T02 Spaanse Taalkunde

Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
Inleiding
1 Eenheid van het Spaans
x
x
1492: pogingen tot standaardisering
1713: Real Academia Española (beschermt de normen van de taal)
Æ Diccionario de la lengua española (woordenboek)
Æ Nueva grammatica de la lengua española (publicaties)
2 Diversiteit van het Spaans
Ö Zit in de natuur van de taal = heel veel invloeden
1. Regelmatige klankveranderingen (Latijns) = klankwetten
2. Directe en indirecte ontleningen door de geschiedenis
Latijns
Grieks
Frans
Germaans
Duits
Engels
Arabisch
Afrikaans
Inheems
Amerikaans
Mesa, hijo, hombre, oreja, auricular
Crucigrama
Bisutería
Blanco, rico, escaparate
Kindergarten
Mitin, panqueque
Alfombra, azúcar, azahar
Banana
Tomate, canoa
3 Taalkundige benadering
Ö Diachrone taalkunde = historische ontwikkelingen van de taal
Fonologie = klankleer
Fonetiek = fysische aspecten van de spraak
Morfologie = woordstructuur
Pragmatiek = relatie tussen taaluitingen en gebruikers
Semantiek = betekenisleer
Lexicologie = betekenis van woorden
Syntaxis = zinsstructuur
Romaanse talen = Portugees, Spaans, Catalaans, Frans, Italiaans, Roemeens, Galicisch, Occitaans,
Reto-Romaans, Sardisch, Dalmatisch (uitgestorven)
Ö Resultaat uit natuurlijke ontwikkelingen die zich in het Latijn hebben voorgedaan
Talen evolueren:
1. Door interne factoren zoals simplificatie en diversificatie
Simplificatie = reductie van een complex systeem
Diversificatie = verspreiding
2. Externe factoren: veranderingen in de maatschappij en taalcontacten onder de vorm van
substraten, superstraten en adstraten
Substraat = een eerdere taal die de latere taal beïnvloedt
Superstraat = taal die beïnvloed is door een eerdere taal
Adstraat = woorden uit omliggende gebieden zijn gelijkaardig
1
Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
De 1e volkeren: “land van de konijnen” (prehistorie – 218 vc)
4 Paleolithicum
± 1.000.000 v. chr = homo antecessor > resten gevonden in Burgos
± 13.000 v. Chr = homo sapiens > Cantabrië (Grot van Altamira)
5 Brons- en ijzertijd
± 3.000 v. Chr – 218 v. chr
Volkeren: Iberiërs, Basken, Kelten en Keltiberiërs
Kolonies: feniciërs & Grieken
Kelten
Iberiërs
Keltiberiërs
Feniciërs
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Geen alfabet, geen geschreven taal
Gespecialiseerd in verzamelen + bewerken van ijzer > artistiek nalatenschap
Cremeren de doden + begraven in Keramieke potten
Heel precieze beeldhouwerken (La Dama de Elche)
Gevestigd aan de kusten > clans, gestuurd door een stamhoofd
Agressief en oorlogzuchtig volk (altijd ruzie, ook onder mekaar)
Taal nog niet helemaal ontcijferd maar al veel geschriften
Natuurgoden > leven na de dood
Mengvolk van Kelten en Iberiërs
Werden verdreven door de Grieken en de Carthagers
Zeevaarders uit het Midden-Oosten starten koloniën in het Middellands
zeegebied > Iberisch schiereiland > land van de konijnen
Ö Worden verjaagd door de Grieken + de Carthagers
Carthago wordt zetel van de maritieme republiek
> vechten tegen Rome in de Punische Oorlogen
2
Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
6 Taalkundig belang van deze preromeinse periode
Deze talen van de 1e volkeren = substraat voor het Latijn
Æ heel wat woorden zijn overgenomen in het Latijnse lexicon
Iberisch
Weinig geschreven bronnen, invloed = moeilijk te bepalen
Exacte invloed moeilijk te bepalen
Lexicon: Ezkerr
= Izquierdo (spaans) = esquerdo (portugees) = esquerre (catalaans) = ADSTRAAT
≠ sinister (latijns)
Antroponymie: familienamen zoals Echeverría, García, Jiménez
Baskisch
Toponymie: plaatsnamen zals Donostia (San Sebastian) en Gasteiz (Vitoria)
Fonologie:
x
x
x
x
Keltisch
De dubbele rr zoals carro, perro, pizarra
Overgang van f naar h (facĕre > hacer)
Klinkersysteem van het Spaans
Gelijkmaking van b en v (bello en vello)
Lexicon: álamoso, losa
Camisa = chemise (frans)
Carpintero = charpentier (frans)
Carro = char (frans)
Cerveza = cervoise (frans)
Morfologie : suffix –(i)ego zoals in gallego, manchego, mujeriego
Toponymie : seg- (=zege) zoals in Segovia
Lexicon: barro, muñeca, conejo
Keltiberisch
Antroponymie: suffix –ez (=hijo de) zoals Ferdinand > Fernández
Gonzalo > González
= punisch
Fenicisch
Toponymie: Gadir (=ommuurde stad) > Cádiz
Hispania > España
Ebusus (eiland van de dennen) > Ibiza
Weinig invloed
Grieks
Lexicon: filosofía en sábana
Toponymie: Empurión = markt > Ampurias
3
Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
De Romeinse periode: Hispania
1 Hannibal en de Romeinen
1 groot Rome
2 Laars van Italië (voor PO)
3 Imperio Romano (na PO)
Punische oorlogen = tussen Carthago en de Romeinen over de macht van het Middellands Zeegebied
1e Punische oorlog: Romeinen veroveren Sicilië
2e Punische oorlog: Hannibal Barkas (Carthager) vertrok vanuit het Iberisch Schiereiland door
de Alpen en viel zo de Romeinen aan. Vóór hij Rome kon aanvallen, hebben de Romeinen zijn
volk aangevallen in het IS zelf. Hij moest dus terugkeren naar het IS en werd verslagen bij de
Slag van Zama
3e Punische oorlog: Romeinen verwoesten Carhago. Daarmee was het belangrijkste obstakel
opgeruimd om de Middellandse Zee tot de 'Mare Nostrum' voor de Romeinen te maken.
197 v. Chr: Hispania = 1e overzeese Romeinse
kolonie Æ verovering van het Iberisch
schiereiland ging nu vlotter
behalve Baskisch gebied (nooit veroverd)
Romeinen = rood
Hannibal = groen
Periode van Pax Romana tot 409 v. Chr. =
politieke en juridische eenheid dankzij de
Romeinen
5 Romeinse provincies onder Diocletanius: Hispania Beatica + Hispania Lusitania (=Hispania Ulterior)
Hispania Tarraconensis + Hispania Carthaginensis + Hispania Nova (= Hispania Citerior)
Religieus: van polytheïsme naar religieuze eenheid kwam pas later (dan politieke)
Æ Christendom hielp bij de latinisering
x Edicto de Milán = godsdienstvrijheid (einde vervolging van de Christenen)
x Katholicisme staatsgodsdienst onder Theodosius
x Na de dood van Theodosius = splitsing van het Romeinse Rijk in West + Oost
4
Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
2 Taalkundig belang: latinisering
Politieke eenheid + religieuze eenheid = taalkundige eenheid > Latijn als communicatiemiddel
Beweging van Oost naar West > na 250 jaar kon bijna iedereen Latijn
3 fasen in de latinisering van het IS:
1. Monolinguïsme: meerdere talen
2. Bilinguïsme: al die talen komen in contact met Latijn
3. Latijn overwint boven de andere talen (die talen worden dus substraten)
Waarom Latijn?
x Nooit opgelegd, natuurlijk proces met incentives
x Eenvoudiger dan de andere talen
x Taal van de overheerser dus taal met prestige
x Taal van handel, administratie en onderwijs dus om te kunnen werken, moest je Latijn kennen
Paradox van de latinisering:
x Unificatie en eenheid : 1 taal
x Fragmentering van het Latijn (substraten)
Ö Ligt aan de basis van de Romaanse talen : ontstaan uit het Volkslatijn (= vereenvoudigde versie
van het Klassiek Latijn en had in elke regio een andere vorm)
Ö Uit de moedertaal zijn dus verschillende dochtertalen gegroeid die allemaal anders waren
3 Taalkundige kenmerken: van klassiek Latijn naar Volkslatijn
Volkslatijn = dialecten die ontstaan zijn doordat steeds meer volkeren het klassiek Latijn als hun
dagelijkse spreektaal gebruikten. Er zijn een beperkt aantal geschreven bronnen:
Æ Pompei, Hadrianus’ sermo vulgaris, Appendix Probi (lijst met afwijkingen)
Voor dat de Barbaren kwamen: grote verstaanbaarheid tussen de dialecten
Æ gemeenschappelijke kenmerken met de Romaanse talen
Æ Overgang van klassiek latijn naar volkslatijn = simplificatie (moeilijke dingen verdwijnen)
FONOLOGIE – FONETIEK
Reductie van het
klinkersysteem
KL: 10 klinkers
VL: 7 klinkers + tweeklanken
Spaans: 5 klinkers
Uitspraak van de
medeklinkers
HC
G
LL
V
Fonetische erosie
KL: auricula
KL: numquam
KL: mensa
KL: rivus
> malum (appel) of malum (slecht)
KL: honōre [h] > VL: honōre [Ø]
KL: cēna [k]
> VL: cena [tʃ]
KL: gente [g] > VL: gente [j]
KL: caballus [l:]> VL: caballu [λ]
KL: vĕnīre [w] > VL: vĕnīre [v]
> VL: oricla
> VL: numqua
> VL: mesa
> VL: rius
letters/lettergrepen vallen
weg
5
Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
MORFOLOGIE – SYNTAXIS
KL: 5 verbuigingen, 6 naamvallen
VL: 3 verbuigingen, 2 naamvallen
Î Naamvallen verdwijnen, syntaxis neemt over
Morfologische
erosie
x
x
x
x
Eind medeklinkers vallen weg
Striktere woordvolgorde (onderwerp-werkwoord-lijdend voorwerp)
Introductie van voorzetsel (‘a de acusativo)
Introductie van lidwoorden (illi/illa > el/la)
Vb. liber amicorum > el libro de los amigos
Overgang van synthetisch naar analytisch
x Synthetisch = naamval, geslacht en getal in 1 woord (adhv
achtervoegsels (=agglutinatie))
x Analytisch = uit elkaar getrokken, gespreide betekenis,
woordvolgorde en hulpwerkwoorden zijn belangrijk
Bijwoorden
Substantieven
KL: absolutus/absolute > VL: absolumens
KL: velox/velociter > VL: velocimens
KL: complex > VL: uniform
KL: 3 geslachten
VL: 2 geslachten (onzijdige woorden verdwijnen)
De passieve vorm van het KL verdwijnt, enkel het voltooid deelwoord
(=ido/ado) blijft > vorming van tiempos compuestos
Werkwoorden
KL: cantabo
VL: cantare habeo
SP: cantaré
LEXICOGRAFIE
Antroponymie
Toponymie
Algemeen lexicon
Eigen namen zoals Julio, Julia, Antonio, Antonia
Steden met Latijnse namen zoals Hispania > España, Barcino > Barcelona,
Tarraco > Tarragona, Emerita > Mérida
Latijn als doorgeefluik
Grieks: kαtα > VL: cata > SP: cada
Mulier > mujer, campus > campo, casa > casa
Het Spaans heeft een vrij archaïsch lexicon = verouderd
Î Latijn verspreidde zich: Rome > Frankrijk > Spanje > Portugal > Roemenië
Voorbeelden:
x KL: mensa > VL: tabula > IT: tavol / FR: table / CAT: taula
ROEM: masa / SP: mesa / PORT: mesa (terug van het KL)
x KL; formosus > VL: bellus > IT: bello / FR: beau
ROEM: frumos / CAT: Formós / SP: hermoso / PORT: formoso (terug van het KL)
Ö Wanneer is het Spaans ontstaan? Vanaf wanneer kunnen we spreken van de Romaanse
talen?
6
Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
4 Voorbeelden etymologie Spaanse woorden
Plofklanken = t p c k
Woord
Hablar
Klassiek Latijn
Loqui
Volkslatijn
Fabulári /fabula
Velozmente
Después
Velox / velociter
/
Velocimens
De + ex + post
Ladrón
Latro / latronis
/
He dicho
Hierro
Habere / dictus
Analytisch
Ferrum
Dicere /dixi
Synthetisch
/
Juego
Manzana
Jocus
Malum
/
Mattiana
Obra
Opus / operis / opera
/
Klankwetten
F > h (Baskisch)
Uitgang is korter gemaakt
U is onbeklemtoond > valt weg
Van complex naar uniform systeem
Voorvoegsels
Klinker wordt 2klank post > pués
Uitgang is weg
T > d (plofklank)
Van stemloos naar stemhebbend
Ct > ch
F>h
Eind m valt weg
Van 10 naar 5 klinkers
Klinker wordt 2klank = diftong
C wordt g (plofklank)
Slecht = malo
Malum = appel
Verwarrend
P > b (plofklank)
7
Spaanse taalkunde door Jolien De Leersnijder
Intocht van de Barbaren
1 De val van Rome + hereniging van het IS onder de Visigoten
476: val van Rome
Æ West-Romeinse Rijk: machtvacuüm (=macht verzwakt)
Æ Oost-Romeinse Rijk: houdt nog stand tot 1453 (nu Byzantijnse Rijk – HS: Constantinopel)
Germaanse Volksverhuizing (> 4e eeuw)
x West-Romeinse Rijk = politiek verzwakt maar rijkdommen
Ö Goten, Franken, Bourgondiërs, … vertrekken naar het Westen > nemen het IS in
1e fase: de grote
volksverhuizing
(na 409)
2e fase:
Visigotische
periode
(507 tot 711)
Het IS wordt ingenomen door verschillende volkeren zoals de Vandalen,
Sueven, Alanen en de Visigoten
¾ Zij kwamen uit andere gebieden van het Romeinse Rijk en zijn dus
normaal geen veroveraars
Komen uit Gallie – trekken door de Pyreneeën naar het IS
x Slag bij Vouillé (507) o.l.v. Clovis : visigoten verliezen van de Franken
x Toledo wordt hoofdstad van de Visigoten
x Hoefijzerboog = belangrijk kenmerk (bouwkunst)
Organisatie van het Visigotische rijk: mythe van de unificatie
Ö Mythe want de Visigoten boden weinig weerstand tegen de opkomst van de moslims uit
Noord-Afrika. De visigoten waren niet talrijk genoeg.
Bevolking
Religieuze
unificatie
Politieke en
juridische
unificatie
Cultureel
Hispanoromeinen en Visigoten leven samen
Concilie van Toledo legt 1 godsdienst op: Katholicisme
> Start jodenvervolging (later kwamen ook nog moslims)
Mythe want veel diversificatie
Romeinse provincies met elk eigen wetgeving
Liber Ludicorum = samensmelten van Romeinen en Visigoten
¾ 1 wet voor het hele rijk
Rex, gens, patria = 1 staat met 1 grondwet
Las etimologias (wetenschap)
2 Taalkundig belang: van Volkslatijn naar Romances
Germaanse volkeren waren al gedeeltelijk gelatiniseerd
Zorgde voor nog meer fragmentatie van het Volkslatijn
x
x
Visigotisch wordt superstraat
Iberisch Volkslatijn overleeft tot in de 8e eeuw
¾ Visigotisch had niet veel belang
Vanaf de 5e eeuw: ontstaan van de Romances
Typisch: geïsoleerdheid (door de Pyreneeën) + variant: Iberromance
8