Controle Modelopgaaf werkingssfeer CAO voor Uitzendkrachten 1. Uitgangspunten 1.1. Doelstelling Dit controleprotocol heeft betrekking op de Modelopgaaf CAO voor Uitzendkrachten. De Modelopgaaf is opgesteld voor d e SNCU teneinde de SNCU in staat te stellen een oordeel te vormen over de verplichte toepassing van de CAO voor Uitzendkrachten door de onderneming. De opgaaf betreft de opgave van de premieplichtige loonsom, uitgesplitst in delen die betrekking hebben op het SV-loon van werknemers die volledig wel, volledig niet en deels ter beschikking zijn gesteld aan derden. 1.2. Definities De relevante definities zijn opgenomen in de Handleiding modelopgaaf CAO voor Uitzendkrachten. Daarnaast zijn er specifieke voorschriften voor registeraccountants en accountants-administratieconsulenten, met name de Controle en overige standaarden (COS). Uitgangspunt voor het accountantsonderzoek is COS 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie’. 1.3. Procedures De opgave geschiedt met gebruikmaking van de Modelopgaaf werkingssfeer CAO voor Uitzendkrachten. De opgave moet vergezeld gaan van een Assurance-rapport, verstrekt door een accountant (RA of AA met certificerende bevoegdheid). Voor vragen over de regeling en/of de controle kan contact worden opgenomen met de SNCU. 2. Onderzoeksaanpak 2.1. Onderzoeksobject en controleaanpak Met het oog op de vaststelling van de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie, wordt een Assurance-rapport verstrekt bij de door de onderneming ingevulde en ondertekende opgave. 1 2.2. Controleaanpak 1) De accountant dient vast te stellen dat de totale premieplichtige loonsom, alsmede de premieplichtige loonsom per werknemer juist en volledig in de Modelopgaaf werkingssfeer CAO voor Uitzendkrachten zijn overgenomen van de verzamelloonstaat van de onderneming over de betreffende periode; 2) De accountant dient vast te stellen dat de premieplichtige loonsom van werknemers die niet, of een deel van de betreffende periode niet, voldoen aan de criteria zoals opgenomen in de Handleiding modelopgaaf CAO voor Uitzendkrachten, terecht niet zijn opgenomen. 2.3. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid Voor de Modelopgaaf werkingssfeer CAO voor Uitzendkrachten geldt dat het onderzoek zodanig behoort te worden ingepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de Modelopgaaf geen onjuistheden van materieel belang bevat. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95%. Een Assurance-rapport met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven de eerder genoemde betrouwbaarheid, de meest waarschijnlijke fout niet groter is dan 3% van de Modelgaaf. Als omvangsbasis geldt de totale premieplichtige loonsom. Als deze norm overschreden wordt, is voor de oordeelsvorming van de accountant de hieronder opgenomen tabel van toepassing. Fouten / onzekerheden Fouten Opgave in Onzekerheden in de controle Oordeel de Goedkeuring <3% Beperking >3%<6% Oordeelonthouding Nvt Afkeuring >6% <3% >3%<6% >6% nvt Modelopgaaf werkingssfeer CAO voor Uitzendkrachten Controle 2 Van fouten in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de Modelopgaaf onjuistheden bevat omdat deze niet overeenkomstig de normen zoals opgenomen in de Handleiding zijn verantwoord. Van een onzekerheid in de controle is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie beschikbaar is om het ingevulde aanvraagformulier als goed of fout aan te merken. Kortom, als onzekerheid bestaat of de Modelopgaaf wel/niet overeenkomstig de normen is ingevuld. Bij fouten in de Modelopgaaf kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele fouten. Van een incidentele fout is sprake als het een toevallige fout betreft. Kenmerkend voor incidentele fouten is dat in principe geen herhaling optreedt van de geconstateerde fout. Van een structurele fout is sprake als de oorzaak van de fout is gelegen in (onderdelen van) het systeem van uitvoering, waardoor fouten met een (zeker) herhalingskarakter (kunnen) optreden. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert. Het uitgangspunt is dat de instelling fouten dient te corrigeren. Alle resterende fouten dienen gespecificeerd door de accountant te worden gerapporteerd. 3. Accountantsproduct Voor het rapport dient gebruik gemaakt te worden van het standaard Assurance-rapport. Modelopgaaf werkingssfeer CAO voor Uitzendkrachten Controle 3
© Copyright 2024 ExpyDoc