van het Fonds heeft het bestuur in december 2012 besloten om niet te indexeren in 2013. Het niet verhogen van de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenen raakt zowel pensioengerechtigden als actieve en gewezen deelnemers. In februari 2013 is de evaluatie van het herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) met de stand per 31 december 2012. Het feitelijk herstel loopt achter op het geraamde herstelpad uit het herstelplan. Een voorgenomen verlaging op de uitkeringen en opgebouwde pensioenaanspraken van 4,1%, per april 2013 is uiteindelijk naar beneden toe bijgesteld naar een definitieve verlaging van 3,5% per 1 april 2013. In de beluitvorming over de verlaging heeft het bestuur belangen evenwichtig afgewogen conform haar wettelijke taak. De evaluatie van het herstelplan en de hoogte van de verlaging van pensioen is goedgekeurd door de toezichthouder DNB. Helaas heeft het bestuur moeten besluiten tot deze pijnlijke en ingrijpende maatregel. Deze verlaging is per 14 februari 2013 door middel van een brief bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden, nadat de vooraankondiging reeds begin 2012 is gedaan. Tevens wordt op de website van het Fonds de maandelijkse dekkingsgraad gepubliceerd en is in januari 2013 een korte update gegeven aan de deelnemers van de situatie. Daarnaast is een uitgebreide toelichting door het bestuur gegeven tijdens de deelnemersvergadering. De verlaging van pensioenen met 3,5% per april 2013 zit conform de voorschriften op dit vlak verwerkt in de dekkingsgraad van 99,5% per 31 december 2012. Eind december 2012 bedroeg de dekkingsgraad 99,5%. Het rendement over 2012 bedraagt 15,6%, inclusief het effect van de swap-overlay en valuta afdekking (bijdrage respectievelijk +3,3% en –0,1%). De beleggingsopbrengsten van het Fonds over 2012 bedroegen ongeveer 126,9 miljoen euro. Exclusief swap-overlay en valuta afdekking bedraagt het rendement 12,4%. Het pensioenvermogen van het Fonds is in het boekjaar toegenomen naar 934,9 miljoen euro. De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar echter ook sterk toegenomen. De pensioenverplichtingen van het Fonds zijn met name toegenomen door de dalende marktrente en toegenomen levensverwachting. De invoer van UFR en het resultaat als gevolg van het doorvoeren van de verlaging (in de jaarrekening staat steeds “verlaging van rechten en aanspraken”, daar waar de Richtlijnen “korting op pensioenrechten en –aanspraken” als terminologie hanteren.) van pensioen hebben een dalend effect gehad op de voorziening. Per saldo zijn de verplichtingen in omvang toegenomen met 70,8 miljoen euro, van 868,8 miljoen euro ultimo 2011 naar 939,6 miljoen euro ultimo 2012. Ondanks de goede rendementen in 2012 is mede door de hiervoor genoemde ontwikkeling van de verplichtingen in 2012 de dekkingsgraad per saldo met 6,7% gestegen, van 92,8% eind 2011 naar 99,5% per eind 31 december 2012. Circa 3,5% van deze stijging hangt samen met de verlaging van het pensioen. In navolging van aanpassingen binnen de bedrijfstak Metalektro is het opbouwpercentage binnen de pensioenregeling verlaagd. In 2012 is het opbouwpercentage verlaagd naar 2,0 procent. In 2013 is het opbouwpercentage verlaagd naar 1,98 procent. Uit het bovenstaande moge duidelijk worden dat in 2012 de financiële positie van het Fonds bovenaan de agenda van het bestuur heeft gestaan. Eind 2012 kan geconstateerd worden dat het daadwerkelijke herstel van het Fonds achterloopt op het vooruit berekende herstelpad dat in het, door De Nederlandsche Bank goedgekeurde, herstelplan is opgenomen. 7 Naast het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur na afloop van het derde kwartaal in 2008 besloten om de “automatische” rebalancing na afloop van ieder kwartaal “on hold” te zetten. Deze maatregel is genomen vanwege de op dat moment sterk neerwaartse trend op aandelenmarkten. Met deze maatregel is de schade ten aanzien van de financiële positie van het Fonds beperkt. In de jaren na 2008 is het nog aanwezige aandelenbelang door autonome stijging van koersen en enkele éénmalige aanpassingen in de allocatie weer naar de strategische omvang van 36% gestegen. Daarnaast heeft het gedeeltelijk afdekken van het renterisico de neerwaartse ontwikkeling en fluctuatie van de dekkingsgraad beperkt. In april 2012 zijn de jaarlijkse Uniforme Pensioenoverzichten (UPO’s) aan actieve deelnemers verstrekt door het Fonds. Alle pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken dit vastgestelde format zodat de vergelijkbaarheid en optelbaarheid van jaarlijkse pensioenoverzichten gewaarborgd is. Alle bestuursleden en mensen werkzaam bij het pensioenbureau hebben over 2012 een verklaring afgegeven over het naleven van de gedragscode die door het Fonds is vastgesteld. Tevens is de communicatiecommissie in het boekjaar diverse keren bij elkaar geweest om het communicatiebeleid en de ambities rond communicatie met (in)actieve deelnemers en pensioengerechtigden verder concreet vorm te geven. Met deze besluiten en acties is invulling gegeven aan diverse principes van Pension Fund Governance die verankerd zijn in de Pensioenwet (PW). Goed pensioenfondsbestuur In 2007 heeft de Pension Fund Governance (PFG) commissie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geïnventariseerd hoe de principes voor goed pensioenfondsbestuur kunnen worden geïmplementeerd binnen het Fonds. Hiertoe is de commissie een aantal keren bijeengekomen. Een en ander heeft geresulteerd in de vaststelling van reglementen voor het verantwoordingsorgaan en voor de visitatiecommissie. Eind 2007 hebben de verschillende betrokken partijen bij het Fonds de mensen voor het verantwoordingsorgaan benoemd. Over de jaren 2007 tot en met 2011 heeft het verantwoordingsorgaan haar oordeel afgegeven. Deze oordelen zijn tezamen met de reactie van het bestuur op deze oordelen aan de respectievelijke jaarverslagen gehecht. Een visitatie dient minimaal één keer per drie jaar plaats te vinden. In het najaar van 2009 heeft het bestuur een onafhankelijke visitatiecommissie, bestaande uit 3 externe deskundigen, benoemd. Deze commissie is in het vierde kwartaal van 2009 begonnen met haar werkzaamheden ten behoeve van een volledige visitatie van het Fonds. De commissie heeft alle belangrijke documenten van het Fonds bestudeerd en een aantal interviews gehouden. Onder andere met het bestuur, met delegaties van het bestuur en met de manager van het Fonds. Aan de hand hiervan heeft de visitatiecommissie begin 2010 een rapport opgesteld met haar oordeel en een aantal aanbevelingen. Het onderzoek van de commissie heeft zich, in lijn met de wettelijke vereisten, gericht op: Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Fonds. Het beoordelen van de wijze waarop het Fonds wordt aangestuurd. Het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn. De visitatie heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden af. Daarmee is sprake van een volledige visitatie. Andere thema’s binnen de PFG-principes zijn deskundigheidsbevordering, communicatie met actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en zelfevaluatie van het bestuur. Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de PW per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijke kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur; transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid; verantwoording en intern toezicht. De organisatie van een pensioenfonds dient zodanig ingericht te zijn, dat hiermee een beheerste en integere bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in: Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; Voorkomen van belangenverstrengeling; Duurzame beheersing van (financiële) risico’s; Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse. In december 2009 heeft het bestuur de definitieve versie van de notitie “Risicoanalyse en risicomanagement van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland” vastgesteld. In deze notitie is een integrale analyse gemaakt van de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet. De notitie gaat uit van de risico-analyse systematiek FIRM die tevens door DNB gebruikt wordt. Het bestuur heeft continue aandacht voor risicomanagement en bespreekt het risicomanagementbeleid periodiek in haar vergaderingen. Periodiek bespreekt het bestuur de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet opnieuw. Indien er aanleiding voor is worden maatregelen genomen om de financiële en niet-financiële risico’s verder in te perken. Zo is bijvoorbeeld in november 2011 de exposure in de landen Italië, Spanje en Frankrijk deels beperkt en is in de loop van 2012 is een deel van de middelen binnen de aandelenportefeuille gealloceerd naar minimum volatility aandelen strategieën. Het bestuur heeft een externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de DNB en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld. De certificerend actuaris zal de financiële positie van het Fonds beoordelen volgens de eisen van de pensioenwet en De Nederlandsche Bank N.V. 8 De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage door het Fonds vindt plaats uiterlijk 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt: Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indi catoren over het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie. Jaarlijks zal de accountant van het Fonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures. Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van algemene strekking aan de manager Pensioenfonds. Aon Hewitt verstrekt een Service Organisation Control I rapportage type 2 voor de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012. Over het laatste kwartaal van 2012 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent. Het Fonds heeft het renterisico in belangrijke mate afgedekt doordat het bestuur circa 70 % van de pensioenverplichtingen heeft afgedekt. Sinds maart 2008 wordt dit gedaan met behulp van vastrentende beleggingen in combinatie met een Swap overlay portefeuille (rente swaps). Voor een kwantitatieve beschrijving van de risico’s wordt verwezen naar de toelichting op de jaarrekening op pagina 44 en verder in dit verslag. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen op voor het Fonds relevante wet - en regelgeving. Klachten en geschillen Het Fonds hanteert een klachten- en geschillenprocedure. In 2012 zijn geen klachten of geschillen ontvangen. Gedragscode en compliance officer De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is verantwoordelijk voor het effectentypisch gedragstoezicht. Fondsen moeten beschikken over een adequate AO/IC, moeten maatregelen nemen die nodig zijn voor een onafhankelijk marktoptreden en zich onthouden van handelen met voorwetenschap (koersgevoelige informatie). Tevens vereist de wetgever een “algemene” gedragscode, die op andere terreinen gedragsregels oplegt, zoals de relatiegeschenken en nevenfuncties. DNB is verantwoordelijk voor dit bedrijfseconomisch gedragstoezicht. De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB) en Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) hebben een nieuwe modelgedragscode ontwikkeld waarin beide vormen van gedragstoezicht zijn verwerkt. Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld voor het Fonds aan de hand van de modelgedragscode van de koepelorganisaties. Tevens is door het bestuur een compliance officer benoemd. Jaarlijks wordt toegezien op de naleving van de code en jaarlijks wordt door de bestuursleden en de overige verbonden personen een verklaring omtrent het naleven van de gedragscode van het Fonds getekend. In april 2013 heeft het bestuur de rapportage van de compliance officer over 2012 ontvangen. Er zijn geen specifieke bevindingen gerapporteerd door de compliance officer. Deskundigheidsbevordering Het deskundigheidsplan van het bestuur is opgesteld op basis van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels. In het plan wordt onderscheid gemaakt naar de 2 verschillende deskundigheidsniveaus. Verder zijn in het plan de verschillende deskundigheidsgebieden gekoppeld aan bestuursleden. In april 2012 is het bestaande deskundigheidsplan uit 2011 door het bestuur geactualiseerd. Sinds begin 2011 is de Beleidsregel deskundigheid 2011 van DNB en de AFM van kracht. Hiermee willen de toezichthouders verduidelijken wat zij verstaan onder deskundigheid en welke aspecten zij bij de toetsing van een beleidsbepaler in aanmerking nemen. In april 2011 heeft de Pensioenfederatie “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” uitgebracht. Deze aanbevelingen zijn reeds verwerkt in het deskundigheidsplan van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Deskundigheid, vaardigheden en gedrag (competenties) van de bestuursleden krijgen steeds meer aandacht. De belangrijkste wijziging is dat er nu ook wordt gekeken naar de gedragskenmerken (competenties) van de bestuursleden. In 2012 heeft elk bestuurslid één of meerdere cursussen of seminars gevolgd over actuele onderwerpen en thema’s uit de pensioenwereld. Tevens vindt periodiek externe toetsing van de deskundigheid en competenties plaats. 9 Communicatie Het Fonds heeft een communicatiecommissie ingesteld om de communicatieambities nader vorm te geven. De commissie bestaat uit drie bestuursleden en een medewerker van het pensioenbureau. In 2010 heeft de commissie het communicatiebeleidsplan herzien en uitgewerkt met een actieplan voor de korte en langere termijn. De herziening heeft betrekking op het meer pensioenbewust maken van deelnemers. De wettelijk vereiste communicatie was al opgenomen in de eerste versie van het communicatiebeleidsplan. De Uniforme Pensioen Overzichten (UPO) voor deelnemers zijn in april 2012 verstuurd. In het personeelsblad Reflector is in juni aandacht besteed aan de deelnemersvergadering. Iedere maand wordt de actuele dekkingsgraad, zo nodig met korte toelichtingen op de wijzigingen, op de website van het Fonds geplaatst. De communicatiecommissie heeft een voorstel gedaan voor de ondertekening van de correspondentie van het Fonds. De meeste correspondentie werd ondertekend door de uitvoeringsorganisatie. De commissie heeft voorgesteld om een deel van de correspondentie door het bestuur te laten tekenen. Dit voorstel is door het bestuur overgenomen, en daarna uitgevoerd in de administratie in januari 2012. Verder is de populaire versie van het reglement geactualiseerd. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geeft via de door haar ingeschakelde vermogensbeheerders, ING Investment Management en BlackRock, invulling aan principes voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. Beide vermogensbeheerders zijn van mening dat goed ondernemingsbestuur, waarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en milieufactoren, op de lange termijn de aandeelhouderswaarde in stand kan houden en verhogen. De beheerders zien het als een fiduciaire plicht om de economische waarde van de ondernemingen waarin namens klanten wordt belegd, in stand te houden en te verhogen. Daarom hebben deze beheerders gespecialiseerde teams die zich bezighouden met verantwoord ondernemen en verantwoord beleggen. Ze zetten zich in voor goede corporate governance-praktijken door engagement met ondernemingen en het uitoefenen van het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen. Door de schaalgrootte behoort BlackRock bijvoorbeeld tot de tien grootste aandeelhouders van een aanzienlijk aantal ondernemingen. De meeste aandelenbeleggingen zijn gebaseerd op traditionele long-only strategieën wat een impuls geeft aan verantwoord aandeelhouderschap. Bestuursvergaderingen Het bestuur van het Fonds heeft het afgelopen jaar tien maal vergaderd. De financiële positie van het Fonds, de ontwikkelingen op de financiële markten, de ontwikkeling en allocatie van de beleggingsportefeuille en het herstelplan zijn een belangrijk onderwerp in de vergaderingen geweest. Andere onderwerpen waren de uitvoering en inkoop van de voorwaardelijke rechten regeling, het deskundigheidsplan, overstap op een zogenoemde UFR curve en de mogelijke implicaties voor het renteafdekkingsbeleid, het deels verzilveren van swap posities en de vrijgekomen middelen herbeleggen onder gelijktijdige afsluiting van nieuwe rente swaps, minimum volatility aandelenstrategieën, compliance en het opstellen van een financieel crisis plan. De premie en indexatie voor het jaar 2013 zijn in december vastgesteld. Deelnemersvergadering Op 26 juni 2012 is de deelnemersvergadering gehouden. Deze deelnemersvergadering mocht zich verheugen op een grote belangstelling vanuit de actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze vergadering is gesproken over het indexatiebesluit, de financiële positie en de mogelijke verlaging van pensioenen en het herstelplan van het Fonds. Deze zaken zijn uitgebreid toegelicht en de notulen van de vorige deelnemersvergadering zijn vastgesteld. Naast bovengenoemde onderwerpen is gesproken over actualiteiten en het jaarverslag 2011. Het bestuur van het Fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Onder andere in de statuten is bepaald hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen als verantwoording en intern toezicht. Verantwoordingsorgaan Vanaf eind 2007 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging namens (in)actieve deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader wordt ook het formele overleg gevoerd tussen bestuur en VO. Volgens de Pensioenwet dient het VO een oordeel te geven over: Het handelen van het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het door het Bestuur uitgevoerde beleid in het verslagjaar. Beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in de maand mei 2012 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerend actuaris en met het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in het jaarverslag 2011, de ABTN en andere relevante documenten en besluiten. In mei 2012 heeft het VO een verklaring afgelegd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het kalenderjaar 2011 en de beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben. De betreffende verklaring van het VO en de reactie van het bestuur zijn opgenomen in het jaarverslag 2011. 10 Intern Toezicht Voor het Intern Toezicht is gekozen voor de variant van een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en processen beoordeelt. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het Fonds. Hieronder vindt u het samenvattend verslag van de visitatie over 2012. Samenvattend verslag van de visitatie bij Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Taakopdracht en wettelijk kader De visitatie is opgezet zoals in de Pensioenwet en de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur is beschreven. Doel van de visitatie is het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds, het beoordelen van de manier waarop het fonds wordt aangestuurd en het beoordelen van de manier waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de korte en langere termijn. De visitatie is een vervolg op de visitatie van 2009, heeft een breed karakter en bestrijkt alle relevante beleidsgebieden. Daarmee is sprake van een volledige visitatie. Het visitatierapport is gebaseerd op analyse van geleverde documentatie en op gesprekken met het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de manager pensioenfonds. De waarnemingsperiode is 2010 tot en met 2012. De uitkomsten zijn besproken met het bestuur. Hierna volgen ons samenvattend oordeel en onze samenvattende bevindingen en aanbevelingen. Het volledige rapport is beschikbaar bij het bestuur. Samenvattend oordeel Op basis van de uitgevoerde visitatie zijn wij van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks en balances voldoende zijn ontwikkeld, dat het fonds adequaat wordt aangestuurd en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico’s op zowel korte als langere termijn. Samenvattende bevindingen en aanbevelingen uit het visitatierapport Goed pensioenfondsbestuur Pensioenfonds Thales Nederland heeft een goed functionerend bestuur. Het bestuur beschikt over doelmatige deskundigheid, die is gekoppeld aan in het deskundigheidsplan beschreven aandachtsgebieden. Het bestuur hanteert korte lijnen met de uitvoering, waarbij indien nodig snel geschakeld kan worden met efficiënte besluitvorming. Er wordt een hoge vergaderfrequentie gehanteerd. Het bestuur wordt goed ondersteund door de manager pensioenfonds, waarbij de kwetsbaarheid van deze functie voor het pensioenfonds de aandacht van bestuur en onderneming heeft. Er is sprake van een open cultuur, waarbij individuele bestuursleden kunnen uitkomen voor hun meningen. Er vinden goede discussies plaats op basis van argumenten en gedegen analyses. Het bestuur streeft naar een goede balans tussen consensus bij besluitvorming en individuele opinies en tegenwicht. Het bestuur voert geen jaarlijkse zelfevaluatie uit. De laatste zelfevaluatie heeft in 2009 plaatsgevonden. Wij bevelen aan de zelfevaluatie jaarlijks uit te voeren en deze eens in de twee jaar door een externe deskundige te laten begeleiden. Het bestuur heeft goed aandacht voor evenwichtige belangenafweging. Dit bleek onder meer bij de besluitvorming over de korting van pensioenaanspraken en -rechten. Het bestuur ervaart het verantwoordingsorgaan als zeer betrokken bij de pensioenmaterie. Het bestuur hecht veel waarde aan een goede relatie met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan hecht groot belang aan een goede vertegenwoordiging van de achterban. Organisatie, uitvoering en uitbesteding De manager pensioenfonds is in dienst bij de onderneming. De taken en bevoegdheden van de manager pensioenfonds zijn vastgelegd in statuten en functie- en taakomschrijving. De uitvoeringskosten zijn goed in beeld. In 2012 is gestart met een benchmarkonderzoek. Conclusie tot nu toe is dat de kosten van het fonds redelijk marktconform zijn. Financiële opzet en pensioenbeleid Het fonds heeft een dekkingstekort. De premie draagt in 2013 bij aan herstel. Het bestuur streeft bewust naar kapitaalbehoud. In dat kader heeft het bestuur goed aandacht voor beheersing van het renterisico, stabilisering van de dekkingsgraad en beheersing van het neerwaarts risico. Beleggingsbeleid en uitvoering De beleggingsrapportages voldoen, maar het bestuur wil deze rapportages op een hoger niveau brengen. Doel is optimalisering van de monitoring van de financiële risico’s en het tijdiger ontvangen van signalen voor bijsturing van het beleggingsbeleid. 11 De focus ligt op de implementatie van de integrale rapportage. Inmiddels is optimalisering van de monitoring van het balansrisico nagenoeg afgerond. Dit traject van optimalisering heeft een lange doorlooptijd, waarbij het bestuur aangeeft dat dit vooral wordt veroorzaakt door efficiënte inregeling en de wens de kosten te beheersen. Wij bevelen aan de optimalisering van de monitoring van het balansrisico snel af te ronden. Dit is des te belangrijker nu beheersing van het neerwaarts risico en kapitaalbehoud een geformuleerde doelstelling is. Communicatie- en informatiebeleid Het bestuur heeft veel aandacht voor het communicatiebeleid. De belangrijkste communicatie-uitingen worden vooraf beoordeeld door een klankbordgroep. De werkgever wordt steeds meer bij de communicatie betrokken. Zo ondersteunt het bestuur de HR manager in hun groeiende rol in uitvoering van het communicatiebeleid, door voor verzending van pensioenoverzichten uitleg te geven en te informeren over de ontwikkelingen op pensioengebied. Het fonds heeft geen effectmeting van de communicatie gedaan. Het bestuur ervaart geen signalen dat de communicatie zou moeten worden verbeterd en ziet daarom momenteel weinig aanleiding tot een expliciete effectmeting van het communicatiebeleid. Op grond van reacties op de kortingsbrief ervaart het bestuur dat de achterban begrip heeft voor de risico’s die aan een pensioenregeling zijn verbonden. Daarnaast concludeert het bestuur dat de communicatie over de financiële positie en over de korting duidelijk was. Controle en toezicht Er lopen geen bijzondere discussies met de externe toezichthouders. Aanbevelingen van de controlerend accountant en certificerend actuaris zijn opgevolgd. Risicobeheersing In de vorige visitatie is een review uitgebracht op de door de manager pensioenfonds opgestelde notitie Risicoanalyse en risicomanagement. In deze review werden beleidsmatige thema’s in het risicomanagementproces besproken en werden inhoudelijke bevindingen en aanbevelingen bij de verschillende risicocategorieën gedaan. De aanbevelingen zijn nog niet geheel afgewikkeld. Wij bevelen aan dit af te ronden bij verdere uitwerking van het risicoframework. Wij bevelen aan vooral inbedding en verankering van risicomanagement in de organisatie verder aan te pakken. De organisatie van het risicobeheer zou kunnen worden versterkt door een bestuurslid tot portefeuillehouder te benoemen. In 2010 heeft een herijking van risico’s en risicobeheersing plaatsgevonden, maar dit is nog niet uitgewerkt tot een standaardprocedure voor integrale en systematische periodieke herijking. Daarnaast is toetsing van belangrijke besluiten aan het risicoframework nog te implementeren. VisitatieOpMaat, april 2013 Drs. J. Groenewoud H.J.P. Strang RA D. Wenting AAG RBA 12 Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het Fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar: (In duizenden euro’s) Stand per 31 december 2010 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Wijziging marktrente gedurende 2011 Uitkeringen Waardeoverdrachten Aanpassing kostenopslag Overige Stand per 31 december 2011 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Uitkeringen Wijziging marktrente gedurende 2012 Impact UFR Overgedragen pensioen Korting Overige: toeslag langleven Overige Stand per 31 december 2012 Tabel 3; Stand financiële positie Pensioenvermogen EUR 735.787 35.184 59.586 Dekkingsgraad % 100,0% -1.316 Technische voorzieningen EUR 735.956 33.100 9.613 110.833 -24.274 1.605 2.974 -1.018 868.789 29.109 13.439 -26.230 84.484 -17.957 34 -33.849 23.402 -1.665 934.852 939.556 99,5% -24.255 1.445 -1.433 806.314 28.864 126.928 -26.033 93 92,8% Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: (In duizenden euro’s) 2012 EUR -216 80.811 -22.825 57.770 Premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Overig resultaat Totaal resultaat Tabel 4; Resultaat 2011 EUR 2.100 -60.860 -3.546 -62.306 2010 EUR 2.329 5.396 -22.628 -14.903 Het interestresultaat (80,8 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (-84,5 miljoen euro) en uit hoofde van beleggingsopbrengsten (126,9 miljoen euro). In het interestresultaat is tevens de impact van de invoer van UFR opgenomen (18,0 miljoen euro), het resultaat als gevolg van het doorvoeren van de kortingsmaatregel (33,8 miljoen euro) en de reguliere rentetoevoeging (-13,4 miljoen euro). Het overige resultaat (-22,8 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit kosten gerelateerd aan de wijziging van de kostenopslag van 1,2% naar 2,1% (-7,8 miljoen euro), de wijziging van de correctiefactoren op sterfte (-6.9 miljoen euro) en de overgang naar de nieuwe sterftetafel (-8,8 miljoen euro). De positieve resultaten op uitkeringen (0,2 miljoen euro) en op kanssystemen (0,3 miljoen euro) zijn ook onder het overig resultaat verantwoord. Ultimo 2012 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening circa 2,38% (2011; 2,74%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo exclusief korting Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo inclusief korting Tabel 5; Dekkingsgraad 2012 96,0% 99,5% 2011 92,8% 2010 100,0% 2009 102,3% 2008 92,6% Het Fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat jaarlijks pensioenaanspraken worden verhoogd, indien de financiële middelen van het Fonds dit toelaten. Hiermee wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAOMetalektro. Voor het toeslagbeleid wordt verwezen naar pagina 41 van dit verslag. 13 Herstelplan Dekkingsgraad Eind 2012 bedraagt de dekkingsgraad van het Fonds 99,5%, hierin is de genomen kortingsmaatregel verwerkt. De dekkingsgraad zonder het effect van de kortingsmaatregel is 96,0% (2011; 92,8%). Solvabiliteitseisen Ultimo 2012 bedraagt het vermogen 1.040,3 miljoen euro en de dekkingsgraad 99,5%. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 39,5 miljoen euro, hetgeen overeenkomt met de minimaal vereiste dekkingsgraad voor het Fonds van 104,2%. Het vereist eigen vermogen bedraagt eind 2012 152,5 miljoen euro en de vereiste dekkingsgraad 116,2% op basis van de strategische beleggingsmix (op basis van de werkelijke mix is de vereiste dekkingsgraad 114,1%). Ultimo 2012 is het eigen vermogen van het Fonds lager dan het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen en er is daarom sprake van een reservetekort en een dekkingstekort. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn: In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014. Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. Herstelkracht op korte termijn Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het totstandkomen van het herstelplan is voldoen aan de wettelijke eisen en evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 5 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van minimaal vereist eigen vermogen. De bijbehorende dekkingsgraad voor het Fonds zoals opgenomen in het herstelplan bedraagt 104,3%. Herstelkracht op lange termijn Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 15 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (VEV). Bij het herstelplan is uitgegaan van een gemiddeld lange termijn rendement; dit verwachte rendement moet in belangrijke mate bijdragen aan het herstel. De dekkingsgraad ultimo 2012 is lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (dekkingstekort). De einddatum van het kortetermijn herstelplan is volgens plan eind 2013. Op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 is de verwachte einddatum, met in achtneming van de doorgevoerde verlaging van pensioen, van het kortetermijn herstelplan ook eind 2013. De einddatum van het langetermijn herstelplan is volgens plan eind 2017. Op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 is de verwachte einddatum van het langetermijn herstelplan eind 2016. 14 Toelichting op realisatie verslagjaar Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 volgens de evaluatie van het herstel per 31 december 2011. Primo stand dekkingsgraad (%) Mutatie dekkingsgraad (%-punt) Ultimo dekkingsgraad (%) Geraamde technische voorzieningen Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad (%) Oorzaken mutatie dekkingsgraad: Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt) Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt) Indexering / korting Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt) Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt) Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt) Som van alle mutaties van de dekkingsgraad Realisatie 2012 92,8% 6,7% 99,5% Plan 2012 93,1% 3,1% 96,2% 938.620 152.548 116,2% 878.688 144.105 116,4% 0,2% -0,2% 3,5% -6,6% 12,9% -2,9% 0,0% -0,2% 0,0% 0,0% 3,7% -0,4% 6,7% 3,1% Tabel 6; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat op de rentestructuur is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de verhoging van de kostenvoorziening van 1,2% naar 2,1% van de voorziening opgenomen. De geheven premie over 2012 draagt niet bij aan herstel. Het Fonds maakt in 2012 gebruik van de zogenaamde “adempauze”, zodoende heeft het Fonds in 2012 toestemming om af te wijken van eis dat de premies moeten bijdragen aan herstel van de financiële positie van het Fonds. Het Fonds loopt achter op het oorspronkelijke herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2012 beschikt het Fonds ultimo 2013 naar verwachting over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de financiële positie ultimo 2013 op dit niveau te brengen, is een verlaging van pensioen doorgevoerd; de omvang van deze verlaging bedraagt 3,5%. Uitvoeringskosten Het bestuur heeft de ambitie om uitvoeringskosten meer inzichtelijk en transparant te maken. Het bestuur volgt hierbij de aanbevelingen op dit vlak zoals gedaan door de Pensioenfederatie. Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benchmarkt de kosten voor zowel vermogensbeheer als pensioenbeheer bij een daartoe gespecialiseerde organisatie CEM. Uit deze voor pensioenfondsen brede benchmark, waarbij rekening wordt gehouden met schaalgrootte, komt naar voren dat het niveau van de kosten in lijn ligt met pensioenfondsen van een vergelijkbare omvang. Gezien het verschillende karakter wordt bij het geven van inzicht afzonderlijk aandacht besteed aan vermogensbeheer- en pensioenbeheerkosten. In onderstaande tabellen zijn de kosten gerelateerd aan het pensioenbeheer en het vermogensbeheer verder gespecificeerd: (bedragen zijn in duizenden euro’s) Pensioenbeheer Pensioenuitvoeringskosten Aantal actieve deelnemers + pensioentrekkenden Gemiddelde kosten per deelnemer Tabel 7 Uitvoeringskosten pensioenbeheer * 2012 2011 1.327 3.291 1.323* 3.292 403 Euro 402 Euro Op basis van CEM benchmark Bij pensioenbeheer bestaat goed inzicht in de totale kosten. Een veel gehanteerde wijze om inzicht te geven is de totale reguliere uitvoeringskosten te relateren aan het totaal aantal actieve en gepensioneerde deelnemers (exclusief gewezen deelnemers). Feitelijk moeten de kosten ook worden bezien in relatie tot de kwaliteit en complexiteit van de geleverde diensten maar vanwege het arbitraire karakter en onvoldoende objectief vergelijkingsmateriaal is dit niet goed mogelijk. Daarom wordt uitsluitend inzicht gegeven in de kosten per actieve en gepensioneerde deelnemers. De pensioenbeheerkosten bestaan uit kosten voor de pensioenuitvoerder Aon Hewitt, accountantskosten, kosten voor (actuarieel) advies, kosten bestuursbureau en contributies aan DNB, AFM en Nationaal Pensioenregister. Een verdere toelichting op deze pensioenbeheerkosten vindt u in de jaarrekening. 15 Vermogensbeheerkosten Als % van het gemiddeld beheerd vermogen in 2011 (bedragen zijn in duizenden euro’s) Beheerkosten inclusief prestatieafhankelijke vergoedingen Private asset performance fee Total expense ratio fondsen Transactiekosten (o.a. in- en uitstapvergoedingen) Totale kosten vermogensbeheer 2.005 21 1.394 909 4.329 Verantwoord in jaarrekening als vermogensbheerkosten Behaald netto rendement Tabel 8 Vermogensbeheerkosten 0,259% 0,003% 0,180% 0,117% 0,559% 1.290 8,3% In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie van eind 2011 staan handreikingen om kosten die voorheen in hoofdzaak rechtstreeks van het beleggingsresultaat werden afgetrokken, te identificeren en zichtbaar te presenteren. De beheerkosten inclusief prestatieafhankelijke vergoedingen betreft onder meer de beheerfee en de performance fees voor vermogensbeheerders. Van het hierbovengenoemde bedrag van 2.005 duizend euro wordt 1.290 duizend euro gefactureerd aan het Fonds (komt overeen met circa 0,16% in 2011). Dit gefactureerde bedrag vindt u terug in de jaarrekening van het Fonds. Alle overige kosten die genoemd worden in bovenstaande tabel zijn rechtstreeks van het beleggingsresultaat afgehaald. Private asset performance fee betreft een fee binnen een vastgoed fonds. De Total expense ratio fondsen betreft kosten die binnen beleggingsfondsen direct ten laste van het resultaat gebracht worden en daarom niet gefactureerd worden. De Transactiekosten betreffen kosten die samenhangen met de transacties zoals bijvoorbeeld aan- en verkopen. De exacte bepaling van de transactiekosten verdient nog een verdiepingsslag. Een deel van deze kosten is gebaseerd op schattingen en aannames, omdat deze kosten niet altijd gespecificeerd op nota’s staan. Dit is nog geen internationaal gebruik. De transactiekosten zijn niet altijd afzonderlijk te identificeren. Bijvoorbeeld bij vastrentende waarden zijn deze kosten begrepen in de handelsprijs. De post transactiekosten is op dit moment te zien als een goede indicatie. Komende jaren moet de bepaling en transparantie van transactiekosten verder verbeteren. Het resultaat van de CEM benchmark vermogensbeheerkosten over 2012 is op het moment van het schrijven van dit verslag nog niet beschikbaar. 16 Pensioenparagraaf Pensioenregelingen De pensioenregeling binnen het Fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Middelloonregeling 2004 Vanaf 1 januari 2004 kent Thales een middelloonregeling met na-indexatie. Daarnaast wordt het nabestaandenpensioen niet langer opgebouwd, maar verzekerd op risicobasis. De pensioenleeftijd is vanaf dat moment 62 jaar geworden. Voor de degenen die op dat moment gepensioneerd waren en voor diegenen die gedeeltelijk of volledig zijn toegetreden tot de ‘oude’ SUMregeling, hebben de wijzigingen geen invloed gehad. Zij zijn in de eindloonregeling gebleven. Voor alle deelnemers die zijn overgegaan naar de middelloonregeling, zijn de reeds opgebouwde pensioenaanspraken omgezet in aanspraken in de middelloonregeling. Tevens is voor hen een garantieregeling van kracht. Middelloonregeling 2006 Per 1 januari 2006 is de pensioenregeling opnieuw aangepast. De aanleiding hiervoor was vooral de nieuwe fiscale wetgeving die op dat moment ging gelden. Voor iedereen geboren óp of ná 1 januari 1950 is de pensioenrichtleeftijd weer 65 jaar geworden. De regeling blijft een middelloonregeling met na-indexatie. Het nabestaandenpensioen vindt plaats op opbouwbasis en de franchise is verlaagd. Daarnaast wordt voor iedereen die geboren is vanaf 1950 tot en met 1972, en die voldoet aan de voorwaarden, een voorwaardelijk extra ouderdomspensioen ter compensatie van het vervallen van de TOP/SUM(O)-uitkering bepaald. Het garantiepensioen dat bij de overgang van de eindloonregeling naar de middelloonregeling is toegezegd, is op 31 december 2005 definitief vastgesteld. Voor iedereen geboren vóór 1950 blijft de middelloonregeling 2004 grotendeels gehandhaafd. Het nabestaandenpensioen blijft voor deze groep op risicobasis verzekerd. Per 1 januari 2008 zijn alle pensioenregelingen aangepast aan de nieuwe Pensioenwet. Zo zijn in het reglement bepalingen opgenomen, die bewerkstelligen dat er een bijzonder partnerpensioen ontstaat als ongehuwd samenwonenden uit elkaar gaan. Een ander belangrijk punt is dat het Fonds heeft besloten wettelijke vormen van afkoop te hanteren. In de Middelloonregeling 2004 is opgenomen dat, in geval van ontslag, de partner- en arbeidsongeschiktheidsdekking wordt voortgezet, zolang een uitkering vanuit de Werkloosheidswet wordt ontvangen. De voorwaardelijk extra aanspraken waarop recht bestaat in de Middelloonregeling 2006 vervallen bij einde deelneming in het Fonds. Ook bij overgangen binnen de bedrijfstak na 1 januari 2006 van bijvoorbeeld een gedispenseerde onderneming naar een onderneming die bij het bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten of omgekeerd, bestaat er dus geen uitzicht op voorwaardelijke extra aanspraken meer. Dat was niet de bedoeling van cao-partijen. Bedoeld was, dat de 15-jaarsregeling bedrijfstakbreed zou werken. Om te bewerkstelligen dat een overgang binnen de bedrijfstak geen gevolgen voor de overgangsregeling zou hebben is een wederkerigheidsbepaling in de Middelloonregeling 2006 opgenomen. Dit betekent dat de voorwaardelijke rechten, onder bepaalde voorwaarden, overgenomen worden door de uitvoerder van de nieuwe pensioenregeling van een deelnemer. Binnen de bedrijfstak is besloten het voorwaardelijk pensioen per jaarlaag toe te kennen. Ten aanzien van het voorwaardelijk pensioen geldt dat Thales Nederland B.V. zorgdraagt voor de financiering van deze afspraken, waarbij de CAO en de ontwikkelingen in de bedrijfstak worden gevolgd. Stichting pensioenfonds Thales Nederland voert de regeling van voorwaardelijk pensioen uit. In 2011 en 2012 zijn de voorwaardelijke pensioenrechten voor jaarlaag 1950 en 1951 ingekocht. Tevens is in 2012 besloten om jaargang 1952 in te kopen op dezelfde wijze als binnen de bedrijfstak en per 31 december 2012. Dispensatie van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro Thales Nederland B.V. is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van deelname aan de regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro (PME). Eén van deze voorwaarden is dat de Thales-regeling minstens gelijkwaardig moet zijn aan de PME-regeling. Dit geldt tevens voor het indexatiebeleid dat bij PME en bij het Fonds mede afhankelijk is van de dekkingsgraad. Toetsing van de dispensatie door PME vindt periodiek plaats. Thales Nederland volgt de bewegingen in de bedrijfstak als het gaat om de inhoud van de pensioenregeling en bijvoorbeeld de hoogte van het opbouwpercentage. De TOP-regeling is wel bij de bedrijfstak ondergebracht en geldt sinds 1 januari 2006 nog voor iedereen die geboren is voor 1950. Deze regeling is in 2003 in de plaats gekomen van de SUM, de VUT-regeling van de bedrijfstak. De TOP biedt werknemers die aan de voorwaarden voldoen, de mogelijkheid om uit te treden op circa 61-jarige leeftijd (de exacte richtleeftijd hangt af van het geboortejaar van de werknemer) tegen een uitkering van ongeveer 80% van het netto loon. Eerder stoppen kan echter ook, tegen een lagere uitkering. 17 Reglementaire bedragen / percentages Middelloon Eindloon 0,00% 0,00% nvt 0,00% 0,00% nvt nvt 0,00% nvt nvt € 19.988 € 15.563 nvt nvt nvt € 20.628 2,0% nvt Overbruggingspensioen Gehuwd nvt € 15.471 Pensioengrondslaggrens nvt € 68.724 € 178.059 nvt Pensioenbijdrage deelnemers 2012 Gebaseerd op pensioengrondslag 11,32% 11,32% Pensioenbijdrage werkgever 2012 Gebaseerd op pensioengrondslag 16,98% 16,98% Indexatie Actieven Middelloon per 1-1-2012 Inactieven Middelloon per 1-1-2012 Inactieven Eindloon per 1-4-2012 Actieven Middelloon per 1-1-2013 Inactieven Middelloon per 1-1-2013 Franchise Geboren vóór 1950 Geboren vanaf 1950 Gehuwd Opbouw % Maximum pensioengevend salaris Tabel 9; Kenmerken regeling Mutatieoverzicht deelnemers Actieven Slapers Gepensioneerden Totaal 2.106 1.222 1.245 4.573 Bij 52 115 119 286 Af -202 -73 -28 -303 Aantal deelnemers ultimo 2010 Aantal deelnemers ultimo 2011 1.956 1.264 1.336 4,556 Bij 67 79 114 89 Af -162 -40 -20 -51 1.861 1.303 1.430 4,594 Aantal deelnemers ultimo 2012 Tabel 10; Mutatie-overzicht deelnemers 18 Beleggingen paragraaf Beleggingen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland behaalde in 2012 op de vastrentende waarde-portefeuille een rendement van 10,2%. Het rendement op de benchmark bedroeg 10,7%. De aandelenportefeuille scoorde 15,2% terwijl het rendement op de benchmark 15,2% bedroeg. Het rendement op de onroerend goed portefeuille was 20,2% tegen 16,5% voor de benchmark. Het totaal rendement exclusief valuta afdekking en swap overlay bedroeg 12,4% terwijl het rendement op de benchmark 12,6% bedroeg. Op de totale beleggingen realiseerde het Fonds een rendement van 15,6%, dit is inclusief de effecten van valuta afdekking en swap overlay. Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. In 2012 leverde deze afdekking een bijdrage van -0,1% (2011 -0,2%). Daarnaast dekt het Fonds 70% van het renterisico van de verplichtingen af. In 2012 bedroeg de bijdrage van de swap overlay aan het totaal rendement + 3,3% (2011; + 9,4%). Het totale beleggingsrendement, inclusief het effect van derivaten, bedroeg voor het Fonds over 2012 15,6% (2011; 8,3%). Totaal Rendement belegd vermogen naar categorie De (totale directe en indirecte) beleggingsresultaten van 124.048 duizend euro die zijn gerealiseerd in 2012 zijn in onderstaande tabel gespecificeerd en naast de vergelijkende cijfers 2011 gezet: (In duizenden euro’s) Ultimo 2012 Ultimo 2011 Absoluut Als % gemiddeld belegd vermogen euro % 8.407 20,2% Aandelen 36.576 Vastrentende waarden 43.789 Derivaten 39.723 64.051 -377 230 Vastgoedbeleggingen Overige beleggingen Totaal rendement Kosten vermogensbeheer 128.118 Absoluut Als % gemiddeld belegd vermogen euro % 16,5% -1.656 -4,3% -3,4% 15,2% 15,2% -16.049 -6,5% -5,2% 10,2% 10,7% 14.300 2,9% 2,8% -0,9% -0,5% Benchmark 12,4% 12,6% -1.190 60.876 -1.290 Totaal rendement 126.928 Tabel 11; Totaal rendement belegd vermogen naar categorie 59.586 19 Benchmark Terugblik: Macro-economische en financiële marktontwikkelingen in 2012 In het begin van 2012 bleek de wereldeconomie sterker dan verwacht na de recessie-angst gedurende de zomer van 2011. De groei van de wereldeconomie bleef in de buurt van de lange-termijn trend. Er was geen sprake van een recessie en de economische cijfers en groei van de bedrijfswinsten waren in het algemeen boven verwachting. Als uitzondering op deze over het algemeen positieve trend bleef Europa in een recessie, zij het niet een diepe recessie. De landen in de periferie van de eurozone deelden in de malaise, terwijl de Duitse economie juist robuust was. In het tweede kwartaal werd de fragiele aard van de economische opleving duidelijk toen de groei van de Amerikaanse economie afnam, gevolgd door veel van de grotere opkomende economieën waaronder China, Brazilië en India. Europa kwam weer in de ban van de schuldencrisis. Tot op zekere hoogte werd dit veroorzaakt door de onzekerheid over de Griekse verkiezingen die gepland waren in juni, wat uiteindelijk een regering opleverde die zich nog steeds in grote lijnen inzette voor verdere bezuinigingen. Echter, de zorgen over het Spaanse bankensysteem werden ook steeds groter, net als een gebrek aan overtuiging dat de Europese beleidsmakers het vermogen hadden om binnen de eurozone de bredere problemen aan te pakken. Deze bezorgdheid werd gedeeltelijk weggenomen aan het einde van de periode, waarbij de EU-top eind juni leidde tot potentiële stappen voorwaarts in, bijvoorbeeld, het aanpakken van de solvabiliteit van banken en de oprichting van een gemeenschappelijke toezichthouder voor banken binnen de eurozone. Deze bescheiden stappen vooruit verminderden de nervositeit op de financiële markten. Op 26 juli was het ECB-president Mario Draghi die een sterk signaal stuurde naar de financiële markten dat de ECB alles zou doen wat nodig was om de euro te steunen. Zijn opmerking op een conferentie in Londen eindigde met zijn inmiddels beroemde woorden "... en geloof me, het zal genoeg zijn" en dit was de aanleiding voor een scherpe daling van de rentestanden van de perifere Europese economieën. De daadkracht in deze uitdrukking was genoeg om de perceptie van de financiële markten over de effectiviteit van de beleidsmakers in de eurozone te veranderen. De aandelenmarkten stegen op de laatste dag van juli. Beleidswijzigingen in andere landen versterkten het marktherstel. Vooral de Federal Reserve in de VS kondigde een nieuwe ronde van monetaire verruiming aan. Aanvullende stimuleringsmaatregelen werden ook aangekondigd in sommige van de grotere opkomende economie, bijvoorbeeld in Brazilië. Een belangrijke factor die een ruimer monetair beleid mogelijk maakte was de daling van de wereldwijde inflatie, hetgeen duidelijk werd in het begin van het jaar. Dit was het gevolg van de toegenomen stabiliteit in de grondstoffenprijzen en een gematigde loonstijging in vele landen. Het ruime monetaire beleid was een verklaring waarom het rendement op staatsobligaties stabiel bleef, ondanks stijgende aandelenprijzen. De monetaire verruiming ondersteunde de groeiverwachtingen mede door het laag houden van de lange-termijn rente. Dit verklaarde waarom de staatsobligaties met een hogere kredietwaardigheid grotendeels ongewijzigd bleven ondanks de opleving in risicovolle beleggingscategorieën. De inflatieverwachtingen stegen, als gevolg van monetaire verruiming van de centrale bank, hoewel de aanhoudende zwakte in de mondiale economie betekende dat opwaartse druk op de inflatie gedempt bleef. Wat bleek in de loop van het laatste kwartaal van het jaar was dat de beleidsmaatregelen die waren genomen door de Amerikaanse autoriteiten zeer effectief waren. De druk op de bankensector werd enigszins verlicht en de kredietverlening kwam weer op gang. Dit stond in schril contrast met de situatie in de eurozone, waar de uitvoering van maatregelen ter stabilisatie van de markt onderhevig was aan een hobbelig politiek proces. Ondanks deze verschillen leken vooral de centrale banken goed werk te hebben verricht om de markten te stabiliseren. Het bleek dat de maatregelen in hun rol als “lender of last resort” tot een positief resultaat hebben geleid, althans in het geval van de Amerikaanse Federal Reserve. Tegen het einde van het jaar waren er geen grote veranderingen meer in de economische omstandigheden van veel ontwikkelde landen. De eurozone bleef in een recessie, zij het met de aantekening dat de recessie minder intens werd. De Duitse economie leek te verzwakken, terwijl de economieën van de zwakkere landen in de periferie minder snel krompen. De Amerikaanse economie bleek iets te versnellen op het einde, zij het vanuit een laag niveau. In Japan echter bleef de economie erg zwak. De Chinese economie leek enigszins op te leven in de tweede helft van het jaar. De bezorgdheid over een harde landing in China was een belangrijke zorg voor een groot deel van 2012. Echter, aan het einde van de periode was er meer bewijs dat niet alleen de economie een dieptepunt had bereikt, maar zelfs lichtjes versnelde. Deze lichte versnelling had ook positieve neveneffecten voor andere landen en Azië in het bijzonder. Ontwikkeling financiële markten in de loop van 2012 Beleggers gedroegen zich zeer risicomijdend of waren juist zeer bereid om risico te nemen. De stemming wisselde van het ene uiterste naar het andere uiterste. Beleggers namen risico op momenten dat de stemming over de economische vooruitzichten positief was en waren risicomijdend als er negatief nieuws was. De aandelenmarkten stegen aan het begin van het jaar en in de tweede helft van het jaar. Daartussen waren de aandelenmarkten erg risicomijdend. Het eerste kwartaal was een voortzetting van de opleving die begonnen was aan het einde van 2011. De aandelenmarkten boekten winst en in veel gevallen werd een groot deel van de achterstand opgelopen in de zomer van 2011 teruggewonnen. Het grootste deel van de opleving vond plaats in de eerste paar weken van het jaar, waarna veel markten in een smalle bandbreedte bleven hangen alvorens wat terrein te verliezen tegen het einde van maart. De brede wereldindex steeg met 11% in lokale valuta gedurende het kwartaal, vooral in de maand januari. Terwijl de meeste regio’s rond dit gemiddelde zaten, deden Japanse aandelen het beduidend beter met een rendement van bijna 20%. De grondstofprijzen herstelden ook. Gemiddeld was het rendement lager dan voor aandelen, ondanks de aanzienlijke stijging van de olieprijs die veroorzaakt werd door verhoogde politieke spanningen tussen Israël en Iran. 20 In de valutamarkten werd de neerwaartse trend in de euro van eind 2011 tot een halt gebracht. Er was weinig verandering in de koers ten opzichte van de dollar en de euro apprecieerde ten opzichte van de Japanse yen. Valuta’s van opkomende markten herstelden na de scherpe daling in het afgelopen najaar. In de vastrentende markten bleef de rente op staatsobligaties met een hoge kredietwaardigheid vrijwel onveranderd, ondanks het herstel van de risicovolle beleggingscategorieën. De 10-jarige Duitse staatsrente bleef onder de 2% en de rentecurve bleef behoorlijk steil. De renteopslag voor landen uit de periferie liet een afwisselend beeld zien. De Spaans lange rente ten opzichte van Duitsland bleef onveranderd, terwijl de Italiaanse rente-opslag daalde hoewel deze in historisch perspectief nog steeds op een hoog niveau lag. De rente-opslag op Franse staatsobligaties daalde eveneens licht. De rente-opslag op bedrijfsobligaties daalde, vooral voor financiële instellingen in Europa. De renteopslag op high yield en leningen van opkomende markten daalde ook aanzienlijk. De neerwaartse druk die ontstond op risicovolle beleggingscategorieën gedurende het eerste kwartaal hield aan tot het midden van het jaar. De aandelenmarkten daalden in het tweede kwartaal en de brede wereldindex daalde met 5% in lokale valuta. De aandelenmarkten voor de ontwikkelde en opkomende regio’s lieten hetzelfde beeld zien, met Japan als uitzondering met een daling van 10%. De daling was echter minder groot dan de winsten die gemaakt waren aan het begin van het jaar. Wereldwijde aandelen stegen met 7% in de eerste helft van het jaar in lokale valuta, waarbij Amerikaanse aandelen het nog beter deden en Europese aandelen achterbleven. Gedurende het tweede kwartaal was de winst die gemaakt was in het eerste kwartaal vrijwel volledig verloren gegaan, maar een opleving in juni zorgde toch nog voor een positief resultaat. De rente op staatsobligaties met een hoge kredietwaardigheid daalde langzaam gedurende het tweede kwartaal, wat vooral een weergave was van de lagere inflatieverwachtingen. De 10-jaars Duitse rente daalde van 1,8% naar 1,6%. De rente op Amerikaanse en Britse obligaties nam ook af. Echter, de rentestanden van landen in de periferie van de Eurozone liepen weer op, waarbij de 10-jaars Spaanse rente steeg tot bijna 7%. In de valutamarkten was het belangrijkste thema de zwakte van de euro ten opzichte van de valuta’s van een reeks van ontwikkelde markten. In het tweede kwartaal steeg de rente-opslag op bedrijfsobligaties en dan vooral van financiële instellingen, op high yield en dollarschuld van opkomende markten. Daarbij daalden de grondstoffenprijzen fors. De breed samengestelde grondstoffenindex daalde met 5% in dollartermen, terwijl olie en industriële metalen nog sterker in prijs daalden. Edelmetalen, waaronder goud, daalden minder hard in prijs. Tegen het einde van het tweede kwartaal was het verschil in waardering tussen aandelen en staatsobligaties zeer groot in hist orisch perspectief, maar toch bleven beleggers een risico-averse houding aannemen gedreven door de economische en financiële omstandigheden. In het derde kwartaal vond er een ommekeer plaats, nadat de president van de ECB zijn steun voor de euro had uitgesproken. Wereldwijde aandelen stegen met ongeveer 6% gemiddeld in lokale valuta, met alleen Japan dat achterbleef. Europese aandelen deden het beter dan het wereldwijde gemiddelde en vooral de Spaanse aandelenmarkt had een grote uitschieter. Ook de grondstoffenprijzen stegen sterk met circa 10% in dollars. De rente op staatsobligaties bleef stabiel of daalde enigszins en bleef daarmee op het lage niveau dat eerder in het jaar was bereikt. De 10jaars Duitse rente daalde van 1,6% naar 1,4%, terwijl de Amerikaanse rente ongeveer gelijk bleef. De rente op staatsobligaties uit de periferie daalde sterk, waarbij de 10-jaars Italiaanse rente daalde van 5,7% naar 5,1% en de 10-jaars Spaanse rente een half procent daalde naar 6%. In valutamarkten was het belangrijkste thema de opleving van de euro ten opzichte van de valuta van andere ontwikkelde markten. Ten opzichte van de Amerikaanse dollar steeg de euro van 1,20 naar 1,30. De valuta van opkomende markten stegen ook, wat een teken was dat beleggers bereid waren om meer risico te nemen. De rente-opslag op bedrijfsobligaties, vooral van financiële instellingen, high yield en dollarschuld van opkomende markten daalde. De regio Europa presteerde beduidend beter dan andere regio’s. Dit kwam vooral doordat het goede nieuws vooral uit Europa kwam en veel beleggers de grote negatieve posities terugdraaiden die ze hadden opgebouwd in Europa en de periferie van de eurozone. De relatieve waardering van de verschillende beleggingscategorieën was niet het belangrijkste thema in de markt, maar de risi copremie bleef aantrekkelijk ook na de opleving. Echter, de bereidheid van beleggers om risico te nemen was duidelijker zichtbaar in de obligatiemarkt dan de aandelenmarkt. De meer risicovolle obligaties, bijvoorbeeld met een langere looptijd of een hoger kredietrisico, behaalden een hoger rendement terwijl in de aandelenmarkten vooral de defensieve aandelen het goed deden. De opleving van de risicovolle beleggingscategorieën zette door naar het einde van het jaar toe, hoewel op een meer bescheiden tempo. Wereldwijde aandelen kenden een kleine dip begin november, maar behaalden in het vierde kwartaal alsnog een rendement van 3%. Voor 2012 als geheel stegen wereldwijde aandelen met meer dan 16% in lokale valuta. Tussen de regio’s waren er duidelijk verschillen. Japanse aandelen stegen met bijna 20% in lokale valuta, terwijl Amerikaanse aandelen nagenoeg onveranderd bleven. Europese aandelen en opkomende markten stegen met circa 5%. Niet alle risicovolle beleggingscategorieën hadden een goed kwartaal. De grondstoffenprijzen daalden met 6%. 21 Euro staatsobligaties bleven onveranderd met bijvoorbeeld de 20-jaars Duitse rente stabiel op 2%. Ook de rente op Amerikaanse staatsobligaties bewoog nauwelijks. Daarentegen daalde de rente op staatsobligaties uit de periferie van de eurozone, net als voor staatsschuld uit andere landen, bedrijfsobligaties, high yield en schuld van opkomende markten. De opleving in de schuld van financiële instellingen was het meest opvallend. De rente-opslag was gedurende het jaar gedaald van 4,5% naar 1,5%. In de valutamarkten was het belangrijkste thema de zwakte van de Japanse yen, die bijna 15% daalde ten opzichte van de euro. De stijging van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar, die ingezet werd in de zomer, zette door en de euro steeg tot boven 1,30 dollar. Gemiddeld genomen stegen ook de valuta van opkomende markten ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Een ander kenmerk van de financiële markten was de lagere volatiliteit aan het einde van het jaar. De beweeglijkheid van de aandelenbeurzen viel terug naar een niveau van voor het uitbreken van de financiële crisis van 2007 tot 2009. Ook de beweeglijkheid van de obligatiemarkten nam behoorlijk af. De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks kunnen als volgt worden samengevat: (In duizenden euro’s) Vastgoed Aandelen Derivaten Vastrentende waarden Cashfunds Totaal beleggingen per hoofdcategorie Swap overlay Totaal beleggingen per hoofdcategorie Opgelopen rente op vastrentende waarden Liquide middelen ivm beleggingstransacties Totaal beleggingsmix Tabel 12; Assetmix Strategische allocatie / benchmark 8,0% 35,5% 56,5% 100,0% Feitelijke allocatie per 31 december 2012 EUR % 59.251 295.723 4.188 446.649 105.889 911.700 93.261 1.004.961 7.539 11.674 6,5% 32,4% 0,5% 49,0% 11,6% 100,0% 1.024.174 Feitelijke allocatie per 31 december 2011 EUR % 37.233 232.721 -2.245 383.582 126.842 778.133 107.710 885.843 6.392 18.115 4,8% 29,9% -0,3% 49,3% 16,3% 100,0% 910.350 In bovenstaande tabel zijn de derivatenposities inclusief de contracten met een negatieve actuele waarde. In de balans en toelichtingen zijn deze negatieve waarden onder overige schulden gerubriceerd. Ultimo 2012 is de negatieve positie 16.165 duizend euro. Bandbreedtes De bandbreedtes, die binnen het beleggingsbeleid worden gehanteerd zijn in onderstaande tabel weergegeven: 2012 Minimum % Vastgoed Aandelen Derivaten Vastrentende waarden Tabel 13; Bandbreedtes beleggingen 22 26% Maximum % 18% 41% 46% 66% Actuariële paragraaf Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: (In duizenden euro’s) Premieresultaat Premiebijdragen (na aftrek kostenopslag) Pensioenopbouw Totaal premieresultaat Resultaat op kosten Totaal premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Beleggingsresultaten Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen Indexering en overige toeslagen Korting Impact invoer UFR Wijziging marktrente Totaal interestresultaat Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten Opslag langleven risico Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) Overige resultaten Totaal overige resultaat Totaal saldo van baten en lasten Tabel 14; Actuariële analyse resultaat 2012 EUR 2011 EUR 2010 EUR 22.320 -22.829 -509 293 -216 35.184 -33.100 2.084 16 2.100 21.385 -19.071 2.314 15 2.329 126.928 -13.439 59.587 -9.614 76.173 -8.483 33.849 17.957 -84.484 80.811 -110.833 -60.860 -62.294 5.396 -6 -160 290 -23.109 -22.825 285 -3.671 -3.546 -242 -20.866 -1.004 -516 -22.628 57.770 -62.306 -14.903 Het interestresultaat (80,8 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (-84,5 miljoen euro) en uit hoofde van beleggingsopbrengsten (126,9 miljoen euro). In het interestresultaat is tevens de impact van de invoer van UFR opgenomen (18,0 miljoen euro), het resultaat als gevolg van het doorvoeren van de kortingsmaatregel (33,8 miljoen euro) en de reguliere rentetoevoeging (-13,4 miljoen euro). Het overige resultaat (-22,8 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit kosten gerelateerd aan de wijziging van de kostenopslag van 1,2% naar 2,1% (-7,8 miljoen euro), de wijziging van de correctiefactoren op sterfte (-6.9 miljoen euro) en de overgang naar de nieuwe sterftetafel (-8,8 miljoen euro). De positieve resultaten op uitkeringen (0,2 miljoen euro) en op kanssystemen (0,3 miljoen euro) zijn ook onder het overig resultaat verantwoord. Ultimo 2012 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening circa 2,38% (2011; 2,74%). De premie in 2012 is 28,3% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers en is gelijk aan het premiepercentage in 2011. Per 1 januari 2010 was een premieverhoging doorgevoerd van 25,0% naar 26,4% van de som van de pensioengrondslagen. Vóór 2010 was het 25% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Uitkomsten van de solvabiliteitstoets Het Fonds verkeert in een situatie van dekkingstekort. Dit tekort is door het Fonds gemeld aan DNB. Naar aanleiding van de tekortsituatie is vervolgens op 31 maart 2009 conform de wettelijke vereisten door het Fonds een herstelplan ingediend bij DNB. 23 Vooruitblik 2013 De verlaging van 3,5% op de pensioenen is doorgevoerd om eind 2013 uit dekkingstekort te zijn. Wetgeving vereist dat de dekkingsgraad dan minimaal 104,2% bedraagt. Volgens de huidige inzichten moet een dekkingsgraad van 104,2% met de nu genomen maatregelen eind 2013 haalbaar zijn, echter de daadwerkelijke ontwikkelingen in 2013 kunnen niet worden voorzien. Daarom wordt aan het eind van 2013 opnieuw de balans opgemaakt. Dan wordt duidelijk of de pensioenaanspraken en –uitkeringen wellicht nog verder verlaagd moeten worden om voldoende herstel te bewerkstelligen. Na 31 december 2013 zullen de deelnemers, ex-deelnemers en gepensioneerden nader geïnformeerd worden over de financiële situatie aan het einde van de herstelperiode en de mogelijke consequenties die daar nog uit voortvloeien. Naar verwachting zal per 1 januari 2014 en per 1 januari 2015 het nodige wijzigen in de (fiscale) wet- en regelgeving ten aanzien van pensioenen. Het bestuur volgt de landelijke ontwikkelingen in wet- en regelgeving op dit vlak en de implicaties hiervan nauwkeurig. Hengelo, 15 mei 2013 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur Dhr. D.J.H. de Bruin Voorzitter Dhr. G.J. Mulders Penningmeester Dhr. E.R. Stolp Lid Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter Dhr. P.M. Dekker Secretaris Dhr. J.G.E. Visser Lid 24 Jaarrekening Balans per 31 december 2012 (na verwerking voorgestelde bestemming saldo baten en lasten) (In duizenden euro’s) Toelichting 2012 2011 Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds 4b 4c 4d 4e 4f 59.251 295.723 454.188 113.614 117.563 37.232 232.721 392.656 122.943 144.957 1.040.339 930.509 Vorderingen en overlopende activa 5 547 5.226 Liquide middelen 6 10.000 2.172 1.050.886 937.907 Totaal Activa Passiva Stichtingskapitaal en reserves 7 -4.704 -62.475 Technische voorzieningen 8 938.620 868.207 Overige technische voorzieningen: Invaliditeitsvoorziening 8 936 582 Overige schulden en overlopende passiva 9 116.035 131.593 1.050.886 937.907 99,5% 92,8% Totaal Passiva Dekkingsgraad (in %) 25 Staat van baten en lasten over 2012 (In duizenden euro’s) Toelichting 2012 2011 EUR EUR 28.864 35.184 Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 10 Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 17.989 108.939 11 126.928 59.578 Overige baten 12 12 -1 155.804 94.769 Totaal baten 17.238 42.348 Lasten Pensioenuitkeringen 13 26.033 24.255 Pensioenuitvoeringskosten 14 1.327 1.432 Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Wijzigingen marktrente Impact UFR Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen 15 16 17 18 19 19 20 21 21.280 -33.849 13.439 -26.230 84.484 -17.957 34 29.566 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 19.791 0 9.613 -24.274 110.833 0 1.605 15.265 70.767 132.833 -93 -1.445 Totaal lasten 98.034 157.075 Saldo van baten en lasten 57.770 -62.306 Bestemming van het saldo van baten en lasten Mutatie op algemene reserve 57. 770 -62.306 Saldo overdrachten van rechten 22 26 Kasstroomoverzicht over 2012 (In duizenden euro’s) Toelichting 2012 EUR 2011 EUR 35.159 28 65 -26.040 -1.112 57 27.593 1.653 -693 -24.231 -1.401 14 8.157 2.935 947.136 -998.662 -16.087 49.323 19.118 -1.157 710.503 -798.829 80.739 -14.717 18.528 -1.290 72 -329 -4.994 Netto-kasstroom 7.828 -2.059 Saldo liquide middelen begin boekjaar 2.172 4.231 Mutatie liquide middelen 7.828 -2.059 10.000 2.172 Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige ontvangsten en uitgaven Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Overige mutaties collateral Overige mutaties beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Betaalde kosten van vermogensbeheer Overige ontvangsten en uitgaven 23 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten Saldo liquide middelen ultimo jaar 27 Toelichting behorende tot de jaarrekening Toelichting Balans per 31 december 2012 1 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (hierna “het Fonds”) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het Fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. 2 Overeenstemmingsverklaring De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 15 mei 2013 de jaarrekening opgemaakt. Waar nodig zijn cijfers aangepast om de vergelijkbaarheid te verbeteren. 3 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling (a) Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. (b) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Schattingswijziging In boekjaar 2012 zijn de schattingen en veronderstellingen gewijzigd ten opzicht van 2011. De schattingen en veronderstellingen, die ten grondslag liggen aan de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen eind 2012, zijn gebaseerd op de AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte (een leeftijdsafhankelijke verlaging van de sterftekans van een deelnemer). In 2011 werd de voorziening berekend op basis van de AG Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Het negatieve resultaat als gevolg van de overgang naar een nieuwe sterftetafel is - 8.750 duizend euro. Als gevolg van de wijziging van correctiefactoren op sterfte is de voorziening met 6.851 duizend euro gestegen, hetgeen ook een negatief resultaat geeft. Ultimo 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen berekend met de termijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,38%. Ultimo 2011 was de voorziening pensioenverplichtingen berekend met de termijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde (RTS), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,74% In 2012 is afgestapt van het ingroeimodel met betrekking tot de kostenopslag in de voorziening en is de kostenopslag van de voorziening voor pensioenverplichtingen in 2012 gestegen van 1,2% naar 2,1%. (c) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan 28 worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. (d) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. (e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. (f) Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koers per balansdatum staat per vreemde valuta in onderstaande tabel weergegeven: USD GBP JPN 31 december 2012 € 0,758495 € 1,232894 € 0,008772 31 december 2011 € 0,770356 € 1,197174 € 0,010012 Tabel 15; Vreemde valutakoers ultimo jaar 29 (g) (g.1) Beleggingen Algemeen Beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde, in lijn met de Pensioenwet. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaalde soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. (g.2) Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerd (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien de vastgoedbeleggingen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen, dan wordt de actuele waarde bepaald door de intrinsieke waarde, welke is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.3) Aandelen De aandelen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de actuele waarde is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; dan wordt de actuele waarde bepaald door de intrinsieke waarde, welke is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende vastrentende waarden. De lopende intrest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. (g.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. (g.6) Overige beleggingen De overige beleggingen bestaan uit geldmarktfondsen waarin de collateral van de swap overlay portefeuille wordt belegd. De rente wordt dagelijks geaccumuleerd en in nieuwe participaties uitgekeerd. (h) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. (i) Technische voorzieningen (i.1) Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voorzover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit door middel van reservering van de toekomstige opbouw. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: 30 Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. In de technische analyse is rekening gehouden met een vaste rekenrente van 1,544%. Einde 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen berekend met de termijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,38%; Sterftekansen: AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte; Niet-ingegaan wezenpensioen 5% van de voorziening van niet-ingegaan partnerpensioen voor nog niet gepensioneerde deelnemers; Verondersteld wordt dat alle deelnemers een partner hebben; Voor latente pensioenverplichtingen jegens partners van (gewezen) deelnemers wordt het leeftijdsverschil tussen man en vrouw op drie jaar gesteld; Kostenopslag ter grootte van 2,1% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. (i.2) Overige technische voorzieningen Onder het hoofd Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voorzover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheiduitkeringen of overige uitkeringen. (i.3) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). (j) Algemene grondslagen resultaatbepaling Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben. (k) Premies Premies worden toegerekend aan het jaar waarin zij zijn vastgesteld respectievelijk bekend geworden. (l) Beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde vermogensbeheerkosten. (m) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. 31 4 Beleggingen (a) Actuele waarde Algemeen In de volgende tabel wordt het mutatieoverzicht van beleggingen in 2011 en 2012 weergegeven: Stand per 31 december 2010 exclusief allocaties Vastgoed Aandelen Vastrentende waarde Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen 39.111 256.640 392.256 42.492 24.677 755.176 Aankopen 9.770 17.599 431.983 459 339.018 798.829 Verkopen -9.560 -23.235 -442.250 2.670 -238.128 -710.503 Verkoopresultaten -3.939 -3.610 -6.600 -3.203 909 -16.443 Waardewijzigingen 1.850 -14.673 8.194 63.047 366 58.784 37.232 232.721 383.583 105.465 126.842 885.843 Stand per 31 december 2011 exclusief allocaties Lopende interest 9.073 9.073 Allocatie liquide middelen 18.115 Herrubricering derivaten naar overige schulden 18.115 17.478 17.478 Stand per 31 december 2011 inclusief allocaties 37.232 232.721 392.656 122.943 144.957 930.509 Stand per 31 december 2011 exclusief allocaties 37.232 232.721 383.582 105.465 126.842 885.843 Aankopen 14.170 56.524 530.354 727 396.877 998.662 Verkopen -78 -26.578 -500.677 -43.854 -417.845 -989.032 Verkoopresultaten -31 2.944 -4.517 43.363 138 41.897 7.957 30.112 37.907 -8.252 -133 67.591 59.251 295.723 446.649 97.449 105.889 1.004.961 Waardewijzigingen Stand per 31 december 2012 exclusief allocaties Lopende interest 7.539 7.539 Allocatie liquide middelen 11.675 Herrubricering negatieve derivaten Stand per 31 december 2012 inclusief allocaties Tabel 16; Totaal mutatieoverzicht beleggingen 11.675 16.165 59.251 295.723 454.188 113.614 16.165 117.564 1.040.339 In 2012 zijn de tijdelijke banksaldi en liquide middelen onderweg, die door beleggingsinstellingen worden aangehouden ten behoeve van beleggingstransacties, met een negatief saldi gerubriceerd onder de beleggingen. Dit naar aanleiding van een analyse van de contracten met betrekking tot deze banksaldi en de onderlinge verrekenbaarheid in het geval dat de tegenpartij niet langer aan haar verplichting zou kunnen voldoen. In het jaarverslag 2011 waren de negatieve banksaldi gerubriceerd onder overige schulden. Om betere vergelijking mogelijk te maken zijn de cijfers 2011 aangepast in lijn met 2012. De banksaldi en liquide middelen onderweg, waren in voorgaande verslagjaren naar rato van de beleggingen gealloceerd aan de diverse categorieën van beleggingen, maar zijn in verslagjaar 2012 onder de overige beleggingen gerubriceerd. Om betere vergelijking mogelijk te maken zijn de cijfers 2011 aangepast in lijn met 2012. 32 Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het Fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en – schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. (In duizenden euro’s) Markt Directe Marktnoteringen EUR Per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Opgelopen interest Modellen Waarderingsmodellen en -technieken niet gebaseerd op marktdata EUR Afgeleide Marktnoteringen EUR 253.072 144.957 9.073 407.102 Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Opgelopen interest 83.745 277.288 137 117.564 7.539 486.273 Tabel 17; Totaal beleggingen (incusief. negatieve derivaten) 29.294 232.721 130.511 105.465 7.938 497.991 7.938 30.635 211.978 169.361 97.312 28.616 509.286 28.616 Totaal EUR 37.232 232.721 383.583 105.465 144.957 9.073 913.031 59.251 295.723 446.649 97.449 117.564 7.539 1.024.175 De vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden in tabel 17 opgenomen onder afgeleide marktnotering, hebben betrekking op beleggingsfondsen die rechtstreeks in beursgenoteerde waarden beleggen. De liquide middelen, die worden aangehouden in de beleggingsportefeuille zijn onder overige beleggingen opgenomen. In voorgaande verslagjaren waren de liquide middelen naar rato verdeeld over de verschillende beleggingscategorieën. Vanaf verslagjaar 2012 worden deze gerubriceerd onder ‘Overige beleggingen’. Hiertoe zijn de cijfers met betrekking tot 2011 in dit jaarverslag aangepast. De verdeling naar regio van de totale beleggingen is weergegeven in onderstaande tabel: (In duizenden euro’s) EU Rest van Europa Noord-Amerika Japan Zuidoost-Azie Andere Totaal beleggingen naar regio Tabel 18; Totaal beleggingen naar regio Ultimo 2012 653.499 21.098 137.552 0 42.554 52.808 907.512 72,0% 2,3% 15,2% 0,0% 4,7% 5,8% 100,0% 587.544 3.738 115.302 34.053 55.781 796.418 Ultimo 2011 % 73,8% 0,5% 14,5% 0,0% 4,3% 7,0% 100,0% In de beleggingen naar regio, zoals aangegeven in bovenstaande tabel, zijn de liquide middelen (11.675 duizend euro), de derivaten (97.449 duizend euro) en de opgelopen interest (7.539 duizend euro) niet opgenomen. (b) Vastgoedbeleggingen (In duizenden euro’s) 2012 EUR 59.251 59.251 Indirect vastgoed (participaties in beleggingsfondsen) Totaal vastgoedbeleggingen Tabel 19; Vastgoedbeleggingen 33 2011 EUR 37.232 37.232 De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) EUR 33.365 2.859 11.649 2.789 8.589 59.251 EU Overig Europa Verenigde Staten Azië Overige Totaal vastgoedbeleggingen incl. liquide middelen Tabel 20; Beleggingen in vastgoed naar regio Ultimo 2012 % 56,0% 4,9% 19,8% 4,7% 14,6% 100,0% EUR 22.442 0 7.982 2.930 3.878 37.232 Ultimo 2011 % 60,3% 0,0% 21,4% 7,9% 10,4% 100,0% Pensioenfonds Thales belegt in 4 verschillende vastgoedfondsen (o.a. fondsen voor gemene rekening ), 2 fondsen beleggen in wereldwijd vastgoed en 2 fondsen in Europees vastgoed. (c) Aandelen (in duizenden euro’s) Indirecte aandelenbeleggingen mature markets Indirecte aandelenbeleggingen emerging markets Totaal Aandelen gesplitst naar markten Tabel 21; Aandelen gesplitst naar markten 2012 EUR 244.083 51.640 295.723 2011 EUR 195.939 36.782 232.721 EUR 107.444 852 93.288 28.422 2.715 232.721 Ultimo 2011 % 46,2% 0,4% 40,1% 12,2% 1,1% 100,0% De segmentatie van aandelen naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) EU Overige Europa Noord Amerika Azië Overige Totaal beleggingen in aandelen Tabel 22; Segmentatie beleggingen in aandelen naar regio (d) EUR 123.626 6.930 113.895 33.778 17.494 295.723 Ultimo 2012 % 41.8% 2,3% 38,5% 11,4% 5,9% 100,0% Vastrentende waarden (in duizenden euro’s) Obligaties (direct) Obligatie beleggingsfondsen (indirecte) Lopende interest Totaal beleggingen vastrentende waarden Tabel 23; Beleggingen in vastrentende waarden 2012 EUR 256.652 189.997 7.539 454.188 2011 EUR 238.842 144.741 9.073 392.656 Ultimo 2012 Ultimo 2011 De segmentatie van de vastrentende waarde naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) EU 398.158 87,7% 339.890 Overige Europa 11.309 2,5% 2.887 Noord-amerika 12.008 2,6% 14.031 Azië 5.987 1,3% 2.701 Overige 26.726 5,9% 33.147 Totaal beleggingen in vastrentende waarden 454.188 100,0% 392.656 Tabel 24; Segmentatie beleggingen in vastrentende waarden naar regio (exclusief liquide middelen en opgelopen interest) 34 86,6% 0,7% 3,6% 0,7% 8,4% 100,0% (e) Derivaten In de derivaten zijn alleen de contracten opgenomen, die een positieve actuele waarde hebben. De negatieve actuele waarde van de contracten op aandelen derivaten en vastrentende derivaten per 31 december 2012 was 16.165 duizend euro. Ultimo 2011 was de totaalwaarde van de contracten met een negatieve actuele waarde 17.478 duizend euro. De derivaten met een negatieve waarde zijn opgenomen onder overige schulden (zie paragraaf 9 Overige schulden en overlopende passiva). In de volgende tabel worden zowel de positieve als de negatieve actuele waarden van de derivaten weergegeven. (in duizenden euro’s) Valutaderivaten Rentederivaten Totaal derivaten Tabel 25; Derivaten (f) EUR positief 2.410 111.204 113.614 2012 EUR negatief -722 -15.443 -16.165 EUR Saldo 1.688 95.761 97.449 EUR positief 82 122.861 125.100 2011 EUR negatief -2.327 -15.151 -17.478 EUR Saldo -2.245 107.710 107.622 Overige beleggingen (in duizenden euro’s) 2012 EUR 105.889 11.675 117.564 Cashfunds Liquide middelen Totaal overige beleggingen Tabel 26; Overige beleggingen 2011 EUR 126.842 18.115 144.957 Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in geldmarktfondsen. 5 Vorderingen en overlopende activa (in duizenden euro’s) 2012 EUR 475 Vordering op sponsor(s) Nog te factureren premies affinanciering Totaal vordering op sponsor Overige vorderingen Stand per 31 december Tabel 27; Vorderingen en overlopende activa 475 72 547 2011 EUR 1.479 3.747 5.226 5.226 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering op de sponsor bestaat uit de afrekening van de premie 2012. De overige vorderingen betreft nog te ontvangen dividend en vooruitbetaalde kosten. 6 Liquide middelen (in duizenden euro’s) 2012 EUR 7.718 2.282 10.000 Spaarrekening ABN-AMRO Banksaldo Stand per 31 december Tabel 28; Overige activa 2011 EUR 1.518 654 2.172 De spaarrekening ABN-AMRO bevat premies affinanciering, die de werkgever heeft betaald. Een deel van de 7.718 duizend euro op de ABNAMRO rekening, is nog niet aangewend, en wordt onder de overige schulden verantwoord als vooruitontvangen premie (937 duizend euro). De middelen zijn bedoeld voor affinanciering van de voorwaardelijke 15-jaars pensioenrechten (bijlage C van het reglement). Onder liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. 35 7 Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en Algemene reserve EUR -169 -62.306 -62.474 55.770 -4.704 (in duizenden euro’s) Stand per 31 december 2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2011 Stand per 31 december 2011 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2012 Stand per 31 december 2012 Tabel 29; Stichtingskapitaal en reserves Solvabiliteit (in duizenden euro’s) 2012 EUR 39.464 152.548 -4.704 Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen (strategische mix) Aanwezig eigen vermogen Tabel 30; Solvabiliteit 2011 EUR 36.635 140.153 -62.475 Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Het vereist eigen vermogen is in bovenstaande tabel weergegeven op basis van de strategische beleggingsmix. Op basis van de werkelijke beleggingsmix is het vereist eigen vermogen 132.528 duizend euro (2011; 114.106 duizend euro). De aanwezige solvabiliteit is lager dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het Fonds bevindt zich in een situatie van dekkingstekort. Een dekkingstekort dient binnen de wettelijke termijn te worden opgelost. 36 Herstelplan Gezien het aanwezige dekkingstekort ultimo 2008 heeft het Fonds een herstelplan opgesteld. Het plan is op 31 maart 2009 ingediend bij DNB. Op 28 september 2009 heeft DNB middels een goedkeurende beschikking het herstelplan goedgekeurd. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn: In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014. Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. Toelichting op realisatie verslagjaar Toelichting op realisatie verslagjaar Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 volgens de evaluatie van het herstel per 31 december 2011. Primo stand dekkingsgraad (%) Mutatie dekkingsgraad (%-punt) Ultimo dekkingsgraad (%) Geraamde technische voorzieningen Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad (%) Oorzaken mutatie dekkingsgraad: Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt) Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt) Indexering / korting Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt) Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt) Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt) Som van alle mutaties van de dekkingsgraad Realisatie 2012 92,8% 6,7% 99,5% Plan 2012 93,1% 3,1% 96,2% 938.620 152.548 116,2% 878.688 144.105 116,4% 0,0% -0,2% 3,5% -6,6% 12,9% -2,9% 0,0% -0,2% 0,0% 0,0% 3,7% -0,4% 6,7% 3,1% Tabel 31; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat op de rentestructuur is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de verhoging van de kostenvoorziening van 1,2% naar 2,1% van de voorziening opgenomen. De geheven premie over 2012 draagt niet bij aan herstel. Het Fonds maakt in 2012 gebruik van de zogenaamde “adempauze”, zodoende heeft het Fonds in 2012 toestemming om af te wijken van eis dat de premies moeten bijdragen aan herstel van de financiele positie van het Fonds. Het Fonds loopt achter op het oorspronkelijke herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2012 beschikt het Fonds ultimo 2013 naar verwachting over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de financiele positie ultimo 2013 op dit niveau te brengen, is een verlaging van pensioen doorgevoerd; de omvang van deze verlaging bedraagt 3,5%. 37 8 Technische voorzieningen (in duizenden euro’s) Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen (arbeidsongeschiktheid) Totaal technische voorzieningen Tabel 32; Technische voorzieningen 2012 EUR 938.620 936 939.556 2011 EUR 868.207 582 868.789 2012 EUR 868.207 27.718 13.439 -26.230 -34.077 66.527 34 23.356 -354 938.620 2011 EUR 735.510 31.652 9.613 -24.274 Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: (in duizenden euro’s) Stand 1 januari Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Korting Wijziging marktrente Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen Stand 31 december Tabel 33; Mutatieoverzicht voorziening voor pensioenverplichtingen 110.833 1.605 3.404 -136 868.207 Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,38% (2011; 2,74%). De analyse van het boekjaar is gebaseerd op de forward curve ultimo 2012. De interesttoevoeging is voor de voorziening risico fonds gelijk aan 1,544%. Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten. Het mutatieoverzicht voor de overige technische voorzieningen is als volgt: (in duizenden euro’s) Stand 1 januari Stortingen / Onttrekkingen Stand 31 december Tabel 34; Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen 2012 EUR 582 354 936 2011 EUR 446 136 582 Momenteel is de (overige technische) voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid, ter grootte van 936 duizend euro (ultimo 2011; 582 duizend euro), in de Technische Voorziening opgenomen. Deze voorziening dient ter dekking van de lasten uit hoofde van de actieve deelnemers, die op balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt verklaard zullen worden. De technische voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op basis van twee maal jaarlast PVI (668 duizend euro) en tweemaal jaarlast WIA-excedent (268 duizend euro). Er wordt verondersteld dat de risicopremie een goede inschatting geeft van de schadelast die uit het verzekerde risico voortvloeit. De termijn van 2 jaar sluit aan bij de wachttijd in de WIA. De technische voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën deelnemers als volgt samengesteld: (in duizenden euro’s) Actieven en arbeidsongeschikten Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Technische voorziening pensioenverplichtingen Tabel 35; Categorie deelnemers in technische voorziening pensioenverplichtingen 2012 EUR 401.174 421.008 98.081 19.293 939.556 2011 EUR 394.570 375.499 88.295 10.425 868.789 In de technische voorziening pensioenverplichting is een opslag van 2,1% (2011: 1,2%) voor toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling opgenomen. De pensioenverplichtingen zonder deze opslag is 920.263 duizend euro (2011; 858.364 duizend euro). De benodigde technische voorziening zoals deze gepresenteerd is, gaat uit van voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. 38 Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Voor mensen geboren vóór 1950 is de pensioenleeftijd 62 jaar. In 2012 wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,0% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor het jaar 2013 is de opbouw vastgesteld op 1,98%. De pensioengrondslag is gelijk aan het bruto jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het Fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: Bij een dekkingsgraad van meer dan 135% kan tot het inhalen van niet verleende toeslagen uit het verleden worden overgegaan. Bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag verleend. Bij een dekkingsgraad van meer dan 105% maar minder dan 125% wordt een toeslag van pro rata parte verleend. Bij een dekkingsgraad van 105% of minder wordt geen toeslag verleend. Solvabiliteitsvrijval wordt beschouwd als premiekorting. Premiekorting uitsluitend verbandhoudend met die solvabiliteitsvrijval is mogelijk bij een dekkingsgraad van meer dan 135% nadat alle niet verleende toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn ingelopen. Verdere premiekorting is mogelijk als de dekkingsgraad zich boven de 150% bevindt. In dat geval kan het bestuur ook besluiten tot het toekennen van extra toeslagen. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. De toeslagverlening op basis van het toeslagbeleid bij het pensioenfonds wordt hiermee geclassificeerd als categorie D1 (financiering uit overrendement). Bij de communicatie over de toekenning van toeslagen, zullen de voorgeschreven teksten uit de “toeslagenmatrix” worden gehanteerd (conform de beleidsregel van DNB van 26 februari 2007). Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het Fonds streeft er naar om: de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van algemene loonontwikkeling binnen de CAO-Metalektro; de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de relatieve stijging van het prijsindexcijfer. Het Fonds streeft naar een toeslagverlening die gemiddeld minimaal gelijkwaardig is aan de toeslagverlening van Bedrijfstakpensioenfonds PME. De pensioenrechten en pensioenaanspraken van de actieve deelnemers in de middelloonregeling zijn dit jaar verhoogd met 0,0% (2011; 0,0%). Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de middelloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2011; 0,0%). Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de eindloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2011; 0,0%). 39 Inhaalindexaties Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaalindexaties worden toegekend. Inhaalindexaties zijn indexaties die worden toegezegd, voorzover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaalindexaties te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Het bestuur van het Fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende indexatie. Voor de premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Jaar van indexatie 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Indexatie ambitie % 1,29% 2,96% 0,00% 1,38% 2,42% 2,10% Toegekende indexatie % 1,29% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% Verschil 0,00% 2,96% 0,00% 1,38% 2,42% 2,10% Tabel 36; Indexatie %’s premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden Voor de actieve deelnemers is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Indexatie ambitie % 4,29% 3,01% 1,76% 1,66% 2,16% 2,16% Toegekende indexatie % 4,29% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% Tabel 37; Indexatie %’s actieve deelnemers 40 Verschil 0,00% 3,01% 1,76% 1,66% 2,16% 2,16% 9 Overige schulden en overlopende passiva (in duizenden euro’s) 2012 EUR 1.174 16.165 7 632 1.186 96.477 378 16 116.035 Vooruitontvangen premies affinanciering Derivaten Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Collateral Inkoopsommen Nog te betalen pensioenen Stand per 31 december Tabel 38; Overige schulden en overlopende passiva 2011 EUR 17.478 17 587 925 112.564 22 131.593 Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in ILF cash funds. In het jaarverslag 2011 waren de bankrekeningen bij de vermogensbeheerders met een negatief saldo (in totaal 1.616 duizend euro) onder overige schulden opgenomen. Deze bankrekeningen zijn in 2012 gesaldeerd met de beleggingsbankrekeningen met een positief saldo en zijn verantwoord onder de beleggingen. De vergelijkende cijfers 2011 zijn aangepast om vergelijking beter mogelijk te maken. 41 Beleid en risicobeheer Beleggingsbeleid Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen beleggingsbeleid, premiebeleid en indexatiebeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen, van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings-) risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. In 2012 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid premiebeleid herverzekeringsbeleid toeslagbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van de Asset Liability Management-studie (ALM-studie) die in 2012 is uitgevoerd. Ook het crisisplan dat door het fonds eind 2012 is opgesteld is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico’s, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkingsinstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggings-richtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/ passief vermogensbeheer. Premiebeleid De financiering van de krachtens het pensioenreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de werkgever. De totale bijdrage is bepaald door het bestuur en is – gehoord de actuaris van het Fonds – getoetst op adequaatheid. De doorsneepremie is nimmer lager dan de gedempte kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. De actuariële benodigde (nominale) premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: Comingservice koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen (inclusief ploegentoeslag) ten behoeve van de deelnemers. Risicokoopsommen voor het (tijdelijk) nabestaandenpensioen. Een – aan het risicoprofiel van het Fonds gerelateerde – solvabiliteitsopslag op basis van de voorschriften omtrent het vereist eigen vermogen. Een opslag voor uitvoeringskosten. Er wordt rekening gehouden met een inschatting van de werkelijke pensioenuitvoeringskosten over het jaar (niveau 2012: 1.327 duizend euro). Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premi e wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de kostendekkende premie (in enig jaar) is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan. 42 Indexatiebeleid Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen eenduidige markt voor financiële instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt in dit verslag geen benaderingswijze opgenomen. Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en in de notitie Risicoanalyse en risicomanagement die een bijlage is van de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: Actuariële risico’s Beleggingsrisico’s Renterisico Actuariële risico’s Solvabiliteitsrisico Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico. Ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De belangrijkste ratio, die de solvabiliteit van een pensioenfonds weergeeft betreft de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in 2012 gestegen van 92,8% naar 99,2%. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Hoe het Fonds op de solvabiliteitspositie reageert staat toegelicht op pagina 39 onder Herstelplan. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt: (in duizenden euro’s) Technische voorzieningen Overige technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) (b) S 10 Opslag actief beheer (c) Totaal S (vereiste buffers) inclusief opslag actief beheer Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b+c) Aanwezig vermogen (totaal activa – schulden = pensioenvermogen) Surplus / tekort Tabel 39; Surplus/tekort op FTK-grondslagen 43 Ultimo 2012 – Strategisch mix – Evenwichtssituatie EUR 938.620 936 939.556 Ultimo 2011 – Strategisch mix – Evenwichtssituatie EUR 868.207 582 868.789 25.232 120.310 55.500 27.686 109.352 45.882 10.100 28.450 -90.802 148.790 10.179 27.289 -83.711 136.677 3.758 3.476 152.548 140.153 1.092.104 934.851 -157.253 1.008.942 806.314 -202.628 Het Fonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden. Er wordt uitgegaan dat circa 50% van de exposure in de belangrijkste vreemde valuta (USD, GPB en JYEN) wordt afgedekt. Het Fonds heeft daarnaast in haar beleggingsbeleid ervoor gekozen om het renterisico voor een groot deel af te dekken. Door middel van een Swap overlay portefeuille die specifiek is afgestemd op de verplichtingen van het Fonds is het renterisico voor 70% afgedekt met een bandbreedte van + of – 3%. Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix bedraagt 132.5 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 114,1%) ultimo 2012. Op basis van de strategische beleggingsmix bedraagt het vereist eigen vermogen 152,5 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 116,2%) ultimo 2012. Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van: Langleven. Overlijden en Arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het Fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Door toepassing van AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte, is thans zo goed mogelijk aangesloten bij de verwachte sterftetrend in de toekomst. (in duizenden euro’s) Ultimo 2012 EUR Ultimo 2011 EUR Langleven risico Verwachte vrijval Werkelijke vrijval -4.670 3.727 -3.972 7.046 Kortlevenrisico Verwachte vrijval Beschikbare actuariële risicopremie (risicokoopsom) Werkelijke vrijval Benodigd bij overlijden 2.144 521 84 -1.960 1.938 547 220 -5.370 -154 409 Resultaat op sterfte Tabel 40; Sterfte behorende bij de technische voorziening voor risico van het Fonds Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid bedraagt 216 duizend euro (2011; -124 duizend euro). Indexatierisico Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. 44 Beleggingsrisico’s Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het beleggingrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door BlackRock en ING Investment Management in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die worden veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) zoals opties en futures. Valutarisico Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2012 circa 35% (2011; 23%) van de beleggingsportefeuille en is voor de belangrijkste valuta USD, JPY en GPB voor 77% (2011; 52%) afgedekt door de euro. Einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 1.668 duizend euro (2011; -2.245 duizend euro). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: (In duizenden euro’s) Ultimo 2012 EUR Vastgoedbeleggingen 38.652 Aandelen 221.050 Vastrentende waarden 55.378 Derivaten -145 Cash funds 2.441 Totaal beleggingen in vreemde valuta 317.376 Tabel 41; Beleggingen in vreemde valuta voor afdekking door valutaderivaten % 12.2% 69.6% 17.4% 0.0% 0.8% 100.0% Ultimo 2011 EUR 21.150 181.104 10.098 -232 1.024 213.144 % 9,9% 85,0% 4,7% -0,1% 0,5% 100,0% Ultimo 2012 netto positie (na) Ultimo 2011 netto positie (na) EUR 710.650 960 5.987 19.440 181.668 918.706 654.373 18.393 1.530 48.071 69.025 791.392 De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: (In duizenden euro’s) Ultimo 2012 (voor) EUR EUR 598.849 GBP 28.232 JPY 7.675 USD 78.545 Overige 203.717 Totaal valutapositie 917.018 Tabel 42; Valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten Valuta derivaten EUR 111.801 -27.271 -1.688 -59.105 -22.048 1.688 Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken. 45 Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Het renterisico is voor 70% van de verplichtingen afgedekt met een bandbreedte van + en – 3%. Er is een matching van activa en passiva over de verschillende looptijden zodat rekening wordt gehouden met de absolute hoogte en vorm van de yieldcurve voor verplichtingen. De benodigde duratie wordt verkregen uit de vastrentende portefeuilles in combinatie met een Swap overlay portefeuille. Het Fonds hedged het renterisico tegen marktcurve. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddeld resterende looptijd in jaren. (In duizenden euro’s) Duratie vastrentende waarden (voor derivaten) Duratie vastrentende waarden (na derivaten) Duratie (nominale) pensioenverplichtingen Duratie (nominale) pensioenverplichtingen obv swapcurve) Balanswaarde EUR 552.535 647.484 939.556 Ultimo 2012 979.504 16,6 jaar 4,1 jaar 18,0 jaar 16,0 jaar Balanswaarde EUR 510.425 615.888 868.789 Ultimo 2011 4,2 jaar 15,7 jaar 16,3 jaar Tabel 43; Duratie In de balanswaarde van de vastrentende waarden in bovenstaande tabel zijn de cash funds opgenomen. Er is geen rekening gehouden in deze balanswaarde met de opgelopen rente en de aan de vastrentende waarden gealloceerde liquide middelen. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: (in duizenden euro’s) Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd < > 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar Totaal vastrentende waarden Tabel 44; Vastrentende waarden (inclusief cash funds) naar looptijd Ultimo 2012 EUR 6.868 128.436 417.234 552.538 % 1,2% 23,2% 75,5% 100,0% Ultimo 2011 EUR 11.083 74.127 425.215 510.425 % 2,2% 14,5% 83,3% 100,0% Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over the Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het Fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het Fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. De volgende posten vormen een concentratierisico: (in duizenden euro’s) Tegenpartij Staatsobligaties Duitsland Staatsobligaties Frankrijk Staatsobligaties Italië Staatsobligaties Nederland Staatsobligaties Spanje Bedrag EUR 23.740 36.234 22.936 17.611 18.416 118.937 Tabel 45; Concentratierisico 46 % van balanstotaal 2,4% 3,6% 2,3% 1,8% 1,8% Ultimo 2012 is er geen sprake van beleggingen in een individuele tegenpartij groter dan 4,0%. In 2011 was dit wel het geval en betrof het de staatsobligaties van Duitsland, dit was ook zo in 2010. In het algemeen geldt dat het concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuilles in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan voor deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoort. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het Fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop door een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Swaps: Door middel van swaps wordt het renterisico van de totale obligatieportefeuille afgestemd op de duratie van de verplichtingen waardoor een groter deel van het renterisico wordt afgedekt. Deze opzet heeft twee voordelen. In de eerste plaats kan door actief beheer extra rendement worden behaald hetgeen het totale rendement van het Fonds ten goede kan komen. In de tweede plaats biedt de nieuwe swapportefeuille meer flexibiliteit om beleggingen en pensioenverplichtingen op elkaar af te stemmen en kunnen eventuele aanpassingen eenvoudiger en kostenefficiënter worden doorgevoerd. Het Fonds is in belangrijke mate afgedekt tegen het zogenoemde renterisico. 47 Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2012: Contractomvang Clean Value Pc Pos Clean Value Pc Neg Actuele waarde activa Actuele waarde passiva Credit Default swap FX Forwards Bond Future Forward Bonds Interest Rate Swaps Inflation Swaps 1.858 128.323 206 1 751.129 4.982 -1.830 -126.635 -69 -1 -658.056 -4.960 29 2.410 206 1 108.431 37 -722 -69 -1 -15.358 -15 Totaal Derivaten Tabel 46; Derivatenposities ultimo 2012 886.499 -791.551 111.114 -16.165 Clean Value Pc Pos Clean Value Pc Neg Actuele waarde activa Actuele waarde passiva Credit default Swap FX Forwards Bond Future Interest Rate Swaps 2,033 77.393 183 712.178 -2.238 -79.638 -648 -603.799 82 183 122.678 -205 -2.327 -648 -14.299 Totaal Derivaten Tabel 47; Derivatenposities ultimo 2011 791.788 -686.323 122.943 -17.479 (In duizenden euro’s) Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2011: Contractomvang (In duizenden euro’s) Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: (in duizenden euro’s) AAA AA A BBB BB B Lager dandan B (2011 lager dan BBB) Geen rating Ultimo 2012 EUR 165.542 88.752 68.834 109.591 8.161 500 5.269 % 33,0% 18,0% 26,6% 19,8% 0,0% 1,5% 0,1% 1,0% Totaal beleggingen naar kredietwaardigheid 446.649 100,0% Tabel 48; Totaal beleggingen in vastrentende waarden naar kredietwaardigheid debiteuren Ultimo 2011 EUR 235.507 65.741 162.952 31.180 4.144 10.900 % 46,2% 12,9% 31,9% 6,1% 0,0% 0,0% 0,8% 2,1% 510.424 100,0% Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: Ultimo 2012 zijn er voldoende obligaties en cash funds, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Daarnaast is er een cash flow planning gemaakt met een horizon van 1 jaar, die maandelijks wordt aangepast op recente ontwikkelingen. 48 Uitbestedingsrisico Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt: Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indi catoren over het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie. Jaarlijks zal de accountant van het pensioenfonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures. Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van algemene strekking aan de manager Pensioenfonds. Aon Hewitt verstrekt een ISAE 3402 rapportage type 2 voor de periode 1oktober 2011 tot en met 30 september 2012. Over het laatste kwartaal van 2012 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent. Periodiek heeft het bestuur overleg gevoerd met de vermogensbeheerders. In dit overleg is uitvoerig stilgestaan bij de resultaten van de vermogensbeheerder. Daarnaast heeft het bestuur kennisgenomen van interne beheersingsrapportages (ISAE 3402) van de vermogensbeheerders en heeft het bestuur deze geanalyseerd. 49 Toelichting Staat van baten en lasten over 2012 10 Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) (in duizenden euro’s) Periodieke premies: Werkgeversgedeelte Werknemersgedeelte Premie ineens (FVP-premies en inkoopsommen) Additionele storting werkgever Totaal premiebijdragen exclusief VXOP VXOP premie Totaal premiebijdragen Tabel 49; Premiebijdragen 2012 EUR 2011 EUR 12.869 9.410 41 22.320 13.262 9.215 258 500 23.235 6.544 11.949 28.864 35.184 De feitelijke premie bedraagt 28.864 euro. De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 28,3% (2011; 28,3%) van de pensioengrondslag som. De daling van de premie in 2012 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat in de premiebijdragen 2012 de voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1952 is opgenomen (6.544 duizend euro), in 2011 was de voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1950 en 1951 opgenomen (11.949 duizend euro). De kostendekkende premie, de premie volgens dekkingsgraadeis, de gedempte en de feitelijke premie (exclusief inkoop VXOP) volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (in duizenden euro’s) 2012 EUR 22.320 23.441 26.003 20.901 Feitelijke premie Premie volgens premiedekkingsgraadeis Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie 2011 EUR 23.235 24.491 21.745 Tabel 50; Premies volgens Pensioenwet De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties in deze kostendekkende premie van jaar op jaar. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijk te ontvangen premie. De feitelijke premie voldoet in 2012 niet aan de eis dat deze bijdraagt aan herstel. Het Fonds maakt in 2012 echter gebruik van de zogenaamde “adempauze”, zodoende heeft het Fonds in 2012 van DNB toestemming om af te wijken van deze eis. Het Fonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van 3,74% (2011; 4,0%). Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van de gemiddelde nominale rente per 30 september van de afgelopen vijf jaar. De feitelijke premie is afgeleid van de salarissom. De gedempte premie is lager de kostendekkende premie zonder demping van de disconteringsvoet. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur op 31 december 2012 lager is dan de gehanteerde gedempte disconteringsvoet van 3,74%. De voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1952 is gebaseerd op de UFR per 31 december 2012, wat overeenkomt met de grondslagen voor de premie 2013. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor risico fonds Opslag voor benodigde solvabiliteit Opslag voor toekomstige kosten Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Kostendekkende premie Tabel 51; Opbouw kostendekkende premie 50 2012 EUR 21.280 3.466 249 1.008 26.003 2011 EUR 19.791 3.307 158 1.235 24.491 11 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds De kosten vermogensbeheer in 2012 bedragen 1.190 duizend euro (2011; 1.290 duizend euro). Deze kosten worden in mindering gebracht op de beleggingsopbrengsten. In deze 1.190 duizend euro is een BTW teruggave op vermogensbeheerkosten verwerkt van 240 duizend euro, die betrekking heeft op voorgaande jaren. De kosten vermogensbeheer zijn niet direct te toe te wijzen aan de verschillende categorieën van beleggingen. 2012 (in duizenden euro’s) Directe beleggingsopbrengsten EUR 482 3.520 10.395 4.612 170 19.179 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingsopbrengsten Teruggave BTW voorgaande jaren Kosten Totaal beleggingsopbrengsten Tabel 52; Beleggingsresultaten 2012 risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 7.925 33.056 33.394 35.111 -548 108.939 19.179 108.939 Directe beleggingsopbrengsten EUR 433 2.234 11.432 4.207 222 18.528 Indirecte beleggingsopbrengsten EUR -2.089 -18.283 2.868 59.844 8 42.348 18.528 42.348 Vermogensbeheerkosten 240 -1.430 -1.190 Totaal beleggingsopbrengsten EUR 8.407 36.576 43.789 39.723 -377 128.118 240 -1.430 126.928 2011 (in duizenden euro’s) Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingsopbrengsten Kosten Totaal beleggingsopbrengsten Tabel 53; Beleggingsresultaten 2011 risico pensioenfonds 12 Vermogensbeheerkosten -1.290 -1.290 Totaal beleggingsopbrengsten EUR -1.656 -16.049 14.300 64.051 230 60.876 -1.290 59.586 Overige baten (in duizenden euro’s) 2012 EUR 11 11 Andere baten Totaal overige baten Tabel 54; Overige baten 51 2011 EUR -1 -1 13 Pensioenuitkeringen (in duizenden euro’s) 2012 EUR 23.816 257 1.878 81 1 26.033 Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkopen Totaal pensioenuitkeringen Tabel 55; Pensioenuitkeringen 2011 EUR 22.179 258 1.720 74 24 24.255 De indexatie van de opgebouwde rechten en uitkeringen in de Middelloon per 1 januari 2012, zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt voor actieven 0% (2011; 0%) en voor de inactieven 0% (2011; 0%). Het bestuur heeft in december 2012 besloten om geen indexaties per 1 januari 2013 en per 1 april 2013 toe te kennen. In februari 2013 is besloten om de uitkeringen te korten met 3,5% vanaf 1 april 2013. De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 438 euro per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig pensioenwet. 14 Pensioenuitvoeringskosten (in duizenden euro’s) 2012 EUR 216 178 120 739 30 44 1.327 Pensioenbureaukosten Actuaris en adviseurs Accountantskosten Pensioenadmininistratiekosten Contributies en bijdragen Overige Totaal pensioenuitvoeringskosten Tabel 56; Pensioenuitvoeringskosten 2011 EUR 208 211 112 776 84 41 1.432 De werkzaamheden op het Pensioenbureau worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt doorbelast naar het Fonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten. De accountantskosten in 2012 bedragen 120 duizend euro, hierin is opgenomen 15 duizend voor advieswerkzaamheden, 40 duizend euro met betrekking tot facturen, gerelateerd aan controlewerkzaamheden voor boekjaar 2011, maar die zijn ontvangen in 2012. Eind 2012 is ook er een reservering gemaakt van 65 duizend euro voor controlewerkzaamheden van boekjaar 2012, die in 2013 door de accountant worden uitgevoerd. De volgende honoraria van KPMG Accountants N.V. zijn ten laste gebracht van de stichting, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a BW. (in duizenden euro’s) 2012 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 57; Honoraria accountant 2012 KPMG Accountants N.V. EUR 105 (in duizenden euro’s) 2011 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 58; Honoraria accountant 2011 Overig KPMG netwerk EUR Totaal KPMG EUR 105 15 15 105 15 120 KPMG Accountants N.V. EUR 104 6 Overig KPMG netwerk EUR 2 Totaal KPMG EUR 104 6 2 2 112 110 In overeenstemming met artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het Fonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd. 52 15 Pensioenopbouw voorziening pensioenverplichtingen Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken Totaal pensioenopbouw Tabel 59; Pensioenopbouw 16 2012 EUR -21.280 -21.280 2011 EUR -19.791 -19.791 2012 EUR 15.590 3.632 14.627 2011 EUR Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen (in duizenden euro’s) Verlaging pensioentrekkenden Verlaging slapers Verlaging actieven Toeslagverlening pensioentrekkenden Toeslagverlening slapers Toeslagverlening actieven Totaal indexering en overige kosten Tabel 60; Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen 33.849 Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, indien de financiële middelen van het Fonds dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari en 1 april toegekend. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAO-Metaalelektro. De per 1 april 2012 en 1 januari 2013 toegepaste verhoging bedraagt 0%. Hierdoor bedraagt het resultaat over 2012 in verband met toeslagverlening 0. In het resultaat Indexering en overige toeslagen is de per 1 april 2013 geëffectueerde verlaging van de pensioenaanspraken en pensioenrechten verwerkt. Deze verlaging bedroeg 3,5% voor alle deelnemers en leidt tot een daling van de voorziening van 34.077 duizend euro. 17 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011; 1,296%), overeenkomstig de rente termijn structuur. De benodigde interesttoevoeging aan de technische voorziening leidt tot een last van 13.439 duizend euro (2011; 9.613 duizend euro). 18 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. (in duizenden euro’s) Uitkeringen Totaal onttrekking voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Tabel 61; Pensioenuitkeringen in mutatie pensioenverplichtingen 19 2012 EUR 26.230 26.230 2011 EUR 24.274 24.274 Wijziging marktrente voorziening pensioenverplichtingen Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente in 2012 en bedroeg 66.527 duizend euro negatief (2011; -110.833 duizend euro). Dit saldo is enerzijds opgebouwd uit een last van 84.484 duizend euro gerelateerd aan de reguliere aanpassing van de rentetermijnstructuur. Anderzijds is het Fonds vanaf september 2012 verplicht om met een herziene rekenrente de contante waarde van de verplichtingen te berekenen (UFR methodiek). Deze herziene methodiek heeft geleid tot een daling van de verplichtingen en heeft daarmee een positief effect gehad op de dekkingsgraad van 17.957 duizend euro. 53 20 Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht rechten (in duizenden euro’s) Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten voorziening pensioenverplichtingen Tabel 62; Saldo overdracht rechten in mutatie voorziening pensioenverplichtingen 2012 EUR -34 -34 2011 EUR -2.396 791 -1.605 Deze wijziging betreft de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van waarde-overdrachten. 21 Overige mutaties voorziening pensioenverplichting (in duizenden euro’s) 2012 EUR -29.566 -29.566 Overige mutaties Totaal saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Tabel 63; Saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 2011 EUR -15.265 -15.265 Onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen vallen het resultaat op kanssystemen, de toeslag op langleven en overige actuarieel resultaat. Tenslotte is er onder de overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen opgenomen, de stijging van de voorziening met 6.210 duizend Euro in verband met de inkoop VXOP (1952) in 2012 (2011: 11.861 duizend euro). Aan de vaststelling van de technische voorzieningen ligt een aantal kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste kanssystemen betreffen sterfte (-154 duizend euro) en arbeidsongeschiktheid (216 duizend euro). Het FTK schrijft voor dat voor de vaststelling van de technische voorzieningen rekening gehouden moet worden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Het resultaat in verband met wijziging van de actuariële grondslagen over 2012 bedraagt -23.402 duizend euro. Dit resultaat bestaat uit een resultaat van -8.750 duizend euro in verband met de overgang naar een nieuwe sterftetafel, -6.851 als gevolg van een wijziging van correctiefactoren op sterfte en tenslotte een last van -7.801 duizend euro als gevolg van de verhoging van de kostenopslag van 1,2% naar 2,1%. Mutaties zoals uitruil van de ene pensioensoort in een andere kan leiden tot een actuarieel resultaat omdat de gebruikte uitruilfactor sekseneutraal is, samen met overige doorgevoerde mutaties en correcties gaat het om een last van -16 duizend euro. 22 Saldo overdracht van rechten (in duizenden euro’s) 2012 EUR -28 -65 -93 Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten Tabel 64; Saldo overdracht rechten 2011 EUR -2.138 693 -1.445 Waardeoverdrachten betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De koopsommen, die worden ontvangen, worden aangewend voor de inkoop van extra aanspraken. 54 Toelichting Kasstroomoverzicht over 2012 23 Overige mutaties beleggingen (in duizenden euro’s) 2012 EUR -548 6.441 1.534 41.896 Ongerealiseerde koersresultaten Mutatie liquide middelen gerelateerd aan beleggingen Mutatie lopende intrest Gerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten Mutatie negatieve waarde derivaten Totaal saldo overige mutaties beleggingen Tabel 65; Overige mutaties beleggingen 49.323 2011 EUR 2.777 -11.972 -2.680 -2.842 -14.717 De gerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan de kasstromen, die voortkomen uit het verzilveren van opgelopen waarde in Swap-overlay posities. 24 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het Fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Aon Hewitt voor een periode van 2 jaar, vanaf 1 januari 2008. Deze uitbestedingsovereenkomst is vanaf 1 januari 2012 stilzwijgend verlengd met 2 jaar. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt circa 0,7 miljoen duizend euro, de contractuele verplichting eind 2012 is derhalve 0,7 miljoen euro (2011; 1,4 miljoen). De verplichting uit hoofde van minimumpensioen bedraagt ultimo 2012 circa 3,90 miljoen euro (ultimo 2011; 4,95 miljoen euro). De verplichting ultimo 2012 is berekend met de termijnstructuur van de nominale marktrente ultimo 2012, die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van 2,38%. 55 Investeringsverplichtingen Er bestaan per balansdatum geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). 25 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen; het Fonds, de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders en de voormalige bestuurders, directieleden of andere beleidsbepalers en werknemers van het Fonds. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar toelichting 27. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het Fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: Tussen het Fonds en de werkgever is een ‘overeenkomst met betrekking tot de betaling van de bijdragen gesloten. In 2007 zijn de afspraken tussen het Fonds en de werkgever vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de Pensioenwet. In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd: Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties. De (totale) doorsneepremie dient door de werkgever betaald te worden en bedraagt 28,3 % van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers in 2012. De werkgever houdt de bijdrage van de werknemers in op het salaris. De deelnemersbijdrage is vastgelegd in het pensioenreglement van het Fonds en bedraagt thans 40% van de doorsneepremie. De doorsneepremie wordt in twaalf termijnen ter beschikking gesteld aan het Fonds. Bijstorten is niet opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan zes maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd. De doorsneepremie kan nimmer minder zijn dan de kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte kostendekkende premie – in enig jaar – is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan. Het Fonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het Fonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de overeenkomst. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast. 56 26 Aantal personeelsleden Bij het Fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt doorbelast naar het Fonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten. 27 Bezoldiging bestuurders De bestuurders van het Fonds zijn onbezoldigd. 28 Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het Fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het Fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. 29 Belastingen De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting Hengelo, 15 mei 2013 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur Dhr. D.J.H. de Bruin Voorzitter Dhr. G.J. Mulders Penningmeester Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter Dhr. E.R. Stolp Lid Dhr. P.M. Dekker Secretaris Dhr. J.G.E. Visser Lid 57 Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het Fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het resultaat van 57.770 duizend euro is ten gunste van de algemene reserve gebracht. Het voorstel is verwerkt in de balans per 31 december 2012. Gebeurtenissen na balansdatum In februari 2013 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB. Het feitelijk herstel loopt achter op het per stand 1 januari 2012 geraamde herstelpad in het herstelplan. De voorgenomen, en in 2012 aangekondigde, verlaging van de uitkeringen en opgebouwde pensioenrechten van 4,1% is per april 2013 definitief uitgekomen op 3,5%. Deze verlaging die doorgevoerd is op de stand 31 december 2012 is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden. 58 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Thales Nederlands te Hengelo is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. 59 Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en pensioenaanspraken per 1 april 2013 met 3,5% te zullen korten. Deze korting is in aanmerking genomen bij de vaststelling van de technische voorzieningen per 31 december 2012. De benodigde premie op basis van de premiedekkingsgraadeis ligt in 2012 hoger dan de ontvangen premie. Het pensioenfonds heeft daarom gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot “adempauze”. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen) en 133 (dekking door waarden). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederlands is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Apeldoorn, 15 mei 2013 drs. ir. P.M. Halkes AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V. 60 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze contr ole verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkr egen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensi oenfonds Thales Nederland per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 7 van het bestuursverslag en pagina 53 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben per 1 april 2013 over te gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten en waarin is toegelicht dat deze korting is verwerkt in deze jaarrekening. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Zwolle, 15 mei 2013 KPMG Accountants N.V. C. Messina RA 61 Deze pagina is bewust leeg gelaten 62 Verslag verantwoordingsorgaan Volgens de Pensioenwet dient het Verantwoordingsorgaan (VO) een oordeel te geven over: 1. 2. 3. het handelen van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (Bestuur) het door het Bestuur gevoerde beleid in het kalenderjaar 2012 beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO ieder kwartaal overleg met het bestuur en in mei 2013 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerende actuaris en het Bestuur. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in de conceptuele versies van het Jaarverslag 2012, het concept Accountantsverslag 2012, het Actuarieel Certificeringsrapport 2012 en andere relevante documenten. Ad 1. Oordeel over het handelen van het Bestuur a In december 2011 is een voorlopige nieuwe versie van het ABTN uitgebracht. Door noodzakelijke aanvullingen kon een definitieve versie op 26 april 2012 worden voltooid. b In 2012 zijn er geen klachten of geschillen ingediend. c Het Bestuur heeft ook in 2012 aan diverse cursussen en seminars deelgenomen om de deskundigheid van de individuele bestuursleden in de aan hen toegewezen deskundigheidsgebieden op het vereiste niveau te brengen of te houden conform het deskundigheidsplan. In april 2012 is de laatste aangepaste versie van het Deskundigheidsplan uitgegeven. d Het Bestuur heeft in 2012 in voldoende mate gecommuniceerd met de deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds. De schriftelijke communicatie met Thales over een extra bijdrage zou naar mening van het VO sterker onderbouwd hebben kunnen worden. e Het VO is van mening dat, op basis van de voorliggende informatie, het Bestuur in 2012 bij het uitoefenen van haar taken in grote lijnen heeft voldaan aan de voorwaarde om op een evenwichtige wijze rekening te houden met de belangen van de deelnemers. Het VO beveelt echter aan om vanuit de ervaring van de onevenwichtige uitwerkingen die de aanpassingen van de levensverwachting door het AG hebben veroorzaakt, de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en Thales op het punt van evenwichtige belangenbehartiging opnieuw te (laten) beoordelen. f Het Bestuur heeft de aanbevelingen van de visitatie commissie van 2009 uitgewerkt en actienemers aangewezen. Een groot aantal acties zijn in 2012 gereed maar met name op het gebied van Risicobeheersing zijn nog een aantal stappen te maken. Inmiddels heeft een nieuwe visitatie plaatsgevonden. Ad 2. Oordeel over het gevoerde beleid a Het premie- en toeslagbeleid zijn conform de beleidsnota’s zoals verwoord in de ABTN uitgevoerd. b Ook in 2012 is er bij het beleggingsbeleid volgens het VO om weloverwogen redenen voor gekozen om de portefeuille nog niet te rebalancen. c De verschillende plannen zoals deze in de wet zijn vereist worden door het fonds op een goede wijze ingevuld. Ad 3. Oordeel over beleidskeuzes voor de toekomst a Het Bestuur laat zich regelmatig op de hoogte houden van actuele situaties en neemt, na zich te hebben laten adviseren door verschillende deskundigen, de nodige beslissingen binnen het vastgelegde beleid. Het Bestuur blijft speciale aandacht besteden aan de mogelijkheid om de portefeuille “automatisch” te rebalancen zodat deze continu aan de strategische waarden voldoet zoals vastgelegd in de ABTN. b De beleggingsresultaten over 2012 waren hoger dan in 2011 en waren nagenoeg gelijk aan de benchmark, wat een goed resultaat is. Het Bestuur heeft de belangrijke activiteit van het beleggen op een verantwoorde wijze uitbesteed. Ook de beleggingsinstanties worden door een derde geaudit. c Korting aangekondigd in 2012 en geëffectueerd in 2013: Het VO heeft ondanks het negatieve besluit om te korten met instemming kennis genomen met de conclusie van de brief aan de deelnemers dd. 14 februari 2013: “Volgens de huidige inzichten moet een dekkingsgraad van 104,2% met de nu genomen maatregelen eind 2013 haalbaar zijn, echter de daadwerkelijke ontwikkelingen in 2013 kunnen niet worden voorzien. Daarom wordt aan het eind van 2013 opnieuw de balans opgemaakt. Dan wordt duidelijk of de pensioenaanspraken en -uitkeringen wellicht nog verder verlaagd moeten worden om voldoende herstel te bewerkstelligen. Echter dat met deze moeilijke positie in gedachten er in 2012 gebruik is gemaakt van de adempauze waardoor de premie niet heeft bijgedragen aan het herstel wordt door het VO als teleurstellend ervaren. d Er verschijnen diverse publicaties over de dekkingsgraadposities van de diverse fondsen. Hoewel er voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie van zulke publicaties spreekt het VO zijn zorg uit over de trend die uit sommige van deze publicaties (zoals bijv. het DNB bulletin) spreekt. Toen het fonds 20 jaar geleden uit het Philips pensioenfonds trad had het fonds een zelfde dekkingsgraad. Er zijn voor zover ons bekend geen duidelijke aanwijzingen waarom het fonds qua dekkingsgraad in vergelijking met andere fondsen zoals Philips terugloopt. Omdat veel deelnemers dergelijke publicaties lezen zou aan te bevelen zijn nader te onderzoeken of deze relatieve negatieve trend feitelijk juist is en zo ja wat daarvan de reden is. Het VO oordeelt op basis van de door haar gevoerde gesprekken en de documenten die haar door het Bestuur ter beschikking zijn gesteld positief over het handelen en gevoerde beleid van het Bestuur over 2012. 63 Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het Verantwoordingsorgaan. Het bestuur is het Verantwoordingsorgaan erkentelijk voor het verslag en zal komend jaar de gelegenheid te baat nemen om de aanbevelingen te onderzoeken en waar mogelijk op te volgen. 64
© Copyright 2025 ExpyDoc