Jaarverslag 2013 1 Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 4 Bestuursverslag 6 1. Woord van de voorzitter 7 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Statutaire doelstelling 2.3 Personalia 11 11 11 11 3. Beleid en financiële positie in 2013 3.1 Beleid en beleidskeuzes 3.1.1 Beleggingsbeleid 3.1.2 Toeslagbeleid 3.1.3 Financieringsbeleid 3.2 Risicobeheer 3.3 Financiële opzet en positie 14 14 14 16 18 19 22 4. Beleggingen 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.5 4.6 25 25 26 28 29 29 30 31 31 32 32 32 Algemeen Resultaten Matching portefeuille Returnportefeuille Aandelen Hoogrentende obligaties Vastgoed Overige beleggingen Valuta-afdekking Maatschappelijk verantwoord beleggen Stembeleid 5. Pensioen en uitvoering 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.2.1 Algemene visie op pensioencommunicatie 5.2.2 Communicatie over de financiële situatie van het fonds 5.2.3 Nieuwsbrief 5.2.4 Overige (reguliere) communicatie 5.2.5 Pensioencommunicatie in 2014 en daarna 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving 33 33 33 33 33 33 34 34 34 35 36 6. Actuariële analyse 42 7. Governance 7.1 7.2 7.3 44 44 44 7.4 7.5 7.6 7.7 en compliance Algemeen Bestuursaangelegenheden Wet versterking Bestuur pensioenfondsen en Code pensioenfondsen Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding Compliance Geschillencommissie 2 44 45 46 46 46 7.8 7.9 7.10 Organisatie en uitvoering Uitvoeringskosten Statutenwijziging 46 47 49 8. Verslag van het verantwoordingsorgaan 8.1 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan 50 51 9. Verwachte gang van zaken 52 Jaarrekening 54 10. 55 56 57 58 59 59 59 66 83 84 85 Jaarrekening 10.1 Balans per 31 december 2013 10.2 Staat van baten en lasten 10.3 Kasstroomoverzicht 10.4 Toelichting op de jaarrekening 10.4.1 Algemeen 10.4.2 Grondslagen 10.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 10.4.4 Niet in de balans opgenomen verplichtingen 10.4.5 Verbonden partijen 10.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 Overige gegevens 89 11. 90 Overige gegevens 11.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 11.2 Gebeurtenissen na balansdatum 11.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 11.4 Actuariële verklaring 11.5 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Bijlagen Bijlage 1 90 90 90 91 93 95 Begrippenlijst 96 3 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1.000 2013 2012 2011 2010 2009 Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Uitkeringsgerechtigden Totaal aantal verzekerden 1.870 1.507 723 4.100 2.026 1.471 669 4.166 2.277 1.352 629 4.258 2.188 1.298 569 4.055 2.221 1.224 537 3.982 40.332 40.007 35.309 31.600 36.595* 1.546 36.237 1.410 37.027 1.494 32.888 1.327 29.103 1.085 29.749 12.900 12.914 12.011 10.993 9.869 1.124 1.130 993 1.010 973 33.064 27.142 7.272 20.199 38.594 651.046 651.304 582.711 478.464 395.933 105,1% 104,2% 101,2% 2,9% 2,6% 2,8% 104,2% 3,5% 109,7% 3,9% 694.500 -17.512 689.498 66.177 595.309 71.667 502.742 45.330 437.657 19.805 Premies en koopsommen Feitelijke premie Waarvan premiebijdragen risico deelnemers Kostendekkende premie Uitkeringen Pensioenen Uitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten Vermogen Stichtingskapitaal en reserves Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Dekkingsgraad ** Rekenrente Beleggingen Balanswaarde Beleggingsopbrengsten * ** De feitelijke premie is in 2009 incidenteel gecorrigeerd voor 2007 en 2008. Dit heeft geleid tot een eenmalige verhoging van de premie in 2009 van € 3.589 duizend. Met ingang van 2010 zijn de voorziening ziektegevallen, de voorziening herverzekerd deel en overige technische voorziening meegenomen in de pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door het eigen vermogen te vermeerderen met de pensioenverplichtingen en te delen door de pensioenverplichtingen. 4 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 5 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Bestuursverslag 6 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 1. Woord van de voorzitter Geachte (gewezen) deelnemers, uitkeringsgerechtigden, collega’s en andere lezers, Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. biedt u hierbij het jaarverslag 2013 aan. In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2013, de achterliggende overwegingen daarbij en de uitkomsten hiervan voor ons pensioenfonds en haar deelnemers. Algemeen 2013 was een interessant en uitdagend jaar. Onder andere een aflopende hersteltermijn, het aankomende nieuwe FTK, de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de start van een ALM studie, hebben het afgelopen jaar veel tijd en aandacht van het bestuur gevraagd. Financiële positie: uit herstel Ultimo 2013 is de dekkingsgraad van het fonds 105,1%. Met een minimaal vereist eigen vermogen van 104,3% betekent dit dat het fonds voldoende middelen heeft om aan al haar verplichtingen te kunnen voldoen. Het fonds is daarmee ‘uit korte termijn herstel’. Omdat in 2008 de dekkingsgraad daalde tot onder het minimaal vereist vermogen is in 2009 een korte termijn herstelplan opgesteld. In dit plan werd beschreven hoe het fonds in vijf jaar boven de grens van de minimaal vereiste dekkingsgraad zou geraken. Dit plan is eind 2013 afgelopen en de doelstelling is behaald. De dekkingsgraad van 105,1% betekent ook dat de pensioenaanspraken van deelnemers per 1 april 2014 niet zullen worden gekort. Gelijktijdig met het indienen van het korte termijn herstelplan, is ook een lange termijn herstelplan opgesteld. Volgens dit plan zou de dekkingsgraad op 31 december 2023 minimaal gelijk moeten zijn aan de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen, zijnde 110,7%. Dit plan blijft van toepassing. Ook hiervoor geldt dat het fonds op koers ligt. 110% Ontwikkeling dekkingsgraad 108% 106% 104% 102% 100% 98% 96% 94% jan '13 feb '13 mrt '13 apr '13 mei '13 jun '13 jul '13 aug '13 sept '13 okt '13 nov '13 dec '13 Voorwaardelijke toeslagverlening Ondanks het feit dat het pensioenfonds per 31 december 2013 geen dekkingstekort meer heeft en het in 2013 geldende beleid de mogelijk biedt om tot voorwaardelijke toeslagverlening over te gaan, heeft het Bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen voorwaardelijke toeslag te verlenen. De reden hiervoor is dat het fonds in 2013 met een zeer geringe marge de minimaal benodigde dekkingsgraad heeft bereikt, dat kortingen voor alle deelnemers daarmee maar juist zijn voorkomen, dat het herstel broos is en de renteontwikkelingen in de eerste maanden van 2014 een negatief effect op de 7 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. financiële positie van het fonds hebben. Het Bestuur acht in deze omstandigheden het verlenen van voorwaardelijke toeslag niet in het belang van alle deelnemers. Hiermee is de achterstand in voorwaardelijke toeslagverlening vanaf 2009 ten opzichte van de ambitie van het fonds opgelopen tot 4,59% voor de Cargill deelnemers en tot 11,94% voor de Sas van Gent deelnemers. Het bestuur heeft in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%, uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Het Bestuur kan in de toekomst besluiten (een deel van) deze achterstand in te halen als de financiële positie van het fonds dit toelaat (echter niet met terugwerkende kracht). Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen. In 2013 is de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen van kracht geworden. Deze wet beoogt de versterking van deskundigheid en intern toezicht, adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers en de stroomlijning van alle taken. Per 1 juli 2014 zal het fonds moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit deze wet. In 2013 is het bestuur gestart met de voorbereidingen op de benodigde aanpassingen van de bestuursstructuur en de individuele invulling van de verschillende bestuurstaken. In de eerste helft van 2014 zal de implementatie van deze nieuwe wetgeving haar afronding vinden. In het kader hiervan heeft het bestuur, met instemming van het Verantwoordingsorgaan, in 2013 de volgende beslissingen genomen: 1. Alle huidige bestuursleden stellen per 1 juli 2014 hun bestuurspositie ter beschikking. 2. Vanaf 1 juli 2014 zal, net als voorheen, het paritaire bestuursmodel worden gehanteerd, met bestuursleden namens de werkgever, de werknemers en de pensioengerechtigden. Hoewel de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen keuze had uit meerdere vormen van bestuur, heeft het fondsbestuur voor het paritaire model gekozen omdat dit het meeste recht doet aan de aard van een ondernemingspensioenfonds en een grote mate van continuïteit biedt. 3. Er zal worden gestreefd naar een bestuur met acht bestuursleden (op dit moment zijn er tien bestuursleden), waarvan vier namens de werkgever, drie namens de werknemers en één namens de gepensioneerden. Tevens zal worden gestreefd naar een voldoende divers samengesteld bestuur voor wat betreft geslacht en leeftijd. Aan de toekomstige bestuursleden worden nieuwe, strengere eisen gesteld met betrekking tot deskundigheid en tijdsbesteding. De samenstelling van het bestuur dient zodanig te zijn dat alle leden aan de algemene deskundigheidseisen voldoen en het bestuur gezamenlijk aan de deskundigheidseisen op alle deelgebieden voldoet. Als aanvulling op wet- en regelgeving geldt vanaf 1 januari 2014 de Code Pensioenfondsen, zijnde de opvolger van Principes van goed pensioenfondsbestuur. De Code bevat normen die als leidraad dienen en als doel hebben het bewustzijn voor goed pensioenfondsbestuur te stimuleren. Ook het bestuur van het pensioenfonds Cargill houdt deze code aan. UFR versus marktrente Het bestuur heeft zich in 2013 beraad over de vraag de UFR of de marktrente toe te willen passen op het premie-, beleggings- en toeslagbeleid. Dit vanwege het verwachte verschil van deze rentetermijnstructuren in effect op deze beleidsgebieden en de gevolgen voor het risicoprofiel van ons fonds. Een aangepast definitie van de UFR en voorlopige uitkomsten van de recentelijk uitgevoerde ALM studie, hebben ertoe geleid dat het bestuur heeft besloten de toepassing van de UFR op deze beleidsgebieden vooralsnog te handhaven. Renteafdekking en beleggingen Het bestuur heeft het beleggingsplan 2013 uitgevoerd. Echter, een afwijking op dit plan bestond eruit dat het bestuur in september 2013 heeft besloten tot afbouw van commodities in de 8 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. returnportefeuille. Belangrijke overwegingen hierbij waren de relatief kleine correlatie met de verplichtingen, een verwacht laag rendement en de onvoldoende transparant zijnde risicopremies. De herallocatie van de beschikbaar gekomen gelden is gespreid gebeurd. Gedurende het jaar heeft de mate van renteafdekking continue aandacht gehad. De discussies hierover hebben niet geleid tot een materiele wijziging in de mate van renteafdekking. Met een renteafdekking van 62,4% op basis van marktrente per ultimo 2013, ligt deze binnen de gestelde grenzen. Wet verhoging AOW-en pensioenrichtleeftijd 2013 heeft ook in het teken gestaan van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Door een verhoging van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 jaar voor nieuwe pensioenopbouw en een verlaging van de fiscaal maximale opbouwpercentages voor zowel middel- als eindloonregelingen, zullen de reglementen zoals die tot 2013 van kracht waren per 1 januari 2014 dienen te wijzigen. Deze reglementswijzigingen zullen door de werkgever na overleg met de sociale partners worden vastgesteld. Maar ook het pensioenfondsbestuur moet zich over een aantal zaken buigen, zoals over hoe om te gaan met de pensioenaanspraken van deelnemers die al zijn opgebouwd met een pensioenrichtleeftijd van 65. Nieuwe Financiële Toetsingskader (FTK) De discussies rondom het nieuwe FTK met daarbij in eerste instantie de keuze tussen een nominaal of reëel pensioencontract en de uiteindelijke tussenvorm van deze beiden zijn door het bestuur zorgvuldig gevolgd. In anticipatie op deze aankomende wijzigingen zijn er door verschillende bestuursleden seminars gevolgd en is er een extra bestuursvergadering ingelast. Daarnaast heeft het bestuur een transitieplan gereed dat kan worden ingezet zodra definitieve besluitvorming volgt. Op het moment van schrijven is het bestuur in afwachting hiervan. Gesloten fondssituatie en Uitvoeringsovereenkomst In 2012 is werkgever Cargill B.V. met sociale partners een nieuwe pensioenregeling voor nieuwe Cargill medewerkers overeengekomen. Deze nieuwe pensioenregeling is niet ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Het gevolg hiervan is dat de regelingen van het pensioenfonds per 1 januari 2013 in principe zijn gesloten voor nieuwe deelnemers. In het kader hiervan is in 2013 de Uitvoeringsovereenkomst aangepast; de bestaande wijze van premievaststelling, waarbij de werkgever bij lagere dekkingsgraden meer premie betaalt dan de kostendekkende premie, wordt geborgd tot en met het jaar 2019. De extra bijdrage, die de financiële positie van het fonds zal versterken, is gemaximeerd op € 3 miljoen per jaar. De recent uitgevoerde ALM studie bevestigt dat, ondanks de sluiting van het fonds voor nieuwe deelnemers, de financiële positie zich naar verwachting positief zal ontwikkelen. ALM-studie In 2013 is gestart met een nieuwe ALM studie. Deze zal in 2014 worden afgerond. Een van de specifieke aandachtspunten is de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds in gesloten fondssituatie. De voorlopige resultaten van de ALM studie bevestigen dat, ondanks de sluiting van het fonds voor nieuwe deelnemers, de financiële positie zich bij het huidige beleid naar verwachting positief zal ontwikkelen. Andere aandachtspunten in deze ALM studie zijn de toepassing van de UFR versus de marktrente, het gewenste risicoprofiel in relatie tot de doelstellingen van het fonds, en het te voeren voorwaardelijke indexatiebeleid. Herverzekering Het herverzekeringscontract met Elips life is met ingang van 2013 aangegaan voor drie jaar, waarbij nu ook weer de risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid volledig zijn herverzekerd. 9 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Prognosetafels Actuarieel Genootschap Voor 2013 zijn net als in 2012 de prognosetafels AG 2012-2062 toegepast, met correctiefactoren ‘inkomensklasse hoog’. In 2013 zijn nieuwe correctiefactoren bepaald. Het toepassen van deze nieuwe correctiefactoren leidt tot een stijging van de technische voorzieningen met circa 0,2%. Reglementen Het bestuur heeft besloten om met ingang van 1 januari 2013, bij uitdiensttreding van deelnemers aan de flexibele regelingen, het gedeelte van het saldo uit het beschikbare premiedeel standaard om te zetten naar partnerpensioen. Diegenen die reeds voor die tijd uitdienst zijn gegaan, zijn aangeschreven en hebben alsnog de keuze tot deze omzetting gekregen. De werkgever heeft, na hierover met de vakbonden en centrale ondernemingsraad een akkoord te hebben bereikt, per 1 januari 2014 waar nodig de pensioenregelingen aan de nieuwe fiscale kaders aangepast. Tevens is de voorwaardelijke indexatieambitie in alle regelingen nu op gelijk niveau gebracht, namelijk 50% van de ontwikkeling van de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens. Dit stelt het bestuur in staat een eenduidig indexatie- en risicobeleid te voeren in het belang van alle deelnemers. Communicatie In 2013 zijn drie nieuwsbrieven aan deelnemers verzonden. Onderwerpen die in 2013 aan bod kwamen waren de financiële positie van het fonds, ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en diverse andere in bestuursvergaderingen behandelde onderwerpen. Bestuursmutaties Er hebben zich geen bestuursmutaties voorgedaan in 2013. Verwachte gang van zaken Voor dit onderdeel verwijzen wij u naar hoofdstuk 9 van dit jaarverslag. Graag nodig ik u namens het bestuur uit tot het lezen van dit jaarverslag. Schiphol, 3 juni 2014 E.J. van der Plas, voorzitter 10 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur De Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. is een ondernemingspensioenfonds, statutair gevestigd te Schiphol en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203234. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Cargill B.V. 2.2 Statutaire doelstelling Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. stelt zich ten doel het binnen de perken van zijn middelen verlenen of doen verlenen van pensioen- en overige uitkeringen aan pensioen- en aanspraakgerechtigden, één en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten en reglementen. Om deze doelstelling te bereiken, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie. De eerste drie beleidsgebieden hebben invloed op de financiële positie van het pensioenfonds en worden nader toegelicht in hoofdstuk 3. Het verslag van de vermogensbeheerder inzake de uitvoering van het beleggingsbeleid komt in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het communicatiebeleid. In hoofdstuk 6 is een samenvatting van de actuariële analyse opgenomen. De governance-structuur van het pensioenfonds wordt toegelicht in hoofdstuk 7. In dit hoofdstuk komt ook de compliance met wet- en regelgeving aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de verwachte gang van zaken. 2.3 Personalia Mutaties Er hebben zich geen mutaties voor gedaan in de samenstelling van het bestuur, de beleggingscommissie en het verantwoordingsorgaan. Benoemd namens de werkgever (Cargill B.V.) Naam Bestuurslid vanaf E. J. van der Plas 2009 Bestuurslid Tot 01-07-2014 W. Rous 2000 01-07-2014 Lid A.M.P. Schraven 2011 01-07-2014 Secretaris S. Vermeersch 2004 01-07-2014 Plaatsvervangend secretaris C. A. Koppen 2002 01-07-2014 WG lid namens pensioengerechtigden 11 Functie in bestuur Voorzitter Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Benoemd namens de deelnemers: Naam Bestuurslid vanaf Bestuurslid Tot J. P. A. C. van Dierendonck 2009 01-07-2014 Lid C. C. A. Hoedelmans 2008 01-07-2014 Lid R. J. J. van Wees 2002 01-07-2014 Plaatsvervangend voorzitter B. P. Zoethout 2002 01-07-2014 Lid Benoemd namens de pensioengerechtigden: Naam Bestuurslid vanaf W. B. de Clercq Bestuurslid Tot 01-07-2014 2003 Beleggingscommissie M. Bron J. Dirkzwager P. L. Naar (voorzitter) E. J. van der Plas S. Vermeersch (secretaris) R. J. J. van Wees Communicatiecommissie C.C.A. Hoedelmans C.A. Koppen A.M.P. Schraven S. Vermeersch B.P. Zoethout ABTN-commissie C.A. Koppen E. J. van der Plas A.M.P. Schraven Deskundigheidscommissie A.M.P. Schraven S. Vermeersch Monitoring third party commissie W. Rous S. Vermeersch B.P. Zoethout Verantwoordingsorgaan D. de Nijs, namens de werknemers C. R. J. Goossens, namens de werkgever M. J. van Nunen, namens de gepensioneerden 12 Functie in bestuur Functie in bestuur Lid Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Visitatiecommissie E. Capitain J.C. Hokke R.P. van Leeuwen Administratie De administratie van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. Actuaris Mercer (Nederland) B.V. is de certificerend actuaris. Accountant KPMG Accountants N.V. treedt op als accountant van het pensioenfonds. Bestuursadvisering Mercer (Nederland) B.V. treedt op als adviseur van het pensioenfonds. Adviseur Beleggingscommissie Mercer Investments. Vermogensbeheer Het vermogensbeheer is ondergebracht bij Mn Services NV. 13 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 3. Beleid en financiële positie in 2013 3.1 Beleid en beleidskeuzes Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, toeslagen en financiering om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregelingen zoals die zijn overeengekomen door de sociale partners. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur. 3.1.1 Beleggingsbeleid De beschikbare gelden van Pensioenfonds Cargill dienen op een solide wijze te worden belegd. Het beleggingsbeleid wordt daartoe in samenhang met het premie- en toeslagbeleid door het bestuur vastgesteld, rekening houdend met het afgesproken risicobeleid. Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld die zich namens het bestuur met de uitvoering van het beleggingsbeleid en de aansturing van de vermogensbeheerder bezig houdt. De beleggingscommissie laat zich bij zijn werkzaamheden ondersteunen door een externe beleggingsdeskundige en vergadert ten minste eens per kwartaal. De uitvoering is gedelegeerd aan een (fiduciair) vermogensbeheerder, die het beheer van de portefeuille kan onderbrengen bij externe beheerders. Het beleggingsbeleid wordt door het bestuur vastgesteld op basis van een periodiek te houden ALMstudie, waarbij de beleggingen in het licht van het geldende premie- en toeslagbeleid worden beoordeeld. Rekening houdend met het door het bestuur vastgestelde strategische assetmix voor de beleggingen, wordt elk jaar in een beleggingsplan het beleggingsbeleid geconcretiseerd. De vermogensbeheerder doet hiervoor een voorstel, rekening houdend met de ontwikkeling van de 14 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. portefeuille en de vooruitzichten op de beleggingsmarkten. Het voorstel van de vermogensbeheerder wordt in de beleggingscommissie besproken waarna het beleggingsplan ter goedkeuring aan het bestuur wordt voorgelegd. Het bestuur en de beleggingscommissie bewaken dat dit beleggingsbeleid past binnen het afgegeven risicobeleid, daarbij eventueel ondersteund door de externe beleggingsdeskundige. Eventuele afwijkingen worden expliciet gemotiveerd. De basisindeling van de beleggingsportefeuille is een matching- en een return portefeuille. De matchingportefeuille wordt ingezet om het renterisico (gedeeltelijk) af te dekken. De returnportefeuille heeft als doel om een overrendement te genereren, zodat onder andere ook aan de toeslagambitie van het pensioenfonds kan worden voldaan. In onderstaande tabel zijn de gewichten van de strategische portefeuille voor 2013 en 2012 weergegeven: 2013 2012 in (%) in (%) Langlopende obligaties Bedrijfsobligaties 56,2 10,6 ----- Obligaties matching Duration overlay Liquiditeiten 56,0 8,7 ----66,8 0,1 0,8 ----67,7 Matching portefeuille Aandelen Europa Noord-Amerika Verre Oosten Opkomende landen 5,7 5,7 1,5 4,1 ----- 64,7 3,6 1,3 ----69,6 3,1 3,7 1,5 3,7 ----17,0 Hoogrentende obligaties Obligaties opkomende landen VS High-Yield Bankleningen Europa High-Yield 4,8 2,7 1,8 2,2 ----- 12,0 6,6 3,4 0,9 1,9 ----- 11,5 Overige beleggingen Grondstoffen Hedgefondsen Private Equity 0,0 1,6 0,7 ----- 1,6 1,6 0,8 ----2,3 1,5 ----32,3 ----100,0 ==== Vastgoed Return portefeuille Totaal 15 12,8 4,0 1,5 ----30,4 ----100,0 ==== Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Asset Liability Management Het bestuur laat eens in de drie jaar een Asset Liability Management-studie (ALM-studie) uitvoeren. Mede op basis van de uitkomsten van de ALM-studie bepaalt het bestuur het beleggingsbeleid en het financiële beleid van het pensioenfonds voor de daarop volgende jaren. Gezien de gesloten fondssituatie, is het bestuur in 2013 een nieuwe ALM-studie gestart. De afronding hiervan wordt in 2014 verwacht. Voor 2013 geldt dat het beleid van het fonds erop is gericht om de ‘duratie-mismatch’ te verkleinen door het renterisico met een bandbreedte tussen de 60 en 80% af te dekken. Beleggingsbeleid Het uitgangspunt bij het vormen van het beleggingsbeleid is het lange termijn strategisch beleid van het pensioenfonds. Bij het vaststellen van het strategische beleid worden op grond van de beschikbare analyses keuzes gemaakt over de verdeling over de beleggingscategorieën op de lange termijn. Hierbij streeft het bestuur naar een zo hoog mogelijk rendement onder verantwoorde risico´s en gegeven de structuur van de verplichtingen. Eventuele aanpassingen in het strategische beleid worden zorgvuldig verwerkt in de jaarplannen, danwel in addenda van jaarplannen, waarbij de marktontwikkelingen in ogenschouw worden genomen. Spreiding beleggingen Positieve en negatieve waarde schommelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de beleggingsactiviteiten van een pensioenfonds. Bij het beheer van het vermogen is het volledig voorkomen of afwenden van risico’s niet mogelijk. Wel streeft het pensioenfonds naar continu inzicht in de beleggingsrisico’s en worden maatregelen genomen om deze risico’s te beheersen. Het belangrijkste instrument voor het bestuur is de weloverwogen spreiding van de beschikbare middelen over een groot aantal uiteenlopende beleggingscategorieën, die onderling weinig samenhang hebben voor wat betreft de rendementen. Op deze wijze kunnen mindere resultaten van de ene beleggingscategorie worden gecompenseerd door betere resultaten van andere categorieën. Zodoende wordt het risico van de totale beleggingsportefeuille gereduceerd en wordt de kans op een consistent en goed rendement sterk vergroot. Derivaten: defensief Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het vermogensbeheer is het gebruik van afgeleide producten, ofwel derivaten genoemd. Derivaten zijn risicovol indien deze worden gebruikt voor speculatieve doeleinden. Het pensioenfonds zet derivaten vooral defensief in, waarbij de beleggingsrisico’s op totaalniveau ten opzichte van de pensioenverplichtingen afnemen. Met derivaten kunnen ongewenste en/of tijdelijke risico’s worden afgedekt, zoals vreemde valuta risico’s en renterisico’s. Voorts kunnen sommige beleggingsvormen door de inzet van derivaten met lagere kosten worden gerealiseerd. Ook kunnen derivaten worden ingezet om snel en flexibel aanpassingen in de portefeuille aan te brengen teneinde het risico/rendement profiel van de beleggingsportefeuille op het gewenste niveau te brengen. 3.1.2 Toeslagbeleid De hoogte van de toeslagverlening voor gewezen deelnemers en gepensioneerden is gekoppeld aan de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens afgeleid (voor een beperkte groep wordt de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens niet-afgeleid gehanteerd) zoals vastgesteld door het CBS en de aanwezige middelen van het pensioenfonds. Of toeslagverlening zal worden toegekend, is daarmee afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Als de middelen van het pensioenfonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagverlening zal plaatsvinden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Deze voorwaardelijke 16 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie D1 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit te behalen overrendement. De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Voorwaardelijke toeslagverlening Ondanks het feit dat het pensioenfonds per 31 december 2013 geen dekkingstekort meer heeft en het in 2013 geldende beleid de mogelijk biedt om tot voorwaardelijke toeslagverlening over te gaan, heeft het Bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen voorwaardelijke toeslag te verlenen. De reden hiervoor is dat het fonds in 2013 met een zeer geringe marge de minimaal benodigde dekkingsgraad heeft bereikt, dat kortingen voor alle deelnemers daarmee maar juist zijn voorkomen, dat het herstel broos is en de renteontwikkelingen in de eerste maanden van 2014 een negatief effect op de financiële positie van het fonds hebben. Het Bestuur acht in deze omstandigheden het verlenen van voorwaardelijke toeslag niet in het belang van alle deelnemers. Hiermee is de achterstand in voorwaardelijke toeslagverlening vanaf 2009 ten opzichte van de ambitie van het fonds opgelopen tot 4,59% voor de Cargill deelnemers en tot 11,94% voor de Sas van Gent deelnemers. Het bestuur heeft in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%, uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Het Bestuur kan in de toekomst besluiten (een deel van) deze achterstand in te halen als de financiële positie van het fonds dit toelaat (echter niet met terugwerkende kracht). Achterstand voorwaardelijke toeslagverlening In onderstaande tabellen zijn de voorwaardelijke toeslaggrootheden van de laatste 5 jaren opgenomen: de reglementair te verlenen toeslag, de als gevolg van de financiële situatie verleende toeslag en de daaruit voortvloeiende toeslagachterstand. Binnen het fonds bestaan er verschillende toeslagambities. Voor de Cargill BV en de Cargill B.V. Cocoa en chocolate populatie geldt dat de toeslagambitie 50% van de CPI afgeleid is. Voor de populatie Cargill B.V. Sas van Gent betreft dit 100% van de CPI niet afgeleid. Het bestuur heeft in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%, uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Cargill B.V. Cocoa en chocolate Toeslag Toeslag Toeslag Toeslag Toeslag Toeslag 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010 1-1-2009 CPI afgeleid 0,90% 1,98% 2,38% 1,38% 0,40% 2,53% Toeslagambitie 50% CPI afgeleid Toegekend Achterstand 0,45% 0,00% 0,99% 0,00% 1,19% 0,00% 0,69% 0,00% 0,20% 0,36% 1,27% 0,00% Totale achterstand 0,45% 0,99% 1,19% 0,69% -0,00% 1,27% 4,59% 17 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Cargill B.V. Sas van Gent Toeslag Toeslag Toeslag Toeslag Toeslag Toeslag 3.1.3 1-1-2014 1-1-2013 1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010 1-1-2009 CPI niet afgeleid Toeslagambitie 100% CPI niet afgeleid 1,56% 2,91% 2,61% 1,57% 0,71% 2,78% Toegekend Achterstand 1,56% 0,00% 2,91% 0,00% 2,61% 0,00% 1,57% 0,00% 0,71% 0,20% 2,78% 0,00% Totale achterstand 1,56% 2,91% 2,61% 1,57% 0,51% 2,78% 11,94% Financieringsbeleid Financieringssysteem Tussen de werkgever en het pensioenfonds is een fondsspecifieke premieberekenings-methodiek overeengekomen die gebaseerd is op de kostendekkende premie volgens het financieel toetsingskader (FTK). De kostendekkende premie volgens het FTK bestaat uit de volgende onderdelen: actuariële premie pensioenopbouw inclusief risicopremies; solvabiliteitsopslag; opslag voor uitvoeringskosten; premie voor beschikbare premieregelingen. Bij de fondsspecifieke premieberekeningsmethodiek wordt de solvabiliteitsopslag vervangen door een opslag als percentage van de onderliggende salarissom. Deze opslag is bij een lage dekkingsgraad hoger dan de solvabiliteitsopslag en bij hoge dekkingsgraad lager dan de solvabiliteitsopslag. Op deze wijze betaalt de werkgever bij lage dekkingsgraden extra premie hetgeen bijdraagt aan de herstelkracht van het pensioenfonds. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: Minimaal vereist eigen vermogen: Het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. In 2013 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 104,3% van de nominale technische voorzieningen (2012: 104,3%). Vereist eigen vermogen: Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 110,7% (2012: 110,0%). 18 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 3.2 Risicobeheer Het bestuur heeft zijn financiële risicobeleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op het solvabiliteits-, beleggings-, verzekeringstechnische- en niet-financiële risico die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkeld is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet, concentratie-, liquiditeits- en actief beheer risico. Marktrisico Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van vastrentende beleggingen en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien de duration van de beleggingen afwijkt van de duration van de pensioenverplichtingen dan kan dat resulteren in een renterisico. Het renterisico wordt beheerst door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar Europese Lang Lopende Staatsleningen. Tevens wordt gebruik gemaakt van derivaten. Hierdoor zijn rentebewegingen in de markt, die van invloed zijn op de beleggingen en de verplichtingen, gedeeltelijk op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt omdat het lange termijn rendement dan te zwaar beïnvloed kan worden met als gevolg dat de verlening van toeslagen onder druk zou kunnen komen te staan. Valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen en verplichtingen verandert als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Voor het pensioenfonds zijn de belangrijkste vreemde valuta de USdollar, het Britse pond en de Japanse Yen voor 100% afgedekt. Posities in andere valuta worden in principe niet afgedekt in verband met de hoge kosten en de geringe posities en risico’s. Bovendien is de lange termijn verwachting dat bij beleggingen in opkomende landen de valuta zullen appreciëren ten opzichte van valuta van ontwikkelde landen. Om het risico van korte termijnfluctuaties van valutaposities te beperken, maakt het pensioenfonds gebruik van financiële derivaten. 19 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Prijs(koers)risico Prijs(koers)risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgever, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico speelt nagenoeg geen rol van betekenis bij het pensioenfonds, omdat een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd in liquide beleggingsinstrumenten, die indien nodig, op zeer korte termijn kunnen worden geliquideerd. Daarnaast overtreffen momenteel de jaarlijkse premie inkomsten de jaarlijkse uitgaven voor pensioenuitkeringen, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is. Actief beheer risico Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die door portefeuillemanagers worden ingenomen ten opzichte van de strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt 20 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. doorgaans bepaald aan de hand van een tracking error. Deze tracking error meet de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een benchmarkportefeuille. Een lage tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van een benchmark afwijkt. Een hogere tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico. Het actief beheer risico is geen onderdeel van het standaard model voor berekening van het vereist eigen vermogen, maar wordt genoemd in de door DNB opgestelde "Uitwerking herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico waar de standaardtoets mee uitgebreid moet worden. De mate waarin actief beheer wordt toegepast, bepaald of dit risico meegenomen dient te worden in de bepaling van het vereist eigen vermogen. Bij een hoge mate van actief beheer is er sprake van aanvullend risico en dient dit risico meegenomen te worden bij het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Bij het pensioenfonds is de mate waarin actief beheer wordt toegepast beperkt. Verzekeringstechnische risico´s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Met ingang van 2011 is het overlijdensrisico volledig herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Met ingang van 2011 is het arbeidsongeschiktheidsrisico volledig herverzekerd. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. De risicopremie welke bij de werkgever in rekening wordt gebracht, is gelijk aan de werkelijke kosten van de herverzekeraar. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. 21 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het bestuur heeft de genoemde werkzaamheden (met uitzondering van bestuursondersteuning) uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. (TKP), MN en Mercer. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de Uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en MN een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geven aan of de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder ‘in control’ zijn. Externe accountants certificeren de ISAE 3402 type II-rapportages van TKP en MN. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer (Nederland) B.V. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 10.4.3.1). 3.3 Financiële opzet en positie Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat Effect RTS op VPV Effect UFR op VPV Effect aanpassing levensverwachting Effect overige mutatie technische voorzieningen Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december 22 2013 2012 104,2% 0,4% 0,0% -3,0% 4,2% 0,0% -0,3% 0,0% -0,4% 105,1% 101,2% 0,5% 0,0% 8,5% -/-9,4% 3,9% -/- 0,9% 0,0% 0,4% 104,2% Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Effect premies De actuariële premie bevat de koopsom voor de toename van de pensioenaanspraken in het boekjaar (gefinancierd door middel van een per individu bepaalde actuariële koopsom), de risicopremies voor het nabestaandenpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen), en een kostenopslag. De actuariële premie bevat ook de backservicekoopsom voor de actieve deelnemers in de eindloonregelingen dan wel de koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken van deelnemers in de middelloonregelingen. Daarnaast bevat de premie een opslag als percentage van de salarissom, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad. Deze opslag geeft een positief effect op de dekkingsgraad. Effect toeslagverlening Er zijn in 2013 net als in 2012 geen voorwaardelijke toeslagen verleend. Effect beleggingsresultaat Het beleggingsresultaat minus de benodigde interesttoevoeging aan de technische voorzieningen heeft geleid tot een negatief resultaat. De benodigde interesttoevoeging is gebaseerd op de éénjaars zerorente uit de rentetermijnstructuur van 31 december 2012, zijnde de primo-rentetermijnstructuur. Effect RTS op VPV Vanaf 30 september 2012 stelt DNB de rentetermijnstructuur vast gebaseerd op een ultimate forward rate (UFR). Daarbij heeft DNB aansluiting gezocht bij de UFR die per 30 juni 2012 voor verzekeraars geldt. Rentes voor looptijden tot en met 20 jaar blijven gelijk aan de berekende driemaands gemiddelde zero rentes. Voor looptijden vanaf 20 tot en met 60 jaar worden alternatieve zero rentes berekend op basis van aangepaste onderliggende 1-jaars forward rentes. De aanpassing bestaat uit een weging met de UFR. Voor de berekening van zero rentes voor looptijden langer dan 60 jaar wordt verondersteld dat de onderliggende 1-jaars forward rentes gelijk zijn aan de UFR. De RTS ultimo 2013 ligt over de hele linie licht boven de RTS ultimo 2012. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2013 met circa 0,3% gestegen wat leidt tot een aanzienlijke daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat. Effect aanpassing levensverwachting In overeenstemming met het advies van het AG wordt ervaringssterfte, zijnde onder, - of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking, niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. De pensioenverplichtingen worden gewaardeerd volgens de Prognosetafel AG 2012-2062 met correctiefactoren ‘inkomensklasse hoog’. In 2013 zijn nieuwe correctiefactoren bepaald. Het toepassen van deze nieuwe correctiefactoren leidt tot een stijging van de voorziening met circa 0,2%. Effect rentetermijnstructuur De technische voorziening wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De verhoging van de rentetermijnstructuur heeft in 2013 geleid tot een daling van de voorziening. Dit heeft een positief effect op de dekkingsgraad. Effect overige oorzaken De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid, pensioneren en de wijziging van de excasso opslag. De schatting van de excasso opslag bedroeg 23 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 1,75% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft de toereikendheid van deze opslag onderzocht en vastgesteld dat deze opslag 2,0% dient te zijn, teneinde toereikend te zijn. Het effect van deze schattingswijziging is circa € 1,6 miljoen, wat gelijk staat aan een mutatie in de dekkingsgraad van 0,25%. Ontwikkeling herstelplan De dekkingsgraad van het pensioenfonds was eind 2008 gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Dit betekent dat er sprake is van een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft op 30 maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. DNB heeft medio juli 2009 ingestemd met het ingediende herstelplan. De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn: Zolang de dekkingsgraad lager is dan de ondergrens zoals genoemd in de ABTN, vindt er geen toeslagverlening plaats op de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen. De dekkingsgraad mag door het verlenen van een toeslag niet lager worden dan de ondergrens; Wijzigingen in het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode mogen niet leiden tot toename van het pensioenfondsrisico; Handhaving huidige premie- en beleggingsbeleid; Door toepassing van de bovenstaande sturingsmiddelen verwacht het bestuur dat de getroffen maatregelen leiden tot herstel van het pensioenfonds binnen de wettelijke termijn. In 2013 heeft de dekkingsgraad zich als volgt ten opzichte van geldende herstelplan ontwikkeld: Dekkingsgraad per 31 december 2012 Premie Sturingsmiddelen Toeslagverlening Beleggingen Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen en Overige waardeoverdrachten. Effect overige mutatie technische voorzieningen Dekkingsgraad per 31 december 2013 Verwacht (in %) 104,5 0,6 -0,3 0,8 0,0 -0,1 105,5 Werkelijk (in %) 104,2 0,4 0,0 -3,0 4,2 -0,7 0,0 105,1 Financiële positie De werkelijke dekkingsgraad van 105,1% is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 104,3%, maar lager dan de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen van 110,7% Daarmee is er ultimo 2013 sprake van een reservetekort. Daarnaast is de werkelijke dekkingsgraad ultimo 2013 lager dan de in het herstelplan verwachte dekkingsgraad voor ultimo 2013 van 105,5%. Op grond van de huidige situatie voorziet dit herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. 24 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 4. Beleggingen 4.1 Algemeen Het positieve sentiment rond de ontwikkelingen in de EMU zette in het begin van 2013 door. Dit nog altijd als gevolg van de garantie tot ingrijpen die Mario Draghi, president van de Europese centrale bank, in de zomer van 2012 afgaf. Bovendien was de verdeelde Amerikaanse politiek in staat gebleken om de gevreesde begrotingsafgrond rond de jaarwisseling grotendeels te omzeilen. Het eerste scheurtje in het positieve sentiment ontstond als gevolg van de uitslag van de Italiaanse verkiezingen eind februari. Het vormen van een coalitie bleek niet mogelijk en er ontstond een machtsvacuüm. Hoewel de financiële markten hier nog redelijk gemakkelijk overheen stapten, volgde medio maart een tweede tegenvaller; de crisis in Cyprus. Een last minute akkoord voorkwam het uittreden van Cyprus. Echter, daarmee werd de angst voor een potentieel bredere uitstraling naar de perifere lidstaten niet weggenomen. Onderdeel van het akkoord was het korten van deposito- en bankobligatiehouders, hetgeen de angst voor kapitaalvlucht en bank runs in andere perifere lidstaten verhoogde. De Amerikaanse Centrale bank houdt de markten in haar greep Het echte vuurwerk moest echter nog komen. De Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, indiceerde op 22 mei tot veler verrassing haar obligatieaankoopprogramma weleens kunnen te gaan afbouwen; de zogenaamde ‘tapering’. Overigens niet alleen omdat de Amerikaanse economie een wat stevigere basis kreeg. De Amerikaanse centrale bank maakte zich tevens enige zorgen om de enorme omvang van haar balans en de snelle stijging van de prijzen in bepaalde activamarkten. De aankondiging zette sterke opwaartse druk op de rentes op Amerikaanse staatsobligaties. Wereldwijd werden rentes mee omhoog getrokken en kwamen koersen van risicodragende activa onder neerwaartse druk. Vooral activaprijzen in opkomende landen werden fors lager gezet. Echter, de rentes op Amerikaanse staatsobligaties stegen harder dan de Amerikaanse centrale bank wenste. Bovendien kwamen er in de loop van het derde kwartaal voorzichtige signalen dat de hogere rentes de economische groei begonnen te remmen. De Amerikaanse centrale bank bleek gevoelig voor deze signalen. Ze besloot de afbouw van haar obligatieaankoopprogramma uit te stellen. De rentes daalden weer, hoewel niet terug naar hun eerdere dieptepunten. Inflatie neemt af De inflatie in de EMU daalde in oktober tot onder de 1%, ondanks de enigszins betere economische groeicijfers. In zowel de Verenigde Staten als in de EMU lag de inflatie duidelijk onder de doelstelling van centrale banken van circa 2%. De lage inflatie was met name het gevolg van lage kredietverlening, lagere grondstoffenprijzen, hoge werkloosheid, lage loonstijgingen en overcapaciteit. Bovendien liep de waarde van de euro op, onder andere vanwege de politieke problemen in de Verenigde Staten. De sterkere euro zette nog eens extra neerwaartse druk op de Europese inflatie. De Europese centrale bank reageerde op de lagere inflatie door in november haar beleidsrente te verlagen. De Amerikaanse centrale bank handhaafde haar obligatieaankoopprogramma, maar kondigde in december aan in 2014 te zullen starten met het afbouwen van deze aankopen. Daarbij communiceerde ze echter duidelijk dat dit een geleidelijke afbouw zal betreffen en dat haar monetaire beleid nog lang stimulerend zal blijven. De negatieve impact op de financiële markten bleef beperkt. 25 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 4.2 Resultaten In onderstaande tabel is naast het feitelijke rendement, het resultaat opgenomen van de benchmark die het pensioenfonds hanteert om de beleggingsresultaten mee te vergelijken. In 2013 bedroeg het feitelijke beleggingsresultaat inclusief beheerkosten van het pensioenfonds -2,63% (2012: 10,88%). Dit rendement lag iets lager dan de maatstaf die werd gehanteerd. Het rendement van deze benchmark kwam in 2013 uit op: -2,54% (2012: 11,17%). Rendementen boekjaar Rendement Feitelijk rendement Norm rendement 2013 in % 2012 in % -2,63 -2,54 10,88 11,17 Rendement 2013 per beleggingscategorie Matching portefeuille Return portefeuille* Totaal Rendement -6,56 7,54 -2,63 Benchmark -6,53 6,77 -2,54 *) Performance exclusief vreemde valuta afdekking. Over 2013 lag het behaalde rendement iets onder de benchmark. Deze lichte underperformance is hoofdzakelijk ontstaan door een overweging van de Matching portefeuille t.o.v. de Return portefeuille. Daarnaast zorgen de beheerkosten van het beheren van de totale portefeuille voor een iets lager rendement dan de benchmark aangezien deze geen kosten kent. De Return portefeuille kende daarentegen een outperformance van 0,77%. Deze woog echter niet op tegen de eerder genoemde effecten. Het totale beleggingsresultaat over 2013 bedraagt € - 17,5 miljoen (2012: € 66,2 miljoen). 26 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Feitelijke samenstelling beleggingsportefeuille ultimo december conform kwartaalverslag* Portefeuille 2013 Aard belegging x € 1 mln in % x € 1 mln Obligaties matching Langlopende staatsobligaties Directe belegging 388,1 384,6 56,2 Bedrijfsobligaties Mn Services fonds 72,9 10,6 59,7 2012 in % 0,7 5,6 0,1 0,8 24,9 8,8 56,0 8,7 64,7 3,6 1,3 467,3 67,7 478,0 69,6 fonds fonds fonds fonds 40,2 39,1 10,4 28,0 117,7 5,8 5,7 1,5 4,1 17,0 21,6 25,7 10,0 25,5 82,8 3,1 3,7 1,5 3,7 12,0 Mn Services fonds Mn Services fonds Externe manager Babson Mn Services fonds 33,3 18,8 12,5 4,8 2,7 1,8 45,1 23,5 6,0 6,6 3,4 0,9 14,8 79,4 2,2 11,5 13,1 87,7 1,9 12,9 Mn Services fonds CBRE Residential Fund 10,2 1,5 10,0 1,5 0,3 0,0 0,3 0,0 Mn Services fonds Mn Services fonds Mn Services fonds RETURN PORTEFEUILLE Pensioensparen DC-regeling** 0 11,1 4,7 15,8 223,4 3,8 0,0 1,6 0,7 2,3 32,3 10,9 11,1 5,6 27,6 208,4 3,0 1,6 1,6 0,8 4,0 30,4 Totaal 694,5 100,0 689,5 100,0 Duration overlay Liquiditeiten MATCHING PORTEFEUILLE Aandelen Europa Noord-Amerika Verre Oosten Opkomende landen Hoogrentende obligaties Obligaties opkomende landen VS High-Yield Bankleningen Europa High-Yield Vastgoed Niet-beursgenoteerd vastgoed Niet-beursgenoteerd vastgoed Overige beleggingen Grondstoffen Hedgefondsen Private Equity Mn Mn Mn Mn Services Services Services Services * De onderverdeling van de beleggingsportefeuille naar de matching- en return portefeuille in bovenstaande tabel wijkt af van de onderverdeling in de jaarrekening. In de jaarrekening zijn de beleggingen verdeeld in aandelen, vastrentende waarden, vastgoed, overige beleggingen, derivaten, liquiditeiten, CSA posities en beleggingsdebiteuren en –crediteuren en niet naar de matching en return portefeuille. ** Exclusief beleggingen in de Cargill mix. 27 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Resultaten Life Cycle beleggen Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cycle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Deelnemers aan deze regeling hebben hun gelden belegd conform de Cargill mix of in Life Cycles. De rendementen van de Cargill mix zijn gelijk aan het fondsrendement. Voor de beleggingen in Life Cycles gelden de volgende rendementen over 2013: Life Cycle cohort* 1 2 3 4 5 aandelen 100% 80% 60% 30% 10% obligaties 0% 20% 40% 70% 90% rendement 19,87% 15,73% 11,59% 5,37% 1,23% * het cohort waarin een deelnemer zit is afhankelijk van leeftijd en risicoprofiel. 4.3 Matching portefeuille Langlopende obligaties De langlopende obligatieportefeuille liet afgelopen jaar per saldo een negatief resultaat zien (-6,45%). De Duitse tienjaars rente steeg gedurende het jaar met 61 basispunten naar 1,93%. De spread (t.o.v. de swaprentecurve) op Nederlands en Fins staatspapier steeg met respectievelijk tien basispunten en zeven basispunten, hetgeen een aanvullend licht negatief effect op de rendementen had. In het eerste kwartaal van 2013 daalden de rentes in de meeste Noord-Europese landen als gevolg van de onrust voorafgaand aan de Italiaanse verkiezingen. De Europese Centrale bank verlaagde begin mei de rente naar aanleiding van tegenvallende economische data, maar ondanks deze verlaging stegen de Europese rentes in navolging van de Amerikaanse rente. In de Verenigde Staten stegen de rentes als gevolg van berichten over de mogelijke afbouw van het obligatieaankoopprogramma door de Amerikaanse centrale bank. De introductie van de ‘forward guidance’ van de Europese centrale bank in juli maakte een einde aan de stijgende rentes. In aanloop naar de meeting van de Amerikaanse centrale bank in september stegen de rentes echter opnieuw. Op het onverwachte besluit van de Amerikaanse centrale bank om het afbouwen van haar obligatieaankoopprogramma voorlopig uit te stellen, lieten de Amerikaanse en Europese rentes een sterke correctie zien. Naar jaareinde herstelden de rentes, gedreven vanuit de Verenigde Staten als gevolg van de beslissing van de Amerikaanse centrale bank om in januari 2014 te starten met het afbouwen van het obligatieaankoopprogramma. Bedrijfsobligaties De stijgende rente had eveneens een negatief effect op het rendement op Investment Grade Bedrijfsobligaties, maar dit effect werd deels gecompenseerd door een afname van de premies voor kredietrisico (de credit spreads). Met name de obligaties binnen de portefeuille met een relatief lage kredietwaardigheid presteerden goed. Beleggers bleken bereid om extra risico te nemen in ruil voor een hoger verwacht rendement. In de laatste maanden van 2013 was er in Europa zelfs sprake van een situatie waarbij de risicopremies van risicovollere obligaties kleiner werden, terwijl voor de meer veilige obligaties een lichte stijging van deze risicopremies zichtbaar was. Bedrijven profiteerden van de lage financieringskosten en de sterke vraag van beleggers door hun financiering te verlengen en vooruit te financieren. De focus binnen de Europese bankensector daarentegen lag op een inkrimping van de activiteiten, waardoor de uitgifte van leningen in deze sector historisch laag was in 2013. Het totaalrendement voor de beleggingscategorie lag boven de 0,9%. 28 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De totale vastrentende waarden obligatieportefeuille (matching portefeuille) liet een negatief resultaat zien van -5,37%. Activiteiten Een groot deel van het vermogen van het pensioenfonds was in 2013 belegd in vastrentende waarden. Ook binnen deze portefeuille vastrentende waarden streeft het pensioenfonds naar vermindering van het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in Europese staats- en bedrijfsobligaties, renteswaps en liquide middelen. In 2013 is een belangrijk deel van de ontvangen premies en de vrijvallende couponnen van staatsobligaties is geïnvesteerd in investment grade bedrijfsobligaties om zodoende een betere spreiding in de portefeuille te realiseren. .In het beleggingsplan voor 2013 is norm voor de renteafdekking vastgelegd op 70% (o.b.v. UFR) van de portefeuille, waarbij een bandbreedte van +/10% wordt gehanteerd. Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het pensioenfonds de beleggingen in vastrentende waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is, hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het pensioenfonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van partijen waaraan leningen worden verstrekt. Ook in 2013 is een grote focus geweest binnen de matchingportefeuille op de kwaliteit van de debiteuren. 4.4 Returnportefeuille 4.4.1 Aandelen De aandelenmarkten van ontwikkelde landen presteerden in 2013 doorgaans zeer goed, mede als gevolg van het ruime monetaire bereid van de Europese en Amerikaanse centrale bank. In de Verenigde Staten stegen de winstmarges van bedrijven en waren positieve trends zichtbaar in onder andere het toenemende consumentenvertrouwen, de stijgende huizenprijzen, aantrekkende groei en een dalende werkloosheid. Deze ontwikkelingen werden positief ontvangen door beleggers en hadden een stijging van de koers/winst verhoudingen tot gevolg. In Europa hebben met name het Verenigd Koninkrijk en Duitsland goede economische cijfers en sterke rendementen op de beurs laten zien. Japanse aandelen stegen fors in waarde als gevolg van de stimuleringsmaatregelen die werden ingevoerd door minister-president Shinzo Abe. De rendementen op aandelen van opkomende landen bleven sterk achter bij de meeste ontwikkelde landen. De oorzaak is te vinden in een combinatie van factoren. Allereerst is er bij het merendeel van de opkomende landen sprake van afnemende economische groei. Het vooruitzicht dat de Verenigde Staten de monetaire stimulering geleidelijk gaan afbouwen, droeg eveneens bij aan het negatieve sentiment. Vooral landen die afhankelijk zijn van externe financiering werden geconfronteerd met lagere aandelenkoersen en lagere valutakoersen. Tot slot was er politieke onrust in verschillende landen, waaronder Thailand en Turkije. Het totaalrendement op aandelen (inclusief Private Equity) kwam in 2013 uit op 16,60% (2012: 17,31%). 29 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Activiteiten Aandelen vormen een belangrijke categorie in de beleggingsmix van het pensioenfonds. Aandelen geven op termijn een hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden. De afgelopen jaren hebben de aandelenbeleggingen van het pensioenfonds dan ook een belangrijke rol gespeeld in het op niveau en betaalbaar houden van de pensioenen bij het pensioenfonds. Het hoger verwachte rendement van aandelen gaat gepaard met een hoger risicoprofiel van deze beleggingscategorie. Dat hogere risico uit zich in een sterk schommelend resultaat van jaar tot jaar. In het jaar 2013 lieten de aandelenbeleggingen een sterk rendement zien. Binnen de aandelenportefeuille spreidt het pensioenfonds de beleggingen over verschillende regio’s en segmenten. Het pensioenfonds belegt in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, Noord-Amerika, het Verre Oosten en in opkomende landen. 4.4.2 Hoogrentende obligaties Obligaties opkomende landen EMD behaalde een performance van -7,37% (2012: 18,24%) EMD daalde fors in waarde nadat de Amerikaanse centrale bank in mei aankondigde voornemens te zijn om haar obligatieaankoopprogramma af te bouwen. Tijdens de zomermaanden hadden zorgen over de afhankelijkheid van kapitaalinstromen van sommige opkomende markten voor de financiering van de tekorten op de lopende rekening een negatieve impact op de waardering van EMD. Daarnaast hadden de dalende valuta’s van landen als Brazilië, Turkije, Zuid-Afrika en Indonesië een negatieve impact op de leningen die in lokale valuta noteren. US High-Yield, Bankleningen en Europa High-Yield Hoogrentende bedrijfsobligaties presteerden aanzienlijk beter dan de “veiliger” geachte marktsegmenten zoals staatsobligaties en investment grade bedrijfsobligaties. Ook binnen het hoogrentende marktsegment waren beleggers bereid om extra risico te nemen in ruil voor een hoger verwacht rendement en dit resulteerde in een daling van de risicopremies op de hoogrentende bedrijfsobligaties. In het bijzonder de leningen met lagere debiteurenkwaliteiten presteerden goed. Faillissementen in het hoogrentende bedrijfssegment bleven op een laag niveau, mede als gevolg van de lage financieringskosten voor bedrijven. Het rendement voor de drie belegging categorieën bedroeg US High-Yield 5,30%, Bankleningen 6,91% en Europees High-Yield 8,01%). Activiteiten Een groot deel van het vermogen van het pensioenfonds was in 2013 belegd in hoogrentende obligaties. Deze beleggingen geven op termijn een hoger verwacht rendement dan op obligaties zoals opgenomen in de Matching portefeuille (o.a. Duitse- en Nederlandse Staatsobligaties) en deze spelen een belangrijke rol om de pensioenen op niveau en betaalbaar houden. Het hoger verwachte rendement gaat gepaard met een hoger risicoprofiel. Het pensioenfonds streeft naar vermindering van het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in US- en Europees High- Yield en bankleningen. Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het pensioenfonds de beleggingen in obligaties ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is, hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het pensioenfonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van partijen waaraan leningen worden verstrekt. 30 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 4.4.3 Vastgoed In 2013 is een voorzichtig herstel ingezet op de Europese vastgoedmarkt. De ontwikkelingen verschilden echter sterk per regio. Het Verenigd Koninkrijk liep voorop in het herstel. In NoordEuropese steden zoals Londen, München en Frankfurt stegen de huren. In Zuid- en Centraal Oost Europa herstelde de huurprijzen in het begin van het jaar, maar was in het laatste kwartaal weer een daling van de huurprijzen zichtbaar. De kantorenleegstand groeide naar historisch hoge niveaus. Als gevolg van de afgenomen vraag en strenge financieringseisen is er echter weinig nieuwbouw opgeleverd, waardoor het nieuwe aanbod beperkt is gebleven. De toplocaties bleven in trek, waardoor huurprijzen op deze locaties gedurende de crisis redelijk stand hielden. Het vastgoed op overige locaties kampte echter met huurprijsdalingen, toenemende leegstand en afwaarderingen. Ook voor winkelpanden geldt dat de dalingen van de huurprijzen op de beste locaties beperkt zijn gebleven, terwijl andere locaties minder goed presteerden. Het investeringsvolume in logistiek vastgoed was gedurende 2013 fors hoger dan de voorgaande vijf jaren. Online winkelen zorgt voor veel vraag naar logistieke centra dicht bij de consument in stedelijke gebieden. Activiteiten In deze beleggingsvorm streeft het pensioenfonds naar spreiding over directe beleggingen in Europa (kantoren, winkels en distributiecentra). Het totaalrendement op de vastgoed beleggingen kwam in 2013 uit op 3,43% (2012: 3,90%). 4.4.4 Overige beleggingen De portefeuille overige beleggingen maakt een belangrijk onderdeel uit van het spreidingsbeleid, omdat de rendementen van de overige beleggingen zich vaak min of meer onafhankelijk bewegen van het resultaat op traditionele investeringen als aandelen en obligaties. De resultaten waren in 2013 positief. Binnen de portefeuille werd belegd in private equity, hedgefondsen en grondstoffen. Het rendement voor private equity kwam in 2013 uit op 11,28% (2012: 17,8%), voor hedgefondsen was dit 5,41% (2012: 5,22% ) en voor grondstoffen ‐0.04% (2012: -1,21%). Vanwege het afgenomen risico/rendementsprofiel van de beleggingscategorie grondstoffen is besloten om deze portefeuille te verkopen. De opbrengst van deze verkoop is herbelegd in bankleningen en aandelen van Europese beursgenoteerde ondernemingen. De marktbewegingen die het gevolg waren van aankondigingen van de Amerikaanse centrale bank hadden verliezen voor een aantal strategieën tot gevolg, maar per saldo lieten de hedgefondsen een positief resultaat zien. Het Private Equity Fonds, waarin het pensioenfonds participeert, heeft al haar aangegane verplichtingen vastgelegd met onderliggende private equity fondsen in 2008. Aan de investering in deze fondsen is een outstanding commitment van 2,8 miljoen euro en 4,9 miljoen Amerikaanse dollar verbonden. Deze commitment resulteert in een (niet uit de balans blijkende) verplichting voor het pensioenfonds ter grootte van 1,2 miljoen euro. In 2013 zijn geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Het Private Equity Fonds zal de komende jaren de aangegane verplichtingen met de acht onderliggende beheerders verder afwikkelen. 31 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 4.4.5 Valuta-afdekking Het beleid is erop gericht om met de beleggingen alleen risico te lopen als daar ook een verwacht rendement tegenover staat. Risico’s op schommelingen in valutakoersen horen daar niet bij. Het pensioenfonds dekt dan ook het risico af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond. Het afdekken van de Amerikaanse dollar heeft in 2013 een beperkt positief effect gehad op de resultaten als gevolg van de verzwakking van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro. 4.5 Maatschappelijk verantwoord beleggen Het pensioenfonds vindt dat zij verantwoordelijk is voor de maatschappelijke effecten van haar beleggingsbeleid. Tevens is het pensioenfonds er van overtuigd dat milieu-, sociale en governance factoren op de lange termijn de risico/rendementsverhouding van beleggen kunnen beïnvloeden. Het pensioenfonds vindt dat grote financiële partijen, louter door hun omvang, ook maatschappelijke spelers van belang zijn. Bovendien is het pensioenfonds van mening dat bedrijven die duurzaam met hun omgeving en met arbeid omgaan, op de lange termijn de beste overlevingskansen hebben. Door maatschappelijk verantwoord ondernemen worden allerlei bedrijfsrisico’s beperkt, zoals financiële risico’s klantenboycots, schadeclaims, reputatieschade en juridische maatregelen. Het inperken van die risico’s heeft op de lange termijn een gunstig effect op de bedrijfsresultaten en daarmee op de aandeelhouderswaarde van een onderneming. 4.6 Stembeleid Het pensioenfonds wil op een verantwoorde manier invulling geven aan de uitoefening van de aandeelhoudersrechten op de totale aandelenportefeuille, zowel in stemgedrag als in dialoog met ondernemingen. De uitvoering van het actief aandeelhouderschap vindt plaats, uitgevoerd door de vermogensbeheerder, conform de best practices van het Nederlandse belegger platform Eumedion. De vermogensbeheerder stemt namens de MN Beleggingsfondsen op alle aandeelhoudersvergaderingen op grond van een ‘op maat gesneden’ stembeleid, dat is gebaseerd op de genoemde ‘tien beginselen’. Er wordt niet gestemd als er sprake is van blokkering van aandelen of als er andere administratie belemmeringen zijn. Indien nodig worden uitgeleende aandelen teruggehaald. 32 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 5. Pensioen en uitvoering 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied. 5.2 Pensioencommunicatie 5.2.1 Algemene visie op pensioencommunicatie Pensioenfonds Cargill onderkent dat goede pensioencommunicatie bijdraagt aan het vervullen van de algemene doelstellingen van het fonds. Daartoe worden vanuit een strategische invalshoek verschillende communicatiemiddelen ingezet. De fondsdoelstellingen vormen het uitgangspunt waaruit de communicatiedoelstellingen volgen en de te onderscheiden doelgroepen. Op basis hiervan worden middelen gekozen. Pensioenfonds Cargill benadert pensioencommunicatie vanuit een strategische invalshoek. Er wordt jaarlijks een actieplan communicatie opgesteld. Uitgangspunt bij dit alles is dat Pensioenfonds Cargill vanzelfsprekend wil blijven voldoen aan de Pensioenwet en de eisen die de toezichthouder stelt. De kennis over pensioen bij de deelnemers moet worden verhoogd en het pensioenbewustzijn dient te worden verbeterd. Immers, pensioen wordt steeds meer een eigen verantwoordelijkheid. 5.2.2 Communicatie over de financiële situatie van het fonds Een van de hoofddoelen is om deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers continu te informeren over onze financiële situatie en de verschillende besluiten en stappen die Pensioenfonds Cargill heeft genomen. Op de website heeft de stand van de dekkingsgraad een prominente plaats op de homepage. De informatie over de dekkingsgraad is altijd direct zichtbaar en aanklikbaar. Op de website en in de diverse andere middelen van het fonds geven we altijd achtergrondinformatie bij de dekkingsgraad en de actuele financiële situatie van het fonds. Halverwege het jaar is op de website een bladerbare pdf van het verkorte (populaire) jaarverslag geplaatst (naast uiteraard het reguliere jaarverslag). 5.2.3 Nieuwsbrief In 2013 zijn twee edities van de gedrukte nieuwsbrief verschenen, waarin melding is gemaakt van het feit dat Pensioenfonds Cargill een gesloten fonds is geworden. Daarnaast is uitleg gegeven over de aanpassing van de fiscale kaders en is er aandacht besteed aan het opschuiven van de AOW-leeftijd. 33 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 5.2.4 Overige (reguliere) communicatie Naast bovenstaande middelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende middelen: Toelichting op de uitkering-specificatie Alle pensioengerechtigden ontvangen in januari een toelichting op de specificatie. Hierin staat of en hoeveel indexatie is doorgevoerd, betaaldata en bijvoorbeeld welke aanpassingen zijn doorgevoerd in belastingtarieven/zorgverzekeringswet. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2013 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Hierin staat o.a. de volgende informatie: opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 31 december; A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. De verzending van het UPO is ondersteund op de website met extra informatie. Overzicht partnerpensioen / bijzonder partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Startbrief De startbrief voor nieuwe deelnemers is gecheckt op de wettelijke verplichtingen. Daaruit bleek dat de brochures, die deel uitmaken van de startbrief, niet meer actueel waren. Die is begin 2013 aangepast. 5.2.5 Pensioencommunicatie in 2014 en daarna De komende periode krijgt Pensioenfonds Cargill, net als de andere pensioenfondsen in Nederland, opnieuw te maken met een groot aantal veranderingen. De overheid speelt met nieuwe wet- en regelgeving in op de financiële crisis, het alsmaar stijgen van de levensverwachting en de aanhoudende lage rente. De bedoeling van die nieuwe wet- en regelgeving is om te komen tot een passend en toekomstbestendig pensioenstelsel. Op 29 november 2013 is een internetconsultatie van een voorontwerp ‘Wet pensioencommunicatie’ gestart. Dit zal mogelijk tot aanpassingen van de informatieverplichtingen in de Pensioenwet leiden. Een belangrijk aspect in de nieuwe benadering is dat het perspectief van de deelnemer centraal zal staan. Er zal meer ruimte zijn voor maatwerk door pensioenuitvoerders (vorm vrij waar mogelijk, standaardisatie waar nodig), gelaagdheid in informatie, meer digitalisering en uniforme communicatie over koopkracht en risico’s. Uiteindelijk moet er een interactief totaaloverzicht komen voor alle deelnemers, ‘een pensioendashboard’. De nieuwe wet- en regelgeving zal direct invloed hebben op de vorm van communicatie. 5.3 Pensioenadministratie SEPA Door de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) gaat Europa per 1 februari 2014 over naar één Europese betaalmarkt. Hierdoor moeten nationale betaalsystemen en -infrastructuren overgaan op Europese standaarden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering en het betalingsverkeer van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders. In 2013 heeft de transitie van het fonds naar IBAN plaatsgevonden. De crediteurenadministratie is in juli gemigreerd. De uitkeringen zijn in september overgezet naar de SEPA omgeving. 34 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Beantwoording deelnemersvragen In 2013 hebben deelnemers 839 keer een vraag gesteld aan het pensioenfonds (2012: 991, 2011: 976). Deelnemers stelden met name vragen over de specificatie van het uitgekeerde pensioen en het Uniform Pensioenoverzicht. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen in 2013 per communicatiekanaal. 200 Aantallen 150 Telefonische vragen 100 Schriftelijke vragen E-mails 50 0 Q1 2013 5.4 Q2 2013 Q3 2013 Q4 2013 Pensioenregeling Het pensioenfonds voert de volgende 14 verschillende pensioenregelingen uit: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Cargill CAO 55 Plus Cargill niet CAO Cargill niet CAO 55 plus Cargill B.V. Cocoa en chocolate 55 Plus Fennema excedent Cargill niet CAO Cargill niet CAO 55 plus Cargill CAO Cargill B.V. Cocoa en chocolate Cargill CAO Cargill B.V. Cocoa en chocolate Cargill (Sas van Gent) Cargill (Sas van Gent) 55 plus Cargill (Sas van Gent) prepensioen Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Traditioneel eindloon Flexibel eindloon plus beschikbare premie Flexibel eindloon plus beschikbare premie Traditioneel middelloon Traditioneel middelloon Flexibel middelloon plus beschikbare premie Flexibel middelloon plus beschikbare premie Eindloon (variabel deel middelloon) Eindloon (variabel deel middelloon) Eindloon (variabel deel middelloon) Meer informatie over een regeling is verkrijgbaar via de website: www.cargillpensioen.nl. 35 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 5.5 Nieuwe wetgeving Inperking fiscaal kader Als gevolg van de wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar. In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn ‘aangehouden’. Via een zogenoemde novelleprocedure is een gewijzigd voorstel aan het parlement aangeboden. Om op voorhand te kunnen rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer heeft het kabinet op 18 december 2013 met een aantal oppositiepartijen afspraken gemaakt over de inhoud van het aangepaste wetsvoorstel. In de eerste plaats is de verlaging van het maximale opbouwpercentage minder groot dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. In plaats van een maximaal opbouwpercentage van 1,75% is het percentage nu vastgesteld op 1,875% (voor middelloonregelingen). Dit percentage geldt bij een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was daarnaast opgenomen dat fiscaal voordelig pensioen opgebouwd kan worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Deze grens is in de gemaakte afspraken behouden gebleven. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, wat fiscaal begunstigd wordt via een vrijstelling in box III. Eén van de beoogde doelen van de verlaging van het maximale opbouwpercentage is dat daarmee de pensioenpremies omlaag zullen gaan. De hoogte van de premie wordt echter niet vastgesteld door de overheid, maar door de pensioenfondsbesturen. Daarom worden premiewaarborgen ingevoerd om ervoor te zorgen dat de premies daadwerkelijk door de pensioenfondsen worden verlaagd. De waarborgen worden waar mogelijk vastgelegd in wetgeving. Zo zullen pensioenfondsen in hun jaarrekening moeten aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen. Ook krijgt de toezichthouder een aantal extra bevoegdheden. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. Ook mogen pensioenfondsen alleen ‘toekomstbestendig’ indexeren, wat betekent dat pensioenaanspraken en –rechten alleen mogen worden aangepast aan de inflatie als deze indexatie ook gedurende een langere periode kan worden waargemaakt. Verder worden de mogelijkheden voor zelfstandigen om pensioen op te bouwen uitgebreid. Zo komt er een collectieve pensioenregeling voor zzp’ers. Fondsen kunnen vrijwillige voortzetting blijven aanbieden aan deelnemers die zzp’er worden, waarbij de zzp’er dan 9 maanden de tijd krijgt om die keuze te maken. Daarnaast komen er mogelijkheden om pensioenvoorzieningen in de derde pijler aan te spreken in geval van arbeidsongeschiktheid. Verder zal nader worden onderzocht of de werknemersbijdrage binnen een pensioenregeling gebruikt kan worden voor aflossing van de hypotheek. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en op 10 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. 36 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Herziening financieel toetsingskader De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. De nadere uitwerking bevatte voor sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze tussen een ‘nominaal contract’ een ‘reëel contract’. Een voorontwerp van de aanpassing van de Pensioenwet, het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) en de toelichting is ter consultatie via internet openbaar gemaakt, waarop ‘het pensioenveld’ kon reageren. Na deze consultatie heeft staatssecretaris Klijnsma op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In de brief wordt aangegeven dat zowel het nominale als het reële contract beperkingen kennen. Een keuze tussen twee contracten levert geen eenduidig kader op, aldus de staatssecretaris. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er daarom een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. Voor het vertrouwen zou het daarnaast wenselijk zijn dat bestaande pensioenaanspraken niet anders worden gewaardeerd. In de brief van de staatsecretaris wordt aangekondigd dat de ‘tussenvariant’ onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële schokken zal kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel. Het wetsvoorstel is begin april 2014 bij de Tweede Kamer ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Verhoging AOW-leeftijd Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden “Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen”, is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de dag waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” gaat de AOWleeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk met een aantal maanden per jaar verder omhoog. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. Deze voorgestelde snelheid waarmee de AOW-leeftijd omhoog zou gaan, zal echter worden aangepast. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66 ste, respectievelijk de 67ste verjaardag. Versterking bestuur pensioenfondsen De wet “Versterking bestuur pensioenfondsen” beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen bestuursmodellen, waaronder een model waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. Afhankelijk van het gekozen model worden de bevoegdheden van de huidige deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan bij andere 37 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. fondsorganen ondergebracht. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Het intern toezicht kan, naast een visitatiecommissie of een raad van toezicht, ook door middel van een one-tier board worden ingericht. In het debat in de Eerste Kamer heeft staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat de mogelijkheid van intern toezicht door een visitatiecommissie per 1 juli 2016 komt te vervallen. Met uitzondering van fondsen die het intern toezicht hebben georganiseerd door middel van een one-tier board, zullen fondsen dan een permanente raad van toezicht moeten instellen. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaat-bestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet is, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De wet is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. Wet Pensioencommunicatie Uit verschillende onderzoeken en adviezen is gebleken dat de huidige communicatie-inspanningen van pensioenuitvoerders niet altijd het gewenste effect hebben en de verplichte communicatie-uitingen voor een aanzienlijk deel van de deelnemers onvoldoende begrijpelijk zijn. Bij informatieverstrekking zou meer dan nu moeten worden aangesloten bij het perspectief van de deelnemer. Het doel van de wet ‘Pensioencommunicatie’ is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel ‘Pensioencommunicatie’ op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat 38 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen aanpassen. PPI, API en APF In 2011 heeft het kabinet de Premie Pensioen Instelling (PPI) geïntroduceerd die alleen DC-regelingen mag uitvoeren. Na de PPI zou nog een nieuwe (afzonderlijke) pensioeninstelling moeten volgen, de Algemene Pensioeninstelling (API). Verschil met de PPI zou zijn dat API ook DB-regelingen zou mogen uitvoeren. De API zou zich moeten richten op de buitenlandse markt. Naar aanleiding van reacties op een voorontwerp van de wet ter invoering van de API, heeft staatssecretaris Klijnsma op 4 november 2013 aan de Tweede Kamer laten weten dat het nu niet opportuun is om invulling te geven aan een API die primair is gericht op grensoverschrijdende dienstverlening. Wel komt een aantal aspecten van de API-ontwerpwetgeving goed van pas als oplossingsrichting voor huidige problemen, aldus de staatssecretaris. Er is een trend zichtbaar dat met name kleine pensioenfondsen moeite hebben met de uitdagingen waarvoor zij worden geplaatst als het gaat om de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds er is veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte. Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF dat wordt bestuurd door onafhankelijke bestuurders. De betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Verder zal er een vergunning nodig zijn om een APF op te richten. De dienstverlening van een APF staat niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Het verschil met het multi-OPF, dat momenteel al wettelijk is gefaciliteerd, is dat in het bestuur van een multi-OPF alle ondernemingen waarvoor een pensioenregeling wordt uitgevoerd vertegenwoordigd moeten zijn. Om deze reden wordt in de geschetste situatie nauwelijks gebruik gemaakt van de bestaande mogelijkheid van het multi-OPF. Daarnaast wordt het zelf moeten oprichten van een multiOPF als een drempel ervaren. Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. Er is een voorontwerp van de wet ter invoering van het APF via internet ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. Onderzoek doorsneesystematiek Bij veel pensioenregelingen wordt gebruik gemaakt van de doorsneesystematiek: alle deelnemers in een pensioenregeling betalen hetzelfde premiepercentage (de doorsneepremie). Voor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen is het hanteren van een doorsneepremie wettelijk voorgeschreven. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in opdracht van het Ministerie van SZW de voor- en nadelen van de doorsneesystematiek geïnventariseerd. Dit rapport is op 20 december 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. In het rapport wordt gesignaleerd dat de pensioenopbouw voor de deelnemer in de regel niet actuarieel neutraal is en er hetzij teveel, hetzij te weinig premie wordt betaald voor het opgebouwde pensioen. Ook worden alternatieve modellen voor de doorsneesystematiek beschreven. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris Klijnsma wordt gesteld dat het Europees recht – vanuit mededingingsrechtelijk perspectief – ruimte laat om af te wijken van de doorsneesystematiek. Er dient echter voldoende solidariteit over te blijven om de uit de verplichtstelling voortvloeiende inbreuk op het mededingingsrecht te rechtvaardigen. De analyse van de doorsneesystematiek door het CPB dient als eerste verkenning en kan bijdragen aan 39 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. de ‘stelseldiscussie’ over de maatschappelijke houdbaarheid van het aanvullend pensioen, aldus de staatssecretaris. Doorlichting pensioenbeleid Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: “De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. In opdracht van het Ministerie is deze doelstelling doorgelicht. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer. Ten aanzien van het stimuleren van de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen is de conclusie dat een grote meerderheid van de werknemers (91%) op enig moment deelneemt aan een pensioenregeling. Het aantal werkenden dat geen of een ontoereikend pensioen opbouwt - met name zelfstandigen – groeit echter. De bescherming van opgebouwde pensioengelden staat onder druk. De genoemde oorzaken zijn onder meer de sterk schommelende beleggingsopbrengsten, de stijgende levensverwachting en de dalende rente. De financiële crisis in 2008 is daarbij het keerpunt gebleken, hetgeen zichtbaar werd in de sterk gedaalde dekkingsgraden, het geheel of gedeeltelijk uitblijven van indexatie en kortingen op de pensioenen. De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijke houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen 40 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden. In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om `met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'. Premiestaffels en leeftijdsonderscheid Onderscheid naar leeftijd bij de arbeidsvoorwaarden is verboden. Er mag alleen onderscheid op grond van leeftijd worden gemaakt als er sprake is van een wettelijke uitzondering, of als het onderscheid objectief kan worden gerechtvaardigd. Dat laatste wil zeggen dat het leeftijdsonderscheid een ‘legitiem’ doel heeft, waarbij het middel waarmee dat doel wordt bereikt passend en noodzakelijk is. Kort gezegd is het eenvoudiger gebruik te maken van een wettelijke uitzondering dan het aantonen van een objectieve rechtvaardiging. De ‘lat’ om een objectieve rechtvaardiging aan te tonen, ligt in het algemeen hoog. Een van de wettelijke uitzonderingen is dat het verbod op onderscheid niet geldt als er gebruik wordt gemaakt van actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen. Deze uitzondering geldt onder meer bij het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels bij premieregelingen. De premie wordt in deze staffels hoger naarmate de leeftijd stijgt. Soms is ook de werknemersbijdrage in de premie leeftijdsafhankelijk. Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september 2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering met betrekking tot actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in Nederlandse wetgeving en dat de uitzondering ten onrechte is opgenomen in de wet. Dat zou betekenen dat de wettelijke uitzondering moet worden geschrapt en dat het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel. Er zijn auteurs die betogen dat een objectieve rechtvaardiging voor het werkgeversdeel van premie aan te tonen is. De staffels zijn namelijk zo vastgesteld dat de verwachte pensioenuitkomst op de pensioendatum voor iedereen hetzelfde is en er is geen andere manier om dat resultaat te bereiken. Wat betreft de werknemerspremie ligt dat wellicht anders, aangezien daar minder ingrijpende alternatieven voorhanden zouden zijn om het gewenste doel (een ‘eigen’ bijdrage) te bereiken, bijvoorbeeld een leeftijdsonafhankelijke werknemersbijdrage in de vorm van een percentage van de pensioengrondslag. De gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden. 41 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 6. Actuariële analyse Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris niet voldoende, vanwege het reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Actuariële analyse van het resultaat 2013 Bedragen x € 1.000 Premie Sterfte Beleggingsopbrengsten Rentetermijnstructuur Kosten Mutaties Overige (incidentele) mutatie technische voorzieningen Diversen Totaal resultaat 2013 2012 4.428 1.045 -19.737 25.423 0 -2.204 -3.363 329 4.284 1.681 55.588 -36.318 0 145 -5.882 372 5.921 19.870 Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: Er is in 2013 een negatief beleggingsrendement gerealiseerd van -2,63% terwijl voor de technische voorzieningen gemiddeld een rendement van 0,35% nodig was. Dit heeft geleid tot een negatief resultaat van - € 19,7 miljoen. De technische voorzieningen worden gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en visa versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2013 geleid tot een daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat van € 25,4 miljoen. Het effect uit hoofde van mutaties ad € 2,2 miljoen betreft met name een resultaat uit eerdere jaren als gevolg verfijning van de pensioenadministratie. De overige (incidentele) mutatie technische voorzieningen ad € 3,3 miljoen bevat voornamelijk 2 schattingswijzigingen. o Het bestuur heeft de toereikendheid van de opslag voor excassokosten onderzocht en vastgesteld dat deze opslag 2,0% dient te zijn in plaats van 1,75%, teneinde toereikend te zijn. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorzieningen en het resultaat is circa € 1,57 miljoen negatief. o De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor 'inkomenscategorie hoog' gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 1,78 miljoen. 42 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Kostendekkende premie De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen. Dit houdt in dat deze premie is bepaald met behulp van de rentetermijnstructuur ultimo 2012. De kostendekkende premie over 2013 bedraagt € 36,2 miljoen (2012: € 35,6 miljoen). De feitelijke premie ten behoeve van de kostendekkendheidstoets bedraagt € 38,7 miljoen (2012: € 38,6 miljoen). De in rekening gebrachte premie over 2013 is kostendekkend. 43 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 7. Governance en compliance 7.1 Algemeen De werkgever heeft in overleg met de sociale partners pensioenregelingen getroffen voor zijn werknemers. Deze pensioenregelingen worden uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Het pensioenfonds stelt zich ten doel het binnen de perken van zijn middelen verlenen of doen verlenen van pensioenen en overige uitkeringen aan pensioen- en aanspraakgerechtigden, één en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten en reglementen. Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen werkgevers en werknemers van Cargill B.V. Het bestuur is belast met het bepalen van het beleid van het pensioenfonds. Delegatie of uitbesteding van het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan door het bestuur is mogelijk op basis van een gedetailleerde vastlegging van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen of instellingen aan wie delegatie of uitbesteding plaatsvindt. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken, vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten rechte en is met inachtneming van het bepaalde in de statuten bevoegd tot alle daden welke verband houden met de doelstelling van het pensioenfonds. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan. Hierbij brengt het bestuur verslag uit over de bestuurlijke gang van zaken in 2013. 7.2 Bestuursaangelegenheden Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Er wordt veel belang gehecht aan inzicht in eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en de aan derden uitbesteedde uitvoeringstaken. Eenmaal per jaar vindt een evaluatie plaats. In 2013 hebben negen bestuursvergaderingen plaatsgevonden. Dit zijn er drie meer dan de standaard geplande zes vergaderingen per jaar. Al deze vergaderingen zijn op een enkele uitzondering na door alle bestuursleden bijgewoond. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijk quorum aanwezig geweest. 7.3 Wet versterking Bestuur pensioenfondsen en Code pensioenfondsen Goed pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van deze verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Code pensioenfondsen welke per 1 januari 2014 van kracht is en welke leidende normen bevat omtrent Goed pensioenfondsbestuur dient voor het bestuur als richtlijn. 44 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen die juli 2013 van kracht is geworden beoogd versterking van deskundigheid en intern toezicht, adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers en de stroomlijning van alle taken. Per 1 juli 2014 zal het bestuur deze nieuwe wet in haar beleidsvoering geïmplementeerd dienen te hebben. Het bestuur heeft, overeenkomstig het advies van het Verantwoordingsorgaan, gekozen voor een governancemodel dat dicht ligt tegen het huidige bestuursmodel; het paritaire bestuursmodel. Hoewel de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen keuze had uit meerdere vormen van bestuur, heeft het fondsbestuur voor het paritaire model gekozen omdat dit het meeste recht doet aan de aard van een ondernemingspensioenfonds en grote mate van continuïteit biedt. Als gevolg van de wet heeft het bestuur gekozen voor acht in plaats van tien bestuursleden. Om een concrete invulling hieraan te kunnen geven, hebben alle bestuursleden hun zetel per 1 juli 2014 ter beschikking gesteld. Ook binnen dit bestuursmodel blijft het verantwoordingsorgaan gehandhaafd waarbij vanaf juli 2014 haar bevoegdheden worden uitgebreid conform de eisen van wet. Verantwoordingsorgaan Ook in 2013 bestond het verantwoordingsorgaan uit de heer Goossens namens de werkgever, de heer de Nijs namens de werknemers en de heer van Nunen namens de gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Code Pensioenfondsen, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Tijdens het verslagjaar is er naast verschillende momenten van informatie-uitwisseling per mail of telefoon en de jaarwerkvergadering, één vergadering geweest tussen leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Het verslag van het verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 8. In paragraaf 8.1 is de reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan vermeld. Intern toezicht Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het pensioenfonds, het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Het interne toezicht blijft worden uitgevoerd door een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit de heer Capitain, de heer Hokke en de heer van Leeuwen. De laatste visitatie had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot en met 2012. Volgend jaar zal wederom een visitatie worden gestart. Conform de Wet versterking pensioenfondsbesturen zal een visitatie vanaf dan jaarlijks plaatsvinden. 7.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Het afgelopen jaar zijn door DNB geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het pensioenfonds. Er zijn door de toezichthouder geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Het pensioenfonds heeft in 2009 een korte en lange termijn herstelplan ingediend. Per ultimo 2013 is het fonds uit het korte termijn herstel gekomen. Het lange termijn herstelplan blijft onverkort van toepassing. 45 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding Het bestuur vindt het belangrijk dat hun deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, worden getoetst op integriteit en deskundigheid door DNB. Onze bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Daarnaast stellen de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen verscherpte eisen aan bestuurders. Dit geldt voor zowel ten aanzien van de tijdsbesteding, de deskundigheid en de competenties van bestuurders. De eisen die het bestuur stelt aan bestuurders zijn omschreven in het functieprofiel, als onderdeel van het deskundigheidsbeleidsplan dat is opgesteld. In dit deskundigheidsbeleidsplan staat tevens beschreven hoe het deskundigheidsniveau van de individuele bestuursleden en het bestuur als geheel wordt gemonitord. Voor de waarborging van een beleidsmatige en continue aanpak op het gebied van deskundigheid zoals vereist door DNB en de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, is door het bestuur tevens een deskundigheidscommisie ingesteld. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en wordt in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars, regio- en themabijeenkomsten bij te wonen. 7.6 Compliance Het bestuur heeft een Compliance Charter en een Compliance Programma ingesteld conform de modellen van de pensioenfederatie. De Compliance Officer is mevrouw Bakker, bedrijfsjurist bij Cargill B.V. De gedragscode is wederom door alle bestuursleden en de leden van de beleggingscommissie ondertekend en zal door de Compliance Officer worden beheerd. Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. 7.7 Geschillencommissie De mogelijkheid bestaat om klachten en geschillen voor te leggen aan het bestuur. Het bestuur neemt een gemotiveerde beslissing ten aanzien van de klacht of het geschil. Indien de belanghebbende zich met deze beslissing niet kan verenigen, kan deze het geschil voorleggen aan een daartoe in te stellen geschillencommissie, bestaande uit drie leden. In het verslagjaar zijn geen beroepszaken bij de Geschillencommissie aangebracht. 7.8 Organisatie en uitvoering Het pensioenfonds heeft een groot deel van haar werkzaamheden uitbesteed. Zo is de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. (TKP). De uitvoering van het vermogensbeheer wordt door MN gedaan, waarmee het pensioenfonds een fiduciaire management overeenkomst heeft. Advisering aan het bestuur inzake pensioenaangelegenheden is uitbesteed aan Mercer Nederland B.V. Besluitvorming over het beleid van het pensioenfonds vindt plaats door het 46 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. bestuur. Door het bestuur is een dagelijks bestuur benoemd dat zich bezig houdt met de dagelijkse gang van zaken. Tevens zijn een aantal commissies/ werkgroepen ingesteld. Elke commissie houdt zich bezig met specifieke taken. Monitoring third party commissie heeft namens het bestuur de taak om de uitbestede werkzaamheden op basis van periodieke rapportages van de uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreements te monitoren. Tevens ontvangt het pensioenfonds ISAE 3402 type II-rapportages van TKP en van MN, die door een externe accountant zijn gecertificeerd. 7.9 Uitvoeringskosten In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan zijn door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nadere uitwerkingen gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’ en ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer herziene versie met aanvullingen 2013’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notities een onderscheid gemaakt tussen de volgende vier kostensoorten: Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Pensioenuitvoeringskosten Deze kosten betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer uit communicatiekosten, accountantskosten, actuariskosten en toegerekende algemene kosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Vermogensbeheerkosten De volgende kosten zijn onderdeel van het rendement van de beleggingen van het pensioenfonds: Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door de manager. Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. 47 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De volgende kosten worden niet betaald uit de beleggingsportefeuille en zijn daarom geen onderdeel van het rendement: Dienstverlening integraal balansbeheerder: Beheervergoeding: Dit is een vaste beheervergoeding voor de beleggingsfondsen per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. Performance fee: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor de beleggingsfondsen voor het verslaan van de benchmark van een beleggingscategorie. Adviesvergoeding: Dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening, eventueel met meerwerk conform de uitbestedingsovereenkomst Overige directe kosten: Dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening derivaten en de kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid. De toegerekende algemene kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen en transactiekosten bij illiquide beleggingen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De Pensioenfederatie zal hiernaar eerst nader onderzoek doen. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Totale uitvoeringskosten In onderstaande tabel zijn de totale uitvoeringskosten weergegeven: 2013 2012 2011 € 433 € 419 € 342 Vermogensbeheerkosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen) 0,39% 0,42% 0,44% Transactiekosten (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen) 0,06% 0,07% 0,17% Pensioenuitvoeringskosten (in euro per deelnemer) De stijging in pensioenuitvoeringskosten per deelnemer wordt uitsluitend veroorzaakt door de berekeningssystematiek, zoals voorgeschreven door de pensioenfederatie. De absolute pensioenuitvoeringskosten zijn afgenomen. Door dat deze kosten door minder deelnemers worden gedeeld, zijn de kosten per deelnemer gestegen. De vermogensbeheerkosten zijn over meerdere jaren berekend. De verschillen per jaar worden voornamelijk verklaard door wijzigingen in de beleggingsmix. Ook rendement gerelateerde vergoedingen en advieskosten (derivatenstrategie) hebben invloed op de verschillen per jaar van de vermogensbeheerkosten. 48 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 7.10 Statutenwijziging De statuten van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar niet gewijzigd. 49 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 8. Verslag van het verantwoordingsorgaan Statutaire opdracht Het verantwoordingsorgaan (VO) heeft de bevoegdheden en rechten die aan haar zijn toebedeeld bij en krachtens de Pensioenwet en de statuten van het Fonds. Daarbij legt het Bestuur verantwoording af over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en moet het VO zich daarover een oordeel vormen evenals over de beleidskeuzes van het Bestuur voor de toekomst. Daarnaast stelt het Fonds het VO in de gelegenheid advies uit te brengen over de in de Pensioenwet genoemde onderwerpen. Het oordeel van het VO wordt samen met de reactie van het Bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. Verantwoording en werkwijze Het VO is in het afgelopen boekjaar vijf maal bijeen geweest en heeft gesprekken gevoerd met het Bestuur, de Visitatiecommissie, de accountant en de actuaris. Er werd o.a. aandacht besteed aan de nieuwe bestuursvorm en een eventuele aanpassing van het indexatiebeleid. Het VO heeft het Bestuur geadviseerd te kiezen voor de paritaire bestuursvorm, die naar haar mening het beste aansluit bij de situatie van het Fonds. Het VO heeft het Bestuur tevens geadviseerd om het indexatiebeleid gelijk te trekken; d.w.z. maximaal 50% van de stijging van de prijsindex, vanaf een vastgestelde dekkingsgraad volledig toepasbaar. Bevindingen en aandachtspunten Na uitvoerig bestuderen van de onderliggende documenten en het conceptjaarverslag en een gesprek met accountant en actuaris hebben wij de volgende opmerkingen: De vermogensbeheerder is er dit jaar weer niet in geslaagd om de benchmark voor het rendement te verslaan of te behalen. Positief is te noemen de daling van transactiekosten en vermogensbeheerkosten, daartegenover staat echter een sterke stijging van de pensioenuitvoeringskosten in de laatste jaren (per deelnemer). Wij zijn van mening dat het Bestuur sterk zou moeten overwegen om over 2013 een indexatie toe te passen. Het is verheugend om te zien dat het korte termijn herstelplan is gerealiseerd en dat een korting op de pensioenrechten niet noodzakelijk is gebleken. Minder positief is de snelle daling van het aantal actieve deelnemers, die is opgetreden na het sluiten van het Fonds. Een mogelijke toekomstige uitvoering van de Provimi pensioenregelingen door het Fonds kan hiervoor weer enig tegengewicht bieden. In de loop van 2013 is een nieuwe uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever. Hier wordt de opslag op de kostendekkende premie gegarandeerd maar ook gemaximaliseerd. De garantie voortvloeiende uit de uitvoeringsovereenkomst loopt tot 2019. Wij adviseren het bestuur om beleid te ontwikkelen voor de periode daarna. Oordeel Het VO gaat akkoord met het jaarverslag 2013. Het VO is verder van mening dat het Bestuur het juiste beleid heeft opgesteld en dit op een adequate wijze tot uitvoering heeft gebracht. Ook kan het VO zich vinden in de beleidskeuzes die zijn gemaakt voor de toekomst en de naleving door het Bestuur van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. 50 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 8.1 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan In de jaarwerkvergadering van 3 juni 2014 heeft het Verantwoordingsorgaan haar bevindingen en aandachtspunten met betrekking tot het jaarverslag met het Bestuur gedeeld. Het Bestuur wil hier graag als volgt op reageren: De performance van de vermogensbeheerder ten opzichte van de benchmark heeft blijvende aandacht van de Beleggingscommissie en het Bestuur. Een van de oorzaken van de gerapporteerde underperformance is dat de benchmark bepaalde vermogensbeheerskosten niet omvat, terwijl dat wel het geval is bij het feitelijk behaalde rendement. Met de vermogensbeheerder wordt overlegd over een eenduidige vergelijkende rapportage. Het Bestuur bewaakt zorgvuldig de ontwikkeling van de pensioenuitvoeringskosten. Het absolute kostenbedrag is in 2013 nagenoeg gelijk gebleven aan dat van 2013 maar het dalende aantal deelnemers heeft tot een stijging van de kosten per deelnemer geleid. Een groot deel van de kosten is vast van aard. De ontwikkelingen op pensioengebied en de nog steeds grote complexiteit geven op dit moment weinig mogelijkheid tot reductie van kosten. Het Bestuur heeft besloten om geen voorwaardelijke toeslagverlening toe te kennen per 1 januari 2014. De argumentatie hiervoor is opgenomen in het Bestuursverslag. De nieuwe Uitvoeringsovereenkomst leidt tot een voorzetting van de voorheen geldende financieringsafspraken. De in deze afspraken niet verplichte extra premiebijdrage boven de kostendekkende premie is in de nieuwe Uitvoeringsovereenkomst geborgd tot en met het jaar 2019 maar gemaximeerd op € 3 miljoen. Het Bestuur heeft vooralsnog geen aanleiding te denken dat de huidige financieringsafspraken na het jaar 2019 zullen veranderen, maar zal zich tijdig beraden op mogelijke toekomstige aanpassingen in de financieringsafspraken. Het Bestuur dankt de leden van het Verantwoordingsorgaan voor haar waardevolle werkzaamheden ten behoeve van het Fonds. 51 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 9. Verwachte gang van zaken 2014 zal in het teken staan van de implementatie van de Wet Versterking Bestuur pensioenfondsen, het nieuwe FTK en de verdere (fiscale) aanpassingen die worden voorzien in 2015. Vooruitlopend op de Wet pensioencommunicatie wil het fonds in 2014 een aanvang maken met het introduceren van nieuwe en extra communicatiemiddelen. Wet versterking Bestuur Pensioenfondsen Het bestuur zal de benodigde aanpassingen in de eerste helft van 2014 tot stand brengen en de verschillende fondsdocumenten waar nodig hierop aanpassen. Uitkomst ALM De ALM zal in 2014 worden afgerond. Afhankelijk van de uitkomsten zal het bestuur haar beleid aanpassen. Voorlopige uitkomsten wijzen in de richting van een verdere verlaging van het risicoprofiel. Het bestuur zal zich beraden over hoe en wanneer deze aanpassing van het risicoprofiel tot stand zal komen. Nieuwe regelingen De werkgever heeft aangegeven te overwegen om de pensioenregelingen van Provimi Holding B.V. en Provimi B.V. te laten uitvoeren door het Cargill pensioenfonds. Deze regelingen worden nu uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Bonda concern. Het fonds zal een eventueel verzoek in overweging nemen. Pensioenakkoord 2015: verdere versobering van het fiscale kader Met ingang van 2015 zal naar alle waarschijnlijkheid een verdere versobering van het fiscale kader voor pensioenen worden geïntroduceerd. Dit zal opnieuw leiden tot reglementswijzigingen. Hoe invulling te geven aan deze verdere versobering is aan werkgever en sociale partners. Het bestuur zal voorzien in advies. Communicatie Vooruitlopend op de Wet pensioencommunicatie zal het fonds 2014 naar verwachting nog meer aandacht schenken aan communicatie. Er zal naast de hardcopy nieuwsbrief tevens een digitale nieuwsbrief komen waarop deelnemers zich kunnen inschrijven. Deze nieuwsbrief biedt middels links meer mogelijkheden tot het verschaffen van gedetailleerdere informatie. Daarnaast zal aandacht worden gegeven aan de ontwikkeling van een Pensioen dashboard; een tool waarin ook de elders opgebouwde aanspraken middels een koppeling met “mijn pensioenoverzicht.nl” te zien zal zijn. Tevens is hierin een planner geïntegreerd en zal er een koppeling worden gemaakt met cijfers vanuit het Nibud. Via dit laatste kan men inzichtelijk krijgen hoe hoog het pensioen zou moeten zijn, gezien de kosten die men verwacht, de levensstijl die men wenst en welke pensioendatum daarbij zou kunnen horen. Toeslagverlening 2014 Ondanks het feit dat het pensioenfonds per 31 december 2013 geen dekkingstekort meer heeft en het in 2013 geldende beleid de mogelijk biedt om tot voorwaardelijke toeslagverlening over te gaan, heeft het Bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen voorwaardelijke toeslag te verlenen. De reden hiervoor is dat het fonds in 2013 met een zeer geringe marge de minimaal benodigde dekkingsgraad heeft bereikt, dat kortingen voor alle deelnemers daarmee maar juist zijn voorkomen, dat het herstel broos is en de renteontwikkelingen in de eerste maanden van 2014 een negatief effect op de financiële positie van het fonds hebben. Het Bestuur acht in deze omstandigheden het verlenen van voorwaardelijke toeslag niet in het belang van alle deelnemers. Hiermee is de achterstand in 52 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. voorwaardelijke toeslagverlening vanaf 2009 ten opzichte van de ambitie van het fonds opgelopen tot 4,59% voor de Cargill deelnemers en tot 11,94% voor de Sas van Gent deelnemers. Het bestuur heeft in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%, uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Het Bestuur kan in de toekomst besluiten (een deel van) deze achterstand in te halen als de financiële positie van het fonds dit toelaat (echter niet met terugwerkende kracht). Maatregelen Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader (FTK) Het fonds is in afwachting van de definitieve wetgeving omtrent de herziening van het financieel toetsingskader. Nu de keuze tussen een nominaal en een reëel pensioencontract van de baan lijkt, lijkt ook de invloed van de werkgever en de sociale partners op de invulling van dit FTK gering. Om snel te kunnen anticiperen op het moment dat de Wetgeving van kracht wordt, heeft het bestuur hiertoe reeds een transitieplan opgesteld. Net zoals in 2013 verwacht het bestuur ook voor 2014 een uitdagend en interessant pensioenjaar. Schiphol, 3 juni 2014 E.J. van der Plas, voorzitter A.M.P. Schraven, secretaris W.B. de Clercq J.P.A.C. van Dierendonck C.C.A Hoedelmans C.A. Koppen W. Rous S. Vermeersch R.J.J. van Wees B.P. Zoethout 53 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Jaarrekening 54 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10. Jaarrekening 55 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10.1 Balans per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) Bedragen x € 1.000 31-12-2013 31-12-2012 € € 696.734 3.897 1.631 3.763 712.989 3.866 3.934 2.083 706.025 722.872 33.064 651.046 16.438 5.478 27.142 651.304 15.144 29.282 706.025 722.872 ACTIVA Beleggingen Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa (1) (2) (3) (4) TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva (5) (6) (7) (8) TOTAAL PASSIVA (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 66. 56 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10.2 Staat van baten en lasten 2013 € 2012 € € € Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten Overige baten (9) (10) (11) (12) Totaal baten 38.790 1.542 -17.512 17 38.890 1.410 66.177 9 22.837 106.486 12.900 1.124 12.914 1.130 Lasten Pensioenuitkeringen (13) Pensioenuitvoeringskosten (14) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (15) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Aanpassing sterftekansen - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdrachten van rechten Overige lasten 30.803 1.070 2.346 27.708 2.565 9.206 -13.075 -25.423 11 -13.125 36.036 -241 -967 1.775 -37 6.152 3.191 21 -269 68.285 (16) (17) 31 -21 366 -58 (18) (19) (20) (21) 1.294 986 849 22 2.612 1.323 41 3 16.915 86.616 5.921 19.870 Totaal lasten Saldo van baten en lasten (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 85. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve 5.921 57 19.870 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10.3 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2013 € 2012 € € € Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overig 39.845 1.139 200 17 41.201 3 1.610 176 41.201 Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringkosten Overige uitgaven -12.854 -1.988 -1.514 -1.050 -22 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten 42.990 -12.869 -44 -1.837 -1.165 -3 -17.427 -15.918 23.774 27.072 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangsten uit hoofde van collateral Mutatie vorderingen en overlopende activa 16.948 97.582 0 2.488 15.709 82.846 6.770 0 117.018 Uitgaven Aankopen beleggingen Beheersuitgaven Mutatie overige schulden en overlopende passiva -112.574 -1.906 -24.632 105.325 -131.921 -1.858 0 -139.112 -133.779 -22.094 -28.454 Netto kasstroom 1.680 -1.382 Mutatie liquide middelen 1.680 -1.382 Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten 58 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10.4 Toelichting op de jaarrekening 10.4.1 Algemeen Activiteiten Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Schiphol. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203234. Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Cargill B.V. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 3 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 10.4.2 Grondslagen 10.4.2.1 Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. 59 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2013 USD GBP JPN Gemiddeld 2013 0,7249 1,2019 0,0069 0,7413 1,2172 0,0077 31 december 2012 Gemiddeld 2012 0,7585 1,2329 0,0087 0,7752 1,2320 0,0097 Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen Schattingswijziging De schatting van de excassokosten bedroeg 1,75% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft de toereikendheid van deze opslag onderzocht en vastgesteld dat deze opslag 2,0% dient te zijn, teneinde toereikend te zijn. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorzieningen en het resultaat is circa € 1,6 miljoen negatief. De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor 'inkomenscategorie hoog' gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 1,8 miljoen. De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. 10.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. 60 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de pensioenfondsmanager zal een gefundeerde inschatting gemaakt worden op basis van marktanalyse. Aandelen De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op de door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. Vastrentende waarden Beursgenoteerde obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de opgelopen interest ultimo jaar. Indien obligaties niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. Leningen zijn gewaardeerd tegen actuele waarde op basis van de contante waarde van toekomstige kasstromen. De deposito's zijn gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum. Derivaten Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en obligaties. Het betreft valutatermijncontracten, interest rate swaps, futures, swaptions, credit default swaps, contracts for differences en commodities. Derivaten zijn gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de waarde waarvoor het contract ultimo jaar kan worden afgewikkeld. De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve posities (na saldering) uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder derivaten. Negatieve posities (na saldering) uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder verplichtingen uit hoofde van de beleggingen. Onder deze laatste post zijn ook creditposities uit hoofde van credit support annexen (CSA) verantwoord. De CSA-contracten hebben betrekking op derivatencontracten. De openstaande vorderingen en verplichtingen van de derivatencontracten worden maandelijks danwel wekelijks per tegenpartij gesaldeerd. Bij een saldo boven de contractueel vastgestelde grens wordt er onderpand gestort c.q. ontvangen van de tegenpartij. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de pensioenfondsmanager zal een gefundeerde inschatting gemaakt worden op basis van een nadere analyse. Hier geldt dat de marktwaarde van deze niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de nietbeursgenoteerde beleggingsfonds per balansdatum. Het eigen vermogen van het onderliggende fonds is mede gebaseerd op schattingen die de fondsbeheerder maakt. Het bestuur van pensioenfonds maakt geen aanpassingen op deze schattingen. Het beleggingsfonds wordt jaarlijks voorzien van een controleverklaring bij hun jaarrekening. Securities lending Binnen een aantal MN Beleggingsfondsen waarin het fonds belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend. Beleggingen die in het kader van een securities-lending contract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor deze beleggingen. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van 61 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. Conform de uitvoeringsovereenkomst wordt de winstdeling doorbetaald aan de werkgever. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: De door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (driemaands gemiddelde en UFR), rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen. Overlevingstafels, te weten de AG-prognosetafels 2012-2062. De sterftekansen zijn aangepast door gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebaseerd op inkomensklasse 'hoog', volgens model 2012 van Mercer. Er is geen leeftijdsterugstelling gehanteerd. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw wordt op drie jaar gesteld. Gebaseerd op de netto contante waarde van de aanspraken op basis van verstreken deelnemersjaren respectievelijk van ingegane pensioenen. Bij de vaststelling van de voorziening voor nabestaandenpensioen wordt er van uitgegaan dat alle deelnemers gehuwd zijn. De leeftijd en duur worden in maanden nauwkeurig vastgesteld. Verondersteld wordt dat verzekerden zijn geboren op de eerste dag van de maand waarin zij werkelijk geboren zijn. De betaling van uitkeringen geschiedt continu. Vanwege kwartaalbetaling bij een gedeelte van het verzekerdenbestand is een correctie van -/- 0,8% van de betreffende voorziening pensioenverplichtingen toegepast. Voor meeverzekerd wezenpensioen geldt geen opslag op de voorziening voor uitgesteld nabestaandenpensioen. Een opslagpercentage van 2,00% voor excassokosten. Geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van het salarisniveau. Een eventuele voorwaardelijke toeslagverlening per 1 januari van het volgend boekjaar wordt reeds op 31 december van het lopende boekjaar verwerkt, indien op het moment van vaststellen van de jaarrekening het toeslagbesluit reeds genomen is. Er is voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid rekening gehouden met verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. 62 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. VPL In de aanspraken is het afgefinancierde gedeelte van de VPL-regeling (vijftien-jaren regeling) begrepen. Op aanvulling uit hoofde van de VPL-regeling bestaat alleen aanspraak indien en voor zover deze daadwerkelijk zijn afgefinancierd. De aanspraken uit hoofde van de overgangsmaatregel worden tijdsevenredig gefinancierd tegen een actuariële kostendekkende premie, die in de reguliere premie is inbegrepen. De gehanteerde werkwijze is in overstemming met de DNB richtlijnen. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Dit betreft vorderingen op de herverzekeraars uit hoofde van in het verleden herverzekerde rechten en herverzekerde risico's, actuarieel bepaald als contante waarde van de aanspraken OP/PP en gecedeerde WAO-uitkeringen. Bij de berekening zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, zonder opslag voor uitvoeringskosten. Overige technische voorzieningen Overige technische voorzieningen betreft de verplichtingen tot toeslagverlening van pensioenen voor deelnemers aan de regeling Cargill BV Cocoa en chocolate. De voorziening behelst de contante waarde van toekomstige toeslagverplichting voor: - de werknemers die tussen 1 januari 1977 en 1 januari 1990 hebben deelgenomen in de pensioenregeling en de dienst hebben verlaten, dan wel gepensioneerd zijn. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. 10.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar) bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. 63 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Indexering en overige toeslagen De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) en actieve deelnemers van Sas van Gent (middelloonregeling gedeelte) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Per 1 januari 2013 zijn de aanspraken van deelnemers van de Cargill middelloonregelingen verhoogd met 2,0%. De aanspraken van deelnemers van de Cargill BV Cocoa en chocolate middelloonregelingen zijn niet verhoogd in 2013. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,35% (2012: 1,5%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing sterftekansen De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor 'inkomenscategorie hoog' gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 1,8 miljoen. 64 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid, pensioneren en de schattingswijziging van de excasso opslag. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 10.4.2.4 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. 65 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 1. Beleggingen ACTIVA Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal € € € € € € Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2013 10.240 288 -39 -2 82.319 27.195 -3.347 11.731 568.468 84.191 -61.968 -41.014 24.793 0 -19.591 -3.379 27.007 900 -12.637 239 712.827 112.574 -97.582 -32.424 0 0 525 -643 0 -118 10.487 117.898 550.203 1.180 15.509 695.276 Schuldpositie derivaten (credit) 1.457 696.734 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal € € € € € € Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2012 10.618 414 -34 -758 68.381 6.772 -4.001 11.167 489.088 120.904 -73.611 31.584 24.482 0 -8.516 9.017 25.987 138 -221 1.103 618.556 128.228 -86.383 52.113 0 0 503 -190 0 313 10.240 82.319 568.468 24.793 27.007 712.827 Schuldpositie derivaten (credit) 162 712.989 De voorgaande specificaties geven de totale beleggingen weer, inclusief de beleggingen voor risico deelnemers. De beleggingen voor risico deelnemers is de som van de waarde van de spaarsaldi. De beleggingen zijn ondergebracht bij MN. Onderdeel van de beleggingen voor risico deelnemers zijn de beleggingen in Life Cycles. Het pensioenfonds kent vijf Life Cycles, waarbij per leeftijdscohort wordt belegd in een vooraf vastgestelde beleggingsmix van aandelen en obligaties. Ultimo 2013 wordt voor € 3,8 miljoen belegd in Life Cycles. Deze beleggingen worden separaat aangehouden. De overige beleggingen voor risico deelnemers (€ 12,6 miljoen) worden tezamen met de beleggingen voor risico van het pensioenfonds belegd en deze worden daarom niet afzonderlijk gepresenteerd. Ultimo 2013 bedraagt de totale waarde van de beleggingen voor risico deelnemers € 16,4 miljoen (2012: € 15,1 miljoen). 31-12-2013 31-12-2012 € € Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed 66 10.487 10.240 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 31-12-2013 31-12-2012 € € Aandelen Beleggingsfondsen die beleggen in aandelen 117.898 82.319 396.205 151.499 2.499 394.750 145.918 27.800 550.203 568.468 Vastrentende waarden Obligaties en leningen Beleggingsfondsen die beleggen in vastrentende waarden Deposito's Derivaten Valutaderivaten Rentederivaten 478 702 -139 24.932 1.180 24.793 Voor een nadere specificatie van de derivaten wordt verwezen naar het hoofdstuk Risicobeheer. Om het tegenpartijrisico te beperken wordt er op de lopende derivatenposities onderpand (collateral) afgestemd op basis van de omvang van het ongerealiseerde resultaat. Dit gebeurt met de tegenpartij, op weekbasis. Afgelopen 2 jaar is de frequentie verhoogd van maand- naar weekbasis. Na afstemming tussen partijen wordt het onderpand de volgende werkdag geleverd. Het beleid dat MN hanteert voor het pensioenfonds is om alleen met tegenpartijen met een minimale rating van A1, derivatenposities in te nemen. Indien een tegenpartij wordt gedowngrade (lagere rating krijgt toegekend) onder de A1, worden geen nieuwe derivatenposities aangegaan met deze tegenpartij. De bestaande derivaten die afgesloten zijn bij deze tegenpartij worden niet automatisch ontbonden. Naast de rating wordt dan ook gekeken naar het risico dat de markt inprijst voor deze tegenpartij in termen van kredietopslag en of de tegenpartij een systeembank is of niet. Indien de kredietopslag te hoog is danwel de rating te laag wordt de positie afgebouwd (in overleg met Pf Cargill) en een nieuwe positie aangegaan bij een andere tegenpartij. Om het tegenpartijrisico te beperken is er op de derivaten een onderpand ontvangen van € 2.830 duizend. Het ontvangen onderpand is verantwoord onder 'overige schulden en overlopende passiva'. Vanaf eind maart 2013 is het nieuwe tegenpartijenbeleid in werking getreden. Bij het tegenpartijenbeleid wordt op basis van onder andere de gecombineerde ratings van Moody's, S&P en de CDS spread van de tegenpartij, de maximale risico-exposure naar een tegenpartij bepaald. De verdeling van de creditrating van de tegenpartijen voor 2013 is als volgt: Tegenpartij ABN AMRO Bank N.V. Barclays Bank PLC BNP Paribas Citibank NA Deutsche Bank Goldman Sachs Int. HSBC Bank PLC Rabobank Int. Creditrating AA2 AA2 AA2 AA3 AA2 AA2 AA1 AA1 Overige beleggingen Hedgefondsen Commodity's (grondstoffen, edele metalen) Private Equity 67 10.904 0 4.605 10.862 10.677 5.468 15.509 27.007 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe marktnoteringen Afgeleide marktnoteringen Waarderingsmodellen Totaal 0 0 398.705 0 0 0 117.898 151.499 1.180 10.904 10.487 0 0 0 4.605 10.487 117.898 550.203 1.180 15.509 398.705 281.480 15.092 695.276 Direct marktnoteringen Afgeleide marktnoteringen Waarderingsmodellen Totaal 0 0 422.550 0 0 0 82.319 145.918 24.793 21.539 10.240 0 0 0 5.468 10.240 82.319 568.468 24.793 27.007 422.550 274.569 15.708 712.827 Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. De vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van deze niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Het eigen vermogen van deze onderliggende vastgoedfondsen is mede gebaseerd op schattingen die de fondsbeheerder maakt. Het bestuur van pensioenfonds maakt geen aanpassingen op deze schattingen. De schattingen die de fondsbeheerder maakt, kunnen per beleggingsfonds verschillend zijn. De fondsen worden jaarlijks voorzien van een controleverklaring bij hun jaarrekening. De externe fondsmanagers laten taxaties uitvoeren door externe, gecertificeerde taxateurs. De externe gecertificeerde register taxateurs houden rekening met het bestaan van incentives bij de waardering van objecten. Bij huurverlenging dan wel bij het aangaan van een nieuw huurcontract is rekening gehouden met de noodzaak om marktconforme incentives te verstrekken. De te verstrekken incentives variëren per object in hoogte en zijn afhankelijk van de resterende duur van het huurcontract, de locatie en object-specifieke eigenschappen. Hierbij wordt rekening gehouden met leegstand. Afhankelijk van de omvang van de leegstand wordt o.a. het bruto-aanvangsrendement bijgesteld door de taxateur. Hoewel leegstand een belangrijke factor in de waardering van vastgoed is, spelen ook andere factoren, zoals locatie, wederverhuurbaarheid en ouderdom, een rol in de waarde van het vastgoed. Het pensioenfonds gaat, ten behoeve van het opstellen van de jaarrekening, uit van de definitieve gecertificeerde opgaven, zoals verstrekt door de externe fondsmanager. De overige beleggingen die met waarderingsmodellen gewaardeerd worden betreffen investeringen in private equity. Ook hier geldt dat de marktwaarde van deze niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde beleggingsfonds per balansdatum. Het eigen vermogen van het onderliggende fonds is mede gebaseerd op schattingen die de fondsbeheerder maakt. Het bestuur van pensioenfonds maakt geen aanpassingen op deze schattingen. Het beleggingsfonds wordt jaarlijks voorzien van een controleverklaring bij hun jaarrekening. 68 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 31-12-2013 31-12-2012 € € 2. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 3.897 3.866 Het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen bestaat uit vorderingen op Delta Lloyd van € 2.966 duizend (2012: € 3.118 duizend), AEGON van € 286 duizend (2012: € 327 duizend) en Elips Life van € 645 duizend (2012: € 421 duizend). De vorderingen op de verzekeraars betreffen pensioenuitkeringen die door de verzekeraars aan het pensioenfonds worden betaald en betalingen voor de pensioenopbouw van waargenomen arbeidsongeschikten. Met Delta Lloyd is een garantiecontract overeengekomen. De overige verzekeringscontracten betreffen risicoverzekeringsovereenkomsten. Bij Delta Lloyd zijn ouderdomspensioen- en partnerpensioenrechten verzekerd; bij AEGON ook, waarbij additioneel ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn verzekerd. Bij Elips Life betreft de herverzekering ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen plus premievrijstelling bij invaliditeit. In geval van overlijden wordt door Elips life het verzekerde risicokapitaal aan het fonds uitgekeerd. Gegeven de credit ratings van de herverzekeraars (Delta Lloyd: A, AEGON AA-, Elips Life AA-) is in 2013 (evenals eind 2012) geen voorziening uit hoofde van kredietrisico op het herverzekeringsdeel technische voorzieningen opgenomen. 2013 2012 € € Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand begin boekjaar Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitvoeringskosten en pensioenuitkeringen Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige wijzigingen 3.866 12 -212 -48 0 20 259 3.500 54 -133 282 0 29 134 3.897 3.866 In de overige wijzigingen ad € 259 is inbegrepen de claims op herverzekeraars ad € 302 uit hoofde van arbeidsongeschiktheid (rentes voor arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling) en éénmalige uitkeringen bij overlijden. 31-12-2013 31-12-2012 € € 3. Vorderingen en overlopende activa Beleggingsdebiteuren Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds Claims herverzekering Overige vorderingen en overlopende activa 1.321 10 300 0 3.809 19 15 91 1.631 3.934 2.880 883 1.606 477 3.763 2.083 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 4. Overige activa Liquide middelen Liquiditeiten beleggingen De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. 69 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. PASSIVA 5. Stichtingskapitaal en reserves 2013 2012 € € Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten 27.142 5.921 7.272 19.870 33.064 27.142 Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Per 31 december 2013 is de reële dekkingsgraad 67,7%. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder paragraaf 1.4.3.1. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december: Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen 2013 2012 € € 33.064 27.998 69.447 27.142 28.004 64.900 De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Herstelplan Vanwege het dekkingstekort geldt voor het fonds een herstelplan. Dit herstelplan is op 30 maart 2009 bij DNB ingediend en door DNB goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: Zolang de dekkingsgraad lager is dan de ondergrens, vindt er geen toeslagverlening plaats op de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen. De dekkingsgraad mag door het verlenen van een toeslag niet lager worden dan de ondergrens; Wijzigingen in het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode mogen niet leiden tot toename van het fondsrisico; Handhaving huidige premie- en beleggingsbeleid. Het korte termijn herstelplan loopt aan het eind van 2013 af. Per 31 december 2013 bedraagt de dekkingsgraad 105,1%. Dit betekent dat de dekkingsgraad zich boven het niveau van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen van 104,3% bevindt. Er is geen sprake van een dekkingstekort waardoor er geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Op grond van het geldende herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2013 105,5% moeten bedragen. De werkelijke dekkingsgraad is lager. Voor het lange termijn herstelplan geldt dat ultimo 2023 de dekkingsgraad het vereist eigen vermogen moet hebben bereikt. Het vereist eigen vermogen bedraagt 12,9% gedurende de beschouwde periode. Het vereist eigen vermogen wordt naar verwachting ultimo 2023 ruimschoots bereikt. 70 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 31-12-2013 31-12-2012 € € 646.742 3.897 406 647.011 3.866 427 651.046 651.304 6. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorziening Overige technische voorzieningen 2013 2012 € € 647.011 30.803 1.070 2.346 -13.075 -25.423 11 -967 1.775 3.191 578.726 27.708 2.565 9.206 -13.125 36.036 -241 -37 6.152 21 646.742 647.011 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,9% (2012: 2,6%). Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) en actieve deelnemers van Sas van Gent (middelloonregeling gedeelte) jaarlijks aan te passen aan 100% van de ontwikkeling van de prijsindex (CPI niet afgeleid). Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten van gewezen deelnemers en actieve deelnemers van Cargill BV Cocoa en chocolate jaarlijks aan te passen aan 50% van de ontwikkeling van de prijsindex (CPI afgeleid). Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Het bestuur heeft in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%, uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element (afhankelijk van ABTN). De aanspraken van deelnemers van de Cargill BV Cocoa en chocolate middelloonregelingen zijn niet verhoogd in 2013. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,5%), op basis van éénjaarsrente van de rentetermijnstructuur aan het begin van het verslagjaar. 71 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De wijziging als gevolg van de UFR maakt hier ook deel uit. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. 2013 2012 € Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen € 1.084 -2.051 3 -40 -967 -37 Aanpassing sterftekansen De publicatie in 2012 van het Actuarieel Genootschap van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking gaf het bestuur in 2012 aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe prognosetafels en fondsspecifieke ervaringssterfte leidde in 2012 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 6,2 miljoen. De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor 'inkomenscategorie hoog' gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 1,8 miljoen. 2013 2012 € Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overige technische grondslagen Mutaties € -1.006 -536 3.167 1.566 0 -819 803 0 0 171 3.191 155 De wijziging uit hoofde van mutaties ad € 3.167 wordt met name verklaard door de volgende twee componenten: - opvoer van waardering van de volledige premievrijgestelde toekomstige opbouw voor een deel van de AO-deelnemers; - een extra toevoeging aan de voorziening als gevolg van correctie van ingegane prepensioenrechten in de administratie. De wijziging uit hoofde van overige technische grondslagen ad € 1.566 betreft de schattingswijziging uit hoofde van excasso opslag, zoals toegelicht bij de grondslagen. De schatting van de excasso opslag bedroeg 1,75% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft de toereikendheid van deze opslag onderzocht en vastgesteld dat deze opslag 2,0% dient te zijn, teneinde toereikend te zijn. 72 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013 € 2012 Aantallen € Aantallen Actieven Gepensioneerden Slapers 346.369 193.549 110.721 1.870 723 1.507 365.685 177.975 107.217 2.026 669 1.471 Voorziening voor pensioenverplichtingen 650.639 4.100 650.877 4.166 Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregelingen die het fonds uitvoert zijn eindloonregelingen, (onvoorwaardelijke) middelloonregelingen en hybride regelingen. Deze laatste zijn de flexibele regelingen welke bestaan uit een eind- of middelloondeel met aanvullend een beschikbare premie (DC) deel. De richtpensioenleeftijd in alle regelingen is 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd, danwel de premie inleg voor het DC deel bepaald, als afgeleide van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan vaste jaarsalaris onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeren de eind- en middelloonregelingen als een uitkeringsovereenkomst. De flexibele regelingen kwalificeren als een combinatie van uitkeringsovereenkomst en premieovereenkomst. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Herverzekeringsdeel technische voorziening Met Delta Lloyd is een garantiecontract overeengekomen. De overige verzekeringscontracten betreffen risicoverzekeringsovereenkomsten. Bij Delta Lloyd zijn ouderdomspensioen- en partnerpensioenrechten verzekerd; bij AEGON ook, waarbij additioneel ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn verzekerd. Bij Elips Life betreft de herverzekering ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen plus premievrijstelling bij invaliditeit. In geval van overlijden wordt door Elips life het verzekerde risicokapitaal aan het fonds uitgekeerd. Met ingang van 1 januari 2013 is een 3-jarig contract afgesloten met Elips Life. 2013 2012 € € Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorziening Stand begin boekjaar Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitvoeringskosten en pensioenuitkeringen Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige wijzigingen 3.866 12 -212 -48 0 20 259 3.500 54 -133 282 0 29 134 3.897 3.866 31-12-2013 31-12-2012 € € Overige technische voorzieningen Voorziening voor toeslagen 406 427 Overige technische voorzieningen betreft de verplichtingen tot toeslagverlening van pensioenen voor deelnemers aan de regeling Cargill BV Cocoa en chocolate. De voorziening behelst de contante waarde van toekomstige toeslagverplichting voor: - de werknemers die tussen 1 januari 1977 en 1 januari 1990 hebben deelgenomen in de pensioenregeling en de dienst hebben verlaten, dan wel gepensioneerd zijn. 73 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 2013 2012 € € 7. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers 16.438 15.144 De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is onderdeel van de flexibele regelingen (trap II) binnen het Cargill Pensioenfonds. De premie is gebaseerd op de pensioengrondslag per 1 januari van een jaar en wordt jaarlijks ingelegd. De te betalen premie voor de beschikbare premieregeling is gelijk aan de premie volgens de in de reglementen genoemde staffel plus een ophoging ten behoeve van de dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Het deel van de premieopbrengsten bestemt voor deze dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt in mindering gebracht op de totale bovengenoemde premie opbrengsten, waarna het restant wordt toegevoegd aan de technische voorziening voor risico deelnemers. De in de reglementen genoemde beschikbare premiestaffels zijn derhalve netto staffels. De hoogte van de beleggingsrendementen is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. De deelnemer heeft hierbij de keuze in het volgen van de Cargill pensioenfonds portefeuille of beleggen via life cycles. Het default beleggingsprofiel loopt mee met de defensievere Cargill pensioenfonds portefeuille. Vanaf leeftijd 55 neemt men automatisch deel aan life cycle beleggen aangezien vanaf die leeftijd het daarbij behorende beleggingsprofiel binnen life cycle beleggen defensiever is. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. 2013 2012 € € Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Stand per begin boekjaar Inleg en stortingen Beleggingsresultaten risico deelnemers Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overig 15.144 1.542 -63 4 -189 12.532 1.410 1.329 -14 -113 16.438 15.144 31-12-2013 31-12-2012 € € 8. Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) CSA posities (collateral) Afrekening premie Derivaten Herverzekering Beleggingscrediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva 0 2.830 401 1.457 0 152 398 240 285 27.540 692 162 12 74 350 167 5.478 29.282 De verschillende derivatenposities worden toegelicht in paragraaf 10.4.3.1. Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor de CSA posities is de looptijd afhankelijk van de beweging van de rente en de bijbehorende waardering van de derivaten. 74 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10.4.3.1 Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. Het bestuur beschikt over een uitgebreide risicoanalyse. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: Beleggingsbeleid; Premiebeleid; Herverzekeringsbeleid; Toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). Ook het crisisplan dat in mei 2012 is goedgekeurd is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico's, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/afdekkinginstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2013 2012 % % Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (inclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken 104,2 0,4 0,1 -3,0 4,2 -0,3 -0,5 101,2 0,5 0,1 8,5 -9,4 3,9 -0,9 0,3 Dekkingsgraad per 31 december 105,1 104,2 Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). 75 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2013 2012 % S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect Totaal % 5,1 5,9 1,6 1,1 4,3 0,3 - 5,5 4,5 1,5 0,5 0,9 4,4 0,3 - 10,7 10,0 Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10². Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig eigen vermogen Tekort 2013 2012 € € 69.447 651.046 720.493 33.064 64.900 651.304 716.204 27.142 36.383 37.758 De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is erop gericht om de 'duratie-mismatch' te verkleinen door het renterisico met een bandbreedte tussen de 60 en 80% af te dekken. Uiteindelijke renteafdekking op basis van de UFR rentetermijnstructuur bedraagt 70%. Het fonds realiseert dit door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar staatsleningen met een looptijd van meer dan 20 jaar. Hierdoor zijn rentebewegingen in de markt die van invloed zijn op de beleggingen en de verplichtingen, op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt, omdat het lange termijn rendement dan te zwaar beïnvloed kan worden, met als gevolg dat de verlening van toeslagen aan gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden onder druk zou kunnen komen te staan. 76 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: 31-12-2013 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) 31-12-2012 Duratie 550.203 Duratiebijdrage rentederivaten Duration inclusief rentederivaten (Nominale) pensioenverplichtingen € 8,53 Duratie 568.468 11,5 3,35 11,88 18,9 651.046 Nb Nb 19,6 651.304 De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waarde wijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het zakelijke waarden risico gedempt. Het risico wordt tevens gemitigeerd door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Valutarisico (S3) Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta vermindert als gevolg van een daling van de koersen van de vreemde valuta. De pensioenverplichtingen luiden in euro's. Een aanzienlijk deel van de beleggingsportefeuille luidt in vreemde valuta. De voor het pensioenfonds belangrijkste vreemde valuta zijn de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen welke volledig worden afgedekt. Eind 2013 wordt (na afdekking door valutaderivaten) voor 7,2% (2012: 6,7%) van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone. De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013 EUR GBP JPY USD Overige Totaal Valutaderivaten Netto positie Voor afdekking Afdekking Na afdekking € € € 525.275 118.666 643.941 18.796 6.184 95.886 48.360 -18.251 -6.093 -94.322 0 545 91 1.564 48.360 694.500 0 694.500 De reële waarde van de valutaderivaten bedraagt € 478. Dit is te onderscheiden naar USD (€ 487), GBP (-€ 22) en JPY (€ 12). 77 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De valutapositie per 31 december 2012 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2012 Totaal Valutaderivaten Netto positie Voor afdekking Afdekking Na afdekking € € € EUR 521.452 121.621 643.073 GBP JPY USD Overige 10.453 5.467 107.115 45.012 -10.353 -5.345 -105.923 0 100 122 1.192 45.012 689.499 0 689.499 Bedragen 2013 zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds, inclusief liquide middelen en de vorderingen en schulden uit hoofde van beleggingen. Bedragen 2012 zijn tevens inclusief deze posten voor risico deelnemers. Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waarde wijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop kan het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures die in de onderliggende beleggingsfondsen worden aangehouden. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, regio of tegenpartij mag worden belegd. Het bestuur monitort de mate van compliance aan deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: 2013 € Nederland en andere EU-landen Europa Noord-Amerika Verre Oosten Opkomende landen Totaal De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Energie Handels- en industriebedrijven Consumentengoederen Farmacie- en biotechnologie Technologie Financiële instellingen Materialen Overige Totaal 78 2012 % € % 0 41.469 38.570 9.848 28.011 -0,1 35,2 32,7 8,4 23,8 0 22.407 25.146 9.271 25.495 -/-0,1 27,2 30,6 11,3 31,0 117.898 100,0 82.319 100,0 2013 € 2012 % € % 10.554 13.354 25.684 11.036 13.730 25.557 7.707 10.275 9,0 11,3 21,8 9,4 11,7 21,7 6,5 8,7 8.455 8.596 17.486 6.532 9.047 18.042 6.506 7.655 10,3 10,4 21,2 7,9 11,0 21,9 7,9 9,3 117.898 100,0 82.319 100,0 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Het indirect vastgoed is volledig in Europa belegd: 2013 2012 € Europa % 10.487 € 100,0 % 10.240 100,0 Grondstoffenrisico (S4) Grondstoffenrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen in grondstoffen daalt. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2013 € 2012 % € % Langlopende Europese obligaties Europese bedrijfsobligaties Obligaties opkomende landen VS High-Yield obligaties Europa High-Yield obligaties Bankleningen Kortlopende staatsobligaties Deposito's 390.490 72.954 32.789 18.380 14.878 12.499 5.715 2.499 71,0 13,3 6,0 3,3 2,7 2,3 1,0 0,5 386.662 59.744 44.192 22.955 13.055 5.972 8.088 27.800 68,0 10,5 7,8 4,0 2,3 1,1 1,4 4,9 Totaal 550.203 100,0 568.468 100,0 De Europese obligaties zijn uitgegeven door de landen Nederland, Duitsland en Finland. De Emerging Markets obligaties zijn uitgegeven door landen in opkomende regio's zoals Latijns Amerika, Azië, Pacific en Afrika. De bedrijfsobligaties bestaan uit hoogrentende obligaties uitgegeven door het bedrijfsleven. De hoogrentende obligaties hebben over het algemeen een lagere rating dan "Investment grade". Bankleningen zijn door banken verstrekte leningen aan het bedrijfsleven. Deposito's en kortlopende staatsobligaties worden aangehouden om tijdelijke overtollige liquide middelen kortstondig uit te zetten. 79 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De verdeling van de vastrentende waarden naar credit rating, op basis van gecombineerde ratings van Moody's en S&P, is als volgt: 2013 2012 € % € % AAA AA A BBB Lagere rating dan BBB Geen rating 396.869 11.211 38.114 44.766 55.869 3.374 72,1 2,0 6,9 8,1 10,2 0,6 398.107 37.159 30.542 41.266 56.278 5.116 70,0 6,5 5,4 7,3 9,9 0,9 Totaal 550.203 100,0 568.468 100,0 Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het pensioenfonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. De risico-herverzekeringsovereenkomst is per 1 januari 2013 opnieuw afgesloten met een looptijd van 3 jaren. Met de herverzekeraars zijn resultatendelingen overeengekomen die zijn toegelicht bij de post Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. 80 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Het aandeel illiquide beleggingen van de totale beleggingen is als volgt: 2013 Totaal 2012 Illiquide Vastrentende waarden Zakelijke waarden Overige 550.203 143.893 403 0 25.258 0 Totaal 694.499 25.258 Illiquide Illiquide -% 17,6 % -% -% 31,2 % -% Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 31-12-2013 31-12-2012 € % € % Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Rabobank (deposito) Finse staatsobligaties HSBC Bank (deposito) 209.141 131.578 0 53.487 0 29,6 18,6 7,6 - 231.473 142.402 14.800 18.876 13.000 32,0 19,7 2,1 2,6 1,8 totaal 394.206 55,8 420.551 58,2 In bovenstaande tabel is de zogenoemde 'look through' toegepast. Dit houdt in dat bij beleggingen in beleggingsfondsen de waarde van een onderliggende belegging wordt meegenomen. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij MN. Met deze partij is een overeenkomst en een service level overeenkomst gesloten. De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst en een service level overeenkomsten (SLA) gesloten. Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van periodieke rapportages, SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402rapportages). 81 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Bij het pensioenfonds bedraagt voor de gehele beleggingsportefeuille de tracking error per eind december 0,13% (2012: 0,15%). Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. Het actief beheer risico is geen onderdeel van het standaard model voor berekening van het Vereist eigen vermogen, maar wordt genoemd in de door DNB opgestelde "Uitwerking herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico waar de standaardtoets mee uitgebreid moet worden. Meenemen van het actief beheer risico leidt tot een verhoging van het Vereist eigen vermogen met 0,1% (2012:0,3%). Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Ultimo 2013 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van € 2.830 duizend (2012: € 27.540 duizend). Binnen een aantal MN Beleggingsfondsen waarin Pf Cargill belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend. Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds. Het onderpand heeft gemiddeld een waarde van 105% van de uitgeleende stukken. Het Pf Cargill aandeel in de waarde van het ontvangen onderpanden was op jaareinde € 20,3 miljoen. Valutaderivaten per 31 december 2013: Tegenpartij Afgedekte valuta Omvang (VV) Omvang (EUR) Forward koers Startdatum Einddatum € Barclays Barclays Deutsche Bank Goldman Sachs Goldman Sachs USD GBP USD USD JPY -30.610 -15.185 -42.950 -56.410 -882.500 22.214 18.251 31.169 40.938 6.093 0,7258 31-12-2013 02-04-2014 1,2012 31-12-2013 02-04-2014 0,7258 13-12-2013 04-03-2014 0,7258 31-10-2013 04-02-2014 0,0069 31-12-2013 02-04-2014 118.666 Marktwaarde Gevoeligheid* € € 7 -22 126 355 12 478 * Gevoeligheid voor een 1 basispunt mutatie van de rente 82 -222 -183 -312 -409 -61 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Valutaderivaten per 31 december 2012: Tegenpartij Afgedekte valuta Omvang (VV) Omvang (EUR) Forward koers Startdatum Einddatum € Commonwealth Bank Australia Credit Suisse HSBC PLC HSBC PLC HSBC PLC Rabobank USD USD JPY USD GBP USD -32.135 -300 -609.300 -32.515 -8.397 -45.000 -24.374 -22.755 -5.345 -24.662 -10.353 -34.132 0,7585 0,7585 0,0088 0,7585 1,2329 0,7585 31-12-2012 31-12-2012 31-12-2012 31-12-2012 31-12-2012 31-12-2012 Marktwaarde Gevoeligheid* € € 03-04-2013 03-04-2013 03-04-2013 03-04-2013 03-04-2013 03-04-2013 -121.621 -21 -4 23 -68 -53 -16 -243 -228 -53 -247 -104 -341 -139 * Gevoeligheid voor een 1% mutatie van de wisselkoers Rentederivaten per 31 december 2013: Tegenpartij Positie Notional Vaste coupon Var. rente (6 mnd Euribor) Startdatum Einddatum € Barclays Banque Paribas HSBC HSBC HSBC Rabobank Int. Receiver Receiver Receiver Receiver Receiver Receiver 35.000 11.100 26.000 10.300 12.300 4.800 2,650 2,994 2,590 2,645 2,641 4,065 0,340 0,344 0,313 0,380 0,380 0,351 13-12-2013 06-09-2011 13-12-2013 13-12-2013 13-12-2013 02-11-2006 17-10-2051 09-09-2041 05-05-2051 17-12-2053 17-12-2043 02-11-2046 Marktwaarde Gevoeligheid € € -508 665 -482 -217 -228 1.473 99.500 83 23 61 25 25 13 702 Rentederivaten per 31 december 2012: Tegenpartij Positie Notional Vaste coupon Var. rente (6 mnd Euribor) Startdatum Einddatum € Barclays Barclays BNP Paribas S.A. Rabobank Receive Receive Receive Receive 22.000 30.000 11.100 4.800 3,688 3,710 2,994 4,065 0,381 0,385 0,518 0,389 03-05-2011 04-05-2011 06-09-2011 02-11-2006 05-05-2051 05-05-2051 09-09-2041 02-11-2046 67.900 10.4.4 Marktwaarde Gevoeligheid € € 8.712 12.063 1.970 2.187 73 99 27 15 24.932 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een Uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP voor een periode van vijf jaar. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenuitvoering voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van één jaar. De totale vergoeding voor de contractperiode bedraagt € 2,3 miljoen. De vergoeding voor 2013 van TKP bedraagt € 442,2 duizend (2012: € 473,4 duizend). Het pensioenfonds heeft in 2007 een fiduciair management overeenkomst met MN afgesloten. Deze overeenkomst is voor onbepaalde tijd en kan per kalenderkwartaal worden opgezegd. Voor MN geldt hiervoor een opzegtermijn van 12 maanden. Voor het pensioenfonds geldt een opzegtermijn van vier maanden. 83 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Investeringsverplichtingen Het pensioenfonds participeert in het Mn Private Equity fund 2008 voor 18,2%. Het betreffende fonds heeft nog outstanding commitment van € 6,5 miljoen (2012: € 9,5 miljoen). Derhalve vloeit hier een (niet uit de balans blijkende) verplichting voor het pensioenfonds van circa € 1,2 miljoen (2012: € 1,7 miljoen) uit voort. 10.4.5 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft afzonderlijke uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met Cargill B.V. ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De getekende overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2011 en heeft een onbepaalde looptijd. De overeenkomst kan worden beëindigd per 1 januari van elk jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. 84 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 10.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 9. Premiebijdragen 2013 2012 € € De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Koopsommen FVP Individuele koopsommen 38.699 33 57 38.597 9 284 38.790 38.890 De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. De kostendekkende en feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie 36.237 38.699 35.617 38.597 De verschillen tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie zijn het gevolg van de solvabiliteitsopslag (in de kostendekkende premie) en de salarisopslag (in de feitelijke premie). De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten 32.067 3.212 958 31.700 3.006 911 Totaal kostendekkende premie 36.237 35.617 De verschillen tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie zijn het gevolg van solvabiliteitsopslag (in kostendekkende premie) en de salarisopslag (in feitelijke premie). De hogere premie ten opzichte van 2012 wordt veroorzaakt door 2 componenten. Een belangrijke factor voor toename van de pensioenpremie is de gedaalde rente. Daarnaast is de grondslag verhoogd door cao-stijgingen. 10. Premiebijdragen risico deelnemers Premiebijdragen risico deelnemers 1.542 85 1.410 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 11. Beleggingsresultaten 2013 Directe beleggingsopbrengst Indirecte beleggingsopbrengst Kosten vermogensbeheer Totaal € € € € Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer 299 712 14.261 0 1.556 -2 11.731 -41.014 243 -3.379 -41 -221 -1.020 -40 -47 -551 256 12.222 -27.772 203 -1.870 -551 16.828 -32.421 -1.920 -17.512 Directe beleggingsopbrengst Indirecte beleggingsopbrengst Kosten vermogensbeheer Totaal € € € € 424 284 13.484 -2 1.897 -758 11.167 31.584 1.104 8.855 -32 -182 -1.070 -39 -73 -465 -367 11.269 43.998 1.063 10.679 -465 16.087 51.951 -1.861 66.177 2013 2012 € € 12. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten 14 0 3 1 8 0 17 9 10.046 1.329 1.333 69 52 71 9.192 2.025 1.218 67 51 361 12.900 12.914 43 2 442 45 23 367 57 0 144 44 21 473 39 32 336 60 0 125 1.124 1.130 13. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 451,22 (2012: € 438,44) per jaar (de afkoopgrens). 14. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige 86 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Bezoldiging bestuurders De vacatiegelden en kostenvergoeding voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 8 duizend (2012: € 12 duizend). Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Verantwoordingsorgaan Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt van € 1 duizend (2012: € 2 duizend). Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: 2013 € 2012 € 45 Controle van de jaarrekening 39 De accountantskosten voor 2013 bestaan uit kosten voor 2013 (€ 37 duizend) en uit een afrekening van de kosten uit voorgaande jaren. De kosten 2012 bestaan uit de kosten voor 2012 (€ 36 duizend), de kosten voor de controle van 2011 (€ 8 duizend) en een vrijval van de kostenreservering voor de controle van 2010 (- € 5 duizend). Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. Door de werkgever worden kosten in rekening gebracht voor 2 bestuurders en een niet-bestuurslid die in dienst zijn bij de werkgever. 15. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 30.803 1.070 2.346 -13.075 -25.423 11 -967 1.775 3.191 27.708 2.565 9.206 -13.125 36.036 -241 -37 6.152 21 -269 68.285 31 366 -21 -58 16. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening 17. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen Overige technische voorziening betreft in 2013 een toeslagendepot ten behoeve van de toeslagverlening van aanspraken van gewezen deelnemers van Cargill BV Cocoa en chocolate (situatie 1 januari 1990). 18. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenopbouw Rentetoevoeging Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen 87 1.542 -63 4 -189 1.410 1.329 -14 -113 1.294 2.612 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 2013 € 2012 € 19. Saldo herverzekering Premie herverzekering Uitkeringen uit herverzekering Mutatie herverzekeringsdeel Uitkeringen winstdeling Claims herverzekering Winstdeling ten gunste van de werkgever 1.531 -212 -31 -95 -302 95 1.711 -133 -366 -273 111 273 986 1.323 Vanaf 1 januari 2013 zijn de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico's middels een 3-jarig contract herverzekerd bij Elips Life. Er is sprake van een contract op basis van volledige herverzekering. Dit betekent dat er geen sprake is van een eigen behoud (eigen risico) per deelnemer. De herverzekeraar vergoedt jaarlijks een aandeel van 80% van de sterftewinst behaald over het totale resultaat van de contractanten waarvoor deze winstdelingsregeling geldt. Het winstaandeel wordt naar rato uitgekeerd. Winstdeling ten gunste van de werkgever betreft de uitgekeerde winstdeling dat conform de uitvoeringsovereenkomst toekomt aan de werkgever. Het fonds heeft een winstdeling ontvangen van € 95, die doorbetaald is aan de werkgever, waardoor er geen resultaat voor het pensioenfonds verantwoord wordt in het verslagjaar. Uitkeringen uit herverzekering betreft de ontvangen uitkeringen van de herverzekeraar. De claims herverzekeringen bestaan uit claims uit hoofde van arbeidsongeschiktheid (rentes voor arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling) en éénmalige uitkeringen bij overlijden. 20. Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten -1.139 1.988 -3 44 849 41 Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. 21. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Overig Schiphol, 3 juni 2014 E.J. van der Plas, voorzitter A.M.P. Schraven, secretaris W.B. de Clercq J.P.A.C. van Dierendonck C.C.A Hoedelmans C.A. Koppen W. Rous S. Vermeersch R.J.J. van Wees B.P. Zoethout 88 22 0 1 2 22 3 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Overige gegevens 89 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 11. Overige gegevens 11.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2013 is toegevoegd aan de algemene reserve. 11.2 Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan. 11.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Tenminste de helft van het aantal bestuursleden bestaat uit deelnemers en gepensioneerden. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden voorgedragen door de Centrale Ondernemingsraad (COR) en benoemd door het bestuur. Gepensioneerden worden voorgedragen door Vereniging van Gepensioneerden en benoemd door het bestuur. Maximaal de helft van het aantal bestuursleden wordt voorgedragen en benoemd door Cargill B.V., een van deze bestuursleden is een gepensioneerde. De secretaris, de plaatsvervangend secretaris en de plaatsvervangend voorzitter worden door het bestuur benoemd. 90 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 11.4 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te Amsterdam is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: o heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en o heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het Eigen Vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 lid 1, vanwege het reservetekort. 91 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amstelveen, 3 juni 2014 drs. R.C.A. Starren AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V. 92 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. 11.5 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2013 van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. 93 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 3 juni 2014 KPMG Accountants N.V. F.J.J. Glorie RA 94 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Bijlagen 95 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Bijlage 1 Begrippenlijst ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Beschikbare-premieregeling (BPR) Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. 96 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. 97 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. FED De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. 98 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een lange termijn herstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een korte termijn herstelplan op. Het korte termijn herstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Indexatie Zie toeslagverlening. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cycle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. 99 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Matching portefeuille/ Return portefeuille De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Partnerpensioen Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de ongehuwde partner met wie een ongehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert, conform bepalingen in het pensioenreglement. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de Wet op de loonbelasting, mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. 100 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prepensioen Het pensioen ter overbrugging van de periode tussen het moment van vervroegde pensionering en het moment waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. 101 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken Tracking error In het vermogensbeheer gehanteerd begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van een benchmark. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. 102 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. 103 Stichting Pensioenfonds Cargill Postbus 501 9700 AM Groningen www.cargillpensioen.nl
© Copyright 2025 ExpyDoc