Jaarverslag 2012 - Stichting Pensioenfonds Thales Nederland

Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Jaarverslag 2012
Inhoud
Kerncijfers................................................................................................................ 6
Verslag van het bestuur ........................................................................................ 7
Intern Toezicht ...................................................................................................... 11
Jaarrekening
25
Balans per 31 december 2012 ........................................................................... 25
Staat van baten en lasten over 2012 ................................................................ 26
Kasstroomoverzicht over 2012 .......................................................................... 27
Toelichting Balans per 31 december 2012 ...................................................... 28
Overige gegevens
58
Actuariële verklaring
59
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
61
Verslag verantwoordingsorgaan
63
Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan
64
Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Karakteristieken van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Profiel
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (hierna: “het Fonds”), statutair gevestigd te Hengelo (Overijssel) is opgericht op 29 juli 1949. De
laatste statutenwijziging was op 21 mei 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41027030. Het
Fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisaties de Pensioenfederatie (de overkoepelende organisatie
van ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen) en de OPF (Stichting voor
Ondernemingspensioenfondsen).
Het Fonds is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de pensioenaanspraken die in het kader van de collectieve pensioenregeling van
Thales Nederland B.V. zijn toegezegd. De collectieve pensioenregeling is bestemd voor medewerkers van Thales Nederland B.V. en
gelieerde ondernemingen.
Hiertoe wordt voor 4.594 actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, circa 935 miljoen euro pensioenvermogen
belegd. Het pensioenvermogen bestaat uit totaal beleggingen van 1.040 miljoen euro, overige vorderingen van 0,5 miljoen euro, de liquide
middelen van 10 miljoen euro verminderd met de kortlopende schulden van 116 miljoen euro.
Het Fonds heeft ten doel het uitkeren van pensioenen aan het personeel van Thales Nederland B.V. en aan de nagelaten betrekkingen van
het personeel, conform de voorwaarden zoals nader aangegeven in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst.
Het streven hierbij is de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken waardevast en opgebouwde pensioenen welvaartsvast te
houden, hoewel er geen recht is op indexatie. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre indexatie van pensioenrechten en -aanspraken
kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het Fonds toereikend zijn voor indexatie, wordt deze toegekend. Voor deze
voorwaardelijke indexatie wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
Het Fonds streeft naar transparante communicatie met gepensioneerden en (ex-) deelnemers.
Organisatie
Bestuur
De samenstelling van het bestuur per 31 december 2012 is als volgt:
Naam
Dhr. D.J.H. de Bruijn
Dhr. J.H.E. Soepenberg
Dhr. G.J. Mulders
Dhr. P.M. Dekker
Dhr. E.R. Stolp
Dhr. J.G.E. Visser
Tabel 1; Bestuurssamenstelling
Functie
Voorzitter
Vice-voorzitter
Penningmeester
Secretaris
Lid
Lid
Vertegenwoordiging
Werkgever
Werkgever
Werkgever
Deelnemers
Deelnemers
Pensioengerechtigden
Lid sinds
16 februari 2012
1 maart 2008
18 maart 1992
22 juni 2004
13 juni 2006
1 juli 2012
Einde zittingsduur
juni 2018
juni 2016
juni 2014
juni 2016
juni 2014
juni 2018
Het bestuur van het Fonds heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en een solide beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het
bestuur onder andere het beleid ten aanzien van de uitbesteding en -communicatie moet bepalen, evenals het beleggingsbeleid. Ook is zij
betrokken bij het vaststellen en eventueel wijzigen van het pensioenreglement.
Daarnaast dient zij controle te houden op een correcte en stipte uitvoering van de pensioenuitkeringen. Ook dient zij de beleggingsstrategie
af te stemmen op de korte en lange termijn pensioenverplichtingen van het Fonds.
In februari 2012 is de heer Van Duuren teruggetreden als voorzitter van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Hij is opgevolgd door de
heer De Bruijn. De heer Prakken is in juni 2012 afgetreden als bestuurslid. Hij is opgevolgd door de heer Visser.
Het bestuur van het Fonds bestaat uit 6 leden; 3 vertegenwoordigers van de werkgevers, 2 vertegenwoordigers van de deelnemers en 1
vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden.
De leden van werkgeverszijde worden benoemd door de directie van Thales Nederland B.V. Ten minste één lid is lid van de directie van
Thales Nederland B.V. 2 leden van deelnemerszijde worden op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad benoemd.
Een lid van deelnemerszijde wordt op voordracht van de pensioengerechtigden van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benoemd. De
leden zijn afkomstig uit de (gewezen) deelnemers. Ten minste een lid behoort tot de categorie hoger personeel.
De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van 6 jaar. Volgens een door het bestuur op te stellen rooster treden om de twee
jaar af een werkgeverslid als mede een werknemerslid. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar.
3
Pensioenbureau
De beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering worden verzorgd door het Pensioenbureau. De medewerkers van het Pensioenbureau zijn in
dienst bij Thales Nederland B.V. De besluitvorming omtrent het door de Stichting te voeren beleid inzake de dagelijkse uitvoering van haar
werkzaamheden, wordt bepaald door tenminste twee bestuursleden tezamen.
Projectgroepen en commissies
BeleggingsAdvies Commissie
G.J. Mulders, voorzitter
P.M. Dekker
S.G.B. Heemskerk
F.J. Ballendux (extern adviseur)
Communicatie Commissie
J.H.E. Soepenberg, voorzitter
E.R. Stolp
J.G.E. Visser
Pension Fund Governance Commissie
J.H.E. Soepenberg, voorzitter
J.G.E. Visser
S.G.B. Heemskerk
Pensioenbureau
S.G.B. Heemskerk, manager
D.A.B. Buijnsters
L. Katalanc-Bulut
M.A.A. Timmers-Bossink
Adres:
E-mailadres:
Website:
Postbus 42 7550 GD Hengelo
[email protected]
http://www.thales-nl-pensioenfonds.nl
Actuaris
Certificerend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V.
Adviserend actuaris: Towers Watson Netherlands B.V.
Accountant
KPMG Accountants N.V.
4
Uitvoeringsorganen
Pensioenregeling
Aon Consulting c.v. handelend onder de naam Aon Hewitt
Beukenlaan 143
5616 VD Eindhoven
Telefoonnummer : 088-1006374
E-mailadres : [email protected]
Vermogensbeheer
BlackRock (Netherlands) B.V.
ING Investment Management B.V.
Custodian / Performance meting
Kas Bank N.V.
Vergadering van deelnemers
Ten minste éénmaal per jaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, zal door het bestuur een vergadering van deelnemers
worden gehouden. Voor deze vergadering zijn alle deelnemers en pensioengerechtigden uitgenodigd.
Vereniging van(vroeg-) gepensioneerden Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (V.V.S.P.T.N.)
In de vereniging van (vroeg-) gepensioneerden zijn de pensioengerechtigden van het Fonds verenigd. De vereniging benoemt een bestuurslid
van het Fonds. Tevens benoemt de vereniging de afvaardiging van pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan.
Verantwoordingsorgaan
A.T. Gomes-Bouwer; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werkgever
A.A. Hamelink; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werknemers/(in)actieve deelnemers
O. van der Zeeuw; lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden
In het Verantwoordingsorgaan is de heer Huiskes opgevolgd door de heer Van der Zeeuw.
Visitatiecommissie
Drs. J. Groenewoud
H.J.P. Strang RA
D. Wenting AAG RBA
Compliance officer
Mw. Mr. S. Hazebroek
5
Kerncijfers
(bedragen zijn in duizenden euro’s)
Aantal deelnemers
2012
2011
2010
2009
2008
1.861(58)
1.430
1.956 (60)
1.336
2.106 (65)
1.245
2.183 (66)
1.161
2.230 (87)
1.050
1.303
4.594
1.264
4.556
1.222
4.573
1.179
4.523
1.263
4.543
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
4,29%
1,29%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,74%
Feitelijke premie 1)
€ 22.320
€ 23.235
€ 21.385
€ 19.805
€ 20.881
Premie volgens dekkingsgraadeis
€ 23.441
nvt
nvt
nvt
nvt
Zuivere kostendekkende premie
€ 26.003
€24.491
€ 21.907
€ 23.174
€ 18.701
Kostendekkende / gedempte premie (ABTN)
€ 20.901
€21.745
€ 20.652
€ 19.594
€ 20.251
€1.327
€1.432
€ 1.333
€ 1.283
€ 1.293
€ 26.033
€24.255
€ 23.209
€ 22.330
€ 21.214
€ 934.852
€ 939.556
99,5%
114,1%
€ 806.314
€ 868.789
92,8%
113,1%
€ 735.787
€ 735.956
100,0%
115,6%
€ 662.148
€ 647.393
102,3%
113,4%
€ 607.697
€ 656.175
92,6%
111,0%
116,2%
116,1%
116,6%
116,0%
116,7%
€ 59.251
€ 295.723
€ 454.188
€ 37.232
€ 232.721
€ 392.656
€ 39.466
€ 258.970
€ 402.267
€ 34.816
€ 218.639
€ 384.502
€ 30.432
€ 156.814
€ 369.594
€113.614
€ 117.563
€ 10.000
€ 1.050.339
€ 122.943
€ 144.957
€ 2.172
€ 932.681
€ 43.011
€ 24.901
€ 4.231
€ 772.846
€ 20.095
€ 18.109
€263
€ 676.424
€ 49.672
€ 28.560
€ 3.738
€ 638.810
€ 17.989
€ 108.939
€ 126.928
15,6%
€ 17.238
€ 42.348
€ 59.586
8,3%
€ 18.481
€ 57.691
€ 76.172
11,6%
€ 18.305
€ 50.927
€ 69.232
12,1%
€ 13.201
- € 68.268
- € 55.067
-7,9%
12,4%
12,6%
-0,9%
-0,5%
9,1%
8,2%
16,9%
13,9%
-15,0%
-15,6%
Actieve deelnemers (incl. Arbeidsongeschikten)
Pensioentrekkenden
Gewezen deelnemers
Totaal aantal deelnemers
Reglementvariabelen
Indexatie actieven per (1 januari) Middelloon (in %)
Indexatie inactieven per (1 januari) Middelloon (in %)
Indexatie inactieven per (1 april) Eindloon (in %)
Pensioenuitvoering
Pensioenuitvoeringskosten
Pensioenuitkeringen
Vermogenssituatie
Pensioenvermogen
Pensioenverplichtingen
Aanwezige dekkingsgraad
Vereiste dekkingsgraad o.b.v. werkelijke beleggingsmix
Vereiste dekkingsgraad o.b.v. strategische
beleggingsmix
Beleggingsportefeuille
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen 2)
Liquide middelen
Totaal beleggingen
Beleggingsopbrengsten
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Totaal inclusief waardewijzigingen
Totaal beleggingsrendement (in %) 3)
Totaal beleggingsrendement (in %) (unhedged)
Benchmark (in %) (unhedged)
Tabel 2; Kerncijfers
1)
2)
3)
De feitelijke premie 2012 is exclusief de inkoopsom VXOP 1952 van 6.544 duizend euro, en de feitelijke premie 2011 exclusief inkoopsommen
VXOP 1950 en 1951 van in totaal 11.949 duizend euro.
De beleggingen zijn exclusief de derivaten met een negatief saldo van 16.165 duizend euro (2011; 17.478 duizend euro)
Totaal beleggingsrendement betreft het rendement inclusief het effect van valuta afdekking en swap overlay
6
Verslag van het bestuur
Hoofdlijnen
In 2012 is wederom veel tijd en energie geïnvesteerd in de financiële positie van het Fonds en het volgen van het herstel. Het bestuur laat als
startpunt van het beleggingsbeleid altijd een ALM studie (Asset Liability Management) uitvoeren om zo te toetsen of de strategische
beleggingsmix van het Fonds optimaal is. Optimaal betekent in dit kader een beleggingsmix met een optimaal risico-rendement profiel
gegeven de verplichtingen van het Fonds. De verplichtingen van het Fonds zijn de uitkeringen die het Fonds nu en in de toekomst moet
doen.
In 2012 heeft het bestuur, na advies van de beleggingsadviescommissie, besloten om binnen het bestaande risicoprofiel van het Fonds een
aantal wijzigingen in de allocatie door te voeren. Binnen de aandelenportefeuille die onder beheer is bij BlackRock is ongeveer een derde
deel van deze portefeuille stapsgewijs gealloceerd naar zogeheten minimum volatility aandelenstrategieën. Dit kan gezien worden als
verdere diversificatie en optimalisatie van het risico-rendementsprofiel binnen de aandelenportefeuille. In deze wijziging in allocatie is de
weging van Europese aandelen verhoudingsgewijs wat afgebouwd. Daarnaast heeft het bestuur besloten om de opgelopen waarde die in de
swap-overlay portefeuille zit deels te verzilveren en de vrijgekomen middelen te beleggen conform de strategische mix van het Fonds, op
deze wijze kan het verwachte rendement van het Fonds verder geoptimaliseerd worden. Tegelijkertijd zijn nieuwe swaps afgesloten om de
bestaande renteafdekking intact te houden. Verder is in november/december 2012 besloten om binnen het mandaat bij ING Investment
Management de vastrentende- en aandelenportefeuilles wat anders op te zetten. Binnen de vastrentende portefeuille is de exposure naar
perifere eurolanden afgebouwd. Binnen de aandelenportefeuille is de exposure naar Europa verminderd en de exposure naar Emerging
Markets vergroot. Tevens is een deel van het aandelenmandaat passief ingevuld en is er een grotere exposure naar dividend aandelen. De
wijzigingen zijn in de loop van januari 2013 geïmplementeerd.
Vanaf september 2012 is het Fonds verplicht om met een herziene rekenrente de contante waarde van de verplichtingen te berekenen (UFR
methodiek waarbij UFR staat voor Ultimate Forward Rate). Deze herziene methodiek heeft geleid tot een daling van de verplichtingen en
heeft daarmee een positief effect gehad op de dekkingsgraad. Eind 2012 zijn echter ook nieuwe onderzoeken gepubliceerd inzake de
levensverwachting. De levensverwachting is over de hele linie verder toegenomen. Dit is op zich goed nieuws echter voor een pensioenfonds
betekent dit dat er gemiddeld langer uitgekeerd gaat worden. Het Fonds is verplicht om met de meest recente inzichten omtrent
levensverwachting rekening te houden. Per 31 december 2012 zijn daarom nieuwe sterftetafels toegepast die leiden tot hogere verplichtingen
en daarmee een lagere dekkingsgraad.
Gezien de financiële positie van het Fonds heeft het bestuur in december 2012 besloten om niet te indexeren in 2013. Het niet verhogen van
de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenen raakt zowel pensioengerechtigden als actieve en gewezen deelnemers.
In februari 2013 is de evaluatie van het herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) met de stand per 31 december 2012. Het
feitelijk herstel loopt achter op het geraamde herstelpad uit het herstelplan. Een voorgenomen verlaging op de uitkeringen en opgebouwde
pensioenaanspraken van 4,1%, per april 2013 is uiteindelijk naar beneden toe bijgesteld naar een definitieve verlaging van 3,5% per 1 april
2013. In de beluitvorming over de verlaging heeft het bestuur belangen evenwichtig afgewogen conform haar wettelijke taak. De evaluatie
van het herstelplan en de hoogte van de verlaging van pensioen is goedgekeurd door de toezichthouder DNB. Helaas heeft het bestuur
moeten besluiten tot deze pijnlijke en ingrijpende maatregel. Deze verlaging is per 14 februari 2013 door middel van een brief
bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden, nadat de vooraankondiging reeds begin 2012 is gedaan. Tevens
wordt op de website van het Fonds de maandelijkse dekkingsgraad gepubliceerd en is in januari 2013 een korte update gegeven aan de
deelnemers van de situatie. Daarnaast is een uitgebreide toelichting door het bestuur gegeven tijdens de deelnemersvergadering.
De verlaging van pensioenen met 3,5% per april 2013 zit conform de voorschriften op dit vlak verwerkt in de dekkingsgraad van 99,5% per
31 december 2012.
Eind december 2012 bedroeg de dekkingsgraad 99,5%. Het rendement over 2012 bedraagt 15,6%, inclusief het effect van de swap-overlay
en valuta afdekking (bijdrage respectievelijk +3,3% en –0,1%). De beleggingsopbrengsten van het Fonds over 2012 bedroegen ongeveer
126,9 miljoen euro. Exclusief swap-overlay en valuta afdekking bedraagt het rendement 12,4%.
Het pensioenvermogen van het Fonds is in het boekjaar toegenomen naar 934,9 miljoen euro. De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar
echter ook sterk toegenomen. De pensioenverplichtingen van het Fonds zijn met name toegenomen door de dalende marktrente en
toegenomen levensverwachting. De invoer van UFR en het resultaat als gevolg van het doorvoeren van de verlaging (in de jaarrekening staat
steeds “verlaging van rechten en aanspraken”, daar waar de Richtlijnen “korting op pensioenrechten en –aanspraken” als terminologie
hanteren.) van pensioen hebben een dalend effect gehad op de voorziening. Per saldo zijn de verplichtingen in omvang toegenomen met 70,8
miljoen euro, van 868,8 miljoen euro ultimo 2011 naar 939,6 miljoen euro ultimo 2012.
Ondanks de goede rendementen in 2012 is mede door de hiervoor genoemde ontwikkeling van de verplichtingen in 2012 de dekkingsgraad
per saldo met 6,7% gestegen, van 92,8% eind 2011 naar 99,5% per eind 31 december 2012. Circa 3,5% van deze stijging hangt samen met
de verlaging van het pensioen.
In navolging van aanpassingen binnen de bedrijfstak Metalektro is het opbouwpercentage binnen de pensioenregeling verlaagd. In 2012 is
het opbouwpercentage verlaagd naar 2,0 procent. In 2013 is het opbouwpercentage verlaagd naar 1,98 procent.
Uit het bovenstaande moge duidelijk worden dat in 2012 de financiële positie van het Fonds bovenaan de agenda van het bestuur heeft
gestaan. Eind 2012 kan geconstateerd worden dat het daadwerkelijke herstel van het Fonds achterloopt op het vooruit berekende herstelpad
dat in het, door De Nederlandsche Bank goedgekeurde, herstelplan is opgenomen.
7
Naast het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur na afloop van het derde kwartaal in 2008 besloten om de “automatische”
rebalancing na afloop van ieder kwartaal “on hold” te zetten. Deze maatregel is genomen vanwege de op dat moment sterk neerwaartse trend
op aandelenmarkten. Met deze maatregel is de schade ten aanzien van de financiële positie van het Fonds beperkt. In de jaren na 2008 is het
nog aanwezige aandelenbelang door autonome stijging van koersen en enkele éénmalige aanpassingen in de allocatie weer naar de
strategische omvang van 36% gestegen. Daarnaast heeft het gedeeltelijk afdekken van het renterisico de neerwaartse ontwikkeling en
fluctuatie van de dekkingsgraad beperkt.
In april 2012 zijn de jaarlijkse Uniforme Pensioenoverzichten (UPO’s) aan actieve deelnemers verstrekt door het Fonds. Alle
pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken dit vastgestelde format zodat de vergelijkbaarheid en optelbaarheid van jaarlijkse
pensioenoverzichten gewaarborgd is.
Alle bestuursleden en mensen werkzaam bij het pensioenbureau hebben over 2012 een verklaring afgegeven over het naleven van de
gedragscode die door het Fonds is vastgesteld. Tevens is de communicatiecommissie in het boekjaar diverse keren bij elkaar geweest om het
communicatiebeleid en de ambities rond communicatie met (in)actieve deelnemers en pensioengerechtigden verder concreet vorm te geven.
Met deze besluiten en acties is invulling gegeven aan diverse principes van Pension Fund Governance die verankerd zijn in de Pensioenwet
(PW).
Goed pensioenfondsbestuur
In 2007 heeft de Pension Fund Governance (PFG) commissie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geïnventariseerd hoe de
principes voor goed pensioenfondsbestuur kunnen worden geïmplementeerd binnen het Fonds. Hiertoe is de commissie een aantal keren
bijeengekomen. Een en ander heeft geresulteerd in de vaststelling van reglementen voor het verantwoordingsorgaan en voor de
visitatiecommissie. Eind 2007 hebben de verschillende betrokken partijen bij het Fonds de mensen voor het verantwoordingsorgaan
benoemd. Over de jaren 2007 tot en met 2011 heeft het verantwoordingsorgaan haar oordeel afgegeven. Deze oordelen zijn tezamen met de
reactie van het bestuur op deze oordelen aan de respectievelijke jaarverslagen gehecht.
Een visitatie dient minimaal één keer per drie jaar plaats te vinden. In het najaar van 2009 heeft het bestuur een onafhankelijke
visitatiecommissie, bestaande uit 3 externe deskundigen, benoemd. Deze commissie is in het vierde kwartaal van 2009 begonnen met haar
werkzaamheden ten behoeve van een volledige visitatie van het Fonds. De commissie heeft alle belangrijke documenten van het Fonds
bestudeerd en een aantal interviews gehouden. Onder andere met het bestuur, met delegaties van het bestuur en met de manager van het
Fonds. Aan de hand hiervan heeft de visitatiecommissie begin 2010 een rapport opgesteld met haar oordeel en een aantal aanbevelingen.
Het onderzoek van de commissie heeft zich, in lijn met de wettelijke vereisten, gericht op:
Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Fonds.
Het beoordelen van de wijze waarop het Fonds wordt aangestuurd.
Het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn.
De visitatie heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden af. Daarmee is sprake van een volledige visitatie.
Andere thema’s binnen de PFG-principes zijn deskundigheidsbevordering, communicatie met actieve deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden en zelfevaluatie van het bestuur.
Integere bedrijfsvoering
Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van
de PW per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijke kader. Deze 32 principes
betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur; transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid; verantwoording en intern toezicht.
De organisatie van een pensioenfonds dient zodanig ingericht te zijn, dat hiermee een beheerste en integere bedrijfsvoering wordt
gewaarborgd. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in:
Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing;
Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s;
Voorkomen van belangenverstrengeling;
Duurzame beheersing van (financiële) risico’s;
Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse.
In december 2009 heeft het bestuur de definitieve versie van de notitie “Risicoanalyse en risicomanagement van Stichting Pensioenfonds
Thales Nederland” vastgesteld. In deze notitie is een integrale analyse gemaakt van de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het
Fonds zich geconfronteerd ziet. De notitie gaat uit van de risico-analyse systematiek FIRM die tevens door DNB gebruikt wordt. Het bestuur
heeft continue aandacht voor risicomanagement en bespreekt het risicomanagementbeleid periodiek in haar vergaderingen. Periodiek
bespreekt het bestuur de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet opnieuw. Indien er aanleiding voor
is worden maatregelen genomen om de financiële en niet-financiële risico’s verder in te perken. Zo is bijvoorbeeld in november 2011 de
exposure in de landen Italië, Spanje en Frankrijk deels beperkt en is in de loop van 2012 is een deel van de middelen binnen de
aandelenportefeuille gealloceerd naar minimum volatility aandelen strategieën.
Het bestuur heeft een externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de DNB en
vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een verslag aan het bestuur.
Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld. De certificerend actuaris zal de financiële positie van het Fonds beoordelen
volgens de eisen van de pensioenwet en De Nederlandsche Bank N.V.
8
De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële
verklaring. Rapportage door het Fonds vindt plaats uiterlijk 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage
betrekking heeft.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de
gegevens van het Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt:
Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indi catoren over
het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie.
Jaarlijks zal de accountant van het Fonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de aanwezigheid en
naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures.
Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het
functioneren van de uitvoeringsorganisatie.
Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van
algemene strekking aan de manager Pensioenfonds.
Aon Hewitt verstrekt een Service Organisation Control I rapportage type 2 voor de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september
2012. Over het laatste kwartaal van 2012 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de
werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management
van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent.
Het Fonds heeft het renterisico in belangrijke mate afgedekt doordat het bestuur circa 70 % van de pensioenverplichtingen heeft afgedekt.
Sinds maart 2008 wordt dit gedaan met behulp van vastrentende beleggingen in combinatie met een Swap overlay portefeuille (rente swaps).
Voor een kwantitatieve beschrijving van de risico’s wordt verwezen naar de toelichting op de jaarrekening op pagina 44 en verder in dit
verslag.
Naleving wet- en regelgeving
Het bestuur is niet bekend met overtredingen op voor het Fonds relevante wet - en regelgeving.
Klachten en geschillen
Het Fonds hanteert een klachten- en geschillenprocedure. In 2012 zijn geen klachten of geschillen ontvangen.
Gedragscode en compliance officer
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is verantwoordelijk voor het effectentypisch gedragstoezicht. Fondsen moeten beschikken over een
adequate AO/IC, moeten maatregelen nemen die nodig zijn voor een onafhankelijk marktoptreden en zich onthouden van handelen met
voorwetenschap (koersgevoelige informatie).
Tevens vereist de wetgever een “algemene” gedragscode, die op andere terreinen gedragsregels oplegt, zoals de relatiegeschenken en
nevenfuncties. DNB is verantwoordelijk voor dit bedrijfseconomisch gedragstoezicht.
De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB) en Stichting voor
Ondernemingspensioenfondsen (OPF) hebben een nieuwe modelgedragscode ontwikkeld waarin beide vormen van gedragstoezicht zijn
verwerkt.
Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld voor het Fonds aan de hand van de modelgedragscode van de koepelorganisaties.
Tevens is door het bestuur een compliance officer benoemd. Jaarlijks wordt toegezien op de naleving van de code en jaarlijks wordt door de
bestuursleden en de overige verbonden personen een verklaring omtrent het naleven van de gedragscode van het Fonds getekend. In april
2013 heeft het bestuur de rapportage van de compliance officer over 2012 ontvangen. Er zijn geen specifieke bevindingen gerapporteerd
door de compliance officer.
Deskundigheidsbevordering
Het deskundigheidsplan van het bestuur is opgesteld op basis van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels.
In het plan wordt onderscheid gemaakt naar de 2 verschillende deskundigheidsniveaus. Verder zijn in het plan de verschillende
deskundigheidsgebieden gekoppeld aan bestuursleden. In april 2012 is het bestaande deskundigheidsplan uit 2011 door het bestuur
geactualiseerd. Sinds begin 2011 is de Beleidsregel deskundigheid 2011 van DNB en de AFM van kracht. Hiermee willen de
toezichthouders verduidelijken wat zij verstaan onder deskundigheid en welke aspecten zij bij de toetsing van een beleidsbepaler in
aanmerking nemen. In april 2011 heeft de Pensioenfederatie “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” uitgebracht.
Deze aanbevelingen zijn reeds verwerkt in het deskundigheidsplan van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Deskundigheid,
vaardigheden en gedrag (competenties) van de bestuursleden krijgen steeds meer aandacht. De belangrijkste wijziging is dat er nu ook wordt
gekeken naar de gedragskenmerken (competenties) van de bestuursleden. In 2012 heeft elk bestuurslid één of meerdere cursussen of
seminars gevolgd over actuele onderwerpen en thema’s uit de pensioenwereld. Tevens vindt periodiek externe toetsing van de deskundigheid
en competenties plaats.
9
Communicatie
Het Fonds heeft een communicatiecommissie ingesteld om de communicatieambities nader vorm te geven. De commissie bestaat uit drie
bestuursleden en een medewerker van het pensioenbureau.
In 2010 heeft de commissie het communicatiebeleidsplan herzien en uitgewerkt met een actieplan voor de korte en langere termijn. De
herziening heeft betrekking op het meer pensioenbewust maken van deelnemers. De wettelijk vereiste communicatie was al opgenomen in
de eerste versie van het communicatiebeleidsplan.
De Uniforme Pensioen Overzichten (UPO) voor deelnemers zijn in april 2012 verstuurd. In het personeelsblad Reflector is in juni aandacht
besteed aan de deelnemersvergadering.
Iedere maand wordt de actuele dekkingsgraad, zo nodig met korte toelichtingen op de wijzigingen, op de website van het Fonds geplaatst.
De communicatiecommissie heeft een voorstel gedaan voor de ondertekening van de correspondentie van het Fonds. De meeste
correspondentie werd ondertekend door de uitvoeringsorganisatie. De commissie heeft voorgesteld om een deel van de correspondentie door
het bestuur te laten tekenen. Dit voorstel is door het bestuur overgenomen, en daarna uitgevoerd in de administratie in januari 2012. Verder
is de populaire versie van het reglement geactualiseerd.
Maatschappelijk Verantwoord Beleggen
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geeft via de door haar ingeschakelde vermogensbeheerders, ING Investment Management en
BlackRock, invulling aan principes voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen.
Beide vermogensbeheerders zijn van mening dat goed ondernemingsbestuur, waarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en
milieufactoren, op de lange termijn de aandeelhouderswaarde in stand kan houden en verhogen. De beheerders zien het als een fiduciaire
plicht om de economische waarde van de ondernemingen waarin namens klanten wordt belegd, in stand te houden en te verhogen. Daarom
hebben deze beheerders gespecialiseerde teams die zich bezighouden met verantwoord ondernemen en verantwoord beleggen. Ze zetten zich
in voor goede corporate governance-praktijken door engagement met ondernemingen en het uitoefenen van het stemrecht in
aandeelhoudersvergaderingen. Door de schaalgrootte behoort BlackRock bijvoorbeeld tot de tien grootste aandeelhouders van een
aanzienlijk aantal ondernemingen. De meeste aandelenbeleggingen zijn gebaseerd op traditionele long-only strategieën wat een impuls geeft
aan verantwoord aandeelhouderschap.
Bestuursvergaderingen
Het bestuur van het Fonds heeft het afgelopen jaar tien maal vergaderd. De financiële positie van het Fonds, de ontwikkelingen op de
financiële markten, de ontwikkeling en allocatie van de beleggingsportefeuille en het herstelplan zijn een belangrijk onderwerp in de
vergaderingen geweest. Andere onderwerpen waren de uitvoering en inkoop van de voorwaardelijke rechten regeling, het
deskundigheidsplan, overstap op een zogenoemde UFR curve en de mogelijke implicaties voor het renteafdekkingsbeleid, het deels
verzilveren van swap posities en de vrijgekomen middelen herbeleggen onder gelijktijdige afsluiting van nieuwe rente swaps, minimum
volatility aandelenstrategieën, compliance en het opstellen van een financieel crisis plan. De premie en indexatie voor het jaar 2013 zijn in
december vastgesteld.
Deelnemersvergadering
Op 26 juni 2012 is de deelnemersvergadering gehouden. Deze deelnemersvergadering mocht zich verheugen op een grote belangstelling
vanuit de actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze vergadering is gesproken over het indexatiebesluit, de financiële positie en de
mogelijke verlaging van pensioenen en het herstelplan van het Fonds. Deze zaken zijn uitgebreid toegelicht en de notulen van de vorige
deelnemersvergadering zijn vastgesteld.
Naast bovengenoemde onderwerpen is gesproken over actualiteiten en het jaarverslag 2011. Het bestuur van het Fonds besteedt conform de
Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie,
inclusief de interne beheersing. Onder andere in de statuten is bepaald hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen als verantwoording en
intern toezicht.
Verantwoordingsorgaan
Vanaf eind 2007 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging namens (in)actieve deelnemers,
pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader wordt
ook het formele overleg gevoerd tussen bestuur en VO.
Volgens de Pensioenwet dient het VO een oordeel te geven over:
Het handelen van het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland.
Het door het Bestuur uitgevoerde beleid in het verslagjaar.
Beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben.
Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in de maand mei 2012 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerend
actuaris en met het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in het jaarverslag
2011, de ABTN en andere relevante documenten en besluiten.
In mei 2012 heeft het VO een verklaring afgelegd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het
kalenderjaar 2011 en de beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben. De betreffende verklaring van het VO en de
reactie van het bestuur zijn opgenomen in het jaarverslag 2011.
10
Intern Toezicht
Voor het Intern Toezicht is gekozen voor de variant van een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en
processen beoordeelt. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt
bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het Fonds.
Hieronder vindt u het samenvattend verslag van de visitatie over 2012.
Samenvattend verslag van de visitatie bij Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Taakopdracht en wettelijk kader
De visitatie is opgezet zoals in de Pensioenwet en de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur is beschreven. Doel van de visitatie is het
beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds, het beoordelen van de manier
waarop het fonds wordt aangestuurd en het beoordelen van de manier waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de korte en langere
termijn.
De visitatie is een vervolg op de visitatie van 2009, heeft een breed karakter en bestrijkt alle relevante beleidsgebieden. Daarmee is sprake
van een volledige visitatie. Het visitatierapport is gebaseerd op analyse van geleverde documentatie en op gesprekken met het bestuur, het
verantwoordingsorgaan en de manager pensioenfonds. De waarnemingsperiode is 2010 tot en met 2012. De uitkomsten zijn besproken met
het bestuur.
Hierna volgen ons samenvattend oordeel en onze samenvattende bevindingen en aanbevelingen. Het volledige
rapport is beschikbaar bij het bestuur.
Samenvattend oordeel
Op basis van de uitgevoerde visitatie zijn wij van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks en balances voldoende zijn
ontwikkeld, dat het fonds adequaat wordt aangestuurd en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico’s op zowel korte als langere
termijn.
Samenvattende bevindingen en aanbevelingen uit het visitatierapport
Goed pensioenfondsbestuur
Pensioenfonds Thales Nederland heeft een goed functionerend bestuur. Het bestuur beschikt over doelmatige deskundigheid, die is
gekoppeld aan in het deskundigheidsplan beschreven aandachtsgebieden. Het bestuur hanteert korte lijnen met de uitvoering, waarbij indien
nodig snel geschakeld kan worden met efficiënte besluitvorming. Er wordt een hoge vergaderfrequentie gehanteerd. Het bestuur wordt goed
ondersteund door de manager pensioenfonds, waarbij de kwetsbaarheid van deze functie voor het pensioenfonds de aandacht van bestuur en
onderneming heeft.
Er is sprake van een open cultuur, waarbij individuele bestuursleden kunnen uitkomen voor hun meningen. Er vinden goede discussies plaats
op basis van argumenten en gedegen analyses. Het bestuur streeft naar een goede balans tussen consensus bij besluitvorming en individuele
opinies en tegenwicht.
Het bestuur voert geen jaarlijkse zelfevaluatie uit. De laatste zelfevaluatie heeft in 2009 plaatsgevonden. Wij bevelen aan de zelfevaluatie
jaarlijks uit te voeren en deze eens in de twee jaar door een externe deskundige te laten begeleiden.
Het bestuur heeft goed aandacht voor evenwichtige belangenafweging. Dit bleek onder meer bij de besluitvorming over de korting van
pensioenaanspraken en -rechten.
Het bestuur ervaart het verantwoordingsorgaan als zeer betrokken bij de pensioenmaterie. Het bestuur hecht veel waarde aan een goede
relatie met het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan hecht groot belang aan een goede vertegenwoordiging van de achterban.
Organisatie, uitvoering en uitbesteding
De manager pensioenfonds is in dienst bij de onderneming. De taken en bevoegdheden van de manager pensioenfonds zijn vastgelegd in
statuten en functie- en taakomschrijving.
De uitvoeringskosten zijn goed in beeld. In 2012 is gestart met een benchmarkonderzoek. Conclusie tot nu toe is dat de kosten van het fonds
redelijk marktconform zijn.
Financiële opzet en pensioenbeleid
Het fonds heeft een dekkingstekort. De premie draagt in 2013 bij aan herstel.
Het bestuur streeft bewust naar kapitaalbehoud. In dat kader heeft het bestuur goed aandacht voor beheersing van het renterisico,
stabilisering van de dekkingsgraad en beheersing van het neerwaarts risico.
Beleggingsbeleid en uitvoering
De beleggingsrapportages voldoen, maar het bestuur wil deze rapportages op een hoger niveau brengen. Doel is optimalisering van de
monitoring van de financiële risico’s en het tijdiger ontvangen van signalen voor bijsturing van het beleggingsbeleid.
11
De focus ligt op de implementatie van de integrale rapportage. Inmiddels is optimalisering van de monitoring van het balansrisico nagenoeg
afgerond. Dit traject van optimalisering heeft een lange doorlooptijd, waarbij het bestuur aangeeft dat dit vooral wordt veroorzaakt door
efficiënte inregeling en de wens de kosten te beheersen. Wij bevelen aan de optimalisering van de monitoring van het balansrisico snel af te
ronden. Dit is des te belangrijker nu beheersing van het neerwaarts risico en kapitaalbehoud een geformuleerde doelstelling is.
Communicatie- en informatiebeleid
Het bestuur heeft veel aandacht voor het communicatiebeleid. De belangrijkste communicatie-uitingen worden vooraf beoordeeld door een
klankbordgroep. De werkgever wordt steeds meer bij de communicatie betrokken. Zo ondersteunt het bestuur de HR manager in hun
groeiende rol in uitvoering van het communicatiebeleid, door voor verzending van pensioenoverzichten uitleg te geven en te informeren over
de ontwikkelingen op pensioengebied.
Het fonds heeft geen effectmeting van de communicatie gedaan. Het bestuur ervaart geen signalen dat de communicatie zou moeten worden
verbeterd en ziet daarom momenteel weinig aanleiding tot een expliciete effectmeting van het communicatiebeleid. Op grond van reacties op
de kortingsbrief ervaart het bestuur dat de achterban begrip heeft voor de risico’s die aan een pensioenregeling zijn verbonden. Daarnaast
concludeert het bestuur dat de communicatie over de financiële positie en over de korting duidelijk was.
Controle en toezicht
Er lopen geen bijzondere discussies met de externe toezichthouders. Aanbevelingen van de controlerend accountant en certificerend actuaris
zijn opgevolgd.
Risicobeheersing
In de vorige visitatie is een review uitgebracht op de door de manager pensioenfonds opgestelde notitie Risicoanalyse en risicomanagement.
In deze review werden beleidsmatige thema’s in het risicomanagementproces besproken en werden inhoudelijke bevindingen en
aanbevelingen bij de verschillende risicocategorieën gedaan. De aanbevelingen zijn nog niet geheel afgewikkeld. Wij bevelen aan dit af te
ronden bij verdere uitwerking van het risicoframework.
Wij bevelen aan vooral inbedding en verankering van risicomanagement in de organisatie verder aan te pakken. De organisatie van het
risicobeheer zou kunnen worden versterkt door een bestuurslid tot portefeuillehouder te benoemen. In 2010 heeft een herijking van risico’s
en risicobeheersing plaatsgevonden, maar dit is nog niet uitgewerkt tot een standaardprocedure voor integrale en systematische periodieke
herijking. Daarnaast is toetsing van belangrijke besluiten aan het risicoframework nog te implementeren.
VisitatieOpMaat, april 2013
Drs. J. Groenewoud
H.J.P. Strang RA
D. Wenting AAG RBA
12
Financiële paragraaf
Samenvatting van de financiële positie van het Fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar:
(In duizenden euro’s)
Stand per 31 december 2010
Premiebijdragen / koopsomopbouw
Beleggingsresultaten / rentetoevoeging
Wijziging marktrente gedurende 2011
Uitkeringen
Waardeoverdrachten
Aanpassing kostenopslag
Overige
Stand per 31 december 2011
Premiebijdragen / koopsomopbouw
Beleggingsresultaten / rentetoevoeging
Uitkeringen
Wijziging marktrente gedurende 2012
Impact UFR
Overgedragen pensioen
Korting
Overige: toeslag langleven
Overige
Stand per 31 december 2012
Tabel 3; Stand financiële positie
Pensioenvermogen
EUR
735.787
35.184
59.586
Dekkingsgraad
%
100,0%
-1.316
Technische voorzieningen
EUR
735.956
33.100
9.613
110.833
-24.274
1.605
2.974
-1.018
868.789
29.109
13.439
-26.230
84.484
-17.957
34
-33.849
23.402
-1.665
934.852
939.556
99,5%
-24.255
1.445
-1.433
806.314
28.864
126.928
-26.033
93
92,8%
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:
(In duizenden euro’s)
2012
EUR
-216
80.811
-22.825
57.770
Premieresultaat incl. kosten
Interestresultaat
Overig resultaat
Totaal resultaat
Tabel 4; Resultaat
2011
EUR
2.100
-60.860
-3.546
-62.306
2010
EUR
2.329
5.396
-22.628
-14.903
Het interestresultaat (80,8 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (-84,5 miljoen euro) en uit
hoofde van beleggingsopbrengsten (126,9 miljoen euro). In het interestresultaat is tevens de impact van de invoer van UFR opgenomen (18,0
miljoen euro), het resultaat als gevolg van het doorvoeren van de kortingsmaatregel (33,8 miljoen euro) en de reguliere rentetoevoeging
(-13,4 miljoen euro).
Het overige resultaat (-22,8 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit kosten gerelateerd aan de wijziging van de kostenopslag van 1,2% naar
2,1% (-7,8 miljoen euro), de wijziging van de correctiefactoren op sterfte (-6.9 miljoen euro) en de overgang naar de nieuwe sterftetafel
(-8,8 miljoen euro). De positieve resultaten op uitkeringen (0,2 miljoen euro) en op kanssystemen (0,3 miljoen euro) zijn ook onder het
overig resultaat verantwoord.
Ultimo 2012 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening circa 2,38% (2011; 2,74%).
De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo exclusief korting
Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo inclusief korting
Tabel 5; Dekkingsgraad
2012
96,0%
99,5%
2011
92,8%
2010
100,0%
2009
102,3%
2008
92,6%
Het Fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat jaarlijks pensioenaanspraken worden verhoogd, indien de financiële middelen van het
Fonds dit toelaten. Hiermee wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAOMetalektro. Voor het toeslagbeleid wordt verwezen naar pagina 41 van dit verslag.
13
Herstelplan
Dekkingsgraad
Eind 2012 bedraagt de dekkingsgraad van het Fonds 99,5%, hierin is de genomen kortingsmaatregel verwerkt. De dekkingsgraad zonder het
effect van de kortingsmaatregel is 96,0% (2011; 92,8%).
Solvabiliteitseisen
Ultimo 2012 bedraagt het vermogen 1.040,3 miljoen euro en de dekkingsgraad 99,5%. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 39,5
miljoen euro, hetgeen overeenkomt met de minimaal vereiste dekkingsgraad voor het Fonds van 104,2%. Het vereist eigen vermogen
bedraagt eind 2012 152,5 miljoen euro en de vereiste dekkingsgraad 116,2% op basis van de strategische beleggingsmix (op basis van de
werkelijke mix is de vereiste dekkingsgraad 114,1%).
Ultimo 2012 is het eigen vermogen van het Fonds lager dan het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen en er is
daarom sprake van een reservetekort en een dekkingstekort.
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan
Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk
31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten
ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is
opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven.
Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit
betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad,
waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien.
De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn:
In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar
2014.
Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast.
Herstelkracht op korte termijn
Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het totstandkomen van het herstelplan is voldoen aan de wettelijke eisen en evenwichtige
belangenbehartiging het uitgangspunt. Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 5 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van
minimaal vereist eigen vermogen. De bijbehorende dekkingsgraad voor het Fonds zoals opgenomen in het herstelplan bedraagt 104,3%.
Herstelkracht op lange termijn
Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 15 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (VEV). Bij
het herstelplan is uitgegaan van een gemiddeld lange termijn rendement; dit verwachte rendement moet in belangrijke mate bijdragen aan het
herstel.
De dekkingsgraad ultimo 2012 is lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (dekkingstekort).
De einddatum van het kortetermijn herstelplan is volgens plan eind 2013. Op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 is de
verwachte einddatum, met in achtneming van de doorgevoerde verlaging van pensioen, van het kortetermijn herstelplan ook eind 2013.
De einddatum van het langetermijn herstelplan is volgens plan eind 2017. Op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 is de
verwachte einddatum van het langetermijn herstelplan eind 2016.
14
Toelichting op realisatie verslagjaar
Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 ten opzichte van de verwachte
ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 volgens de evaluatie van het herstel per 31 december 2011.
Primo stand dekkingsgraad (%)
Mutatie dekkingsgraad (%-punt)
Ultimo dekkingsgraad (%)
Geraamde technische voorzieningen
Vereist eigen vermogen
Vereiste dekkingsgraad (%)
Oorzaken mutatie dekkingsgraad:
Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt)
Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt)
Indexering / korting
Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt)
Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt)
Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt)
Som van alle mutaties van de dekkingsgraad
Realisatie 2012
92,8%
6,7%
99,5%
Plan 2012
93,1%
3,1%
96,2%
938.620
152.548
116,2%
878.688
144.105
116,4%
0,2%
-0,2%
3,5%
-6,6%
12,9%
-2,9%
0,0%
-0,2%
0,0%
0,0%
3,7%
-0,4%
6,7%
3,1%
Tabel 6; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan
De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat op de rentestructuur is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de
verhoging van de kostenvoorziening van 1,2% naar 2,1% van de voorziening opgenomen. De geheven premie over 2012 draagt niet bij aan
herstel. Het Fonds maakt in 2012 gebruik van de zogenaamde “adempauze”, zodoende heeft het Fonds in 2012 toestemming om af te wijken
van eis dat de premies moeten bijdragen aan herstel van de financiële positie van het Fonds.
Het Fonds loopt achter op het oorspronkelijke herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2012 beschikt het Fonds ultimo
2013 naar verwachting over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de
financiële positie ultimo 2013 op dit niveau te brengen, is een verlaging van pensioen doorgevoerd; de omvang van deze verlaging bedraagt
3,5%.
Uitvoeringskosten
Het bestuur heeft de ambitie om uitvoeringskosten meer inzichtelijk en transparant te maken. Het bestuur volgt hierbij de aanbevelingen op
dit vlak zoals gedaan door de Pensioenfederatie. Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benchmarkt de kosten voor zowel
vermogensbeheer als pensioenbeheer bij een daartoe gespecialiseerde organisatie CEM. Uit deze voor pensioenfondsen brede benchmark,
waarbij rekening wordt gehouden met schaalgrootte, komt naar voren dat het niveau van de kosten in lijn ligt met pensioenfondsen van een
vergelijkbare omvang. Gezien het verschillende karakter wordt bij het geven van inzicht afzonderlijk aandacht besteed aan
vermogensbeheer- en pensioenbeheerkosten.
In onderstaande tabellen zijn de kosten gerelateerd aan het pensioenbeheer en het vermogensbeheer verder gespecificeerd:
(bedragen zijn in duizenden euro’s)
Pensioenbeheer
Pensioenuitvoeringskosten
Aantal actieve deelnemers + pensioentrekkenden
Gemiddelde kosten per deelnemer
Tabel 7 Uitvoeringskosten pensioenbeheer
*
2012
2011
1.327
3.291
1.323*
3.292
403 Euro
402 Euro
Op basis van CEM benchmark
Bij pensioenbeheer bestaat goed inzicht in de totale kosten. Een veel gehanteerde wijze om inzicht te geven is de totale reguliere
uitvoeringskosten te relateren aan het totaal aantal actieve en gepensioneerde deelnemers (exclusief gewezen deelnemers). Feitelijk moeten
de kosten ook worden bezien in relatie tot de kwaliteit en complexiteit van de geleverde diensten maar vanwege het arbitraire karakter en
onvoldoende objectief vergelijkingsmateriaal is dit niet goed mogelijk. Daarom wordt uitsluitend inzicht gegeven in de kosten per actieve en
gepensioneerde deelnemers. De pensioenbeheerkosten bestaan uit kosten voor de pensioenuitvoerder Aon Hewitt, accountantskosten, kosten
voor (actuarieel) advies, kosten bestuursbureau en contributies aan DNB, AFM en Nationaal Pensioenregister. Een verdere toelichting op
deze pensioenbeheerkosten vindt u in de jaarrekening.
15
Vermogensbeheerkosten
Als % van het gemiddeld
beheerd vermogen in 2011
(bedragen zijn in duizenden euro’s)
Beheerkosten inclusief prestatieafhankelijke
vergoedingen
Private asset performance fee
Total expense ratio fondsen
Transactiekosten (o.a. in- en uitstapvergoedingen)
Totale kosten vermogensbeheer
2.005
21
1.394
909
4.329
Verantwoord in jaarrekening als vermogensbheerkosten
Behaald netto rendement
Tabel 8 Vermogensbeheerkosten
0,259%
0,003%
0,180%
0,117%
0,559%
1.290
8,3%
In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie van eind 2011 staan handreikingen om kosten die voorheen in hoofdzaak rechtstreeks van het
beleggingsresultaat werden afgetrokken, te identificeren en zichtbaar te presenteren.
De beheerkosten inclusief prestatieafhankelijke vergoedingen betreft onder meer de beheerfee en de performance fees voor
vermogensbeheerders. Van het hierbovengenoemde bedrag van 2.005 duizend euro wordt 1.290 duizend euro gefactureerd aan het Fonds
(komt overeen met circa 0,16% in 2011). Dit gefactureerde bedrag vindt u terug in de jaarrekening van het Fonds. Alle overige kosten die
genoemd worden in bovenstaande tabel zijn rechtstreeks van het beleggingsresultaat afgehaald.
Private asset performance fee betreft een fee binnen een vastgoed fonds. De Total expense ratio fondsen betreft kosten die binnen
beleggingsfondsen direct ten laste van het resultaat gebracht worden en daarom niet gefactureerd worden.
De Transactiekosten betreffen kosten die samenhangen met de transacties zoals bijvoorbeeld aan- en verkopen. De exacte bepaling van de
transactiekosten verdient nog een verdiepingsslag. Een deel van deze kosten is gebaseerd op schattingen en aannames, omdat deze kosten
niet altijd gespecificeerd op nota’s staan. Dit is nog geen internationaal gebruik. De transactiekosten zijn niet altijd afzonderlijk te
identificeren. Bijvoorbeeld bij vastrentende waarden zijn deze kosten begrepen in de handelsprijs. De post transactiekosten is op dit moment
te zien als een goede indicatie. Komende jaren moet de bepaling en transparantie van transactiekosten verder verbeteren.
Het resultaat van de CEM benchmark vermogensbeheerkosten over 2012 is op het moment van het schrijven van dit verslag nog niet
beschikbaar.
16
Pensioenparagraaf
Pensioenregelingen
De pensioenregeling binnen het Fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
Middelloonregeling 2004
Vanaf 1 januari 2004 kent Thales een middelloonregeling met na-indexatie. Daarnaast wordt het nabestaandenpensioen niet langer
opgebouwd, maar verzekerd op risicobasis. De pensioenleeftijd is vanaf dat moment 62 jaar geworden.
Voor de degenen die op dat moment gepensioneerd waren en voor diegenen die gedeeltelijk of volledig zijn toegetreden tot de ‘oude’ SUMregeling, hebben de wijzigingen geen invloed gehad. Zij zijn in de eindloonregeling gebleven.
Voor alle deelnemers die zijn overgegaan naar de middelloonregeling, zijn de reeds opgebouwde pensioenaanspraken omgezet in aanspraken
in de middelloonregeling. Tevens is voor hen een garantieregeling van kracht.
Middelloonregeling 2006
Per 1 januari 2006 is de pensioenregeling opnieuw aangepast. De aanleiding hiervoor was vooral de nieuwe fiscale wetgeving die op dat
moment ging gelden.
Voor iedereen geboren óp of ná 1 januari 1950 is de pensioenrichtleeftijd weer 65 jaar geworden. De regeling blijft een middelloonregeling
met na-indexatie. Het nabestaandenpensioen vindt plaats op opbouwbasis en de franchise is verlaagd.
Daarnaast wordt voor iedereen die geboren is vanaf 1950 tot en met 1972, en die voldoet aan de voorwaarden, een voorwaardelijk extra
ouderdomspensioen ter compensatie van het vervallen van de TOP/SUM(O)-uitkering bepaald.
Het garantiepensioen dat bij de overgang van de eindloonregeling naar de middelloonregeling is toegezegd, is op 31 december 2005
definitief vastgesteld.
Voor iedereen geboren vóór 1950 blijft de middelloonregeling 2004 grotendeels gehandhaafd. Het nabestaandenpensioen blijft voor deze
groep op risicobasis verzekerd.
Per 1 januari 2008 zijn alle pensioenregelingen aangepast aan de nieuwe Pensioenwet. Zo zijn in het reglement bepalingen opgenomen, die
bewerkstelligen dat er een bijzonder partnerpensioen ontstaat als ongehuwd samenwonenden uit elkaar gaan. Een ander belangrijk punt is
dat het Fonds heeft besloten wettelijke vormen van afkoop te hanteren.
In de Middelloonregeling 2004 is opgenomen dat, in geval van ontslag, de partner- en arbeidsongeschiktheidsdekking wordt voortgezet,
zolang een uitkering vanuit de Werkloosheidswet wordt ontvangen.
De voorwaardelijk extra aanspraken waarop recht bestaat in de Middelloonregeling 2006 vervallen bij einde deelneming in het Fonds. Ook
bij overgangen binnen de bedrijfstak na 1 januari 2006 van bijvoorbeeld een gedispenseerde onderneming naar een onderneming die bij het
bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten of omgekeerd, bestaat er dus geen uitzicht op voorwaardelijke extra aanspraken meer. Dat was niet
de bedoeling van cao-partijen. Bedoeld was, dat de 15-jaarsregeling bedrijfstakbreed zou werken. Om te bewerkstelligen dat een overgang
binnen de bedrijfstak geen gevolgen voor de overgangsregeling zou hebben is een wederkerigheidsbepaling in de Middelloonregeling 2006
opgenomen. Dit betekent dat de voorwaardelijke rechten, onder bepaalde voorwaarden, overgenomen worden door de uitvoerder van de
nieuwe pensioenregeling van een deelnemer.
Binnen de bedrijfstak is besloten het voorwaardelijk pensioen per jaarlaag toe te kennen. Ten aanzien van het voorwaardelijk pensioen geldt
dat Thales Nederland B.V. zorgdraagt voor de financiering van deze afspraken, waarbij de CAO en de ontwikkelingen in de bedrijfstak
worden gevolgd. Stichting pensioenfonds Thales Nederland voert de regeling van voorwaardelijk pensioen uit. In 2011 en 2012 zijn de
voorwaardelijke pensioenrechten voor jaarlaag 1950 en 1951 ingekocht. Tevens is in 2012 besloten om jaargang 1952 in te kopen op
dezelfde wijze als binnen de bedrijfstak en per 31 december 2012.
Dispensatie van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro
Thales Nederland B.V. is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van deelname aan de regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds
Metalektro (PME). Eén van deze voorwaarden is dat de Thales-regeling minstens gelijkwaardig moet zijn aan de PME-regeling. Dit geldt
tevens voor het indexatiebeleid dat bij PME en bij het Fonds mede afhankelijk is van de dekkingsgraad. Toetsing van de dispensatie door
PME vindt periodiek plaats. Thales Nederland volgt de bewegingen in de bedrijfstak als het gaat om de inhoud van de pensioenregeling en
bijvoorbeeld de hoogte van het opbouwpercentage. De TOP-regeling is wel bij de bedrijfstak ondergebracht en geldt sinds 1 januari 2006
nog voor iedereen die geboren is voor 1950. Deze regeling is in 2003 in de plaats gekomen van de SUM, de VUT-regeling van de
bedrijfstak. De TOP biedt werknemers die aan de voorwaarden voldoen, de mogelijkheid om uit te treden op circa 61-jarige leeftijd (de
exacte richtleeftijd hangt af van het geboortejaar van de werknemer) tegen een uitkering van ongeveer 80% van het netto loon. Eerder
stoppen kan echter ook, tegen een lagere uitkering.
17
Reglementaire bedragen / percentages
Middelloon
Eindloon
0,00%
0,00%
nvt
0,00%
0,00%
nvt
nvt
0,00%
nvt
nvt
€ 19.988
€ 15.563
nvt
nvt
nvt
€ 20.628
2,0%
nvt
Overbruggingspensioen
Gehuwd
nvt
€ 15.471
Pensioengrondslaggrens
nvt
€ 68.724
€ 178.059
nvt
Pensioenbijdrage deelnemers 2012
Gebaseerd op pensioengrondslag
11,32%
11,32%
Pensioenbijdrage werkgever 2012
Gebaseerd op pensioengrondslag
16,98%
16,98%
Indexatie
Actieven Middelloon per 1-1-2012
Inactieven Middelloon per 1-1-2012
Inactieven Eindloon per 1-4-2012
Actieven Middelloon per 1-1-2013
Inactieven Middelloon per 1-1-2013
Franchise
Geboren vóór 1950
Geboren vanaf 1950
Gehuwd
Opbouw %
Maximum pensioengevend salaris
Tabel 9; Kenmerken regeling
Mutatieoverzicht deelnemers
Actieven
Slapers
Gepensioneerden
Totaal
2.106
1.222
1.245
4.573
Bij
52
115
119
286
Af
-202
-73
-28
-303
Aantal deelnemers ultimo 2010
Aantal deelnemers ultimo 2011
1.956
1.264
1.336
4,556
Bij
67
79
114
89
Af
-162
-40
-20
-51
1.861
1.303
1.430
4,594
Aantal deelnemers ultimo 2012
Tabel 10; Mutatie-overzicht deelnemers
18
Beleggingen paragraaf
Beleggingen
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland behaalde in 2012 op de vastrentende waarde-portefeuille een rendement van 10,2%. Het
rendement op de benchmark bedroeg 10,7%. De aandelenportefeuille scoorde 15,2% terwijl het rendement op de benchmark 15,2% bedroeg.
Het rendement op de onroerend goed portefeuille was 20,2% tegen 16,5% voor de benchmark. Het totaal rendement exclusief valuta
afdekking en swap overlay bedroeg 12,4% terwijl het rendement op de benchmark 12,6% bedroeg.
Op de totale beleggingen realiseerde het Fonds een rendement van 15,6%, dit is inclusief de effecten van valuta afdekking en swap overlay.
Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. In 2012 leverde deze
afdekking een bijdrage van -0,1% (2011 -0,2%). Daarnaast dekt het Fonds 70% van het renterisico van de verplichtingen af. In 2012 bedroeg
de bijdrage van de swap overlay aan het totaal rendement + 3,3% (2011; + 9,4%).
Het totale beleggingsrendement, inclusief het effect van derivaten, bedroeg voor het Fonds over 2012 15,6% (2011; 8,3%).
Totaal Rendement belegd vermogen naar categorie
De (totale directe en indirecte) beleggingsresultaten van 124.048 duizend euro die zijn gerealiseerd in 2012 zijn in onderstaande tabel
gespecificeerd en naast de vergelijkende cijfers 2011 gezet:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2012
Ultimo 2011
Absoluut
Als %
gemiddeld
belegd
vermogen
euro
%
8.407
20,2%
Aandelen
36.576
Vastrentende waarden
43.789
Derivaten
39.723
64.051
-377
230
Vastgoedbeleggingen
Overige beleggingen
Totaal rendement
Kosten vermogensbeheer
128.118
Absoluut
Als %
gemiddeld
belegd
vermogen
euro
%
16,5%
-1.656
-4,3%
-3,4%
15,2%
15,2%
-16.049
-6,5%
-5,2%
10,2%
10,7%
14.300
2,9%
2,8%
-0,9%
-0,5%
Benchmark
12,4%
12,6%
-1.190
60.876
-1.290
Totaal rendement
126.928
Tabel 11; Totaal rendement belegd vermogen naar categorie
59.586
19
Benchmark
Terugblik: Macro-economische en financiële marktontwikkelingen in 2012
In het begin van 2012 bleek de wereldeconomie sterker dan verwacht na de recessie-angst gedurende de zomer van 2011. De groei van de
wereldeconomie bleef in de buurt van de lange-termijn trend. Er was geen sprake van een recessie en de economische cijfers en groei van de
bedrijfswinsten waren in het algemeen boven verwachting. Als uitzondering op deze over het algemeen positieve trend bleef Europa in een
recessie, zij het niet een diepe recessie. De landen in de periferie van de eurozone deelden in de malaise, terwijl de Duitse economie juist
robuust was.
In het tweede kwartaal werd de fragiele aard van de economische opleving duidelijk toen de groei van de Amerikaanse economie afnam,
gevolgd door veel van de grotere opkomende economieën waaronder China, Brazilië en India. Europa kwam weer in de ban van de
schuldencrisis. Tot op zekere hoogte werd dit veroorzaakt door de onzekerheid over de Griekse verkiezingen die gepland waren in juni, wat
uiteindelijk een regering opleverde die zich nog steeds in grote lijnen inzette voor verdere bezuinigingen. Echter, de zorgen over het Spaanse
bankensysteem werden ook steeds groter, net als een gebrek aan overtuiging dat de Europese beleidsmakers het vermogen hadden om binnen
de eurozone de bredere problemen aan te pakken. Deze bezorgdheid werd gedeeltelijk weggenomen aan het einde van de periode, waarbij de
EU-top eind juni leidde tot potentiële stappen voorwaarts in, bijvoorbeeld, het aanpakken van de solvabiliteit van banken en de oprichting
van een gemeenschappelijke toezichthouder voor banken binnen de eurozone. Deze bescheiden stappen vooruit verminderden de nervositeit
op de financiële markten. Op 26 juli was het ECB-president Mario Draghi die een sterk signaal stuurde naar de financiële markten dat de
ECB alles zou doen wat nodig was om de euro te steunen. Zijn opmerking op een conferentie in Londen eindigde met zijn inmiddels
beroemde woorden "... en geloof me, het zal genoeg zijn" en dit was de aanleiding voor een scherpe daling van de rentestanden van de
perifere Europese economieën. De daadkracht in deze uitdrukking was genoeg om de perceptie van de financiële markten over de
effectiviteit van de beleidsmakers in de eurozone te veranderen. De aandelenmarkten stegen op de laatste dag van juli.
Beleidswijzigingen in andere landen versterkten het marktherstel. Vooral de Federal Reserve in de VS kondigde een nieuwe ronde van
monetaire verruiming aan. Aanvullende stimuleringsmaatregelen werden ook aangekondigd in sommige van de grotere opkomende
economie, bijvoorbeeld in Brazilië.
Een belangrijke factor die een ruimer monetair beleid mogelijk maakte was de daling van de wereldwijde inflatie, hetgeen duidelijk werd in
het begin van het jaar. Dit was het gevolg van de toegenomen stabiliteit in de grondstoffenprijzen en een gematigde loonstijging in vele
landen. Het ruime monetaire beleid was een verklaring waarom het rendement op staatsobligaties stabiel bleef, ondanks stijgende
aandelenprijzen. De monetaire verruiming ondersteunde de groeiverwachtingen mede door het laag houden van de lange-termijn rente.
Dit verklaarde waarom de staatsobligaties met een hogere kredietwaardigheid grotendeels ongewijzigd bleven ondanks de opleving in
risicovolle beleggingscategorieën. De inflatieverwachtingen stegen, als gevolg van monetaire verruiming van de centrale bank, hoewel de
aanhoudende zwakte in de mondiale economie betekende dat opwaartse druk op de inflatie gedempt bleef.
Wat bleek in de loop van het laatste kwartaal van het jaar was dat de beleidsmaatregelen die waren genomen door de Amerikaanse
autoriteiten zeer effectief waren. De druk op de bankensector werd enigszins verlicht en de kredietverlening kwam weer op gang. Dit stond
in schril contrast met de situatie in de eurozone, waar de uitvoering van maatregelen ter stabilisatie van de markt onderhevig was aan een
hobbelig politiek proces. Ondanks deze verschillen leken vooral de centrale banken goed werk te hebben verricht om de markten te
stabiliseren. Het bleek dat de maatregelen in hun rol als “lender of last resort” tot een positief resultaat hebben geleid, althans in het geval
van de Amerikaanse Federal Reserve.
Tegen het einde van het jaar waren er geen grote veranderingen meer in de economische omstandigheden van veel ontwikkelde landen. De
eurozone bleef in een recessie, zij het met de aantekening dat de recessie minder intens werd. De Duitse economie leek te verzwakken,
terwijl de economieën van de zwakkere landen in de periferie minder snel krompen. De Amerikaanse economie bleek iets te versnellen op
het einde, zij het vanuit een laag niveau. In Japan echter bleef de economie erg zwak.
De Chinese economie leek enigszins op te leven in de tweede helft van het jaar. De bezorgdheid over een harde landing in China was een
belangrijke zorg voor een groot deel van 2012. Echter, aan het einde van de periode was er meer bewijs dat niet alleen de economie een
dieptepunt had bereikt, maar zelfs lichtjes versnelde. Deze lichte versnelling had ook positieve neveneffecten voor andere landen en Azië in
het bijzonder.
Ontwikkeling financiële markten in de loop van 2012
Beleggers gedroegen zich zeer risicomijdend of waren juist zeer bereid om risico te nemen. De stemming wisselde van het ene uiterste naar
het andere uiterste. Beleggers namen risico op momenten dat de stemming over de economische vooruitzichten positief was en waren
risicomijdend als er negatief nieuws was. De aandelenmarkten stegen aan het begin van het jaar en in de tweede helft van het jaar.
Daartussen waren de aandelenmarkten erg risicomijdend.
Het eerste kwartaal was een voortzetting van de opleving die begonnen was aan het einde van 2011. De aandelenmarkten boekten winst en
in veel gevallen werd een groot deel van de achterstand opgelopen in de zomer van 2011 teruggewonnen. Het grootste deel van de opleving
vond plaats in de eerste paar weken van het jaar, waarna veel markten in een smalle bandbreedte bleven hangen alvorens wat terrein te
verliezen tegen het einde van maart.
De brede wereldindex steeg met 11% in lokale valuta gedurende het kwartaal, vooral in de maand januari. Terwijl de meeste regio’s rond dit
gemiddelde zaten, deden Japanse aandelen het beduidend beter met een rendement van bijna 20%. De grondstofprijzen herstelden ook.
Gemiddeld was het rendement lager dan voor aandelen, ondanks de aanzienlijke stijging van de olieprijs die veroorzaakt werd door
verhoogde politieke spanningen tussen Israël en Iran.
20
In de valutamarkten werd de neerwaartse trend in de euro van eind 2011 tot een halt gebracht. Er was weinig verandering in de koers ten
opzichte van de dollar en de euro apprecieerde ten opzichte van de Japanse yen. Valuta’s van opkomende markten herstelden na de scherpe
daling in het afgelopen najaar.
In de vastrentende markten bleef de rente op staatsobligaties met een hoge kredietwaardigheid vrijwel onveranderd, ondanks het herstel van
de risicovolle beleggingscategorieën. De 10-jarige Duitse staatsrente bleef onder de 2% en de rentecurve bleef behoorlijk steil. De renteopslag voor landen uit de periferie liet een afwisselend beeld zien. De Spaans lange rente ten opzichte van Duitsland bleef onveranderd,
terwijl de Italiaanse rente-opslag daalde hoewel deze in historisch perspectief nog steeds op een hoog niveau lag. De rente-opslag op Franse
staatsobligaties daalde eveneens licht. De rente-opslag op bedrijfsobligaties daalde, vooral voor financiële instellingen in Europa. De renteopslag op high yield en leningen van opkomende markten daalde ook aanzienlijk.
De neerwaartse druk die ontstond op risicovolle beleggingscategorieën gedurende het eerste kwartaal hield aan tot het midden van het jaar.
De aandelenmarkten daalden in het tweede kwartaal en de brede wereldindex daalde met 5% in lokale valuta. De aandelenmarkten voor de
ontwikkelde en opkomende regio’s lieten hetzelfde beeld zien, met Japan als uitzondering met een daling van 10%. De daling was echter
minder groot dan de winsten die gemaakt waren aan het begin van het jaar. Wereldwijde aandelen stegen met 7% in de eerste helft van het
jaar in lokale valuta, waarbij Amerikaanse aandelen het nog beter deden en Europese aandelen achterbleven. Gedurende het tweede kwartaal
was de winst die gemaakt was in het eerste kwartaal vrijwel volledig verloren gegaan, maar een opleving in juni zorgde toch nog voor een
positief resultaat.
De rente op staatsobligaties met een hoge kredietwaardigheid daalde langzaam gedurende het tweede kwartaal, wat vooral een weergave was
van de lagere inflatieverwachtingen. De 10-jaars Duitse rente daalde van 1,8% naar 1,6%. De rente op Amerikaanse en Britse obligaties nam
ook af. Echter, de rentestanden van landen in de periferie van de Eurozone liepen weer op, waarbij de 10-jaars Spaanse rente steeg tot bijna
7%. In de valutamarkten was het belangrijkste thema de zwakte van de euro ten opzichte van de valuta’s van een reeks van ontwikkelde
markten.
In het tweede kwartaal steeg de rente-opslag op bedrijfsobligaties en dan vooral van financiële instellingen, op high yield en dollarschuld
van opkomende markten. Daarbij daalden de grondstoffenprijzen fors. De breed samengestelde grondstoffenindex daalde met 5% in
dollartermen, terwijl olie en industriële metalen nog sterker in prijs daalden. Edelmetalen, waaronder goud, daalden minder hard in prijs.
Tegen het einde van het tweede kwartaal was het verschil in waardering tussen aandelen en staatsobligaties zeer groot in hist orisch
perspectief, maar toch bleven beleggers een risico-averse houding aannemen gedreven door de economische en financiële omstandigheden.
In het derde kwartaal vond er een ommekeer plaats, nadat de president van de ECB zijn steun voor de euro had uitgesproken. Wereldwijde
aandelen stegen met ongeveer 6% gemiddeld in lokale valuta, met alleen Japan dat achterbleef. Europese aandelen deden het beter dan het
wereldwijde gemiddelde en vooral de Spaanse aandelenmarkt had een grote uitschieter. Ook de grondstoffenprijzen stegen sterk met circa
10% in dollars.
De rente op staatsobligaties bleef stabiel of daalde enigszins en bleef daarmee op het lage niveau dat eerder in het jaar was bereikt. De 10jaars Duitse rente daalde van 1,6% naar 1,4%, terwijl de Amerikaanse rente ongeveer gelijk bleef. De rente op staatsobligaties uit de
periferie daalde sterk, waarbij de 10-jaars Italiaanse rente daalde van 5,7% naar 5,1% en de 10-jaars Spaanse rente een half procent daalde
naar 6%.
In valutamarkten was het belangrijkste thema de opleving van de euro ten opzichte van de valuta van andere ontwikkelde markten. Ten
opzichte van de Amerikaanse dollar steeg de euro van 1,20 naar 1,30. De valuta van opkomende markten stegen ook, wat een teken was dat
beleggers bereid waren om meer risico te nemen.
De rente-opslag op bedrijfsobligaties, vooral van financiële instellingen, high yield en dollarschuld van opkomende markten daalde.
De regio Europa presteerde beduidend beter dan andere regio’s. Dit kwam vooral doordat het goede nieuws vooral uit Europa kwam en veel
beleggers de grote negatieve posities terugdraaiden die ze hadden opgebouwd in Europa en de periferie van de eurozone.
De relatieve waardering van de verschillende beleggingscategorieën was niet het belangrijkste thema in de markt, maar de risi copremie bleef
aantrekkelijk ook na de opleving. Echter, de bereidheid van beleggers om risico te nemen was duidelijker zichtbaar in de obligatiemarkt dan
de aandelenmarkt. De meer risicovolle obligaties, bijvoorbeeld met een langere looptijd of een hoger kredietrisico, behaalden een hoger
rendement terwijl in de aandelenmarkten vooral de defensieve aandelen het goed deden.
De opleving van de risicovolle beleggingscategorieën zette door naar het einde van het jaar toe, hoewel op een meer bescheiden tempo.
Wereldwijde aandelen kenden een kleine dip begin november, maar behaalden in het vierde kwartaal alsnog een rendement van 3%. Voor
2012 als geheel stegen wereldwijde aandelen met meer dan 16% in lokale valuta.
Tussen de regio’s waren er duidelijk verschillen. Japanse aandelen stegen met bijna 20% in lokale valuta, terwijl Amerikaanse aandelen
nagenoeg onveranderd bleven. Europese aandelen en opkomende markten stegen met circa 5%. Niet alle risicovolle beleggingscategorieën
hadden een goed kwartaal. De grondstoffenprijzen daalden met 6%.
21
Euro staatsobligaties bleven onveranderd met bijvoorbeeld de 20-jaars Duitse rente stabiel op 2%. Ook de rente op Amerikaanse
staatsobligaties bewoog nauwelijks. Daarentegen daalde de rente op staatsobligaties uit de periferie van de eurozone, net als voor
staatsschuld uit andere landen, bedrijfsobligaties, high yield en schuld van opkomende markten. De opleving in de schuld van financiële
instellingen was het meest opvallend. De rente-opslag was gedurende het jaar gedaald van 4,5% naar 1,5%.
In de valutamarkten was het belangrijkste thema de zwakte van de Japanse yen, die bijna 15% daalde ten opzichte van de euro. De stijging
van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar, die ingezet werd in de zomer, zette door en de euro steeg tot boven 1,30 dollar.
Gemiddeld genomen stegen ook de valuta van opkomende markten ten opzichte van de Amerikaanse dollar.
Een ander kenmerk van de financiële markten was de lagere volatiliteit aan het einde van het jaar. De beweeglijkheid van de
aandelenbeurzen viel terug naar een niveau van voor het uitbreken van de financiële crisis van 2007 tot 2009. Ook de beweeglijkheid van de
obligatiemarkten nam behoorlijk af.
De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks kunnen als volgt worden samengevat:
(In duizenden euro’s)
Vastgoed
Aandelen
Derivaten
Vastrentende waarden
Cashfunds
Totaal beleggingen per hoofdcategorie
Swap overlay
Totaal beleggingen per hoofdcategorie
Opgelopen rente op vastrentende waarden
Liquide middelen ivm beleggingstransacties
Totaal beleggingsmix
Tabel 12; Assetmix
Strategische
allocatie /
benchmark
8,0%
35,5%
56,5%
100,0%
Feitelijke allocatie per 31
december 2012
EUR
%
59.251
295.723
4.188
446.649
105.889
911.700
93.261
1.004.961
7.539
11.674
6,5%
32,4%
0,5%
49,0%
11,6%
100,0%
1.024.174
Feitelijke allocatie per 31
december 2011
EUR
%
37.233
232.721
-2.245
383.582
126.842
778.133
107.710
885.843
6.392
18.115
4,8%
29,9%
-0,3%
49,3%
16,3%
100,0%
910.350
In bovenstaande tabel zijn de derivatenposities inclusief de contracten met een negatieve actuele waarde. In de balans en toelichtingen zijn
deze negatieve waarden onder overige schulden gerubriceerd. Ultimo 2012 is de negatieve positie 16.165 duizend euro.
Bandbreedtes
De bandbreedtes, die binnen het beleggingsbeleid worden gehanteerd zijn in onderstaande tabel weergegeven:
2012
Minimum %
Vastgoed
Aandelen
Derivaten
Vastrentende waarden
Tabel 13; Bandbreedtes beleggingen
22
26%
Maximum %
18%
41%
46%
66%
Actuariële paragraaf
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven:
(In duizenden euro’s)
Premieresultaat
Premiebijdragen (na aftrek kostenopslag)
Pensioenopbouw
Totaal premieresultaat
Resultaat op kosten
Totaal premieresultaat incl. kosten
Interestresultaat
Beleggingsresultaten
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
Indexering en overige toeslagen
Korting
Impact invoer UFR
Wijziging marktrente
Totaal interestresultaat
Overig resultaat
Resultaat op waardeoverdrachten
Opslag langleven risico
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
Overige resultaten
Totaal overige resultaat
Totaal saldo van baten en lasten
Tabel 14; Actuariële analyse resultaat
2012
EUR
2011
EUR
2010
EUR
22.320
-22.829
-509
293
-216
35.184
-33.100
2.084
16
2.100
21.385
-19.071
2.314
15
2.329
126.928
-13.439
59.587
-9.614
76.173
-8.483
33.849
17.957
-84.484
80.811
-110.833
-60.860
-62.294
5.396
-6
-160
290
-23.109
-22.825
285
-3.671
-3.546
-242
-20.866
-1.004
-516
-22.628
57.770
-62.306
-14.903
Het interestresultaat (80,8 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (-84,5 miljoen euro) en uit
hoofde van beleggingsopbrengsten (126,9 miljoen euro). In het interestresultaat is tevens de impact van de invoer van UFR opgenomen (18,0
miljoen euro), het resultaat als gevolg van het doorvoeren van de kortingsmaatregel (33,8 miljoen euro) en de reguliere rentetoevoeging
(-13,4 miljoen euro).
Het overige resultaat (-22,8 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit kosten gerelateerd aan de wijziging van de kostenopslag van 1,2% naar
2,1% (-7,8 miljoen euro), de wijziging van de correctiefactoren op sterfte (-6.9 miljoen euro) en de overgang naar de nieuwe sterftetafel
(-8,8 miljoen euro). De positieve resultaten op uitkeringen (0,2 miljoen euro) en op kanssystemen (0,3 miljoen euro) zijn ook onder het
overig resultaat verantwoord.
Ultimo 2012 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening circa 2,38% (2011; 2,74%).
De premie in 2012 is 28,3% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers en is gelijk aan het premiepercentage in 2011. Per 1
januari 2010 was een premieverhoging doorgevoerd van 25,0% naar 26,4% van de som van de pensioengrondslagen. Vóór 2010 was het
25% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers.
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
Het Fonds verkeert in een situatie van dekkingstekort. Dit tekort is door het Fonds gemeld aan DNB. Naar aanleiding van de tekortsituatie is
vervolgens op 31 maart 2009 conform de wettelijke vereisten door het Fonds een herstelplan ingediend bij DNB.
23
Vooruitblik 2013
De verlaging van 3,5% op de pensioenen is doorgevoerd om eind 2013 uit dekkingstekort te zijn. Wetgeving vereist dat de dekkingsgraad
dan minimaal 104,2% bedraagt. Volgens de huidige inzichten moet een dekkingsgraad van 104,2% met de nu genomen maatregelen eind
2013 haalbaar zijn, echter de daadwerkelijke ontwikkelingen in 2013 kunnen niet worden voorzien. Daarom wordt aan het eind van 2013
opnieuw de balans opgemaakt. Dan wordt duidelijk of de pensioenaanspraken en –uitkeringen wellicht nog verder verlaagd moeten worden
om voldoende herstel te bewerkstelligen.
Na 31 december 2013 zullen de deelnemers, ex-deelnemers en gepensioneerden nader geïnformeerd worden over de financiële situatie aan
het einde van de herstelperiode en de mogelijke consequenties die daar nog uit voortvloeien.
Naar verwachting zal per 1 januari 2014 en per 1 januari 2015 het nodige wijzigen in de (fiscale) wet- en regelgeving ten aanzien van
pensioenen. Het bestuur volgt de landelijke ontwikkelingen in wet- en regelgeving op dit vlak en de implicaties hiervan nauwkeurig.
Hengelo, 15 mei 2013
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Het Bestuur
Dhr. D.J.H. de Bruin
Voorzitter
Dhr. G.J. Mulders
Penningmeester
Dhr. E.R. Stolp
Lid
Dhr. J.H.E. Soepenberg
Vice-voorzitter
Dhr. P.M. Dekker
Secretaris
Dhr. J.G.E. Visser
Lid
24
Jaarrekening
Balans per 31 december 2012
(na verwerking voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2012
2011
Activa
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Beleggingen voor risico pensioenfonds
4b
4c
4d
4e
4f
59.251
295.723
454.188
113.614
117.563
37.232
232.721
392.656
122.943
144.957
1.040.339
930.509
Vorderingen en overlopende activa
5
547
5.226
Liquide middelen
6
10.000
2.172
1.050.886
937.907
Totaal Activa
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves
7
-4.704
-62.475
Technische voorzieningen
8
938.620
868.207
Overige technische voorzieningen:
Invaliditeitsvoorziening
8
936
582
Overige schulden en overlopende passiva
9
116.035
131.593
1.050.886
937.907
99,5%
92,8%
Totaal Passiva
Dekkingsgraad (in %)
25
Staat van baten en lasten over 2012
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2012
2011
EUR
EUR
28.864
35.184
Baten
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
10
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
17.989
108.939
11
126.928
59.578
Overige baten
12
12
-1
155.804
94.769
Totaal baten
17.238
42.348
Lasten
Pensioenuitkeringen
13
26.033
24.255
Pensioenuitvoeringskosten
14
1.327
1.432
Pensioenopbouw
Indexering en overige toeslagen
Rentetoevoeging
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen
Wijzigingen marktrente
Impact UFR
Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
15
16
17
18
19
19
20
21
21.280
-33.849
13.439
-26.230
84.484
-17.957
34
29.566
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van
het pensioenfonds
19.791
0
9.613
-24.274
110.833
0
1.605
15.265
70.767
132.833
-93
-1.445
Totaal lasten
98.034
157.075
Saldo van baten en lasten
57.770
-62.306
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Mutatie op algemene reserve
57. 770
-62.306
Saldo overdrachten van rechten
22
26
Kasstroomoverzicht over 2012
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2012
EUR
2011
EUR
35.159
28
65
-26.040
-1.112
57
27.593
1.653
-693
-24.231
-1.401
14
8.157
2.935
947.136
-998.662
-16.087
49.323
19.118
-1.157
710.503
-798.829
80.739
-14.717
18.528
-1.290
72
-329
-4.994
Netto-kasstroom
7.828
-2.059
Saldo liquide middelen begin boekjaar
2.172
4.231
Mutatie liquide middelen
7.828
-2.059
10.000
2.172
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangen premies
Ontvangen waardeoverdrachten
Betaalde waardeoverdrachten
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
Overige ontvangsten en uitgaven
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Aankopen en verstrekkingen van beleggingen
Overige mutaties collateral
Overige mutaties beleggingen
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Betaalde kosten van vermogensbeheer
Overige ontvangsten en uitgaven
23
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Saldo liquide middelen ultimo jaar
27
Toelichting behorende tot de jaarrekening
Toelichting Balans per 31 december 2012
1
Inleiding
Het doel van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (hierna “het Fonds”) is het nu en in de toekomst
verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het Fonds
uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers.
2
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met
inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 15 mei 2013 de jaarrekening opgemaakt. Waar nodig zijn
cijfers aangepast om de vergelijkbaarheid te verbeteren.
3
Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
(a)
Algemeen
Alle bedragen zijn vermeld in euro’s.
Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen
nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
(b)
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en
veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en
van baten en lasten.
De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die
gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van
activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze
schattingen.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de
periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en
toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Schattingswijziging
In boekjaar 2012 zijn de schattingen en veronderstellingen gewijzigd ten opzicht van 2011. De schattingen en veronderstellingen, die ten
grondslag liggen aan de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen eind 2012, zijn gebaseerd op de AG Prognosetafel 2012-2062
met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte (een leeftijdsafhankelijke verlaging van de sterftekans van een deelnemer). In 2011
werd de voorziening berekend op basis van de AG Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Het negatieve
resultaat als gevolg van de overgang naar een nieuwe sterftetafel is - 8.750 duizend euro. Als gevolg van de wijziging van correctiefactoren
op sterfte is de voorziening met 6.851 duizend euro gestegen, hetgeen ook een negatief resultaat geeft.
Ultimo 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen berekend met de termijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met
toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,38%. Ultimo 2011 was de
voorziening pensioenverplichtingen berekend met de termijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde (RTS), die overeenkomt met
een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,74%
In 2012 is afgestapt van het ingroeimodel met betrekking tot de kostenopslag in de voorziening en is de kostenopslag van de voorziening voor
pensioenverplichtingen in 2012 gestegen van 1,2% naar 2,1%.
(c)
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Fonds zullen
toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het
waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met
een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan
28
worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel, samenhangend met een vermindering
van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking
tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen.
Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de
voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post
“nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
(d)
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een
wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie
bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen
samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
(e)
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen
van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen.
(f)
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel
van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per
transactiedatum.
De koers per balansdatum staat per vreemde valuta in onderstaande tabel weergegeven:
USD
GBP
JPN
31 december 2012
€ 0,758495
€ 1,232894
€ 0,008772
31 december 2011
€ 0,770356
€ 1,197174
€ 0,010012
Tabel 15; Vreemde valutakoers ultimo jaar
29
(g)
(g.1)
Beleggingen
Algemeen
Beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde, in lijn met de Pensioenwet. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd
zijn in een bepaalde soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
(g.2)
Vastgoedbeleggingen
Beursgenoteerd (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers.
Indien de vastgoedbeleggingen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen, dan wordt de actuele waarde bepaald door
de intrinsieke waarde, welke is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen.
(g.3)
Aandelen
De aandelen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de actuele waarde is afgeleid van de per balansdatum
geldende koersen van de onderliggende aandelen.
(g.4)
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum
geldende beurskoersen.
Indien vastrentende waarden worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; dan wordt de actuele waarde bepaald door de
intrinsieke waarde, welke is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende vastrentende waarden.
De lopende intrest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden.
(g.5)
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met
behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden
verantwoord.
(g.6)
Overige beleggingen
De overige beleggingen bestaan uit geldmarktfondsen waarin de collateral van de swap overlay portefeuille wordt belegd. De rente wordt
dagelijks geaccumuleerd en in nieuwe participaties uitgekeerd.
(h)
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen
gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van
eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
(i)
Technische voorzieningen
(i.1)
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis
van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke
pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke
(indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de
over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken
worden geïndexeerd.
Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voorzover sprake is van ex ante condities)
zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit door middel van
reservering van de toekomstige opbouw.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening
wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële
grondslagen en veronderstellingen:
30
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. In de technische analyse is rekening gehouden
met een vaste rekenrente van 1,544%. Einde 2012 is de voorziening pensioenverplichtingen berekend met de termijnstructuur op basis van een
driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer
2,38%;
Sterftekansen: AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte;
Niet-ingegaan wezenpensioen 5% van de voorziening van niet-ingegaan partnerpensioen voor nog niet gepensioneerde deelnemers;
Verondersteld wordt dat alle deelnemers een partner hebben;
Voor latente pensioenverplichtingen jegens partners van (gewezen) deelnemers wordt het leeftijdsverschil tussen man en vrouw op drie jaar
gesteld;
Kostenopslag ter grootte van 2,1% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en
excassokosten.
(i.2)
Overige technische voorzieningen
Onder het hoofd Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende
risico’s voorzover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheiduitkeringen of overige
uitkeringen.
(i.3)
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden
gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
(j)
Algemene grondslagen resultaatbepaling
Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben.
(k)
Premies
Premies worden toegerekend aan het jaar waarin zij zijn vastgesteld respectievelijk bekend geworden.
(l)
Beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van
aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder
indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde verandering in de waarde van beleggingen.
Met de directe beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde vermogensbeheerkosten.
(m)
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden
gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
31
4
Beleggingen
(a)
Actuele waarde
Algemeen
In de volgende tabel wordt het mutatieoverzicht van beleggingen in 2011 en 2012 weergegeven:
Stand per 31 december 2010 exclusief allocaties
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende
waarde
Derivaten
Overige
beleggingen
Totaal
beleggingen
39.111
256.640
392.256
42.492
24.677
755.176
Aankopen
9.770
17.599
431.983
459
339.018
798.829
Verkopen
-9.560
-23.235
-442.250
2.670
-238.128
-710.503
Verkoopresultaten
-3.939
-3.610
-6.600
-3.203
909
-16.443
Waardewijzigingen
1.850
-14.673
8.194
63.047
366
58.784
37.232
232.721
383.583
105.465
126.842
885.843
Stand per 31 december 2011 exclusief allocaties
Lopende interest
9.073
9.073
Allocatie liquide middelen
18.115
Herrubricering derivaten naar overige schulden
18.115
17.478
17.478
Stand per 31 december 2011 inclusief allocaties
37.232
232.721
392.656
122.943
144.957
930.509
Stand per 31 december 2011 exclusief allocaties
37.232
232.721
383.582
105.465
126.842
885.843
Aankopen
14.170
56.524
530.354
727
396.877
998.662
Verkopen
-78
-26.578
-500.677
-43.854
-417.845
-989.032
Verkoopresultaten
-31
2.944
-4.517
43.363
138
41.897
7.957
30.112
37.907
-8.252
-133
67.591
59.251
295.723
446.649
97.449
105.889
1.004.961
Waardewijzigingen
Stand per 31 december 2012 exclusief allocaties
Lopende interest
7.539
7.539
Allocatie liquide middelen
11.675
Herrubricering negatieve derivaten
Stand per 31 december 2012 inclusief allocaties
Tabel 16; Totaal mutatieoverzicht beleggingen
11.675
16.165
59.251
295.723
454.188
113.614
16.165
117.564
1.040.339
In 2012 zijn de tijdelijke banksaldi en liquide middelen onderweg, die door beleggingsinstellingen worden aangehouden ten behoeve van
beleggingstransacties, met een negatief saldi gerubriceerd onder de beleggingen. Dit naar aanleiding van een analyse van de contracten met
betrekking tot deze banksaldi en de onderlinge verrekenbaarheid in het geval dat de tegenpartij niet langer aan haar verplichting zou kunnen
voldoen. In het jaarverslag 2011 waren de negatieve banksaldi gerubriceerd onder overige schulden. Om betere vergelijking mogelijk te
maken zijn de cijfers 2011 aangepast in lijn met 2012.
De banksaldi en liquide middelen onderweg, waren in voorgaande verslagjaren naar rato van de beleggingen gealloceerd aan de diverse
categorieën van beleggingen, maar zijn in verslagjaar 2012 onder de overige beleggingen gerubriceerd. Om betere vergelijking mogelijk te
maken zijn de cijfers 2011 aangepast in lijn met 2012.
32
Schattingen en oordelen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het Fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is
het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen.
Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en – schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde
benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële
verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
(In duizenden euro’s)
Markt
Directe Marktnoteringen
EUR
Per 31 december 2011
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Opgelopen interest
Modellen
Waarderingsmodellen en
-technieken niet
gebaseerd op
marktdata
EUR
Afgeleide Marktnoteringen
EUR
253.072
144.957
9.073
407.102
Per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Opgelopen interest
83.745
277.288
137
117.564
7.539
486.273
Tabel 17; Totaal beleggingen (incusief. negatieve derivaten)
29.294
232.721
130.511
105.465
7.938
497.991
7.938
30.635
211.978
169.361
97.312
28.616
509.286
28.616
Totaal
EUR
37.232
232.721
383.583
105.465
144.957
9.073
913.031
59.251
295.723
446.649
97.449
117.564
7.539
1.024.175
De vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden in tabel 17 opgenomen onder afgeleide marktnotering, hebben betrekking op
beleggingsfondsen die rechtstreeks in beursgenoteerde waarden beleggen.
De liquide middelen, die worden aangehouden in de beleggingsportefeuille zijn onder overige beleggingen opgenomen. In voorgaande
verslagjaren waren de liquide middelen naar rato verdeeld over de verschillende beleggingscategorieën. Vanaf verslagjaar 2012 worden deze
gerubriceerd onder ‘Overige beleggingen’. Hiertoe zijn de cijfers met betrekking tot 2011 in dit jaarverslag aangepast.
De verdeling naar regio van de totale beleggingen is weergegeven in onderstaande tabel:
(In duizenden euro’s)
EU
Rest van Europa
Noord-Amerika
Japan
Zuidoost-Azie
Andere
Totaal beleggingen naar regio
Tabel 18; Totaal beleggingen naar regio
Ultimo 2012
653.499
21.098
137.552
0
42.554
52.808
907.512
72,0%
2,3%
15,2%
0,0%
4,7%
5,8%
100,0%
587.544
3.738
115.302
34.053
55.781
796.418
Ultimo 2011
%
73,8%
0,5%
14,5%
0,0%
4,3%
7,0%
100,0%
In de beleggingen naar regio, zoals aangegeven in bovenstaande tabel, zijn de liquide middelen (11.675 duizend euro), de derivaten (97.449
duizend euro) en de opgelopen interest (7.539 duizend euro) niet opgenomen.
(b)
Vastgoedbeleggingen
(In duizenden euro’s)
2012
EUR
59.251
59.251
Indirect vastgoed (participaties in beleggingsfondsen)
Totaal vastgoedbeleggingen
Tabel 19; Vastgoedbeleggingen
33
2011
EUR
37.232
37.232
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
(in duizenden euro’s)
EUR
33.365
2.859
11.649
2.789
8.589
59.251
EU
Overig Europa
Verenigde Staten
Azië
Overige
Totaal vastgoedbeleggingen incl. liquide middelen
Tabel 20; Beleggingen in vastgoed naar regio
Ultimo 2012
%
56,0%
4,9%
19,8%
4,7%
14,6%
100,0%
EUR
22.442
0
7.982
2.930
3.878
37.232
Ultimo 2011
%
60,3%
0,0%
21,4%
7,9%
10,4%
100,0%
Pensioenfonds Thales belegt in 4 verschillende vastgoedfondsen (o.a. fondsen voor gemene rekening ), 2 fondsen beleggen in wereldwijd
vastgoed en 2 fondsen in Europees vastgoed.
(c)
Aandelen
(in duizenden euro’s)
Indirecte aandelenbeleggingen mature markets
Indirecte aandelenbeleggingen emerging markets
Totaal Aandelen gesplitst naar markten
Tabel 21; Aandelen gesplitst naar markten
2012
EUR
244.083
51.640
295.723
2011
EUR
195.939
36.782
232.721
EUR
107.444
852
93.288
28.422
2.715
232.721
Ultimo 2011
%
46,2%
0,4%
40,1%
12,2%
1,1%
100,0%
De segmentatie van aandelen naar regio is als volgt:
(in duizenden euro’s)
EU
Overige Europa
Noord Amerika
Azië
Overige
Totaal beleggingen in aandelen
Tabel 22; Segmentatie beleggingen in aandelen naar regio
(d)
EUR
123.626
6.930
113.895
33.778
17.494
295.723
Ultimo 2012
%
41.8%
2,3%
38,5%
11,4%
5,9%
100,0%
Vastrentende waarden
(in duizenden euro’s)
Obligaties (direct)
Obligatie beleggingsfondsen (indirecte)
Lopende interest
Totaal beleggingen vastrentende waarden
Tabel 23; Beleggingen in vastrentende waarden
2012
EUR
256.652
189.997
7.539
454.188
2011
EUR
238.842
144.741
9.073
392.656
Ultimo 2012
Ultimo 2011
De segmentatie van de vastrentende waarde naar regio is als volgt:
(in duizenden euro’s)
EU
398.158
87,7%
339.890
Overige Europa
11.309
2,5%
2.887
Noord-amerika
12.008
2,6%
14.031
Azië
5.987
1,3%
2.701
Overige
26.726
5,9%
33.147
Totaal beleggingen in vastrentende waarden
454.188
100,0%
392.656
Tabel 24; Segmentatie beleggingen in vastrentende waarden naar regio (exclusief liquide middelen en opgelopen interest)
34
86,6%
0,7%
3,6%
0,7%
8,4%
100,0%
(e)
Derivaten
In de derivaten zijn alleen de contracten opgenomen, die een positieve actuele waarde hebben. De negatieve actuele waarde van de contracten
op aandelen derivaten en vastrentende derivaten per 31 december 2012 was 16.165 duizend euro. Ultimo 2011 was de totaalwaarde van de
contracten met een negatieve actuele waarde 17.478 duizend euro. De derivaten met een negatieve waarde zijn opgenomen onder overige
schulden (zie paragraaf 9 Overige schulden en overlopende passiva).
In de volgende tabel worden zowel de positieve als de negatieve actuele waarden van de derivaten weergegeven.
(in duizenden euro’s)
Valutaderivaten
Rentederivaten
Totaal derivaten
Tabel 25; Derivaten
(f)
EUR
positief
2.410
111.204
113.614
2012
EUR
negatief
-722
-15.443
-16.165
EUR
Saldo
1.688
95.761
97.449
EUR
positief
82
122.861
125.100
2011
EUR
negatief
-2.327
-15.151
-17.478
EUR
Saldo
-2.245
107.710
107.622
Overige beleggingen
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
105.889
11.675
117.564
Cashfunds
Liquide middelen
Totaal overige beleggingen
Tabel 26; Overige beleggingen
2011
EUR
126.842
18.115
144.957
Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in geldmarktfondsen.
5
Vorderingen en overlopende activa
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
475
Vordering op sponsor(s)
Nog te factureren premies affinanciering
Totaal vordering op sponsor
Overige vorderingen
Stand per 31 december
Tabel 27; Vorderingen en overlopende activa
475
72
547
2011
EUR
1.479
3.747
5.226
5.226
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering op de sponsor bestaat uit de afrekening van de premie
2012. De overige vorderingen betreft nog te ontvangen dividend en vooruitbetaalde kosten.
6
Liquide middelen
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
7.718
2.282
10.000
Spaarrekening ABN-AMRO
Banksaldo
Stand per 31 december
Tabel 28; Overige activa
2011
EUR
1.518
654
2.172
De spaarrekening ABN-AMRO bevat premies affinanciering, die de werkgever heeft betaald. Een deel van de 7.718 duizend euro op de ABNAMRO rekening, is nog niet aangewend, en wordt onder de overige schulden verantwoord als vooruitontvangen premie (937 duizend euro).
De middelen zijn bedoeld voor affinanciering van de voorwaardelijke 15-jaars pensioenrechten (bijlage C van het reglement).
Onder liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn
opeisbaar zijn.
35
7
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en
Algemene reserve
EUR
-169
-62.306
-62.474
55.770
-4.704
(in duizenden euro’s)
Stand per 31 december 2010
Uit bestemming saldo van baten en lasten 2011
Stand per 31 december 2011
Uit bestemming saldo van baten en lasten 2012
Stand per 31 december 2012
Tabel 29; Stichtingskapitaal en reserves
Solvabiliteit
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
39.464
152.548
-4.704
Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen (strategische mix)
Aanwezig eigen vermogen
Tabel 30; Solvabiliteit
2011
EUR
36.635
140.153
-62.475
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Het vereist eigen vermogen is in
bovenstaande tabel weergegeven op basis van de strategische beleggingsmix. Op basis van de werkelijke beleggingsmix is het vereist eigen
vermogen 132.528 duizend euro (2011; 114.106 duizend euro).
De aanwezige solvabiliteit is lager dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het Fonds bevindt zich in een situatie van dekkingstekort. Een
dekkingstekort dient binnen de wettelijke termijn te worden opgelost.
36
Herstelplan
Gezien het aanwezige dekkingstekort ultimo 2008 heeft het Fonds een herstelplan opgesteld. Het plan is op 31 maart 2009 ingediend bij DNB.
Op 28 september 2009 heeft DNB middels een goedkeurende beschikking het herstelplan goedgekeurd.
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan
Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31
december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten
ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is
opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven.
Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent
dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de
financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien.
De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn:
In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014.
Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast.
Toelichting op realisatie verslagjaar
Toelichting op realisatie verslagjaar
Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 ten opzichte van de verwachte
ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 volgens de evaluatie van het herstel per 31 december 2011.
Primo stand dekkingsgraad (%)
Mutatie dekkingsgraad (%-punt)
Ultimo dekkingsgraad (%)
Geraamde technische voorzieningen
Vereist eigen vermogen
Vereiste dekkingsgraad (%)
Oorzaken mutatie dekkingsgraad:
Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt)
Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt)
Indexering / korting
Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt)
Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt)
Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt)
Som van alle mutaties van de dekkingsgraad
Realisatie 2012
92,8%
6,7%
99,5%
Plan 2012
93,1%
3,1%
96,2%
938.620
152.548
116,2%
878.688
144.105
116,4%
0,0%
-0,2%
3,5%
-6,6%
12,9%
-2,9%
0,0%
-0,2%
0,0%
0,0%
3,7%
-0,4%
6,7%
3,1%
Tabel 31; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan
De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat op de rentestructuur is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de
verhoging van de kostenvoorziening van 1,2% naar 2,1% van de voorziening opgenomen. De geheven premie over 2012 draagt niet bij aan
herstel. Het Fonds maakt in 2012 gebruik van de zogenaamde “adempauze”, zodoende heeft het Fonds in 2012 toestemming om af te wijken
van eis dat de premies moeten bijdragen aan herstel van de financiele positie van het Fonds.
Het Fonds loopt achter op het oorspronkelijke herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2012 beschikt het Fonds ultimo 2013
naar verwachting over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de financiele
positie ultimo 2013 op dit niveau te brengen, is een verlaging van pensioen doorgevoerd; de omvang van deze verlaging bedraagt 3,5%.
37
8
Technische voorzieningen
(in duizenden euro’s)
Voorziening voor pensioenverplichtingen
Overige technische voorzieningen (arbeidsongeschiktheid)
Totaal technische voorzieningen
Tabel 32; Technische voorzieningen
2012
EUR
938.620
936
939.556
2011
EUR
868.207
582
868.789
2012
EUR
868.207
27.718
13.439
-26.230
-34.077
66.527
34
23.356
-354
938.620
2011
EUR
735.510
31.652
9.613
-24.274
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Stand 1 januari
Pensioenopbouw
Rentetoevoeging
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
Korting
Wijziging marktrente
Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
Wijziging actuariële uitgangspunten
Overige wijzigingen
Stand 31 december
Tabel 33; Mutatieoverzicht voorziening voor pensioenverplichtingen
110.833
1.605
3.404
-136
868.207
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,38% (2011; 2,74%). De analyse van het boekjaar is gebaseerd op de
forward curve ultimo 2012. De interesttoevoeging is voor de voorziening risico fonds gelijk aan 1,544%.
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten.
Het mutatieoverzicht voor de overige technische voorzieningen is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Stand 1 januari
Stortingen / Onttrekkingen
Stand 31 december
Tabel 34; Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen
2012
EUR
582
354
936
2011
EUR
446
136
582
Momenteel is de (overige technische) voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid, ter grootte van 936 duizend euro (ultimo 2011;
582 duizend euro), in de Technische Voorziening opgenomen. Deze voorziening dient ter dekking van de lasten uit hoofde van de actieve
deelnemers, die op balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt verklaard zullen worden.
De technische voorziening wegens toekomstige arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op basis van twee maal jaarlast PVI (668 duizend euro)
en tweemaal jaarlast WIA-excedent (268 duizend euro). Er wordt verondersteld dat de risicopremie een goede inschatting geeft van de
schadelast die uit het verzekerde risico voortvloeit. De termijn van 2 jaar sluit aan bij de wachttijd in de WIA.
De technische voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën deelnemers als volgt samengesteld:
(in duizenden euro’s)
Actieven en arbeidsongeschikten
Pensioengerechtigden
Gewezen deelnemers
Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
Technische voorziening pensioenverplichtingen
Tabel 35; Categorie deelnemers in technische voorziening pensioenverplichtingen
2012
EUR
401.174
421.008
98.081
19.293
939.556
2011
EUR
394.570
375.499
88.295
10.425
868.789
In de technische voorziening pensioenverplichting is een opslag van 2,1% (2011: 1,2%) voor toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
opgenomen. De pensioenverplichtingen zonder deze opslag is 920.263 duizend euro (2011; 858.364 duizend euro). De benodigde technische
voorziening zoals deze gepresenteerd is, gaat uit van voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst. Naar hun aard hebben de technische
voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
38
Korte beschrijving van de pensioenregeling
De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar.
Voor mensen geboren vóór 1950 is de pensioenleeftijd 62 jaar. In 2012 wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,0% van
de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor het jaar 2013 is de opbouw vastgesteld op 1,98%. De pensioengrondslag is gelijk aan het
bruto jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht
op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het Fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden
geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening
De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. De
premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de
toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen.
Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt
slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische
vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt:
Bij een dekkingsgraad van meer dan 135% kan tot het inhalen van niet verleende toeslagen uit het verleden worden overgegaan.
Bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag verleend.
Bij een dekkingsgraad van meer dan 105% maar minder dan 125% wordt een toeslag van pro rata parte verleend.
Bij een dekkingsgraad van 105% of minder wordt geen toeslag verleend.
Solvabiliteitsvrijval wordt beschouwd als premiekorting. Premiekorting uitsluitend verbandhoudend met die solvabiliteitsvrijval is mogelijk
bij een dekkingsgraad van meer dan 135% nadat alle niet verleende toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn ingelopen. Verdere premiekorting
is mogelijk als de dekkingsgraad zich boven de 150% bevindt. In dat geval kan het bestuur ook besluiten tot het toekennen van extra
toeslagen.
Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit.
In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. De
toeslagverlening op basis van het toeslagbeleid bij het pensioenfonds wordt hiermee geclassificeerd als categorie D1 (financiering uit
overrendement).
Bij de communicatie over de toekenning van toeslagen, zullen de voorgeschreven teksten uit de “toeslagenmatrix” worden gehanteerd
(conform de beleidsregel van DNB van 26 februari 2007). Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen.
Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Het Fonds streeft er naar om:
de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van
algemene loonontwikkeling binnen de CAO-Metalektro;
de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de relatieve stijging van het prijsindexcijfer.
Het Fonds streeft naar een toeslagverlening die gemiddeld minimaal gelijkwaardig is aan de toeslagverlening van Bedrijfstakpensioenfonds
PME.
De pensioenrechten en pensioenaanspraken van de actieve deelnemers in de middelloonregeling zijn dit jaar verhoogd met 0,0%
(2011; 0,0%).
Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de middelloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0%
(2011; 0,0%).
Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de eindloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2011;
0,0%).
39
Inhaalindexaties
Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaalindexaties worden toegekend. Inhaalindexaties zijn indexaties die worden toegezegd,
voorzover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaalindexaties te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Het
bestuur van het Fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende
indexatie. Voor de premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
Jaar van indexatie
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Indexatie ambitie %
1,29%
2,96%
0,00%
1,38%
2,42%
2,10%
Toegekende indexatie %
1,29%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Verschil
0,00%
2,96%
0,00%
1,38%
2,42%
2,10%
Tabel 36; Indexatie %’s premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden
Voor de actieve deelnemers is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Indexatie ambitie %
4,29%
3,01%
1,76%
1,66%
2,16%
2,16%
Toegekende indexatie %
4,29%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Tabel 37; Indexatie %’s actieve deelnemers
40
Verschil
0,00%
3,01%
1,76%
1,66%
2,16%
2,16%
9
Overige schulden en overlopende passiva
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
1.174
16.165
7
632
1.186
96.477
378
16
116.035
Vooruitontvangen premies affinanciering
Derivaten
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Overige schulden
Collateral
Inkoopsommen
Nog te betalen pensioenen
Stand per 31 december
Tabel 38; Overige schulden en overlopende passiva
2011
EUR
17.478
17
587
925
112.564
22
131.593
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen,
welke wordt herbelegd in ILF cash funds.
In het jaarverslag 2011 waren de bankrekeningen bij de vermogensbeheerders met een negatief saldo (in totaal 1.616 duizend euro) onder
overige schulden opgenomen. Deze bankrekeningen zijn in 2012 gesaldeerd met de beleggingsbankrekeningen met een positief saldo en zijn
verantwoord onder de beleggingen. De vergelijkende cijfers 2011 zijn aangepast om vergelijking beter mogelijk te maken.
41
Beleid en risicobeheer
Beleggingsbeleid
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen
beleggingsbeleid, premiebeleid en indexatiebeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de
verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de
structuur van de pensioenverplichtingen, van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische
scenario’s.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te
voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet
plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings-) risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid
wordt gebruik gemaakt van derivaten.
In 2012 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds
en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve
van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
beleggingsbeleid
premiebeleid
herverzekeringsbeleid
toeslagbeleid
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de
verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van de Asset Liability Management-studie (ALM-studie)
die in 2012 is uitgevoerd. Ook het crisisplan dat door het fonds eind 2012 is opgesteld is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico’s,
het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkingsinstrumenten.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te
voeren beleggingsbeleid. De beleggings-richtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de
vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De
mandaten zijn gericht op actief/ passief vermogensbeheer.
Premiebeleid
De financiering van de krachtens het pensioenreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie
zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de werkgever. De totale bijdrage is bepaald door het bestuur en is –
gehoord de actuaris van het Fonds – getoetst op adequaatheid. De doorsneepremie is nimmer lager dan de gedempte kostendekkende premie
conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers.
De actuariële benodigde (nominale) premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende
elementen:
Comingservice koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen (inclusief
ploegentoeslag) ten behoeve van de deelnemers.
Risicokoopsommen voor het (tijdelijk) nabestaandenpensioen.
Een – aan het risicoprofiel van het Fonds gerelateerde – solvabiliteitsopslag op basis van de voorschriften omtrent het vereist eigen
vermogen.
Een opslag voor uitvoeringskosten. Er wordt rekening gehouden met een inschatting van de werkelijke pensioenuitvoeringskosten
over het jaar (niveau 2012: 1.327 duizend euro).
Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke
toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premi e wordt
bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de kostendekkende premie (in enig jaar) is de gemiddelde
nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld
per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor
zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan.
42
Indexatiebeleid
Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de
ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk
is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte).
Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in
plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen eenduidige markt voor financiële instrumenten aanwezig is,
waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt in dit verslag geen benaderingswijze opgenomen.
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en in de notitie Risicoanalyse en risicomanagement die een bijlage is van de ABTN.
Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het
bestuur met prioriteit heeft aangepakt:
Actuariële risico’s
Beleggingsrisico’s
Renterisico
Actuariële risico’s
Solvabiliteitsrisico
Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste
doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een
toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico. Ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen
ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de
specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De belangrijkste ratio, die de solvabiliteit van een pensioenfonds
weergeeft betreft de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in 2012 gestegen van 92,8% naar 99,2%.
Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers
moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste
geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Hoe het Fonds op de
solvabiliteitspositie reageert staat toegelicht op pagina 39 onder Herstelplan.
Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Technische voorzieningen
Overige technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a)
Buffers:
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
Diversificatie-effect
Totaal S (vereiste buffers) (b)
S 10 Opslag actief beheer (c)
Totaal S (vereiste buffers) inclusief opslag actief beheer
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b+c)
Aanwezig vermogen (totaal activa – schulden = pensioenvermogen)
Surplus / tekort
Tabel 39; Surplus/tekort op FTK-grondslagen
43
Ultimo 2012 –
Strategisch mix –
Evenwichtssituatie
EUR
938.620
936
939.556
Ultimo 2011 –
Strategisch mix –
Evenwichtssituatie
EUR
868.207
582
868.789
25.232
120.310
55.500
27.686
109.352
45.882
10.100
28.450
-90.802
148.790
10.179
27.289
-83.711
136.677
3.758
3.476
152.548
140.153
1.092.104
934.851
-157.253
1.008.942
806.314
-202.628
Het Fonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de
volgende wijze rekening gehouden. Er wordt uitgegaan dat circa 50% van de exposure in de belangrijkste vreemde valuta (USD, GPB en
JYEN) wordt afgedekt.
Het Fonds heeft daarnaast in haar beleggingsbeleid ervoor gekozen om het renterisico voor een groot deel af te dekken. Door middel van een
Swap overlay portefeuille die specifiek is afgestemd op de verplichtingen van het Fonds is het renterisico voor 70% afgedekt met een
bandbreedte van + of – 3%.
Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de
feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix bedraagt 132.5 miljoen
euro (vereiste dekkingsgraad 114,1%) ultimo 2012. Op basis van de strategische beleggingsmix bedraagt het vereist eigen vermogen 152,5
miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 116,2%) ultimo 2012.
Verzekeringstechnische risico’s
De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van:
Langleven.
Overlijden en
Arbeidsongeschiktheid.
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan
gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het
pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting.
Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het Fonds
geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Door toepassing van AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte, is thans zo goed mogelijk
aangesloten bij de verwachte sterftetrend in de toekomst.
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2012
EUR
Ultimo 2011
EUR
Langleven risico
Verwachte vrijval
Werkelijke vrijval
-4.670
3.727
-3.972
7.046
Kortlevenrisico
Verwachte vrijval
Beschikbare actuariële risicopremie (risicokoopsom)
Werkelijke vrijval
Benodigd bij overlijden
2.144
521
84
-1.960
1.938
547
220
-5.370
-154
409
Resultaat op sterfte
Tabel 40; Sterfte behorende bij de technische voorziening voor risico van het Fonds
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het
toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid bedraagt 216 duizend euro (2011; -124 duizend
euro).
Indexatierisico
Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de
ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk
is.
44
Beleggingsrisico’s
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het
Fonds met betrekking tot het beleggingrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis
beheerst door BlackRock en ING Investment Management in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De
overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die worden veroorzaakt door factoren gerelateerd aan
een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.
Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden
verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd
door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten
(derivaten) zoals opties en futures.
Valutarisico
Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2012 circa 35% (2011; 23%) van de beleggingsportefeuille en is voor de
belangrijkste valuta USD, JPY en GPB voor 77% (2011; 52%) afgedekt door de euro.
Einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 1.668 duizend euro (2011; -2.245 duizend euro). Het valutarisico wordt
in onderstaande tabel weergegeven.
De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2012
EUR
Vastgoedbeleggingen
38.652
Aandelen
221.050
Vastrentende waarden
55.378
Derivaten
-145
Cash funds
2.441
Totaal beleggingen in vreemde valuta
317.376
Tabel 41; Beleggingen in vreemde valuta voor afdekking door valutaderivaten
%
12.2%
69.6%
17.4%
0.0%
0.8%
100.0%
Ultimo 2011
EUR
21.150
181.104
10.098
-232
1.024
213.144
%
9,9%
85,0%
4,7%
-0,1%
0,5%
100,0%
Ultimo 2012
netto positie (na)
Ultimo 2011
netto positie (na)
EUR
710.650
960
5.987
19.440
181.668
918.706
654.373
18.393
1.530
48.071
69.025
791.392
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2012
(voor)
EUR
EUR
598.849
GBP
28.232
JPY
7.675
USD
78.545
Overige
203.717
Totaal valutapositie
917.018
Tabel 42; Valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten
Valuta derivaten
EUR
111.801
-27.271
-1.688
-59.105
-22.048
1.688
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD.
Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken.
45
Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van
ongunstige veranderingen in de marktrente.
Het renterisico is voor 70% van de verplichtingen afgedekt met een bandbreedte van + en – 3%. Er is een matching van activa en passiva over
de verschillende looptijden zodat rekening wordt gehouden met de absolute hoogte en vorm van de yieldcurve voor verplichtingen. De
benodigde duratie wordt verkregen uit de vastrentende portefeuilles in combinatie met een Swap overlay portefeuille. Het Fonds hedged het
renterisico tegen marktcurve.
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen
gemiddeld resterende looptijd in jaren.
(In duizenden euro’s)
Duratie vastrentende waarden (voor derivaten)
Duratie vastrentende waarden (na derivaten)
Duratie (nominale) pensioenverplichtingen
Duratie (nominale) pensioenverplichtingen obv
swapcurve)
Balanswaarde
EUR
552.535
647.484
939.556
Ultimo 2012
979.504
16,6 jaar
4,1 jaar
18,0 jaar
16,0 jaar
Balanswaarde
EUR
510.425
615.888
868.789
Ultimo 2011
4,2 jaar
15,7 jaar
16,3 jaar
Tabel 43; Duratie
In de balanswaarde van de vastrentende waarden in bovenstaande tabel zijn de cash funds opgenomen. Er is geen rekening gehouden in deze
balanswaarde met de opgelopen rente en de aan de vastrentende waarden gealloceerde liquide middelen.
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Resterende looptijd < 1 jaar
Resterende looptijd < > 5 jaar
Resterende looptijd > 5 jaar
Totaal vastrentende waarden
Tabel 44; Vastrentende waarden (inclusief cash funds) naar looptijd
Ultimo 2012
EUR
6.868
128.436
417.234
552.538
%
1,2%
23,2%
75,5%
100,0%
Ultimo 2011
EUR
11.083
74.127
425.215
510.425
%
2,2%
14,5%
83,3%
100,0%
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht waarop het Fonds
(potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s
worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over the Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen
waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen
lijdt.
Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die
een tegenpartij heeft jegens het Fonds.
Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en
settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied.
Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het Fonds enkel gewerkt met tegenpartijen
waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per
beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2%
van het balanstotaal uitmaakt.
De volgende posten vormen een concentratierisico:
(in duizenden euro’s)
Tegenpartij
Staatsobligaties Duitsland
Staatsobligaties Frankrijk
Staatsobligaties Italië
Staatsobligaties Nederland
Staatsobligaties Spanje
Bedrag
EUR
23.740
36.234
22.936
17.611
18.416
118.937
Tabel 45; Concentratierisico
46
% van balanstotaal
2,4%
3,6%
2,3%
1,8%
1,8%
Ultimo 2012 is er geen sprake van beleggingen in een individuele tegenpartij groter dan 4,0%. In 2011 was dit wel het geval en betrof het de
staatsobligaties van Duitsland, dit was ook zo in 2010.
In het algemeen geldt dat het concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s
kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuilles in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die
sterk sectorgebonden is, kan voor deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden
is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Operationeel risico
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van
informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de
organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit
geautomatiseerde systemen, enzovoort. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert,
waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere
marktpartijen, is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten
uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel,
berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.
Het Fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de
belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van
een valuta en de aankoop door een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van
valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Swaps: Door middel van swaps wordt het renterisico van de totale obligatieportefeuille afgestemd op de duratie van de verplichtingen
waardoor een groter deel van het renterisico wordt afgedekt. Deze opzet heeft twee voordelen. In de eerste plaats kan door actief beheer extra
rendement worden behaald hetgeen het totale rendement van het Fonds ten goede kan komen. In de tweede plaats biedt de nieuwe
swapportefeuille meer flexibiliteit om beleggingen en pensioenverplichtingen op elkaar af te stemmen en kunnen eventuele aanpassingen
eenvoudiger en kostenefficiënter worden doorgevoerd. Het Fonds is in belangrijke mate afgedekt tegen het zogenoemde renterisico.
47
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2012:
Contractomvang
Clean Value Pc
Pos
Clean Value Pc
Neg
Actuele waarde
activa
Actuele waarde
passiva
Credit Default swap
FX Forwards
Bond Future
Forward Bonds
Interest Rate Swaps
Inflation Swaps
1.858
128.323
206
1
751.129
4.982
-1.830
-126.635
-69
-1
-658.056
-4.960
29
2.410
206
1
108.431
37
-722
-69
-1
-15.358
-15
Totaal Derivaten
Tabel 46; Derivatenposities ultimo 2012
886.499
-791.551
111.114
-16.165
Clean Value Pc
Pos
Clean Value Pc
Neg
Actuele waarde
activa
Actuele waarde
passiva
Credit default Swap
FX Forwards
Bond Future
Interest Rate Swaps
2,033
77.393
183
712.178
-2.238
-79.638
-648
-603.799
82
183
122.678
-205
-2.327
-648
-14.299
Totaal Derivaten
Tabel 47; Derivatenposities ultimo 2011
791.788
-686.323
122.943
-17.479
(In duizenden euro’s)
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2011:
Contractomvang
(In duizenden euro’s)
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
(in duizenden euro’s)
AAA
AA
A
BBB
BB
B
Lager dandan B (2011 lager dan BBB)
Geen rating
Ultimo 2012
EUR
165.542
88.752
68.834
109.591
8.161
500
5.269
%
33,0%
18,0%
26,6%
19,8%
0,0%
1,5%
0,1%
1,0%
Totaal beleggingen naar kredietwaardigheid
446.649
100,0%
Tabel 48; Totaal beleggingen in vastrentende waarden naar kredietwaardigheid debiteuren
Ultimo 2011
EUR
235.507
65.741
162.952
31.180
4.144
10.900
%
46,2%
12,9%
31,9%
6,1%
0,0%
0,0%
0,8%
2,1%
510.424
100,0%
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen,
waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn
betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische
beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe
beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld:
Ultimo 2012 zijn er voldoende obligaties en cash funds, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele
onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Daarnaast is er een cash flow planning gemaakt met een horizon van 1 jaar, die maandelijks wordt aangepast op recente ontwikkelingen.
48
Uitbestedingsrisico
Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de
gegevens van Fonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt:
Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indi catoren over het
functioneren van haar uitvoeringsorganisatie.
Jaarlijks zal de accountant van het pensioenfonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de
aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures.
Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het
functioneren van de uitvoeringsorganisatie.
Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van
algemene strekking aan de manager Pensioenfonds.
Aon Hewitt verstrekt een ISAE 3402 rapportage type 2 voor de periode 1oktober 2011 tot en met 30 september 2012. Over het laatste
kwartaal van 2012 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de
pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen
uitzonderingen hierop kent.
Periodiek heeft het bestuur overleg gevoerd met de vermogensbeheerders. In dit overleg is uitvoerig stilgestaan bij de resultaten van de
vermogensbeheerder. Daarnaast heeft het bestuur kennisgenomen van interne beheersingsrapportages (ISAE 3402) van de
vermogensbeheerders en heeft het bestuur deze geanalyseerd.
49
Toelichting Staat van baten en lasten over 2012
10
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
(in duizenden euro’s)
Periodieke premies:
Werkgeversgedeelte
Werknemersgedeelte
Premie ineens (FVP-premies en inkoopsommen)
Additionele storting werkgever
Totaal premiebijdragen exclusief VXOP
VXOP premie
Totaal premiebijdragen
Tabel 49; Premiebijdragen
2012
EUR
2011
EUR
12.869
9.410
41
22.320
13.262
9.215
258
500
23.235
6.544
11.949
28.864
35.184
De feitelijke premie bedraagt 28.864 euro. De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 28,3% (2011; 28,3%) van de
pensioengrondslag som.
De daling van de premie in 2012 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat in de premiebijdragen 2012 de voorwaardelijke inkoop van
pensioenrechten voor deelnemers uit 1952 is opgenomen (6.544 duizend euro), in 2011 was de voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten
voor deelnemers uit 1950 en 1951 opgenomen (11.949 duizend euro).
De kostendekkende premie, de premie volgens dekkingsgraadeis, de gedempte en de feitelijke premie (exclusief inkoop VXOP) volgens
artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
22.320
23.441
26.003
20.901
Feitelijke premie
Premie volgens premiedekkingsgraadeis
Kostendekkende premie
Gedempte kostendekkende premie
2011
EUR
23.235
24.491
21.745
Tabel 50; Premies volgens Pensioenwet
De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties in deze
kostendekkende premie van jaar op jaar. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om
premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van
de feitelijk te ontvangen premie.
De feitelijke premie voldoet in 2012 niet aan de eis dat deze bijdraagt aan herstel. Het Fonds maakt in 2012 echter gebruik van de zogenaamde
“adempauze”, zodoende heeft het Fonds in 2012 van DNB toestemming om af te wijken van deze eis.
Het Fonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van
3,74% (2011; 4,0%). Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van de gemiddelde nominale rente per 30 september van de
afgelopen vijf jaar. De feitelijke premie is afgeleid van de salarissom.
De gedempte premie is lager de kostendekkende premie zonder demping van de disconteringsvoet. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de
gemiddelde nominale rentetermijnstructuur op 31 december 2012 lager is dan de gehanteerde gedempte disconteringsvoet van 3,74%.
De voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1952 is gebaseerd op de UFR per 31 december 2012, wat overeenkomt
met de grondslagen voor de premie 2013.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor risico fonds
Opslag voor benodigde solvabiliteit
Opslag voor toekomstige kosten
Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten
Kostendekkende premie
Tabel 51; Opbouw kostendekkende premie
50
2012
EUR
21.280
3.466
249
1.008
26.003
2011
EUR
19.791
3.307
158
1.235
24.491
11
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
De kosten vermogensbeheer in 2012 bedragen 1.190 duizend euro (2011; 1.290 duizend euro). Deze kosten worden in mindering gebracht op
de beleggingsopbrengsten. In deze 1.190 duizend euro is een BTW teruggave op vermogensbeheerkosten verwerkt van 240 duizend euro, die
betrekking heeft op voorgaande jaren. De kosten vermogensbeheer zijn niet direct te toe te wijzen aan de verschillende categorieën van
beleggingen.
2012
(in duizenden euro’s)
Directe
beleggingsopbrengsten
EUR
482
3.520
10.395
4.612
170
19.179
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal beleggingsopbrengsten
Teruggave BTW voorgaande jaren
Kosten
Totaal beleggingsopbrengsten
Tabel 52; Beleggingsresultaten 2012 risico pensioenfonds
Indirecte
beleggingsopbrengsten
EUR
7.925
33.056
33.394
35.111
-548
108.939
19.179
108.939
Directe
beleggingsopbrengsten
EUR
433
2.234
11.432
4.207
222
18.528
Indirecte
beleggingsopbrengsten
EUR
-2.089
-18.283
2.868
59.844
8
42.348
18.528
42.348
Vermogensbeheerkosten
240
-1.430
-1.190
Totaal beleggingsopbrengsten
EUR
8.407
36.576
43.789
39.723
-377
128.118
240
-1.430
126.928
2011
(in duizenden euro’s)
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal beleggingsopbrengsten
Kosten
Totaal beleggingsopbrengsten
Tabel 53; Beleggingsresultaten 2011 risico pensioenfonds
12
Vermogensbeheerkosten
-1.290
-1.290
Totaal beleggingsopbrengsten
EUR
-1.656
-16.049
14.300
64.051
230
60.876
-1.290
59.586
Overige baten
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
11
11
Andere baten
Totaal overige baten
Tabel 54; Overige baten
51
2011
EUR
-1
-1
13
Pensioenuitkeringen
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
23.816
257
1.878
81
1
26.033
Ouderdomspensioen
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Afkopen
Totaal pensioenuitkeringen
Tabel 55; Pensioenuitkeringen
2011
EUR
22.179
258
1.720
74
24
24.255
De indexatie van de opgebouwde rechten en uitkeringen in de Middelloon per 1 januari 2012, zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt voor
actieven 0% (2011; 0%) en voor de inactieven 0% (2011; 0%).
Het bestuur heeft in december 2012 besloten om geen indexaties per 1 januari 2013 en per 1 april 2013 toe te kennen. In februari 2013 is
besloten om de uitkeringen te korten met 3,5% vanaf 1 april 2013.
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 438 euro per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig pensioenwet.
14
Pensioenuitvoeringskosten
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
216
178
120
739
30
44
1.327
Pensioenbureaukosten
Actuaris en adviseurs
Accountantskosten
Pensioenadmininistratiekosten
Contributies en bijdragen
Overige
Totaal pensioenuitvoeringskosten
Tabel 56; Pensioenuitvoeringskosten
2011
EUR
208
211
112
776
84
41
1.432
De werkzaamheden op het Pensioenbureau worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden
kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt doorbelast naar het
Fonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten.
De accountantskosten in 2012 bedragen 120 duizend euro, hierin is opgenomen 15 duizend voor advieswerkzaamheden, 40 duizend euro met
betrekking tot facturen, gerelateerd aan controlewerkzaamheden voor boekjaar 2011, maar die zijn ontvangen in 2012. Eind 2012 is ook er een
reservering gemaakt van 65 duizend euro voor controlewerkzaamheden van boekjaar 2012, die in 2013 door de accountant worden uitgevoerd.
De volgende honoraria van KPMG Accountants N.V. zijn ten laste gebracht van de stichting, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a
BW.
(in duizenden euro’s)
2012
Onderzoek van de jaarrekening
Andere controleopdrachten
Adviesdiensten op fiscaal terrein
Andere niet controlediensten
Totaal honoraria accountant
Tabel 57; Honoraria accountant 2012
KPMG Accountants N.V.
EUR
105
(in duizenden euro’s)
2011
Onderzoek van de jaarrekening
Andere controleopdrachten
Adviesdiensten op fiscaal terrein
Andere niet controlediensten
Totaal honoraria accountant
Tabel 58; Honoraria accountant 2011
Overig KPMG netwerk
EUR
Totaal KPMG
EUR
105
15
15
105
15
120
KPMG Accountants N.V.
EUR
104
6
Overig KPMG netwerk
EUR
2
Totaal KPMG
EUR
104
6
2
2
112
110
In overeenstemming met artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het Fonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn
opgelegd.
52
15
Pensioenopbouw voorziening pensioenverplichtingen
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening
pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is
hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
(in duizenden euro’s)
Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
Totaal pensioenopbouw
Tabel 59; Pensioenopbouw
16
2012
EUR
-21.280
-21.280
2011
EUR
-19.791
-19.791
2012
EUR
15.590
3.632
14.627
2011
EUR
Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen
(in duizenden euro’s)
Verlaging pensioentrekkenden
Verlaging slapers
Verlaging actieven
Toeslagverlening pensioentrekkenden
Toeslagverlening slapers
Toeslagverlening actieven
Totaal indexering en overige kosten
Tabel 60; Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen
33.849
Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, indien de financiële middelen van het Fonds
dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari en 1 april toegekend. Hierbij wordt rekening gehouden met de
ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAO-Metaalelektro. De per 1 april 2012 en 1 januari 2013 toegepaste
verhoging bedraagt 0%. Hierdoor bedraagt het resultaat over 2012 in verband met toeslagverlening 0.
In het resultaat Indexering en overige toeslagen is de per 1 april 2013 geëffectueerde verlaging van de pensioenaanspraken en pensioenrechten
verwerkt. Deze verlaging bedroeg 3,5% voor alle deelnemers en leidt tot een daling van de voorziening van 34.077 duizend euro.
17
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011; 1,296%), overeenkomstig de rente termijn structuur. De benodigde
interesttoevoeging aan de technische voorziening leidt tot een last van 13.439 duizend euro (2011; 9.613 duizend euro).
18
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De
onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van
de verslagperiode.
(in duizenden euro’s)
Uitkeringen
Totaal onttrekking voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen
Tabel 61; Pensioenuitkeringen in mutatie pensioenverplichtingen
19
2012
EUR
26.230
26.230
2011
EUR
24.274
24.274
Wijziging marktrente voorziening pensioenverplichtingen
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele
rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente in
2012 en bedroeg 66.527 duizend euro negatief (2011; -110.833 duizend euro).
Dit saldo is enerzijds opgebouwd uit een last van 84.484 duizend euro gerelateerd aan de reguliere aanpassing van de rentetermijnstructuur.
Anderzijds is het Fonds vanaf september 2012 verplicht om met een herziene rekenrente de contante waarde van de verplichtingen te
berekenen (UFR methodiek). Deze herziene methodiek heeft geleid tot een daling van de verplichtingen en heeft daarmee een positief effect
gehad op de dekkingsgraad van 17.957 duizend euro.
53
20
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht rechten
(in duizenden euro’s)
Inkomende waarde-overdrachten
Uitgaande waarde-overdrachten
Totaal saldo waarde-overdrachten voorziening pensioenverplichtingen
Tabel 62; Saldo overdracht rechten in mutatie voorziening pensioenverplichtingen
2012
EUR
-34
-34
2011
EUR
-2.396
791
-1.605
Deze wijziging betreft de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van waarde-overdrachten.
21
Overige mutaties voorziening pensioenverplichting
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
-29.566
-29.566
Overige mutaties
Totaal saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Tabel 63; Saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
2011
EUR
-15.265
-15.265
Onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen vallen het resultaat op kanssystemen, de toeslag op langleven en overige
actuarieel resultaat. Tenslotte is er onder de overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen opgenomen, de stijging van de voorziening
met 6.210 duizend Euro in verband met de inkoop VXOP (1952) in 2012 (2011: 11.861 duizend euro).
Aan de vaststelling van de technische voorzieningen ligt een aantal kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste kanssystemen betreffen
sterfte (-154 duizend euro) en arbeidsongeschiktheid (216 duizend euro).
Het FTK schrijft voor dat voor de vaststelling van de technische voorzieningen rekening gehouden moet worden met de voorzienbare trend in
overlevingskansen. Het resultaat in verband met wijziging van de actuariële grondslagen over 2012 bedraagt -23.402 duizend euro. Dit
resultaat bestaat uit een resultaat van -8.750 duizend euro in verband met de overgang naar een nieuwe sterftetafel, -6.851 als gevolg van een
wijziging van correctiefactoren op sterfte en tenslotte een last van -7.801 duizend euro als gevolg van de verhoging van de kostenopslag van
1,2% naar 2,1%.
Mutaties zoals uitruil van de ene pensioensoort in een andere kan leiden tot een actuarieel resultaat omdat de gebruikte uitruilfactor
sekseneutraal is, samen met overige doorgevoerde mutaties en correcties gaat het om een last van -16 duizend euro.
22
Saldo overdracht van rechten
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
-28
-65
-93
Inkomende waarde-overdrachten
Uitgaande waarde-overdrachten
Totaal saldo waarde-overdrachten
Tabel 64; Saldo overdracht rechten
2011
EUR
-2.138
693
-1.445
Waardeoverdrachten betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe
werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De
koopsommen, die worden ontvangen, worden aangewend voor de inkoop van extra aanspraken.
54
Toelichting Kasstroomoverzicht over 2012
23
Overige mutaties beleggingen
(in duizenden euro’s)
2012
EUR
-548
6.441
1.534
41.896
Ongerealiseerde koersresultaten
Mutatie liquide middelen gerelateerd aan beleggingen
Mutatie lopende intrest
Gerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten
Mutatie negatieve waarde derivaten
Totaal saldo overige mutaties beleggingen
Tabel 65; Overige mutaties beleggingen
49.323
2011
EUR
2.777
-11.972
-2.680
-2.842
-14.717
De gerealiseerde indirecte beleggingsopbrengsten zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan de kasstromen, die voortkomen uit het verzilveren van
opgelopen waarde in Swap-overlay posities.
24
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen
Het Fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Aon Hewitt voor een periode van 2 jaar, vanaf 1 januari 2008. Deze
uitbestedingsovereenkomst is vanaf 1 januari 2012 stilzwijgend verlengd met 2 jaar. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt circa 0,7
miljoen duizend euro, de contractuele verplichting eind 2012 is derhalve 0,7 miljoen euro (2011; 1,4 miljoen).
De verplichting uit hoofde van minimumpensioen bedraagt ultimo 2012 circa 3,90 miljoen euro (ultimo 2011; 4,95 miljoen euro).
De verplichting ultimo 2012 is berekend met de termijnstructuur van de nominale marktrente ultimo 2012, die overeenkomt met een
gemiddelde rekenrente van 2,38%.
55
Investeringsverplichtingen
Er bestaan per balansdatum geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen).
25
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen; het Fonds, de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders en de
voormalige bestuurders, directieleden of andere beleidsbepalers en werknemers van het Fonds.
Transacties met (voormalige) bestuurders
Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar toelichting 27. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen
op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het Fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement.
Overige transacties met verbonden partijen
Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de
regeling is het volgende relevant:
Tussen het Fonds en de werkgever is een ‘overeenkomst met betrekking tot de betaling van de bijdragen gesloten. In 2007 zijn de afspraken
tussen het Fonds en de werkgever vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de Pensioenwet.
In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd:
Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties.
De (totale) doorsneepremie dient door de werkgever betaald te worden en bedraagt 28,3 % van de som van pensioengrondslagen van
alle deelnemers in 2012.
De werkgever houdt de bijdrage van de werknemers in op het salaris. De deelnemersbijdrage is vastgelegd in het pensioenreglement
van het Fonds en bedraagt thans 40% van de doorsneepremie.
De doorsneepremie wordt in twaalf termijnen ter beschikking gesteld aan het Fonds.
Bijstorten is niet opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.
De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan zes maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd.
De doorsneepremie kan nimmer minder zijn dan de kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als
een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers.
Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke
toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen.
De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte kostendekkende
premie – in enig jaar – is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de
solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen
wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan.
Het Fonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het Fonds
stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De
pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de
overeenkomst.
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast.
56
26
Aantal personeelsleden
Bij het Fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De
hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt
doorbelast naar het Fonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten.
27
Bezoldiging bestuurders
De bestuurders van het Fonds zijn onbezoldigd.
28
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele
waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer
de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele
bevolking als voor de populatie van het Fonds.
De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt
gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het Fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op
het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
29
Belastingen
De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting
Hengelo, 15 mei 2013
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Het Bestuur
Dhr. D.J.H. de Bruin
Voorzitter
Dhr. G.J. Mulders
Penningmeester
Dhr. J.H.E. Soepenberg
Vice-voorzitter
Dhr. E.R. Stolp
Lid
Dhr. P.M. Dekker
Secretaris
Dhr. J.G.E. Visser
Lid
57
Overige gegevens
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het Fonds. De bestemming
is nader uitgewerkt in de ABTN.
Het resultaat van 57.770 duizend euro is ten gunste van de algemene reserve gebracht. Het voorstel is verwerkt in de balans per 31 december
2012.
Gebeurtenissen na balansdatum
In februari 2013 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB. Het feitelijk herstel loopt achter op het per stand 1 januari 2012
geraamde herstelpad in het herstelplan. De voorgenomen, en in 2012 aangekondigde, verlaging van de uitkeringen en opgebouwde
pensioenrechten van 4,1% is per april 2013 definitief uitgekomen op 3,5%. Deze verlaging die doorgevoerd is op de stand 31 december 2012
is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden.
58
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds Thales Nederlands te Hengelo is aan Towers Watson de opdracht verleend tot
het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de
verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd
op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle
van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij
geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de
administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als
uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het
vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de
resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de
waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen,
mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het
Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke
grondslag voor mijn oordeel.
59
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als
geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist
eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot
balansdatum, sprake van een dekkingstekort.
Het pensioenfonds heeft het besluit genomen om de pensioenrechten en pensioenaanspraken per 1 april 2013
met 3,5% te zullen korten. Deze korting is in aanmerking genomen bij de vaststelling van de technische
voorzieningen per 31 december 2012. De benodigde premie op basis van de premiedekkingsgraadeis ligt in
2012 hoger dan de ontvangen premie. Het pensioenfonds heeft daarom gebruik gemaakt van de mogelijkheid
tot “adempauze”.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en
met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132
(vereist eigen vermogen) en 133 (dekking door waarden).
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederlands is naar mijn mening slecht, vanwege
een dekkingstekort.
Apeldoorn, 15 mei 2013
drs. ir. P.M. Halkes AAG
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
60
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit
de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de
gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te
geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende
Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het
opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze contr ole verricht in
overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende
ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkr egen dat de
jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de
jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het
inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze
risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor
het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting.
Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de
redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensi oenfonds
Thales Nederland per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden
Wij vestigen de aandacht op pagina 7 van het bestuursverslag en pagina 53 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben
per 1 april 2013 over te gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten en waarin is toegelicht dat deze korting is verwerkt in
deze jaarrekening. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of
het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder
b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Zwolle, 15 mei 2013
KPMG Accountants N.V.
C. Messina RA
61
Deze pagina is bewust leeg gelaten
62
Verslag verantwoordingsorgaan
Volgens de Pensioenwet dient het Verantwoordingsorgaan (VO) een oordeel te geven over:
1.
2.
3.
het handelen van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (Bestuur)
het door het Bestuur gevoerde beleid in het kalenderjaar 2012
beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben.
Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO ieder kwartaal overleg met het bestuur en in mei 2013 gesprekken gevoerd met de externe
accountant, de certificerende actuaris en het Bestuur. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in de conceptuele versies van het
Jaarverslag 2012, het concept Accountantsverslag 2012, het Actuarieel Certificeringsrapport 2012 en andere relevante documenten.
Ad 1.
Oordeel over het handelen van het Bestuur
a
In december 2011 is een voorlopige nieuwe versie van het ABTN uitgebracht. Door noodzakelijke aanvullingen kon een
definitieve versie op 26 april 2012 worden voltooid.
b
In 2012 zijn er geen klachten of geschillen ingediend.
c
Het Bestuur heeft ook in 2012 aan diverse cursussen en seminars deelgenomen om de deskundigheid van de individuele
bestuursleden in de aan hen toegewezen deskundigheidsgebieden op het vereiste niveau te brengen of te houden conform
het deskundigheidsplan. In april 2012 is de laatste aangepaste versie van het Deskundigheidsplan uitgegeven.
d
Het Bestuur heeft in 2012 in voldoende mate gecommuniceerd met de deelnemers en pensioengerechtigden van het
pensioenfonds. De schriftelijke communicatie met Thales over een extra bijdrage zou naar mening van het VO sterker
onderbouwd hebben kunnen worden.
e
Het VO is van mening dat, op basis van de voorliggende informatie, het Bestuur in 2012 bij het uitoefenen van haar
taken in grote lijnen heeft voldaan aan de voorwaarde om op een evenwichtige wijze rekening te houden met de belangen
van de deelnemers. Het VO beveelt echter aan om vanuit de ervaring van de onevenwichtige uitwerkingen die de
aanpassingen van de levensverwachting door het AG hebben veroorzaakt, de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds
en Thales op het punt van evenwichtige belangenbehartiging opnieuw te (laten) beoordelen.
f
Het Bestuur heeft de aanbevelingen van de visitatie commissie van 2009 uitgewerkt en actienemers aangewezen. Een
groot aantal acties zijn in 2012 gereed maar met name op het gebied van Risicobeheersing zijn nog een aantal stappen te
maken. Inmiddels heeft een nieuwe visitatie plaatsgevonden.
Ad 2.
Oordeel over het gevoerde beleid
a
Het premie- en toeslagbeleid zijn conform de beleidsnota’s zoals verwoord in de ABTN uitgevoerd.
b
Ook in 2012 is er bij het beleggingsbeleid volgens het VO om weloverwogen redenen voor gekozen om de portefeuille
nog niet te rebalancen.
c
De verschillende plannen zoals deze in de wet zijn vereist worden door het fonds op een goede wijze ingevuld.
Ad 3.
Oordeel over beleidskeuzes voor de toekomst
a
Het Bestuur laat zich regelmatig op de hoogte houden van actuele situaties en neemt, na zich te hebben laten adviseren
door verschillende deskundigen, de nodige beslissingen binnen het vastgelegde beleid. Het Bestuur blijft speciale
aandacht besteden aan de mogelijkheid om de portefeuille “automatisch” te rebalancen zodat deze continu aan de
strategische waarden voldoet zoals vastgelegd in de ABTN.
b
De beleggingsresultaten over 2012 waren hoger dan in 2011 en waren nagenoeg gelijk aan de benchmark, wat een goed
resultaat is. Het Bestuur heeft de belangrijke activiteit van het beleggen op een verantwoorde wijze uitbesteed. Ook de
beleggingsinstanties worden door een derde geaudit.
c
Korting aangekondigd in 2012 en geëffectueerd in 2013: Het VO heeft ondanks het negatieve besluit om te korten met
instemming kennis genomen met de conclusie van de brief aan de deelnemers dd. 14 februari 2013: “Volgens de huidige
inzichten moet een dekkingsgraad van 104,2% met de nu genomen maatregelen eind 2013 haalbaar zijn, echter de
daadwerkelijke ontwikkelingen in 2013 kunnen niet worden voorzien. Daarom wordt aan het eind van 2013 opnieuw de
balans opgemaakt. Dan wordt duidelijk of de pensioenaanspraken en -uitkeringen wellicht nog verder verlaagd moeten
worden om voldoende herstel te bewerkstelligen. Echter dat met deze moeilijke positie in gedachten er in 2012 gebruik is
gemaakt van de adempauze waardoor de premie niet heeft bijgedragen aan het herstel wordt door het VO als
teleurstellend ervaren.
d
Er verschijnen diverse publicaties over de dekkingsgraadposities van de diverse fondsen. Hoewel er voorzichtigheid
geboden is bij de interpretatie van zulke publicaties spreekt het VO zijn zorg uit over de trend die uit sommige van deze
publicaties (zoals bijv. het DNB bulletin) spreekt. Toen het fonds 20 jaar geleden uit het Philips pensioenfonds trad had
het fonds een zelfde dekkingsgraad. Er zijn voor zover ons bekend geen duidelijke aanwijzingen waarom het fonds qua
dekkingsgraad in vergelijking met andere fondsen zoals Philips terugloopt. Omdat veel deelnemers dergelijke publicaties
lezen zou aan te bevelen zijn nader te onderzoeken of deze relatieve negatieve trend feitelijk juist is en zo ja wat
daarvan de reden is.
Het VO oordeelt op basis van de door haar gevoerde gesprekken en de documenten die haar door het Bestuur ter beschikking zijn gesteld
positief over het handelen en gevoerde beleid van het Bestuur over 2012.
63
Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het Verantwoordingsorgaan. Het bestuur is het Verantwoordingsorgaan erkentelijk
voor het verslag en zal komend jaar de gelegenheid te baat nemen om de aanbevelingen te onderzoeken en waar mogelijk op te volgen.
64