Bekijk fragment - Buijten en Schipperheijn

Proficiat
De meeste foto’s uit dit boekje zijn vrij van rechten.
De foto op pagina  is gemaakt door Koos Breukel
(©  RVD).
©  Marc Janssens
ISBN ----
Vormgeving: Buijten & Schipperheijn
Proficiat
We spreken allemaal Grieks en Latijn
Marc Janssens
Buijten & Schipperheijn Motief
Amsterdam
Marc Janssens is journalist bij het Nederlands Dagblad
en docent klassieke talen aan de Theologische Universiteit Kampen.
Een groot deel van deze columns verscheen eerder in de
serie ‘Ad rem’ in het Nederlands Dagblad.
Woord vooraf
Er is sinds het begin van de e eeuw een nieuwe beweging gaande. Overal in Europa duiken cursussen Levend
Latijn op. In korte tijd worden cursisten geschoold in het
actief spreken van deze taal, die sinds de val van het WestRomeinse rijk in  na Christus in wezen dood is.
Goed, het Latijn werd nog lang als spreek- en schrijftaal
gebruikt, zeker op de universiteit en in de kerk. Mijn
voorganger als docent klassieke talen in Kampen,
dr. R.J. Dam, promoveerde in  nog op een proefschrift dat hij in het Latijn had geschreven. En het
Kerklatijn floreerde tot  in de katholieke liturgie.
Maar de taal ontwikkelde zich niet meer. Dam schreef
hetzelfde Latijn als Erasmus in de e eeuw en Cicero
rond het begin van onze jaartelling. Een reden te meer
om Latijn actief te leren, menen de nieuwe supporters.
Wie de taal goed beheerst, krijgt immers direct toegang
tot talloze bronnen van onze cultuur uit meer dan twintig eeuwen.
Nu heb ik dit boekje niet geschreven om Latijn als
spreektaal te promoten. Wel laat ik op speelse wijze zien
hoe diep de klassieken in de Nederlandse taal en cultuur zijn binnengedrongen. Dat geldt voor kerk en universiteit, maar ook voor sport, school, ziekenhuis,
bedrijfsleven en politiek. Zonder aan een cursus te hebben deelgenomen, spreekt u al een behoorlijk woordje
Grieks en Latijn. In die zin hoop ik dat het lezen voor u
een feest van herkenning is en wens ik u daarmee
geluk. Dat kan op twee manieren waarin het Latijn
doorklinkt: gefeliciteerd en proficiat!
Marc Janssens, juli 

Januari tot en met
december
e namen van onze maanden zijn allemaal uit het
Latijn afkomstig. Aan september, oktober, november en december, de zevende tot en met de tiende
maand (vergelijk de Italiaanse telwoorden sette, otto,
nove, dieci) kun je zien dat het jaar oorspronkelijk in
maart begon en met februari eindigde. Op zich niet
vreemd, omdat in maart het nieuwe jaar met de lente
ontluikt. Daarom kent februari als slotmaand slechts 
dagen en wordt in het schrikkeljaar daaraan een dag
toegevoegd om de tijdrekening te corrigeren.
Een toevallige gebeurtenis in het Romeinse rijk zorgde
er in  voor Christus voor dat januari de eerste
maand werd. Twee consuls moesten dringend met hun
legers naar Spanje om een opstand in de kiem te smoren. Probleem was echter dat per  maart, het begin van
het nieuwe jaar, nieuwe consuls moesten aantreden.
Daarop wachten zou te lang duren, dus besloot men
het nieuwe jaar twee maanden naar voren te halen. De
nieuwe consuls konden direct uit Rome vertrekken en
hadden een heel jaar om de opstand neer te sabelen.
Sindsdien valt nieuwjaarsdag op  januari.
Januari verwijst naar de Romeinse god Ianus, voor wie
in die maand offerfeesten werden gehouden. Februari
komt van het Latijnse woord voor reinigen en verwijst
naar het in die maand gehouden reinigingsritueel.
Maart is afkomstig van de oorlogsgod Mars, terwijl de

herkomst van april niet geheel duidelijk is. Mogelijk
verwijst het naar het Latijnse woord voor everzwijn.
Mei stamt af van de godin Maia of van de oppergod Iupiter Maius, Jupiter de Grote, terwijl juni naar Jupiters
echtgenote Iuno verwijst.
Juli en augustus heetten oorspronkelijk gewoon de
vijfde (quintilis) en zesde (sextilis) maand, maar hebben aan het begin van onze jaartelling de namen van
twee grote Romeinen gekregen. Juli werd in  voor
Christus als eerbetoon naar Julius Caesar vernoemd en
met augustus werd de eerste keizer van het Romeinse
rijk, Augustus, geëerd. Overigens heeft Julius Caesar
nooit van ‘zijn’ maand kunnen genieten. Hij werd op 
maart in het jaar  v. Chr., een paar maanden voordat
de eerste julimaand in de geschiedenis zou aanbreken,
op brute wijze vermoord.
Keizer Augustus
