Jaarverslag 2013 - Stichting Pensioenfonds Cargill

Jaarverslag 2013
1
Inhoudsopgave
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
4
Bestuursverslag
6
1.
Woord van de voorzitter
7
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
2.2
Statutaire doelstelling
2.3
Personalia
11
11
11
11
3.
Beleid en financiële positie in 2013
3.1
Beleid en beleidskeuzes
3.1.1
Beleggingsbeleid
3.1.2
Toeslagbeleid
3.1.3
Financieringsbeleid
3.2
Risicobeheer
3.3
Financiële opzet en positie
14
14
14
16
18
19
22
4.
Beleggingen
4.1
4.2
4.3
4.4
4.4.1
4.4.2
4.4.3
4.4.4
4.4.5
4.5
4.6
25
25
26
28
29
29
30
31
31
32
32
32
Algemeen
Resultaten
Matching portefeuille
Returnportefeuille
Aandelen
Hoogrentende obligaties
Vastgoed
Overige beleggingen
Valuta-afdekking
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Stembeleid
5.
Pensioen en uitvoering
5.1
Inleiding
5.2
Pensioencommunicatie
5.2.1
Algemene visie op pensioencommunicatie
5.2.2
Communicatie over de financiële situatie van het fonds
5.2.3
Nieuwsbrief
5.2.4
Overige (reguliere) communicatie
5.2.5
Pensioencommunicatie in 2014 en daarna
5.3
Pensioenadministratie
5.4
Pensioenregeling
5.5
Nieuwe wetgeving
33
33
33
33
33
33
34
34
34
35
36
6.
Actuariële analyse
42
7.
Governance
7.1
7.2
7.3
44
44
44
7.4
7.5
7.6
7.7
en compliance
Algemeen
Bestuursaangelegenheden
Wet versterking Bestuur pensioenfondsen en Code
pensioenfondsen
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
Compliance
Geschillencommissie
2
44
45
46
46
46
7.8
7.9
7.10
Organisatie en uitvoering
Uitvoeringskosten
Statutenwijziging
46
47
49
8.
Verslag van het verantwoordingsorgaan
8.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
50
51
9.
Verwachte gang van zaken
52
Jaarrekening
54
10.
55
56
57
58
59
59
59
66
83
84
85
Jaarrekening
10.1
Balans per 31 december 2013
10.2
Staat van baten en lasten
10.3
Kasstroomoverzicht
10.4
Toelichting op de jaarrekening
10.4.1
Algemeen
10.4.2
Grondslagen
10.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2013
10.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
10.4.5
Verbonden partijen
10.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
Overige gegevens
89
11.
90
Overige gegevens
11.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van
baten en lasten
11.2
Gebeurtenissen na balansdatum
11.3
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
11.4
Actuariële verklaring
11.5
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Bijlagen
Bijlage 1
90
90
90
91
93
95
Begrippenlijst
96
3
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
Bedragen x € 1.000
2013
2012
2011
2010
2009
Aantal verzekerden
(per einde van het jaar)
Deelnemers, actief en voortgezet
Gewezen deelnemers
Uitkeringsgerechtigden
Totaal aantal verzekerden
1.870
1.507
723
4.100
2.026
1.471
669
4.166
2.277
1.352
629
4.258
2.188
1.298
569
4.055
2.221
1.224
537
3.982
40.332
40.007
35.309
31.600
36.595*
1.546
36.237
1.410
37.027
1.494
32.888
1.327
29.103
1.085
29.749
12.900
12.914
12.011
10.993
9.869
1.124
1.130
993
1.010
973
33.064
27.142
7.272
20.199
38.594
651.046
651.304
582.711
478.464
395.933
105,1%
104,2%
101,2%
2,9%
2,6%
2,8%
104,2%
3,5%
109,7%
3,9%
694.500
-17.512
689.498
66.177
595.309
71.667
502.742
45.330
437.657
19.805
Premies en koopsommen
Feitelijke premie
Waarvan premiebijdragen risico
deelnemers
Kostendekkende premie
Uitkeringen
Pensioenen
Uitvoeringskosten
Pensioenuitvoeringskosten
Vermogen
Stichtingskapitaal en reserves
Voorziening
pensioenverplichtingen voor risico
pensioenfonds
Dekkingsgraad **
Rekenrente
Beleggingen
Balanswaarde
Beleggingsopbrengsten
*
**
De feitelijke premie is in 2009 incidenteel gecorrigeerd voor 2007 en 2008. Dit heeft geleid tot een
eenmalige verhoging van de premie in 2009 van € 3.589 duizend.
Met ingang van 2010 zijn de voorziening ziektegevallen, de voorziening herverzekerd deel en overige
technische voorziening meegenomen in de pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. De
dekkingsgraad wordt bepaald door het eigen vermogen te vermeerderen met de pensioenverplichtingen
en te delen door de pensioenverplichtingen.
4
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bestuursverslag
6
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
1.
Woord van de voorzitter
Geachte (gewezen) deelnemers, uitkeringsgerechtigden, collega’s en andere lezers,
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. biedt u hierbij het jaarverslag 2013 aan. In dit jaarverslag legt het
bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2013, de achterliggende overwegingen daarbij
en de uitkomsten hiervan voor ons pensioenfonds en haar deelnemers.
Algemeen
2013 was een interessant en uitdagend jaar. Onder andere een aflopende hersteltermijn, het
aankomende nieuwe FTK, de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de start van een ALM
studie, hebben het afgelopen jaar veel tijd en aandacht van het bestuur gevraagd.
Financiële positie: uit herstel
Ultimo 2013 is de dekkingsgraad van het fonds 105,1%. Met een minimaal vereist eigen vermogen
van 104,3% betekent dit dat het fonds voldoende middelen heeft om aan al haar verplichtingen te
kunnen voldoen. Het fonds is daarmee ‘uit korte termijn herstel’.
Omdat in 2008 de dekkingsgraad daalde tot onder het minimaal vereist vermogen is in 2009 een korte
termijn herstelplan opgesteld. In dit plan werd beschreven hoe het fonds in vijf jaar boven de grens
van de minimaal vereiste dekkingsgraad zou geraken. Dit plan is eind 2013 afgelopen en de
doelstelling is behaald. De dekkingsgraad van 105,1% betekent ook dat de pensioenaanspraken van
deelnemers per 1 april 2014 niet zullen worden gekort.
Gelijktijdig met het indienen van het korte termijn herstelplan, is ook een lange termijn herstelplan
opgesteld. Volgens dit plan zou de dekkingsgraad op 31 december 2023 minimaal gelijk moeten zijn
aan de dekkingsgraad behorende bij het vereist eigen vermogen, zijnde 110,7%. Dit plan blijft van
toepassing. Ook hiervoor geldt dat het fonds op koers ligt.
110%
Ontwikkeling dekkingsgraad
108%
106%
104%
102%
100%
98%
96%
94%
jan '13 feb '13 mrt '13 apr '13 mei '13 jun '13 jul '13 aug '13 sept '13 okt '13 nov '13 dec '13
Voorwaardelijke toeslagverlening
Ondanks het feit dat het pensioenfonds per 31 december 2013 geen dekkingstekort meer heeft en het
in 2013 geldende beleid de mogelijk biedt om tot voorwaardelijke toeslagverlening over te gaan, heeft
het Bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen voorwaardelijke toeslag te verlenen. De reden
hiervoor is dat het fonds in 2013 met een zeer geringe marge de minimaal benodigde dekkingsgraad
heeft bereikt, dat kortingen voor alle deelnemers daarmee maar juist zijn voorkomen, dat het herstel
broos is en de renteontwikkelingen in de eerste maanden van 2014 een negatief effect op de
7
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
financiële positie van het fonds hebben. Het Bestuur acht in deze omstandigheden het verlenen van
voorwaardelijke toeslag niet in het belang van alle deelnemers. Hiermee is de achterstand in
voorwaardelijke toeslagverlening vanaf 2009 ten opzichte van de ambitie van het fonds opgelopen tot
4,59% voor de Cargill deelnemers en tot 11,94% voor de Sas van Gent deelnemers. Het bestuur heeft
in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%,
uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven
als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Het Bestuur kan in de toekomst besluiten (een deel
van) deze achterstand in te halen als de financiële positie van het fonds dit toelaat (echter niet met
terugwerkende kracht).
Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen.
In 2013 is de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen van kracht geworden. Deze wet beoogt de
versterking van deskundigheid en intern toezicht, adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers
en de stroomlijning van alle taken. Per 1 juli 2014 zal het fonds moeten voldoen aan de eisen die
voortvloeien uit deze wet. In 2013 is het bestuur gestart met de voorbereidingen op de benodigde
aanpassingen van de bestuursstructuur en de individuele invulling van de verschillende bestuurstaken.
In de eerste helft van 2014 zal de implementatie van deze nieuwe wetgeving haar afronding vinden.
In het kader hiervan heeft het bestuur, met instemming van het Verantwoordingsorgaan, in 2013 de
volgende beslissingen genomen:
1. Alle huidige bestuursleden stellen per 1 juli 2014 hun bestuurspositie ter beschikking.
2. Vanaf 1 juli 2014 zal, net als voorheen, het paritaire bestuursmodel worden gehanteerd, met
bestuursleden namens de werkgever, de werknemers en de pensioengerechtigden. Hoewel de
wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen keuze had uit meerdere vormen van bestuur, heeft
het fondsbestuur voor het paritaire model gekozen omdat dit het meeste recht doet aan de
aard van een ondernemingspensioenfonds en een grote mate van continuïteit biedt.
3. Er zal worden gestreefd naar een bestuur met acht bestuursleden (op dit moment zijn er tien
bestuursleden), waarvan vier namens de werkgever, drie namens de werknemers en één
namens de gepensioneerden. Tevens zal worden gestreefd naar een voldoende divers
samengesteld bestuur voor wat betreft geslacht en leeftijd.
Aan de toekomstige bestuursleden worden nieuwe, strengere eisen gesteld met betrekking tot
deskundigheid en tijdsbesteding. De samenstelling van het bestuur dient zodanig te zijn dat alle leden
aan de algemene deskundigheidseisen voldoen en het bestuur gezamenlijk aan de
deskundigheidseisen op alle deelgebieden voldoet.
Als aanvulling op wet- en regelgeving geldt vanaf 1 januari 2014 de Code Pensioenfondsen, zijnde de
opvolger van Principes van goed pensioenfondsbestuur. De Code bevat normen die als leidraad dienen
en als doel hebben het bewustzijn voor goed pensioenfondsbestuur te stimuleren. Ook het bestuur van
het pensioenfonds Cargill houdt deze code aan.
UFR versus marktrente
Het bestuur heeft zich in 2013 beraad over de vraag de UFR of de marktrente toe te willen passen op
het premie-, beleggings- en toeslagbeleid. Dit vanwege het verwachte verschil van deze
rentetermijnstructuren in effect op deze beleidsgebieden en de gevolgen voor het risicoprofiel van ons
fonds. Een aangepast definitie van de UFR en voorlopige uitkomsten van de recentelijk uitgevoerde
ALM studie, hebben ertoe geleid dat het bestuur heeft besloten de toepassing van de UFR op deze
beleidsgebieden vooralsnog te handhaven.
Renteafdekking en beleggingen
Het bestuur heeft het beleggingsplan 2013 uitgevoerd. Echter, een afwijking op dit plan bestond eruit
dat het bestuur in september 2013 heeft besloten tot afbouw van commodities in de
8
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
returnportefeuille. Belangrijke overwegingen hierbij waren de relatief kleine correlatie met de
verplichtingen, een verwacht laag rendement en de onvoldoende transparant zijnde risicopremies. De
herallocatie van de beschikbaar gekomen gelden is gespreid gebeurd.
Gedurende het jaar heeft de mate van renteafdekking continue aandacht gehad. De discussies
hierover hebben niet geleid tot een materiele wijziging in de mate van renteafdekking. Met een
renteafdekking van 62,4% op basis van marktrente per ultimo 2013, ligt deze binnen de gestelde
grenzen.
Wet verhoging AOW-en pensioenrichtleeftijd
2013 heeft ook in het teken gestaan van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Door een
verhoging van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 jaar voor nieuwe pensioenopbouw en een
verlaging van de fiscaal maximale opbouwpercentages voor zowel middel- als eindloonregelingen,
zullen de reglementen zoals die tot 2013 van kracht waren per 1 januari 2014 dienen te wijzigen.
Deze reglementswijzigingen zullen door de werkgever na overleg met de sociale partners worden
vastgesteld. Maar ook het pensioenfondsbestuur moet zich over een aantal zaken buigen, zoals over
hoe om te gaan met de pensioenaanspraken van deelnemers die al zijn opgebouwd met een
pensioenrichtleeftijd van 65.
Nieuwe Financiële Toetsingskader (FTK)
De discussies rondom het nieuwe FTK met daarbij in eerste instantie de keuze tussen een nominaal of
reëel pensioencontract en de uiteindelijke tussenvorm van deze beiden zijn door het bestuur
zorgvuldig gevolgd. In anticipatie op deze aankomende wijzigingen zijn er door verschillende
bestuursleden seminars gevolgd en is er een extra bestuursvergadering ingelast. Daarnaast heeft het
bestuur een transitieplan gereed dat kan worden ingezet zodra definitieve besluitvorming volgt. Op
het moment van schrijven is het bestuur in afwachting hiervan.
Gesloten fondssituatie en Uitvoeringsovereenkomst
In 2012 is werkgever Cargill B.V. met sociale partners een nieuwe pensioenregeling voor nieuwe
Cargill medewerkers overeengekomen. Deze nieuwe pensioenregeling is niet ondergebracht bij de
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Het gevolg hiervan is dat de regelingen van het pensioenfonds per
1 januari 2013 in principe zijn gesloten voor nieuwe deelnemers.
In het kader hiervan is in 2013 de Uitvoeringsovereenkomst aangepast; de bestaande wijze van
premievaststelling, waarbij de werkgever bij lagere dekkingsgraden meer premie betaalt dan de
kostendekkende premie, wordt geborgd tot en met het jaar 2019. De extra bijdrage, die de financiële
positie van het fonds zal versterken, is gemaximeerd op € 3 miljoen per jaar. De recent uitgevoerde
ALM studie bevestigt dat, ondanks de sluiting van het fonds voor nieuwe deelnemers, de financiële
positie zich naar verwachting positief zal ontwikkelen.
ALM-studie
In 2013 is gestart met een nieuwe ALM studie. Deze zal in 2014 worden afgerond. Een van de
specifieke aandachtspunten is de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds in gesloten
fondssituatie. De voorlopige resultaten van de ALM studie bevestigen dat, ondanks de sluiting van het
fonds voor nieuwe deelnemers, de financiële positie zich bij het huidige beleid naar verwachting
positief zal ontwikkelen. Andere aandachtspunten in deze ALM studie zijn de toepassing van de UFR
versus de marktrente, het gewenste risicoprofiel in relatie tot de doelstellingen van het fonds, en het
te voeren voorwaardelijke indexatiebeleid.
Herverzekering
Het herverzekeringscontract met Elips life is met ingang van 2013 aangegaan voor drie jaar, waarbij
nu ook weer de risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid volledig zijn herverzekerd.
9
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Prognosetafels Actuarieel Genootschap
Voor 2013 zijn net als in 2012 de prognosetafels AG 2012-2062 toegepast, met correctiefactoren
‘inkomensklasse hoog’. In 2013 zijn nieuwe correctiefactoren bepaald. Het toepassen van deze
nieuwe correctiefactoren leidt tot een stijging van de technische voorzieningen met circa 0,2%.
Reglementen
Het bestuur heeft besloten om met ingang van 1 januari 2013, bij uitdiensttreding van deelnemers
aan de flexibele regelingen, het gedeelte van het saldo uit het beschikbare premiedeel standaard om
te zetten naar partnerpensioen. Diegenen die reeds voor die tijd uitdienst zijn gegaan, zijn
aangeschreven en hebben alsnog de keuze tot deze omzetting gekregen.
De werkgever heeft, na hierover met de vakbonden en centrale ondernemingsraad een akkoord te
hebben bereikt, per 1 januari 2014 waar nodig de pensioenregelingen aan de nieuwe fiscale kaders
aangepast. Tevens is de voorwaardelijke indexatieambitie in alle regelingen nu op gelijk niveau
gebracht, namelijk 50% van de ontwikkeling van de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens.
Dit stelt het bestuur in staat een eenduidig indexatie- en risicobeleid te voeren in het belang van alle
deelnemers.
Communicatie
In 2013 zijn drie nieuwsbrieven aan deelnemers verzonden. Onderwerpen die in 2013 aan bod
kwamen waren de financiële positie van het fonds, ontwikkelingen op het gebied van wet- en
regelgeving en diverse andere in bestuursvergaderingen behandelde onderwerpen.
Bestuursmutaties
Er hebben zich geen bestuursmutaties voorgedaan in 2013.
Verwachte gang van zaken
Voor dit onderdeel verwijzen wij u naar hoofdstuk 9 van dit jaarverslag.
Graag nodig ik u namens het bestuur uit tot het lezen van dit jaarverslag.
Schiphol, 3 juni 2014
E.J. van der Plas, voorzitter
10
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
De Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. is een ondernemingspensioenfonds, statutair gevestigd te
Schiphol en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203234. Het pensioenfonds
voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Cargill
B.V.
2.2
Statutaire doelstelling
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. stelt zich ten doel het binnen de perken van zijn middelen
verlenen of doen verlenen van pensioen- en overige uitkeringen aan pensioen- en
aanspraakgerechtigden, één en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten en reglementen.
Om deze doelstelling te bereiken, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering,
toeslagverlening, beleggingen en communicatie. De eerste drie beleidsgebieden hebben invloed op de
financiële positie van het pensioenfonds en worden nader toegelicht in hoofdstuk 3. Het verslag van de
vermogensbeheerder inzake de uitvoering van het beleggingsbeleid komt in hoofdstuk 4 aan de orde.
In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het communicatiebeleid.
In hoofdstuk 6 is een samenvatting van de actuariële analyse opgenomen. De governance-structuur
van het pensioenfonds wordt toegelicht in hoofdstuk 7. In dit hoofdstuk komt ook de compliance met
wet- en regelgeving aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de verwachte gang van zaken.
2.3
Personalia
Mutaties
Er hebben zich geen mutaties voor gedaan in de samenstelling van het bestuur, de
beleggingscommissie en het verantwoordingsorgaan.
Benoemd namens de werkgever (Cargill B.V.)
Naam
Bestuurslid
vanaf
E. J. van der Plas
2009
Bestuurslid
Tot
01-07-2014
W. Rous
2000
01-07-2014
Lid
A.M.P. Schraven
2011
01-07-2014
Secretaris
S. Vermeersch
2004
01-07-2014
Plaatsvervangend secretaris
C. A. Koppen
2002
01-07-2014
WG lid namens
pensioengerechtigden
11
Functie in bestuur
Voorzitter
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Benoemd namens de deelnemers:
Naam
Bestuurslid
vanaf
Bestuurslid
Tot
J. P. A. C. van Dierendonck
2009
01-07-2014
Lid
C. C. A. Hoedelmans
2008
01-07-2014
Lid
R. J. J. van Wees
2002
01-07-2014
Plaatsvervangend voorzitter
B. P. Zoethout
2002
01-07-2014
Lid
Benoemd namens de pensioengerechtigden:
Naam
Bestuurslid
vanaf
W. B. de Clercq
Bestuurslid
Tot
01-07-2014
2003
Beleggingscommissie
M. Bron
J. Dirkzwager
P. L. Naar (voorzitter)
E. J. van der Plas
S. Vermeersch (secretaris)
R. J. J. van Wees
Communicatiecommissie
C.C.A. Hoedelmans
C.A. Koppen
A.M.P. Schraven
S. Vermeersch
B.P. Zoethout
ABTN-commissie
C.A. Koppen
E. J. van der Plas
A.M.P. Schraven
Deskundigheidscommissie
A.M.P. Schraven
S. Vermeersch
Monitoring third party commissie
W. Rous
S. Vermeersch
B.P. Zoethout
Verantwoordingsorgaan
D. de Nijs, namens de werknemers
C. R. J. Goossens, namens de werkgever
M. J. van Nunen, namens de gepensioneerden
12
Functie in bestuur
Functie in bestuur
Lid
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Visitatiecommissie
E. Capitain
J.C. Hokke
R.P. van Leeuwen
Administratie
De administratie van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP Pensioen B.V.
Actuaris
Mercer (Nederland) B.V. is de certificerend actuaris.
Accountant
KPMG Accountants N.V. treedt op als accountant van het pensioenfonds.
Bestuursadvisering
Mercer (Nederland) B.V. treedt op als adviseur van het pensioenfonds.
Adviseur Beleggingscommissie
Mercer Investments.
Vermogensbeheer
Het vermogensbeheer is ondergebracht bij Mn Services NV.
13
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
3.
Beleid en financiële positie in 2013
3.1
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, toeslagen en financiering om de
risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes
worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden
uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregelingen zoals die zijn overeengekomen door de
sociale partners. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur.
3.1.1
Beleggingsbeleid
De beschikbare gelden van Pensioenfonds Cargill dienen op een solide wijze te worden belegd. Het
beleggingsbeleid wordt daartoe in samenhang met het premie- en toeslagbeleid door het bestuur
vastgesteld, rekening houdend met het afgesproken risicobeleid.
Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld die zich namens het bestuur met de uitvoering
van het beleggingsbeleid en de aansturing van de vermogensbeheerder bezig houdt. De
beleggingscommissie laat zich bij zijn werkzaamheden ondersteunen door een externe
beleggingsdeskundige en vergadert ten minste eens per kwartaal. De uitvoering is gedelegeerd aan
een (fiduciair) vermogensbeheerder, die het beheer van de portefeuille kan onderbrengen bij externe
beheerders.
Het beleggingsbeleid wordt door het bestuur vastgesteld op basis van een periodiek te houden ALMstudie, waarbij de beleggingen in het licht van het geldende premie- en toeslagbeleid worden
beoordeeld. Rekening houdend met het door het bestuur vastgestelde strategische assetmix voor de
beleggingen, wordt elk jaar in een beleggingsplan het beleggingsbeleid geconcretiseerd. De
vermogensbeheerder doet hiervoor een voorstel, rekening houdend met de ontwikkeling van de
14
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
portefeuille en de vooruitzichten op de beleggingsmarkten. Het voorstel van de vermogensbeheerder
wordt in de beleggingscommissie besproken waarna het beleggingsplan ter goedkeuring aan het
bestuur wordt voorgelegd. Het bestuur en de beleggingscommissie bewaken dat dit beleggingsbeleid
past binnen het afgegeven risicobeleid, daarbij eventueel ondersteund door de externe
beleggingsdeskundige. Eventuele afwijkingen worden expliciet gemotiveerd.
De basisindeling van de beleggingsportefeuille is een matching- en een return portefeuille. De
matchingportefeuille wordt ingezet om het renterisico (gedeeltelijk) af te dekken. De returnportefeuille
heeft als doel om een overrendement te genereren, zodat onder andere ook aan de toeslagambitie
van het pensioenfonds kan worden voldaan.
In onderstaande tabel zijn de gewichten van de strategische portefeuille voor 2013 en 2012
weergegeven:
2013
2012
in (%)
in (%)
Langlopende obligaties
Bedrijfsobligaties
56,2
10,6
-----
Obligaties matching
Duration overlay
Liquiditeiten
56,0
8,7
----66,8
0,1
0,8
----67,7
Matching portefeuille
Aandelen
Europa
Noord-Amerika
Verre Oosten
Opkomende landen
5,7
5,7
1,5
4,1
-----
64,7
3,6
1,3
----69,6
3,1
3,7
1,5
3,7
----17,0
Hoogrentende obligaties
Obligaties opkomende landen
VS High-Yield
Bankleningen
Europa High-Yield
4,8
2,7
1,8
2,2
-----
12,0
6,6
3,4
0,9
1,9
-----
11,5
Overige beleggingen
Grondstoffen
Hedgefondsen
Private Equity
0,0
1,6
0,7
-----
1,6
1,6
0,8
----2,3
1,5
----32,3
----100,0
====
Vastgoed
Return portefeuille
Totaal
15
12,8
4,0
1,5
----30,4
----100,0
====
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Asset Liability Management
Het bestuur laat eens in de drie jaar een Asset Liability Management-studie (ALM-studie) uitvoeren.
Mede op basis van de uitkomsten van de ALM-studie bepaalt het bestuur het beleggingsbeleid en het
financiële beleid van het pensioenfonds voor de daarop volgende jaren.
Gezien de gesloten fondssituatie, is het bestuur in 2013 een nieuwe ALM-studie gestart. De afronding
hiervan wordt in 2014 verwacht.
Voor 2013 geldt dat het beleid van het fonds erop is gericht om de ‘duratie-mismatch’ te verkleinen
door het renterisico met een bandbreedte tussen de 60 en 80% af te dekken.
Beleggingsbeleid
Het uitgangspunt bij het vormen van het beleggingsbeleid is het lange termijn strategisch beleid van
het pensioenfonds. Bij het vaststellen van het strategische beleid worden op grond van de beschikbare
analyses keuzes gemaakt over de verdeling over de beleggingscategorieën op de lange termijn. Hierbij
streeft het bestuur naar een zo hoog mogelijk rendement onder verantwoorde risico´s en gegeven de
structuur van de verplichtingen. Eventuele aanpassingen in het strategische beleid worden zorgvuldig
verwerkt in de jaarplannen, danwel in addenda van jaarplannen, waarbij de marktontwikkelingen in
ogenschouw worden genomen.
Spreiding beleggingen
Positieve en negatieve waarde schommelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de
beleggingsactiviteiten van een pensioenfonds. Bij het beheer van het vermogen is het volledig
voorkomen of afwenden van risico’s niet mogelijk. Wel streeft het pensioenfonds naar continu inzicht
in de beleggingsrisico’s en worden maatregelen genomen om deze risico’s te beheersen. Het
belangrijkste instrument voor het bestuur is de weloverwogen spreiding van de beschikbare middelen
over een groot aantal uiteenlopende beleggingscategorieën, die onderling weinig samenhang hebben
voor wat betreft de rendementen. Op deze wijze kunnen mindere resultaten van de ene
beleggingscategorie worden gecompenseerd door betere resultaten van andere categorieën. Zodoende
wordt het risico van de totale beleggingsportefeuille gereduceerd en wordt de kans op een consistent
en goed rendement sterk vergroot.
Derivaten: defensief
Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het vermogensbeheer is het gebruik van afgeleide
producten, ofwel derivaten genoemd. Derivaten zijn risicovol indien deze worden gebruikt voor
speculatieve doeleinden. Het pensioenfonds zet derivaten vooral defensief in, waarbij de
beleggingsrisico’s op totaalniveau ten opzichte van de pensioenverplichtingen afnemen. Met derivaten
kunnen ongewenste en/of tijdelijke risico’s worden afgedekt, zoals vreemde valuta risico’s en
renterisico’s. Voorts kunnen sommige beleggingsvormen door de inzet van derivaten met lagere
kosten worden gerealiseerd. Ook kunnen derivaten worden ingezet om snel en flexibel aanpassingen
in de portefeuille aan te brengen teneinde het risico/rendement profiel van de beleggingsportefeuille
op het gewenste niveau te brengen.
3.1.2
Toeslagbeleid
De hoogte van de toeslagverlening voor gewezen deelnemers en gepensioneerden is gekoppeld aan de
Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens afgeleid (voor een beperkte groep wordt de
Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens niet-afgeleid gehanteerd) zoals vastgesteld door het
CBS en de aanwezige middelen van het pensioenfonds. Of toeslagverlening zal worden toegekend, is
daarmee afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Als de middelen van het
pensioenfonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten zal het bestuur overgaan tot
toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op
toeslagverlening is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagverlening zal
plaatsvinden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Deze voorwaardelijke
16
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie D1 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB,
hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit te behalen overrendement.
De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan
één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene
verhoging van de salarissen volgens de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2
van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen
gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie.
Voorwaardelijke toeslagverlening
Ondanks het feit dat het pensioenfonds per 31 december 2013 geen dekkingstekort meer heeft en het
in 2013 geldende beleid de mogelijk biedt om tot voorwaardelijke toeslagverlening over te gaan, heeft
het Bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen voorwaardelijke toeslag te verlenen. De reden
hiervoor is dat het fonds in 2013 met een zeer geringe marge de minimaal benodigde dekkingsgraad
heeft bereikt, dat kortingen voor alle deelnemers daarmee maar juist zijn voorkomen, dat het herstel
broos is en de renteontwikkelingen in de eerste maanden van 2014 een negatief effect op de
financiële positie van het fonds hebben. Het Bestuur acht in deze omstandigheden het verlenen van
voorwaardelijke toeslag niet in het belang van alle deelnemers. Hiermee is de achterstand in
voorwaardelijke toeslagverlening vanaf 2009 ten opzichte van de ambitie van het fonds opgelopen tot
4,59% voor de Cargill deelnemers en tot 11,94% voor de Sas van Gent deelnemers. Het bestuur heeft
in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%,
uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven
als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Het Bestuur kan in de toekomst besluiten (een deel
van) deze achterstand in te halen als de financiële positie van het fonds dit toelaat (echter niet met
terugwerkende kracht).
Achterstand voorwaardelijke toeslagverlening
In onderstaande tabellen zijn de voorwaardelijke toeslaggrootheden van de laatste 5 jaren
opgenomen: de reglementair te verlenen toeslag, de als gevolg van de financiële situatie verleende
toeslag en de daaruit voortvloeiende toeslagachterstand. Binnen het fonds bestaan er verschillende
toeslagambities. Voor de Cargill BV en de Cargill B.V. Cocoa en chocolate populatie geldt dat de
toeslagambitie 50% van de CPI afgeleid is. Voor de populatie Cargill B.V. Sas van Gent betreft dit
100% van de CPI niet afgeleid. Het bestuur heeft in 2014 besloten in te stemmen met een volledige
harmonisatie van de indexatieambitie van 50%, uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de
regeling voor de actieven, zowel voor inactieven als gepensioneerden van Sas van Gent populatie.
Cargill B.V. Cocoa
en chocolate
Toeslag
Toeslag
Toeslag
Toeslag
Toeslag
Toeslag
1-1-2014
1-1-2013
1-1-2012
1-1-2011
1-1-2010
1-1-2009
CPI afgeleid
0,90%
1,98%
2,38%
1,38%
0,40%
2,53%
Toeslagambitie
50% CPI afgeleid
Toegekend
Achterstand
0,45%
0,00%
0,99%
0,00%
1,19%
0,00%
0,69%
0,00%
0,20%
0,36%
1,27%
0,00%
Totale achterstand
0,45%
0,99%
1,19%
0,69%
-0,00%
1,27%
4,59%
17
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Cargill B.V. Sas
van Gent
Toeslag
Toeslag
Toeslag
Toeslag
Toeslag
Toeslag
3.1.3
1-1-2014
1-1-2013
1-1-2012
1-1-2011
1-1-2010
1-1-2009
CPI niet
afgeleid
Toeslagambitie
100% CPI niet
afgeleid
1,56%
2,91%
2,61%
1,57%
0,71%
2,78%
Toegekend
Achterstand
1,56%
0,00%
2,91%
0,00%
2,61%
0,00%
1,57%
0,00%
0,71%
0,20%
2,78%
0,00%
Totale achterstand
1,56%
2,91%
2,61%
1,57%
0,51%
2,78%
11,94%
Financieringsbeleid
Financieringssysteem
Tussen de werkgever en het pensioenfonds is een fondsspecifieke premieberekenings-methodiek
overeengekomen die gebaseerd is op de kostendekkende premie volgens het financieel toetsingskader
(FTK).
De kostendekkende premie volgens het FTK bestaat uit de volgende onderdelen:




actuariële premie pensioenopbouw inclusief risicopremies;
solvabiliteitsopslag;
opslag voor uitvoeringskosten;
premie voor beschikbare premieregelingen.
Bij de fondsspecifieke premieberekeningsmethodiek wordt de solvabiliteitsopslag vervangen door een
opslag als percentage van de onderliggende salarissom. Deze opslag is bij een lage dekkingsgraad
hoger dan de solvabiliteitsopslag en bij hoge dekkingsgraad lager dan de solvabiliteitsopslag. Op deze
wijze betaalt de werkgever bij lage dekkingsgraden extra premie hetgeen bijdraagt aan de
herstelkracht van het pensioenfonds.
Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen
worden onderscheiden:

Minimaal vereist eigen vermogen:
Het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het
pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een
dekkingstekort. In 2013 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen
104,3% van de nominale technische voorzieningen (2012: 104,3%).

Vereist eigen vermogen:
Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een
zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar
negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake
van een reservetekort. Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen
vermogen 110,7% (2012: 110,0%).
18
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
3.2
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn financiële risicobeleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota
(ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op het solvabiliteits-, beleggings-,
verzekeringstechnische- en niet-financiële risico die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het
beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s.
Solvabiliteitsrisico
Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de
pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de
solvabiliteit zich negatief ontwikkeld is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste
geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en
pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt
gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds.
Beleggingsrisico
De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet, concentratie-, liquiditeits- en actief
beheer risico.
Marktrisico
Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt
gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het
vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het
beleggingsproces.

Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van vastrentende beleggingen en de
pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De
rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. Dit is de gewogen gemiddelde
resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien de duration van de beleggingen afwijkt van de
duration van de pensioenverplichtingen dan kan dat resulteren in een renterisico.
Het renterisico wordt beheerst door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar Europese
Lang Lopende Staatsleningen. Tevens wordt gebruik gemaakt van derivaten. Hierdoor zijn
rentebewegingen in de markt, die van invloed zijn op de beleggingen en de verplichtingen, gedeeltelijk
op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt omdat het lange termijn rendement dan
te zwaar beïnvloed kan worden met als gevolg dat de verlening van toeslagen onder druk zou kunnen
komen te staan.

Valutarisico
Het valutarisico is het risico dat de waarde van beleggingen en verplichtingen verandert als gevolg van
veranderingen in valutakoersen. Voor het pensioenfonds zijn de belangrijkste vreemde valuta de USdollar, het Britse pond en de Japanse Yen voor 100% afgedekt. Posities in andere valuta worden in
principe niet afgedekt in verband met de hoge kosten en de geringe posities en risico’s. Bovendien is
de lange termijn verwachting dat bij beleggingen in opkomende landen de valuta zullen appreciëren
ten opzichte van valuta van ontwikkelde landen. Om het risico van korte termijnfluctuaties van
valutaposities te beperken, maakt het pensioenfonds gebruik van financiële derivaten.
19
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.

Prijs(koers)risico
Prijs(koers)risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen
plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de
uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct
invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde
waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door
spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt.
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of
betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij
kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgever, partijen die
obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over
The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek
onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het
pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten
waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden.
Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de
tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan
tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij
heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij
renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’).
Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een
voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten
wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot
niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen
gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van
het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Concentratierisico
Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa
en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of
tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij
beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te
komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het
pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd.
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs
kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan
zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico speelt nagenoeg geen rol van betekenis bij het
pensioenfonds, omdat een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd in liquide
beleggingsinstrumenten, die indien nodig, op zeer korte termijn kunnen worden geliquideerd.
Daarnaast overtreffen momenteel de jaarlijkse premie inkomsten de jaarlijkse uitgaven voor
pensioenuitkeringen, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is.
Actief beheer risico
Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die door portefeuillemanagers
worden ingenomen ten opzichte van de strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt
20
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
doorgaans bepaald aan de hand van een tracking error. Deze tracking error meet de mate van
afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een
benchmarkportefeuille. Een lage tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de
gekozen benchmark ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van een
benchmark afwijkt. Een hogere tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.
Het actief beheer risico is geen onderdeel van het standaard model voor berekening van het vereist
eigen vermogen, maar wordt genoemd in de door DNB opgestelde "Uitwerking herziening
berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico waar de standaardtoets mee uitgebreid
moet worden.
De mate waarin actief beheer wordt toegepast, bepaald of dit risico meegenomen dient te worden in
de bepaling van het vereist eigen vermogen. Bij een hoge mate van actief beheer is er sprake van
aanvullend risico en dient dit risico meegenomen te worden bij het vaststellen van het vereist eigen
vermogen. Bij het pensioenfonds is de mate waarin actief beheer wordt toegepast beperkt.
Verzekeringstechnische risico´s
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële
inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte
van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. De belangrijkste
actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid.
Langlevenrisico
Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt
bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het
pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer
levende deelnemers.
Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het
langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan
verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen
voorzieningen zijn getroffen. Met ingang van 2011 is het overlijdensrisico volledig herverzekerd.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen
voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Met
ingang van 2011 is het arbeidsongeschiktheidsrisico volledig herverzekerd.
Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening
gebracht. De risicopremie welke bij de werkgever in rekening wordt gebracht, is gelijk aan de
werkelijke kosten van de herverzekeraar. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden
periodiek herzien.
Niet-financiële risico’s
Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de
doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben.
De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico.
21
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Operationeel risico
Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer,
bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op
communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de
continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het bestuur heeft de genoemde
werkzaamheden (met uitzondering van bestuursondersteuning) uitbesteed aan TKP Pensioen B.V.
(TKP), MN en Mercer.
Uitbestedingsrisico
Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden
uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en
personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken
(kwaliteitseisen) in de Uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement
(SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke
rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en MN
een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de
operationele risico’s en geven aan of de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder ‘in control’ zijn.
Externe accountants certificeren de ISAE 3402 type II-rapportages van TKP en MN.
De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer (Nederland) B.V.
Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de
risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 10.4.3.1).
3.3
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het
pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De
dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat,
verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur, zoals
gepubliceerd door DNB.
De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder
weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald.
Dekkingsgraad 1 januari
Effect premies
Effect toeslagverlening
Effect beleggingsresultaat
Effect RTS op VPV
Effect UFR op VPV
Effect aanpassing levensverwachting
Effect overige mutatie technische voorzieningen
Effect overige oorzaken
Dekkingsgraad 31 december
22
2013
2012
104,2%
0,4%
0,0%
-3,0%
4,2%
0,0%
-0,3%
0,0%
-0,4%
105,1%
101,2%
0,5%
0,0%
8,5%
-/-9,4%
3,9%
-/- 0,9%
0,0%
0,4%
104,2%
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Effect premies
De actuariële premie bevat de koopsom voor de toename van de pensioenaanspraken in het boekjaar
(gefinancierd door middel van een per individu bepaalde actuariële koopsom), de risicopremies voor
het nabestaandenpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen (premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid en arbeidsongeschiktheidspensioen), en een kostenopslag. De actuariële
premie bevat ook de backservicekoopsom voor de actieve deelnemers in de eindloonregelingen dan
wel de koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken van deelnemers in de
middelloonregelingen.
Daarnaast bevat de premie een opslag als percentage van de salarissom, afhankelijk van de hoogte
van de dekkingsgraad. Deze opslag geeft een positief effect op de dekkingsgraad.
Effect toeslagverlening
Er zijn in 2013 net als in 2012 geen voorwaardelijke toeslagen verleend.
Effect beleggingsresultaat
Het beleggingsresultaat minus de benodigde interesttoevoeging aan de technische voorzieningen heeft
geleid tot een negatief resultaat. De benodigde interesttoevoeging is gebaseerd op de éénjaars zerorente uit de rentetermijnstructuur van 31 december 2012, zijnde de primo-rentetermijnstructuur.
Effect RTS op VPV
Vanaf 30 september 2012 stelt DNB de rentetermijnstructuur vast gebaseerd op een ultimate forward
rate (UFR). Daarbij heeft DNB aansluiting gezocht bij de UFR die per 30 juni 2012 voor verzekeraars
geldt. Rentes voor looptijden tot en met 20 jaar blijven gelijk aan de berekende driemaands
gemiddelde zero rentes. Voor looptijden vanaf 20 tot en met 60 jaar worden alternatieve zero rentes
berekend op basis van aangepaste onderliggende 1-jaars forward rentes. De aanpassing bestaat uit
een weging met de UFR. Voor de berekening van zero rentes voor looptijden langer dan 60 jaar wordt
verondersteld dat de onderliggende 1-jaars forward rentes gelijk zijn aan de UFR.
De RTS ultimo 2013 ligt over de hele linie licht boven de RTS ultimo 2012. Wanneer beide curves
worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2013 met circa 0,3% gestegen wat
leidt tot een aanzienlijke daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat.
Effect aanpassing levensverwachting
In overeenstemming met het advies van het AG wordt ervaringssterfte, zijnde onder, - of oversterfte
ten opzichte van de gehele bevolking, niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels
te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. De pensioenverplichtingen
worden gewaardeerd volgens de Prognosetafel AG 2012-2062 met correctiefactoren ‘inkomensklasse
hoog’. In 2013 zijn nieuwe correctiefactoren bepaald. Het toepassen van deze nieuwe
correctiefactoren leidt tot een stijging van de voorziening met circa 0,2%.
Effect rentetermijnstructuur
De technische voorziening wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind
van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd.
Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De verhoging van de
rentetermijnstructuur heeft in 2013 geleid tot een daling van de voorziening. Dit heeft een positief
effect op de dekkingsgraad.
Effect overige oorzaken
De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid,
pensioneren en de wijziging van de excasso opslag. De schatting van de excasso opslag bedroeg
23
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
1,75% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft de toereikendheid van deze
opslag onderzocht en vastgesteld dat deze opslag 2,0% dient te zijn, teneinde toereikend te zijn. Het
effect van deze schattingswijziging is circa € 1,6 miljoen, wat gelijk staat aan een mutatie in de
dekkingsgraad van 0,25%.
Ontwikkeling herstelplan
De dekkingsgraad van het pensioenfonds was eind 2008 gedaald tot onder de dekkingsgraad
behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Dit betekent dat er sprake is van een
dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft op 30 maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. DNB
heeft medio juli 2009 ingestemd met het ingediende herstelplan.
De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn:

Zolang de dekkingsgraad lager is dan de ondergrens zoals genoemd in de ABTN, vindt er geen
toeslagverlening plaats op de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de
ingegane pensioenen. De dekkingsgraad mag door het verlenen van een toeslag niet lager worden
dan de ondergrens;

Wijzigingen in het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode mogen niet leiden tot toename
van het pensioenfondsrisico;

Handhaving huidige premie- en beleggingsbeleid;
Door toepassing van de bovenstaande sturingsmiddelen verwacht het bestuur dat de getroffen
maatregelen leiden tot herstel van het pensioenfonds binnen de wettelijke termijn.
In 2013 heeft de dekkingsgraad zich als volgt ten opzichte van geldende herstelplan ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december 2012
Premie
Sturingsmiddelen
Toeslagverlening
Beleggingen
Rentetermijnstructuur
Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen en
Overige
waardeoverdrachten.
Effect overige mutatie technische voorzieningen
Dekkingsgraad per 31 december 2013
Verwacht
(in %)
104,5
0,6
-0,3
0,8
0,0
-0,1
105,5
Werkelijk
(in %)
104,2
0,4
0,0
-3,0
4,2
-0,7
0,0
105,1
Financiële positie
De werkelijke dekkingsgraad van 105,1% is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal
vereist eigen vermogen van 104,3%, maar lager dan de dekkingsgraad behorende bij het vereist
eigen vermogen van 110,7% Daarmee is er ultimo 2013 sprake van een reservetekort.
Daarnaast is de werkelijke dekkingsgraad ultimo 2013 lager dan de in het herstelplan verwachte
dekkingsgraad voor ultimo 2013 van 105,5%. Op grond van de huidige situatie voorziet dit herstelplan
in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
24
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
4.
Beleggingen
4.1
Algemeen
Het positieve sentiment rond de ontwikkelingen in de EMU zette in het begin van 2013 door. Dit nog
altijd als gevolg van de garantie tot ingrijpen die Mario Draghi, president van de Europese centrale
bank, in de zomer van 2012 afgaf. Bovendien was de verdeelde Amerikaanse politiek in staat gebleken
om de gevreesde begrotingsafgrond rond de jaarwisseling grotendeels te omzeilen.
Het eerste scheurtje in het positieve sentiment ontstond als gevolg van de uitslag van de Italiaanse
verkiezingen eind februari. Het vormen van een coalitie bleek niet mogelijk en er ontstond een
machtsvacuüm. Hoewel de financiële markten hier nog redelijk gemakkelijk overheen stapten, volgde
medio maart een tweede tegenvaller; de crisis in Cyprus. Een last minute akkoord voorkwam het
uittreden van Cyprus. Echter, daarmee werd de angst voor een potentieel bredere uitstraling naar de
perifere lidstaten niet weggenomen. Onderdeel van het akkoord was het korten van deposito- en
bankobligatiehouders, hetgeen de angst voor kapitaalvlucht en bank runs in andere perifere lidstaten
verhoogde.
De Amerikaanse Centrale bank houdt de markten in haar greep
Het echte vuurwerk moest echter nog komen. De Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve,
indiceerde op 22 mei tot veler verrassing haar obligatieaankoopprogramma weleens kunnen te gaan
afbouwen; de zogenaamde ‘tapering’. Overigens niet alleen omdat de Amerikaanse economie een wat
stevigere basis kreeg. De Amerikaanse centrale bank maakte zich tevens enige zorgen om de enorme
omvang van haar balans en de snelle stijging van de prijzen in bepaalde activamarkten. De
aankondiging zette sterke opwaartse druk op de rentes op Amerikaanse staatsobligaties. Wereldwijd
werden rentes mee omhoog getrokken en kwamen koersen van risicodragende activa onder
neerwaartse druk. Vooral activaprijzen in opkomende landen werden fors lager gezet.
Echter, de rentes op Amerikaanse staatsobligaties stegen harder dan de Amerikaanse centrale bank
wenste. Bovendien kwamen er in de loop van het derde kwartaal voorzichtige signalen dat de hogere
rentes de economische groei begonnen te remmen. De Amerikaanse centrale bank bleek gevoelig voor
deze signalen. Ze besloot de afbouw van haar obligatieaankoopprogramma uit te stellen. De rentes
daalden weer, hoewel niet terug naar hun eerdere dieptepunten.
Inflatie neemt af
De inflatie in de EMU daalde in oktober tot onder de 1%, ondanks de enigszins betere economische
groeicijfers. In zowel de Verenigde Staten als in de EMU lag de inflatie duidelijk onder de doelstelling
van centrale banken van circa 2%. De lage inflatie was met name het gevolg van lage
kredietverlening, lagere grondstoffenprijzen, hoge werkloosheid, lage loonstijgingen en overcapaciteit.
Bovendien liep de waarde van de euro op, onder andere vanwege de politieke problemen in de
Verenigde Staten. De sterkere euro zette nog eens extra neerwaartse druk op de Europese inflatie.
De Europese centrale bank reageerde op de lagere inflatie door in november haar beleidsrente te
verlagen. De Amerikaanse centrale bank handhaafde haar obligatieaankoopprogramma, maar
kondigde in december aan in 2014 te zullen starten met het afbouwen van deze aankopen. Daarbij
communiceerde ze echter duidelijk dat dit een geleidelijke afbouw zal betreffen en dat haar monetaire
beleid nog lang stimulerend zal blijven. De negatieve impact op de financiële markten bleef beperkt.
25
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
4.2
Resultaten
In onderstaande tabel is naast het feitelijke rendement, het resultaat opgenomen van de benchmark
die het pensioenfonds hanteert om de beleggingsresultaten mee te vergelijken. In 2013 bedroeg het
feitelijke beleggingsresultaat inclusief beheerkosten van het pensioenfonds -2,63% (2012: 10,88%).
Dit rendement lag iets lager dan de maatstaf die werd gehanteerd. Het rendement van deze
benchmark kwam in 2013 uit op: -2,54% (2012: 11,17%).
Rendementen boekjaar
Rendement
Feitelijk rendement
Norm rendement
2013
in %
2012
in %
-2,63
-2,54
10,88
11,17
Rendement 2013 per beleggingscategorie
Matching portefeuille
Return portefeuille*
Totaal
Rendement
-6,56
7,54
-2,63
Benchmark
-6,53
6,77
-2,54
*) Performance exclusief vreemde valuta afdekking.
Over 2013 lag het behaalde rendement iets onder de benchmark. Deze lichte underperformance is
hoofdzakelijk ontstaan door een overweging van de Matching portefeuille t.o.v. de Return portefeuille.
Daarnaast zorgen de beheerkosten van het beheren van de totale portefeuille voor een iets lager
rendement dan de benchmark aangezien deze geen kosten kent. De Return portefeuille kende
daarentegen een outperformance van 0,77%. Deze woog echter niet op tegen de eerder genoemde
effecten.
Het totale beleggingsresultaat over 2013 bedraagt € - 17,5 miljoen (2012: € 66,2 miljoen).
26
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Feitelijke samenstelling beleggingsportefeuille ultimo december conform kwartaalverslag*
Portefeuille
2013
Aard belegging
x € 1 mln
in %
x € 1 mln
Obligaties matching
Langlopende staatsobligaties
Directe belegging
388,1
384,6
56,2
Bedrijfsobligaties
Mn Services fonds
72,9
10,6
59,7
2012
in %
0,7
5,6
0,1
0,8
24,9
8,8
56,0
8,7
64,7
3,6
1,3
467,3
67,7
478,0
69,6
fonds
fonds
fonds
fonds
40,2
39,1
10,4
28,0
117,7
5,8
5,7
1,5
4,1
17,0
21,6
25,7
10,0
25,5
82,8
3,1
3,7
1,5
3,7
12,0
Mn Services fonds
Mn Services fonds
Externe manager
Babson
Mn Services fonds
33,3
18,8
12,5
4,8
2,7
1,8
45,1
23,5
6,0
6,6
3,4
0,9
14,8
79,4
2,2
11,5
13,1
87,7
1,9
12,9
Mn Services fonds
CBRE Residential
Fund
10,2
1,5
10,0
1,5
0,3
0,0
0,3
0,0
Mn Services fonds
Mn Services fonds
Mn Services fonds
RETURN PORTEFEUILLE
Pensioensparen DC-regeling**
0
11,1
4,7
15,8
223,4
3,8
0,0
1,6
0,7
2,3
32,3
10,9
11,1
5,6
27,6
208,4
3,0
1,6
1,6
0,8
4,0
30,4
Totaal
694,5
100,0
689,5
100,0
Duration overlay
Liquiditeiten
MATCHING PORTEFEUILLE
Aandelen
Europa
Noord-Amerika
Verre Oosten
Opkomende landen
Hoogrentende obligaties
Obligaties opkomende landen
VS High-Yield
Bankleningen
Europa High-Yield
Vastgoed
Niet-beursgenoteerd vastgoed
Niet-beursgenoteerd vastgoed
Overige beleggingen
Grondstoffen
Hedgefondsen
Private Equity
Mn
Mn
Mn
Mn
Services
Services
Services
Services
* De onderverdeling van de beleggingsportefeuille naar de matching- en return portefeuille in bovenstaande tabel
wijkt af van de onderverdeling in de jaarrekening. In de jaarrekening zijn de beleggingen verdeeld in aandelen,
vastrentende waarden, vastgoed, overige beleggingen, derivaten, liquiditeiten, CSA posities en beleggingsdebiteuren
en –crediteuren en niet naar de matching en return portefeuille.
** Exclusief beleggingen in de Cargill mix.
27
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Resultaten Life Cycle beleggen
Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan
worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cycle-beleggen is dat er wordt belegd in een
risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan
de pensioendatum. Deelnemers aan deze regeling hebben hun gelden belegd conform de Cargill mix of
in Life Cycles. De rendementen van de Cargill mix zijn gelijk aan het fondsrendement.
Voor de beleggingen in Life Cycles gelden de volgende rendementen over 2013:
Life Cycle cohort*
1
2
3
4
5
aandelen
100%
80%
60%
30%
10%
obligaties
0%
20%
40%
70%
90%
rendement
19,87%
15,73%
11,59%
5,37%
1,23%
* het cohort waarin een deelnemer zit is afhankelijk van leeftijd en risicoprofiel.
4.3
Matching portefeuille
Langlopende obligaties
De langlopende obligatieportefeuille liet afgelopen jaar per saldo een negatief resultaat zien (-6,45%).
De Duitse tienjaars rente steeg gedurende het jaar met 61 basispunten naar 1,93%. De spread (t.o.v.
de swaprentecurve) op Nederlands en Fins staatspapier steeg met respectievelijk tien basispunten en
zeven basispunten, hetgeen een aanvullend licht negatief effect op de rendementen had. In het eerste
kwartaal van 2013 daalden de rentes in de meeste Noord-Europese landen als gevolg van de onrust
voorafgaand aan de Italiaanse verkiezingen. De Europese Centrale bank verlaagde begin mei de rente
naar aanleiding van tegenvallende economische data, maar ondanks deze verlaging stegen de
Europese rentes in navolging van de Amerikaanse rente. In de Verenigde Staten stegen de rentes als
gevolg van berichten over de mogelijke afbouw van het obligatieaankoopprogramma door de
Amerikaanse centrale bank. De introductie van de ‘forward guidance’ van de Europese centrale bank
in juli maakte een einde aan de stijgende rentes. In aanloop naar de meeting van de Amerikaanse
centrale bank in september stegen de rentes echter opnieuw. Op het onverwachte besluit van de
Amerikaanse centrale bank om het afbouwen van haar obligatieaankoopprogramma voorlopig uit te
stellen, lieten de Amerikaanse en Europese rentes een sterke correctie zien. Naar jaareinde herstelden
de rentes, gedreven vanuit de Verenigde Staten als gevolg van de beslissing van de Amerikaanse
centrale bank om in januari 2014 te starten met het afbouwen van het obligatieaankoopprogramma.
Bedrijfsobligaties
De stijgende rente had eveneens een negatief effect op het rendement op Investment Grade
Bedrijfsobligaties, maar dit effect werd deels gecompenseerd door een afname van de premies voor
kredietrisico (de credit spreads). Met name de obligaties binnen de portefeuille met een relatief lage
kredietwaardigheid presteerden goed. Beleggers bleken bereid om extra risico te nemen in ruil voor
een hoger verwacht rendement. In de laatste maanden van 2013 was er in Europa zelfs sprake van
een situatie waarbij de risicopremies van risicovollere obligaties kleiner werden, terwijl voor de meer
veilige obligaties een lichte stijging van deze risicopremies zichtbaar was. Bedrijven profiteerden van
de lage financieringskosten en de sterke vraag van beleggers door hun financiering te verlengen en
vooruit te financieren. De focus binnen de Europese bankensector daarentegen lag op een inkrimping
van de activiteiten, waardoor de uitgifte van leningen in deze sector historisch laag was in 2013. Het
totaalrendement voor de beleggingscategorie lag boven de 0,9%.
28
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De totale vastrentende waarden obligatieportefeuille (matching portefeuille) liet een negatief resultaat
zien van -5,37%.
Activiteiten
Een groot deel van het vermogen van het pensioenfonds was in 2013 belegd in vastrentende waarden.
Ook binnen deze portefeuille vastrentende waarden streeft het pensioenfonds naar vermindering van
het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen
in Europese staats- en bedrijfsobligaties, renteswaps en liquide middelen.
In 2013 is een belangrijk deel van de ontvangen premies en de vrijvallende couponnen van
staatsobligaties is geïnvesteerd in investment grade bedrijfsobligaties om zodoende een betere
spreiding in de portefeuille te realiseren. .In het beleggingsplan voor 2013 is norm voor de
renteafdekking vastgelegd op 70% (o.b.v. UFR) van de portefeuille, waarbij een bandbreedte van +/10% wordt gehanteerd.
Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het pensioenfonds de beleggingen in
vastrentende waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit
van de lener is, hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat
voor lagere debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de
risico’s bij twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het pensioenfonds scherp toezicht op de
kredietwaardigheid van partijen waaraan leningen worden verstrekt.
Ook in 2013 is een grote focus geweest binnen de matchingportefeuille op de kwaliteit van de
debiteuren.
4.4
Returnportefeuille
4.4.1
Aandelen
De aandelenmarkten van ontwikkelde landen presteerden in 2013 doorgaans zeer goed, mede als
gevolg van het ruime monetaire bereid van de Europese en Amerikaanse centrale bank. In de
Verenigde Staten stegen de winstmarges van bedrijven en waren positieve trends zichtbaar in onder
andere het toenemende consumentenvertrouwen, de stijgende huizenprijzen, aantrekkende groei en
een dalende werkloosheid. Deze ontwikkelingen werden positief ontvangen door beleggers en hadden
een stijging van de koers/winst verhoudingen tot gevolg. In Europa hebben met name het Verenigd
Koninkrijk en Duitsland goede economische cijfers en sterke rendementen op de beurs laten zien.
Japanse aandelen stegen fors in waarde als gevolg van de stimuleringsmaatregelen die werden
ingevoerd door minister-president Shinzo Abe.
De rendementen op aandelen van opkomende landen bleven sterk achter bij de meeste ontwikkelde
landen. De oorzaak is te vinden in een combinatie van factoren. Allereerst is er bij het merendeel van
de opkomende landen sprake van afnemende economische groei. Het vooruitzicht dat de Verenigde
Staten de monetaire stimulering geleidelijk gaan afbouwen, droeg eveneens bij aan het negatieve
sentiment. Vooral landen die afhankelijk zijn van externe financiering werden geconfronteerd met
lagere aandelenkoersen en lagere valutakoersen. Tot slot was er politieke onrust in verschillende
landen, waaronder Thailand en Turkije.
Het totaalrendement op aandelen (inclusief Private Equity) kwam in 2013 uit op 16,60%
(2012: 17,31%).
29
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Activiteiten
Aandelen vormen een belangrijke categorie in de beleggingsmix van het pensioenfonds. Aandelen
geven op termijn een hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden. De afgelopen jaren
hebben de aandelenbeleggingen van het pensioenfonds dan ook een belangrijke rol gespeeld in het op
niveau en betaalbaar houden van de pensioenen bij het pensioenfonds. Het hoger verwachte
rendement van aandelen gaat gepaard met een hoger risicoprofiel van deze beleggingscategorie. Dat
hogere risico uit zich in een sterk schommelend resultaat van jaar tot jaar. In het jaar 2013 lieten de
aandelenbeleggingen een sterk rendement zien. Binnen de aandelenportefeuille spreidt het
pensioenfonds de beleggingen over verschillende regio’s en segmenten. Het pensioenfonds belegt in
aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, Noord-Amerika, het Verre Oosten en in
opkomende landen.
4.4.2
Hoogrentende obligaties
Obligaties opkomende landen
EMD behaalde een performance van -7,37% (2012: 18,24%) EMD daalde fors in waarde nadat de
Amerikaanse centrale bank in mei aankondigde voornemens te zijn om haar
obligatieaankoopprogramma af te bouwen. Tijdens de zomermaanden hadden zorgen over de
afhankelijkheid van kapitaalinstromen van sommige opkomende markten voor de financiering van de
tekorten op de lopende rekening een negatieve impact op de waardering van EMD. Daarnaast hadden
de dalende valuta’s van landen als Brazilië, Turkije, Zuid-Afrika en Indonesië een negatieve impact op
de leningen die in lokale valuta noteren.
US High-Yield, Bankleningen en Europa High-Yield
Hoogrentende bedrijfsobligaties presteerden aanzienlijk beter dan de “veiliger” geachte
marktsegmenten zoals staatsobligaties en investment grade bedrijfsobligaties. Ook binnen het
hoogrentende marktsegment waren beleggers bereid om extra risico te nemen in ruil voor een hoger
verwacht rendement en dit resulteerde in een daling van de risicopremies op de hoogrentende
bedrijfsobligaties. In het bijzonder de leningen met lagere debiteurenkwaliteiten presteerden goed.
Faillissementen in het hoogrentende bedrijfssegment bleven op een laag niveau, mede als gevolg van
de lage financieringskosten voor bedrijven.
Het rendement voor de drie belegging categorieën bedroeg US High-Yield 5,30%, Bankleningen 6,91%
en Europees High-Yield 8,01%).
Activiteiten
Een groot deel van het vermogen van het pensioenfonds was in 2013 belegd in hoogrentende
obligaties. Deze beleggingen geven op termijn een hoger verwacht rendement dan op obligaties zoals
opgenomen in de Matching portefeuille (o.a. Duitse- en Nederlandse Staatsobligaties) en deze spelen
een belangrijke rol om de pensioenen op niveau en betaalbaar houden. Het hoger verwachte
rendement gaat gepaard met een hoger risicoprofiel. Het pensioenfonds streeft naar vermindering van
het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen
in US- en Europees High- Yield en bankleningen.
Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het pensioenfonds de beleggingen in
obligaties ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener
is, hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere
debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij
twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het pensioenfonds scherp toezicht op de
kredietwaardigheid van partijen waaraan leningen worden verstrekt.
30
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
4.4.3
Vastgoed
In 2013 is een voorzichtig herstel ingezet op de Europese vastgoedmarkt. De ontwikkelingen
verschilden echter sterk per regio. Het Verenigd Koninkrijk liep voorop in het herstel. In NoordEuropese steden zoals Londen, München en Frankfurt stegen de huren. In Zuid- en Centraal Oost
Europa herstelde de huurprijzen in het begin van het jaar, maar was in het laatste kwartaal weer een
daling van de huurprijzen zichtbaar. De kantorenleegstand groeide naar historisch hoge niveaus. Als
gevolg van de afgenomen vraag en strenge financieringseisen is er echter weinig nieuwbouw
opgeleverd, waardoor het nieuwe aanbod beperkt is gebleven. De toplocaties bleven in trek, waardoor
huurprijzen op deze locaties gedurende de crisis redelijk stand hielden. Het vastgoed op overige
locaties kampte echter met huurprijsdalingen, toenemende leegstand en afwaarderingen. Ook voor
winkelpanden geldt dat de dalingen van de huurprijzen op de beste locaties beperkt zijn gebleven,
terwijl andere locaties minder goed presteerden. Het investeringsvolume in logistiek vastgoed was
gedurende 2013 fors hoger dan de voorgaande vijf jaren. Online winkelen zorgt voor veel vraag naar
logistieke centra dicht bij de consument in stedelijke gebieden.
Activiteiten
In deze beleggingsvorm streeft het pensioenfonds naar spreiding over directe beleggingen in Europa
(kantoren, winkels en distributiecentra). Het totaalrendement op de vastgoed beleggingen kwam in
2013 uit op 3,43% (2012: 3,90%).
4.4.4
Overige beleggingen
De portefeuille overige beleggingen maakt een belangrijk onderdeel uit van het spreidingsbeleid,
omdat de rendementen van de overige beleggingen zich vaak min of meer onafhankelijk bewegen van
het resultaat op traditionele investeringen als aandelen en obligaties. De resultaten waren in 2013
positief. Binnen de portefeuille werd belegd in private equity, hedgefondsen en grondstoffen. Het
rendement voor private equity kwam in 2013 uit op 11,28% (2012: 17,8%), voor hedgefondsen was
dit 5,41% (2012: 5,22% ) en voor grondstoffen ‐0.04% (2012: -1,21%).
Vanwege het afgenomen risico/rendementsprofiel van de beleggingscategorie grondstoffen is besloten
om deze portefeuille te verkopen. De opbrengst van deze verkoop is herbelegd in bankleningen en
aandelen van Europese beursgenoteerde ondernemingen.
De marktbewegingen die het gevolg waren van aankondigingen van de Amerikaanse centrale bank
hadden verliezen voor een aantal strategieën tot gevolg, maar per saldo lieten de hedgefondsen een
positief resultaat zien.
Het Private Equity Fonds, waarin het pensioenfonds participeert, heeft al haar aangegane
verplichtingen vastgelegd met onderliggende private equity fondsen in 2008. Aan de investering in
deze fondsen is een outstanding commitment van 2,8 miljoen euro en
4,9 miljoen Amerikaanse dollar verbonden. Deze commitment resulteert in een (niet uit de balans
blijkende) verplichting voor het pensioenfonds ter grootte van 1,2 miljoen euro. In 2013 zijn geen
nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Het Private Equity Fonds zal de komende jaren de aangegane
verplichtingen met de acht onderliggende beheerders verder afwikkelen.
31
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
4.4.5
Valuta-afdekking
Het beleid is erop gericht om met de beleggingen alleen risico te lopen als daar ook een verwacht
rendement tegenover staat. Risico’s op schommelingen in valutakoersen horen daar niet bij. Het
pensioenfonds dekt dan ook het risico af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse
yen en het Britse pond. Het afdekken van de Amerikaanse dollar heeft in 2013 een beperkt positief
effect gehad op de resultaten als gevolg van de verzwakking van de Amerikaanse dollar ten opzichte
van de euro.
4.5
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Het pensioenfonds vindt dat zij verantwoordelijk is voor de maatschappelijke effecten van haar
beleggingsbeleid. Tevens is het pensioenfonds er van overtuigd dat milieu-, sociale en governance
factoren op de lange termijn de risico/rendementsverhouding van beleggen kunnen beïnvloeden.
Het pensioenfonds vindt dat grote financiële partijen, louter door hun omvang, ook maatschappelijke
spelers van belang zijn. Bovendien is het pensioenfonds van mening dat bedrijven die duurzaam met
hun omgeving en met arbeid omgaan, op de lange termijn de beste overlevingskansen hebben. Door
maatschappelijk verantwoord ondernemen worden allerlei bedrijfsrisico’s beperkt, zoals financiële
risico’s klantenboycots, schadeclaims, reputatieschade en juridische maatregelen. Het inperken van
die risico’s heeft op de lange termijn een gunstig effect op de bedrijfsresultaten en daarmee op de
aandeelhouderswaarde van een onderneming.
4.6
Stembeleid
Het pensioenfonds wil op een verantwoorde manier invulling geven aan de uitoefening van de
aandeelhoudersrechten op de totale aandelenportefeuille, zowel in stemgedrag als in dialoog met
ondernemingen. De uitvoering van het actief aandeelhouderschap vindt plaats, uitgevoerd door de
vermogensbeheerder, conform de best practices van het Nederlandse belegger platform Eumedion.
De vermogensbeheerder stemt namens de MN Beleggingsfondsen op alle
aandeelhoudersvergaderingen op grond van een ‘op maat gesneden’ stembeleid, dat is gebaseerd op
de genoemde ‘tien beginselen’. Er wordt niet gestemd als er sprake is van blokkering van aandelen of
als er andere administratie belemmeringen zijn. Indien nodig worden uitgeleende aandelen
teruggehaald.
32
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5.
Pensioen en uitvoering
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op
(voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
5.2.1
Algemene visie op pensioencommunicatie
Pensioenfonds Cargill onderkent dat goede pensioencommunicatie bijdraagt aan het vervullen van de
algemene doelstellingen van het fonds. Daartoe worden vanuit een strategische invalshoek
verschillende communicatiemiddelen ingezet. De fondsdoelstellingen vormen het uitgangspunt waaruit
de communicatiedoelstellingen volgen en de te onderscheiden doelgroepen. Op basis hiervan worden
middelen gekozen.
Pensioenfonds Cargill benadert pensioencommunicatie vanuit een strategische invalshoek. Er wordt
jaarlijks een actieplan communicatie opgesteld.
Uitgangspunt bij dit alles is dat Pensioenfonds Cargill vanzelfsprekend wil blijven voldoen aan de
Pensioenwet en de eisen die de toezichthouder stelt. De kennis over pensioen bij de deelnemers moet
worden verhoogd en het pensioenbewustzijn dient te worden verbeterd. Immers, pensioen wordt
steeds meer een eigen verantwoordelijkheid.
5.2.2
Communicatie over de financiële situatie van het fonds
Een van de hoofddoelen is om deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers continu te
informeren over onze financiële situatie en de verschillende besluiten en stappen die Pensioenfonds
Cargill heeft genomen.
Op de website heeft de stand van de dekkingsgraad een prominente plaats op de homepage. De
informatie over de dekkingsgraad is altijd direct zichtbaar en aanklikbaar. Op de website en in de
diverse andere middelen van het fonds geven we altijd achtergrondinformatie bij de dekkingsgraad en
de actuele financiële situatie van het fonds. Halverwege het jaar is op de website een bladerbare pdf
van het verkorte (populaire) jaarverslag geplaatst (naast uiteraard het reguliere jaarverslag).
5.2.3
Nieuwsbrief
In 2013 zijn twee edities van de gedrukte nieuwsbrief verschenen, waarin melding is gemaakt van het
feit dat Pensioenfonds Cargill een gesloten fonds is geworden. Daarnaast is uitleg gegeven over de
aanpassing van de fiscale kaders en is er aandacht besteed aan het opschuiven van de AOW-leeftijd.
33
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5.2.4
Overige (reguliere) communicatie
Naast bovenstaande middelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende middelen:

Toelichting op de uitkering-specificatie
Alle pensioengerechtigden ontvangen in januari een toelichting op de specificatie. Hierin staat
of en hoeveel indexatie is doorgevoerd, betaaldata en bijvoorbeeld welke aanpassingen zijn
doorgevoerd in belastingtarieven/zorgverzekeringswet.

Uniform Pensioenoverzicht
Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2013 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Hierin
staat o.a. de volgende informatie:
opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 31 december;
A-factor.
Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de
website. De verzending van het UPO is ondersteund op de website met extra informatie.

Overzicht partnerpensioen / bijzonder partnerpensioen
De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2013 het jaarlijkse overzicht van het
partnerpensioen ontvangen.

Startbrief
De startbrief voor nieuwe deelnemers is gecheckt op de wettelijke verplichtingen. Daaruit
bleek dat de brochures, die deel uitmaken van de startbrief, niet meer actueel waren. Die is
begin 2013 aangepast.
5.2.5
Pensioencommunicatie in 2014 en daarna
De komende periode krijgt Pensioenfonds Cargill, net als de andere pensioenfondsen in Nederland,
opnieuw te maken met een groot aantal veranderingen.
De overheid speelt met nieuwe wet- en regelgeving in op de financiële crisis, het alsmaar stijgen van
de levensverwachting en de aanhoudende lage rente. De bedoeling van die nieuwe wet- en
regelgeving is om te komen tot een passend en toekomstbestendig pensioenstelsel.
Op 29 november 2013 is een internetconsultatie van een voorontwerp ‘Wet pensioencommunicatie’
gestart. Dit zal mogelijk tot aanpassingen van de informatieverplichtingen in de Pensioenwet leiden.
Een belangrijk aspect in de nieuwe benadering is dat het perspectief van de deelnemer centraal zal
staan. Er zal meer ruimte zijn voor maatwerk door pensioenuitvoerders (vorm vrij waar mogelijk,
standaardisatie waar nodig), gelaagdheid in informatie, meer digitalisering en uniforme communicatie
over koopkracht en risico’s. Uiteindelijk moet er een interactief totaaloverzicht komen voor alle
deelnemers, ‘een pensioendashboard’. De nieuwe wet- en regelgeving zal direct invloed hebben op de
vorm van communicatie.
5.3
Pensioenadministratie
SEPA
Door de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) gaat Europa per 1 februari 2014 over
naar één Europese betaalmarkt. Hierdoor moeten nationale betaalsystemen en -infrastructuren
overgaan op Europese standaarden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering en het
betalingsverkeer van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders.
In 2013 heeft de transitie van het fonds naar IBAN plaatsgevonden. De crediteurenadministratie is in
juli gemigreerd. De uitkeringen zijn in september overgezet naar de SEPA omgeving.
34
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Beantwoording deelnemersvragen
In 2013 hebben deelnemers 839 keer een vraag gesteld aan het pensioenfonds (2012: 991, 2011:
976). Deelnemers stelden met name vragen over de specificatie van het uitgekeerde pensioen en het
Uniform Pensioenoverzicht.
De onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen in 2013 per
communicatiekanaal.
200
Aantallen
150
Telefonische vragen
100
Schriftelijke vragen
E-mails
50
0
Q1 2013
5.4
Q2 2013
Q3 2013
Q4 2013
Pensioenregeling
Het pensioenfonds voert de volgende 14 verschillende pensioenregelingen uit:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Cargill CAO 55 Plus
Cargill niet CAO
Cargill niet CAO 55 plus
Cargill B.V. Cocoa en chocolate 55 Plus
Fennema excedent
Cargill niet CAO
Cargill niet CAO 55 plus
Cargill CAO
Cargill B.V. Cocoa en chocolate
Cargill CAO
Cargill B.V. Cocoa en chocolate
Cargill (Sas van Gent)
Cargill (Sas van Gent) 55 plus
Cargill (Sas van Gent) prepensioen
Traditioneel eindloon
Traditioneel eindloon
Traditioneel eindloon
Traditioneel eindloon
Traditioneel eindloon
Flexibel eindloon plus beschikbare premie
Flexibel eindloon plus beschikbare premie
Traditioneel middelloon
Traditioneel middelloon
Flexibel middelloon plus beschikbare premie
Flexibel middelloon plus beschikbare premie
Eindloon (variabel deel middelloon)
Eindloon (variabel deel middelloon)
Eindloon (variabel deel middelloon)
Meer informatie over een regeling is verkrijgbaar via de website: www.cargillpensioen.nl.
35
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
5.5
Nieuwe wetgeving
Inperking fiscaal kader
Als gevolg van de wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal
maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een
pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar.
In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat
gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een
meerderheid in de Eerste Kamer en zijn ‘aangehouden’. Via een zogenoemde novelleprocedure is een
gewijzigd voorstel aan het parlement aangeboden. Om op voorhand te kunnen rekenen op een
meerderheid in de Eerste Kamer heeft het kabinet op 18 december 2013 met een aantal
oppositiepartijen afspraken gemaakt over de inhoud van het aangepaste wetsvoorstel.
In de eerste plaats is de verlaging van het maximale opbouwpercentage minder groot dan in het
oorspronkelijke wetsvoorstel. In plaats van een maximaal opbouwpercentage van 1,75% is het
percentage nu vastgesteld op 1,875% (voor middelloonregelingen). Dit percentage geldt bij een
pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere
pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden
gehanteerd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was daarnaast opgenomen dat fiscaal voordelig
pensioen opgebouwd kan worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Deze grens is in de
gemaakte afspraken behouden gebleven. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000
uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, wat fiscaal begunstigd wordt via een
vrijstelling in box III.
Eén van de beoogde doelen van de verlaging van het maximale opbouwpercentage is dat daarmee de
pensioenpremies omlaag zullen gaan. De hoogte van de premie wordt echter niet vastgesteld door de
overheid, maar door de pensioenfondsbesturen. Daarom worden premiewaarborgen ingevoerd om
ervoor te zorgen dat de premies daadwerkelijk door de pensioenfondsen worden verlaagd. De
waarborgen worden waar mogelijk vastgelegd in wetgeving. Zo zullen pensioenfondsen in hun
jaarrekening moeten aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen. Ook krijgt de
toezichthouder een aantal extra bevoegdheden. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te
gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte
van de premie. Ook mogen pensioenfondsen alleen ‘toekomstbestendig’ indexeren, wat betekent dat
pensioenaanspraken en –rechten alleen mogen worden aangepast aan de inflatie als deze indexatie
ook gedurende een langere periode kan worden waargemaakt.
Verder worden de mogelijkheden voor zelfstandigen om pensioen op te bouwen uitgebreid. Zo komt er
een collectieve pensioenregeling voor zzp’ers. Fondsen kunnen vrijwillige voortzetting blijven
aanbieden aan deelnemers die zzp’er worden, waarbij de zzp’er dan 9 maanden de tijd krijgt om die
keuze te maken. Daarnaast komen er mogelijkheden om pensioenvoorzieningen in de derde pijler aan
te spreken in geval van arbeidsongeschiktheid. Verder zal nader worden onderzocht of de
werknemersbijdrage binnen een pensioenregeling gebruikt kan worden voor aflossing van de
hypotheek.
Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en op 10 maart
2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015.
36
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Herziening financieel toetsingskader
De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding
geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende
pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het
ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord
ook de instemming van het kabinet gekregen.
De nadere uitwerking bevatte voor sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze tussen een
‘nominaal contract’ een ‘reëel contract’. Een voorontwerp van de aanpassing van de Pensioenwet, het
nieuwe financieel toetsingskader (FTK) en de toelichting is ter consultatie via internet openbaar
gemaakt, waarop ‘het pensioenveld’ kon reageren.
Na deze consultatie heeft staatssecretaris Klijnsma op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd
over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In de brief wordt
aangegeven dat zowel het nominale als het reële contract beperkingen kennen. Een keuze tussen
twee contracten levert geen eenduidig kader op, aldus de staatssecretaris. In plaats van een keuze
tussen een nominaal of een reëel contract zal er daarom een tussenvariant gaan gelden. Bij de
herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde
aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te
bestaan. Voor het vertrouwen zou het daarnaast wenselijk zijn dat bestaande pensioenaanspraken
niet anders worden gewaardeerd.
In de brief van de staatsecretaris wordt aangekondigd dat de ‘tussenvariant’ onder meer een
spreidingsmethodiek voor financiële schokken zal kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden
geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden
verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig
worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële
markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde
rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige
systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel.
Het wetsvoorstel is begin april 2014 bij de Tweede Kamer ingediend. De streefdatum voor
inwerkingtreding is 1 januari 2015.
Verhoging AOW-leeftijd
Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden “Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen”, is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de dag
waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” gaat de AOWleeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk met een aantal maanden per jaar verder omhoog. Daarmee
komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste
verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de
resterende levensverwachting. Deze voorgestelde snelheid waarmee de AOW-leeftijd omhoog zou
gaan, zal echter worden aangepast. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller
omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66 ste, respectievelijk de 67ste verjaardag.
Versterking bestuur pensioenfondsen
De wet “Versterking bestuur pensioenfondsen” beoogt het governancemodel van pensioenfondsen
opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er
een keuze gemaakt kan worden tussen bestuursmodellen, waaronder een model waarin het voltallige
bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. Afhankelijk van het gekozen model worden
de bevoegdheden van de huidige deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan bij andere
37
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
fondsorganen ondergebracht. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden
aangepast. Het intern toezicht kan, naast een visitatiecommissie of een raad van toezicht, ook door
middel van een one-tier board worden ingericht. In het debat in de Eerste Kamer heeft
staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat de mogelijkheid van intern toezicht door een
visitatiecommissie per 1 juli 2016 komt te vervallen. Met uitzondering van fondsen die het intern
toezicht hebben georganiseerd door middel van een one-tier board, zullen fondsen dan een
permanente raad van toezicht moeten instellen.
Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van
(mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaat-bestuurder te
weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet is, ter
vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed
pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming
en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld.
De wet is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de
bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor
pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de
relevante documenten voor te bereiden.
Wet Pensioencommunicatie
Uit verschillende onderzoeken en adviezen is gebleken dat de huidige communicatie-inspanningen van
pensioenuitvoerders niet altijd het gewenste effect hebben en de verplichte communicatie-uitingen
voor een aanzienlijk deel van de deelnemers onvoldoende begrijpelijk zijn. Bij informatieverstrekking
zou meer dan nu moeten worden aangesloten bij het perspectief van de deelnemer. Het doel van de
wet ‘Pensioencommunicatie’ is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving onder meer
ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De
mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over
koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden
uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag
inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel
‘Pensioencommunicatie’ op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde
datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015.
In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid
Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een
convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid
(premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen).
Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt
worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van
arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan
een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor
wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat
betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe
pensioenuitvoerder gedekt wordt.
Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij
daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als
pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is
op 1 januari 2014 in werking getreden. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat
38
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen
aanpassen.
PPI, API en APF
In 2011 heeft het kabinet de Premie Pensioen Instelling (PPI) geïntroduceerd die alleen DC-regelingen
mag uitvoeren. Na de PPI zou nog een nieuwe (afzonderlijke) pensioeninstelling moeten volgen, de
Algemene Pensioeninstelling (API). Verschil met de PPI zou zijn dat API ook DB-regelingen zou mogen
uitvoeren. De API zou zich moeten richten op de buitenlandse markt. Naar aanleiding van reacties op
een voorontwerp van de wet ter invoering van de API, heeft staatssecretaris Klijnsma op 4 november
2013 aan de Tweede Kamer laten weten dat het nu niet opportuun is om invulling te geven aan een
API die primair is gericht op grensoverschrijdende dienstverlening. Wel komt een aantal aspecten van
de API-ontwerpwetgeving goed van pas als oplossingsrichting voor huidige problemen, aldus de
staatssecretaris.
Er is een trend zichtbaar dat met name kleine pensioenfondsen moeite hebben met de uitdagingen
waarvoor zij worden geplaatst als het gaat om de eisen ten aanzien van governance,
risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden
de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds er is veelal ook
de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden.
Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte. Een liquiderend
pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF dat wordt bestuurd door
onafhankelijke bestuurders. De betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het
belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden
gescheiden geadministreerd (ringfencing). Verder zal er een vergunning nodig zijn om een APF op te
richten. De dienstverlening van een APF staat niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij
verplichte bedrijfstakpensioenfondsen.
Het verschil met het multi-OPF, dat momenteel al wettelijk is gefaciliteerd, is dat in het bestuur van
een multi-OPF alle ondernemingen waarvoor een pensioenregeling wordt uitgevoerd vertegenwoordigd
moeten zijn. Om deze reden wordt in de geschetste situatie nauwelijks gebruik gemaakt van de
bestaande mogelijkheid van het multi-OPF. Daarnaast wordt het zelf moeten oprichten van een multiOPF als een drempel ervaren. Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de
mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die
wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. Er is een voorontwerp
van de wet ter invoering van het APF via internet ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van
inwerkingtreding is 1 januari 2015.
Onderzoek doorsneesystematiek
Bij veel pensioenregelingen wordt gebruik gemaakt van de doorsneesystematiek: alle deelnemers in
een pensioenregeling betalen hetzelfde premiepercentage (de doorsneepremie). Voor verplicht
gestelde bedrijfstakpensioenfondsen is het hanteren van een doorsneepremie wettelijk
voorgeschreven. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in opdracht van het Ministerie van SZW de
voor- en nadelen van de doorsneesystematiek geïnventariseerd. Dit rapport is op 20 december 2013
aangeboden aan de Tweede Kamer. In het rapport wordt gesignaleerd dat de pensioenopbouw voor de
deelnemer in de regel niet actuarieel neutraal is en er hetzij teveel, hetzij te weinig premie wordt
betaald voor het opgebouwde pensioen. Ook worden alternatieve modellen voor de
doorsneesystematiek beschreven. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris
Klijnsma wordt gesteld dat het Europees recht – vanuit mededingingsrechtelijk perspectief – ruimte
laat om af te wijken van de doorsneesystematiek. Er dient echter voldoende solidariteit over te blijven
om de uit de verplichtstelling voortvloeiende inbreuk op het mededingingsrecht te rechtvaardigen. De
analyse van de doorsneesystematiek door het CPB dient als eerste verkenning en kan bijdragen aan
39
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
de ‘stelseldiscussie’ over de maatschappelijke houdbaarheid van het aanvullend pensioen, aldus de
staatssecretaris.
Doorlichting pensioenbeleid
Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: “De overheid
stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de
bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. In opdracht van het Ministerie is deze doelstelling
doorgelicht. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de
Tweede Kamer.
Ten aanzien van het stimuleren van de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke
pensioenregelingen is de conclusie dat een grote meerderheid van de werknemers (91%) op enig
moment deelneemt aan een pensioenregeling. Het aantal werkenden dat geen of een ontoereikend
pensioen opbouwt - met name zelfstandigen – groeit echter. De bescherming van opgebouwde
pensioengelden staat onder druk. De genoemde oorzaken zijn onder meer de sterk schommelende
beleggingsopbrengsten, de stijgende levensverwachting en de dalende rente. De financiële crisis in
2008 is daarbij het keerpunt gebleken, hetgeen zichtbaar werd in de sterk gedaalde dekkingsgraden,
het geheel of gedeeltelijk uitblijven van indexatie en kortingen op de pensioenen.
De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen
zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en
discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en
verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijke
houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op
vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief
en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie over de
maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel.
Heroverweging waardeoverdracht
In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid
betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor
eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige
waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met
bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou
het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot
waardeoverdracht.
De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in
december 2012 een advies op hooflijnen opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze
poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar
een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de
Arbeid van juni 2013 wordt betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de
waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de
pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen.
Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten weten waarde
te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde
pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de
mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden,
alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien
of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen
40
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Europese Pensioenfondsrichtlijn
In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door
een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Europese Commissie heeft
aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen
dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een
zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als
deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een
toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden
uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van
indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze
wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden. In mei 2013 werd bekend dat de invoering
van de buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft
aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om `met
intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'.
Premiestaffels en leeftijdsonderscheid
Onderscheid naar leeftijd bij de arbeidsvoorwaarden is verboden. Er mag alleen onderscheid op grond
van leeftijd worden gemaakt als er sprake is van een wettelijke uitzondering, of als het onderscheid
objectief kan worden gerechtvaardigd. Dat laatste wil zeggen dat het leeftijdsonderscheid een
‘legitiem’ doel heeft, waarbij het middel waarmee dat doel wordt bereikt passend en noodzakelijk is.
Kort gezegd is het eenvoudiger gebruik te maken van een wettelijke uitzondering dan het aantonen
van een objectieve rechtvaardiging. De ‘lat’ om een objectieve rechtvaardiging aan te tonen, ligt in het
algemeen hoog.
Een van de wettelijke uitzonderingen is dat het verbod op onderscheid niet geldt als er gebruik wordt
gemaakt van actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen. Deze uitzondering geldt onder meer
bij het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels bij premieregelingen. De premie wordt in deze
staffels hoger naarmate de leeftijd stijgt. Soms is ook de werknemersbijdrage in de premie
leeftijdsafhankelijk.
Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september
2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering met betrekking tot actuariële berekeningen bij
pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit onderwerp. De
conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in
Nederlandse wetgeving en dat de uitzondering ten onrechte is opgenomen in de wet. Dat zou
betekenen dat de wettelijke uitzondering moet worden geschrapt en dat het hanteren van
leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een
legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel.
Er zijn auteurs die betogen dat een objectieve rechtvaardiging voor het werkgeversdeel van premie
aan te tonen is. De staffels zijn namelijk zo vastgesteld dat de verwachte pensioenuitkomst op de
pensioendatum voor iedereen hetzelfde is en er is geen andere manier om dat resultaat te bereiken.
Wat betreft de werknemerspremie ligt dat wellicht anders, aangezien daar minder ingrijpende
alternatieven voorhanden zouden zijn om het gewenste doel (een ‘eigen’ bijdrage) te bereiken,
bijvoorbeeld een leeftijdsonafhankelijke werknemersbijdrage in de vorm van een percentage van de
pensioengrondslag. De gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de
leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden.
41
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie
De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris niet
voldoende, vanwege het reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het
pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking
nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en
regelgeving opgenomen criteria.
Actuariële analyse van het resultaat 2013
Bedragen x € 1.000
Premie
Sterfte
Beleggingsopbrengsten
Rentetermijnstructuur
Kosten
Mutaties
Overige (incidentele) mutatie technische voorzieningen
Diversen
Totaal resultaat
2013
2012
4.428
1.045
-19.737
25.423
0
-2.204
-3.363
329
4.284
1.681
55.588
-36.318
0
145
-5.882
372
5.921
19.870
Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken:



Er is in 2013 een negatief beleggingsrendement gerealiseerd van -2,63% terwijl voor de
technische voorzieningen gemiddeld een rendement van 0,35% nodig was. Dit heeft geleid tot een
negatief resultaat van - € 19,7 miljoen.
De technische voorzieningen worden gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan
het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur
betekent een hogere voorziening en visa versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in
2013 geleid tot een daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat van € 25,4 miljoen.
Het effect uit hoofde van mutaties ad € 2,2 miljoen betreft met name een resultaat uit eerdere
jaren als gevolg verfijning van de pensioenadministratie.
De overige (incidentele) mutatie technische voorzieningen ad € 3,3 miljoen bevat voornamelijk 2
schattingswijzigingen.
o Het bestuur heeft de toereikendheid van de opslag voor excassokosten onderzocht en
vastgesteld dat deze opslag 2,0% dient te zijn in plaats van 1,75%, teneinde
toereikend te zijn. Het effect van deze schattingswijziging op de technische
voorzieningen en het resultaat is circa € 1,57 miljoen negatief.
o De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor
'inkomenscategorie hoog' gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de
door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen.
Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot
een verzwaring van de technische voorzieningen met € 1,78 miljoen.
42
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Kostendekkende premie
De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen. Dit houdt in dat deze
premie is bepaald met behulp van de rentetermijnstructuur ultimo 2012. De kostendekkende premie
over 2013 bedraagt € 36,2 miljoen (2012: € 35,6 miljoen). De feitelijke premie ten behoeve van de
kostendekkendheidstoets bedraagt € 38,7 miljoen (2012: € 38,6 miljoen). De in rekening gebrachte
premie over 2013 is kostendekkend.
43
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
7.
Governance en compliance
7.1
Algemeen
De werkgever heeft in overleg met de sociale partners pensioenregelingen getroffen voor zijn
werknemers. Deze pensioenregelingen worden uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Het pensioenfonds stelt zich ten doel het binnen de perken van zijn middelen verlenen of doen
verlenen van pensioenen en overige uitkeringen aan pensioen- en aanspraakgerechtigden, één en
ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten en reglementen.
Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor
deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met wet- en
regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen werkgevers en
werknemers van Cargill B.V.
Het bestuur is belast met het bepalen van het beleid van het pensioenfonds. Delegatie of uitbesteding
van het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan door het bestuur is mogelijk op basis
van een gedetailleerde vastlegging van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de
personen of instellingen aan wie delegatie of uitbesteding plaatsvindt.
Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken, vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten
rechte en is met inachtneming van het bepaalde in de statuten bevoegd tot alle daden welke verband
houden met de doelstelling van het pensioenfonds.
Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de
strategie, het beleid en de uitvoering hiervan.
Hierbij brengt het bestuur verslag uit over de bestuurlijke gang van zaken in 2013.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle
belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Er wordt veel belang
gehecht aan inzicht in eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en de
aan derden uitbesteedde uitvoeringstaken. Eenmaal per jaar vindt een evaluatie plaats.
In 2013 hebben negen bestuursvergaderingen plaatsgevonden. Dit zijn er drie meer dan de standaard
geplande zes vergaderingen per jaar. Al deze vergaderingen zijn op een enkele uitzondering na door
alle bestuursleden bijgewoond. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijk quorum
aanwezig geweest.
7.3
Wet versterking Bestuur pensioenfondsen en Code
pensioenfondsen
Goed pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke
plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. Het
bestuur is zich bewust van deze verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds
en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de
pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Code pensioenfondsen
welke per 1 januari 2014 van kracht is en welke leidende normen bevat omtrent Goed
pensioenfondsbestuur dient voor het bestuur als richtlijn.
44
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen die juli 2013 van kracht is geworden beoogd versterking
van deskundigheid en intern toezicht, adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers en de
stroomlijning van alle taken. Per 1 juli 2014 zal het bestuur deze nieuwe wet in haar beleidsvoering
geïmplementeerd dienen te hebben.
Het bestuur heeft, overeenkomstig het advies van het Verantwoordingsorgaan, gekozen voor een
governancemodel dat dicht ligt tegen het huidige bestuursmodel; het paritaire bestuursmodel. Hoewel
de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen keuze had uit meerdere vormen van bestuur, heeft het
fondsbestuur voor het paritaire model gekozen omdat dit het meeste recht doet aan de aard van een
ondernemingspensioenfonds en grote mate van continuïteit biedt. Als gevolg van de wet heeft het
bestuur gekozen voor acht in plaats van tien bestuursleden. Om een concrete invulling hieraan te
kunnen geven, hebben alle bestuursleden hun zetel per 1 juli 2014 ter beschikking gesteld.
Ook binnen dit bestuursmodel blijft het verantwoordingsorgaan gehandhaafd waarbij vanaf juli 2014
haar bevoegdheden worden uitgebreid conform de eisen van wet.
Verantwoordingsorgaan
Ook in 2013 bestond het verantwoordingsorgaan uit de heer Goossens namens de werkgever, de heer
de Nijs namens de werknemers en de heer van Nunen namens de gepensioneerden.
Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte
beleidskeuzes en de naleving van de Code Pensioenfondsen, met als uitgangspunt de vraag of het
bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft
gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten.
Tijdens het verslagjaar is er naast verschillende momenten van informatie-uitwisseling per mail of
telefoon en de jaarwerkvergadering, één vergadering geweest tussen leden van het bestuur en het
verantwoordingsorgaan.
Het verslag van het verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 8. In paragraaf 8.1 is de
reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan vermeld.
Intern toezicht
Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door
onafhankelijke deskundigen wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing
binnen het pensioenfonds, het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd
en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
Het interne toezicht blijft worden uitgevoerd door een visitatiecommissie. De visitatiecommissie
bestaat uit de heer Capitain, de heer Hokke en de heer van Leeuwen. De laatste visitatie had
betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot en met 2012. Volgend jaar zal wederom een visitatie
worden gestart. Conform de Wet versterking pensioenfondsbesturen zal een visitatie vanaf dan
jaarlijks plaatsvinden.
7.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Het afgelopen jaar zijn door DNB geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het pensioenfonds. Er
zijn door de toezichthouder geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een
bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds
gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Het pensioenfonds heeft in 2009 een korte en
lange termijn herstelplan ingediend. Per ultimo 2013 is het fonds uit het korte termijn herstel
gekomen. Het lange termijn herstelplan blijft onverkort van toepassing.
45
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
7.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
Het bestuur vindt het belangrijk dat hun deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de
ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied.
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Concreet
houden deze regels in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden
benoemd, worden getoetst op integriteit en deskundigheid door DNB. Onze bestuursleden zijn getoetst
en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd.
Daarnaast stellen de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen
verscherpte eisen aan bestuurders. Dit geldt voor zowel ten aanzien van de tijdsbesteding, de
deskundigheid en de competenties van bestuurders.
De eisen die het bestuur stelt aan bestuurders zijn omschreven in het functieprofiel, als onderdeel van
het deskundigheidsbeleidsplan dat is opgesteld. In dit deskundigheidsbeleidsplan staat tevens
beschreven hoe het deskundigheidsniveau van de individuele bestuursleden en het bestuur als geheel
wordt gemonitord. Voor de waarborging van een beleidsmatige en continue aanpak op het gebied van
deskundigheid zoals vereist door DNB en de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, is door het
bestuur tevens een deskundigheidscommisie ingesteld.
Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en wordt
in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars, regio- en themabijeenkomsten bij te wonen.
7.6
Compliance
Het bestuur heeft een Compliance Charter en een Compliance Programma ingesteld conform de
modellen van de pensioenfederatie. De Compliance Officer is mevrouw Bakker, bedrijfsjurist bij Cargill
B.V. De gedragscode is wederom door alle bestuursleden en de leden van de beleggingscommissie
ondertekend en zal door de Compliance Officer worden beheerd.
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan
het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het
pensioenfonds belang hebben en het waarborgen van de goede naam en reputatie van het
pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid
moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van
nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen.
7.7
Geschillencommissie
De mogelijkheid bestaat om klachten en geschillen voor te leggen aan het bestuur. Het bestuur neemt
een gemotiveerde beslissing ten aanzien van de klacht of het geschil. Indien de belanghebbende zich
met deze beslissing niet kan verenigen, kan deze het geschil voorleggen aan een daartoe in te stellen
geschillencommissie, bestaande uit drie leden. In het verslagjaar zijn geen beroepszaken bij de
Geschillencommissie aangebracht.
7.8
Organisatie en uitvoering
Het pensioenfonds heeft een groot deel van haar werkzaamheden uitbesteed. Zo is de
pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. (TKP). De uitvoering van het
vermogensbeheer wordt door MN gedaan, waarmee het pensioenfonds een fiduciaire management
overeenkomst heeft. Advisering aan het bestuur inzake pensioenaangelegenheden is uitbesteed aan
Mercer Nederland B.V. Besluitvorming over het beleid van het pensioenfonds vindt plaats door het
46
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
bestuur. Door het bestuur is een dagelijks bestuur benoemd dat zich bezig houdt met de dagelijkse
gang van zaken. Tevens zijn een aantal commissies/ werkgroepen ingesteld. Elke commissie houdt
zich bezig met specifieke taken.
Monitoring third party commissie heeft namens het bestuur de taak om de uitbestede werkzaamheden
op basis van periodieke rapportages van de uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden in het
kader van de afgesloten Service Level Agreements te monitoren. Tevens ontvangt het pensioenfonds
ISAE 3402 type II-rapportages van TKP en van MN, die door een externe accountant zijn
gecertificeerd.
7.9
Uitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit
Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie
‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan zijn door de Pensioenfederatie op 20
maart 2012 nadere uitwerkingen gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking
kosten vermogensbeheer 2012’ en ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten
vermogensbeheer herziene versie met aanvullingen 2013’).
In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden
aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende
stakeholders.
De pensioenfederatie heeft in de notities een onderscheid gemaakt tussen de volgende vier
kostensoorten:
Algemene kosten
De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de
pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies,
externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over
pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten.
Pensioenuitvoeringskosten
Deze kosten betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder
bestaan de kosten van pensioenbeheer uit communicatiekosten, accountantskosten, actuariskosten en
toegerekende algemene kosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per
deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en
gepensioneerden. In deze kosten zitten geen schattingselementen.
Vermogensbeheerkosten
De volgende kosten zijn onderdeel van het rendement van de beleggingen van het pensioenfonds:

Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die
onafhankelijk is van de prestatie.

Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan
van de benchmark door de manager.

Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten,
accountantskosten en juridische kosten.
47
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De volgende kosten worden niet betaald uit de beleggingsportefeuille en zijn daarom geen onderdeel
van het rendement:

Dienstverlening integraal balansbeheerder:

Beheervergoeding: Dit is een vaste beheervergoeding voor de beleggingsfondsen per
tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie.

Performance fee: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor de beleggingsfondsen voor
het verslaan van de benchmark van een beleggingscategorie.

Adviesvergoeding: Dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening, eventueel met
meerwerk conform de uitbestedingsovereenkomst

Overige directe kosten: Dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening derivaten en de
kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid.

De toegerekende algemene kosten.
De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd
vermogen
Transactiekosten
Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de
transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het
gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen en transactiekosten bij
illiquide beleggingen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De
Pensioenfederatie zal hiernaar eerst nader onderzoek doen.
De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd
vermogen.
Totale uitvoeringskosten
In onderstaande tabel zijn de totale uitvoeringskosten weergegeven:
2013
2012
2011
€ 433
€ 419
€ 342
Vermogensbeheerkosten
(als percentage van het gemiddeld
belegd vermogen)
0,39%
0,42%
0,44%
Transactiekosten
(als percentage van het gemiddeld
belegd vermogen)
0,06%
0,07%
0,17%
Pensioenuitvoeringskosten
(in euro per deelnemer)
De stijging in pensioenuitvoeringskosten per deelnemer wordt uitsluitend veroorzaakt door de
berekeningssystematiek, zoals voorgeschreven door de pensioenfederatie. De absolute
pensioenuitvoeringskosten zijn afgenomen. Door dat deze kosten door minder deelnemers worden
gedeeld, zijn de kosten per deelnemer gestegen.
De vermogensbeheerkosten zijn over meerdere jaren berekend. De verschillen per jaar worden
voornamelijk verklaard door wijzigingen in de beleggingsmix. Ook rendement gerelateerde
vergoedingen en advieskosten (derivatenstrategie) hebben invloed op de verschillen per jaar van de
vermogensbeheerkosten.
48
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
7.10
Statutenwijziging
De statuten van het pensioenfonds zijn in het verslagjaar niet gewijzigd.
49
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
8.
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht
Het verantwoordingsorgaan (VO) heeft de bevoegdheden en rechten die aan haar zijn toebedeeld bij
en krachtens de Pensioenwet en de statuten van het Fonds. Daarbij legt het Bestuur verantwoording
af over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en moet het VO zich daarover een oordeel
vormen evenals over de beleidskeuzes van het Bestuur voor de toekomst. Daarnaast stelt het Fonds
het VO in de gelegenheid advies uit te brengen over de in de Pensioenwet genoemde onderwerpen.
Het oordeel van het VO wordt samen met de reactie van het Bestuur daarop, bekend gemaakt en in
het jaarverslag opgenomen.
Verantwoording en werkwijze
Het VO is in het afgelopen boekjaar vijf maal bijeen geweest en heeft gesprekken gevoerd met het
Bestuur, de Visitatiecommissie, de accountant en de actuaris. Er werd o.a. aandacht besteed aan de
nieuwe bestuursvorm en een eventuele aanpassing van het indexatiebeleid. Het VO heeft het Bestuur
geadviseerd te kiezen voor de paritaire bestuursvorm, die naar haar mening het beste aansluit bij de
situatie van het Fonds. Het VO heeft het Bestuur tevens geadviseerd om het indexatiebeleid gelijk te
trekken; d.w.z. maximaal 50% van de stijging van de prijsindex, vanaf een vastgestelde
dekkingsgraad volledig toepasbaar.
Bevindingen en aandachtspunten
Na uitvoerig bestuderen van de onderliggende documenten en het conceptjaarverslag en een gesprek
met accountant en actuaris hebben wij de volgende opmerkingen:
De vermogensbeheerder is er dit jaar weer niet in geslaagd om de benchmark voor het
rendement te verslaan of te behalen.
Positief is te noemen de daling van transactiekosten en vermogensbeheerkosten,
daartegenover staat echter een sterke stijging van de pensioenuitvoeringskosten in de laatste
jaren (per deelnemer).
Wij zijn van mening dat het Bestuur sterk zou moeten overwegen om over 2013 een indexatie
toe te passen.
Het is verheugend om te zien dat het korte termijn herstelplan is gerealiseerd en dat een
korting op de pensioenrechten niet noodzakelijk is gebleken.
Minder positief is de snelle daling van het aantal actieve deelnemers, die is opgetreden na het
sluiten van het Fonds. Een mogelijke toekomstige uitvoering van de Provimi
pensioenregelingen door het Fonds kan hiervoor weer enig tegengewicht bieden.
In de loop van 2013 is een nieuwe uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever.
Hier wordt de opslag op de kostendekkende premie gegarandeerd maar ook gemaximaliseerd.
De garantie voortvloeiende uit de uitvoeringsovereenkomst loopt tot 2019. Wij adviseren het
bestuur om beleid te ontwikkelen voor de periode daarna.
Oordeel
Het VO gaat akkoord met het jaarverslag 2013. Het VO is verder van mening dat het Bestuur het
juiste beleid heeft opgesteld en dit op een adequate wijze tot uitvoering heeft gebracht. Ook kan het
VO zich vinden in de beleidskeuzes die zijn gemaakt voor de toekomst en de naleving door het
Bestuur van de principes voor goed pensioenfondsbestuur.
50
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
8.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
In de jaarwerkvergadering van 3 juni 2014 heeft het Verantwoordingsorgaan haar bevindingen en
aandachtspunten met betrekking tot het jaarverslag met het Bestuur gedeeld. Het Bestuur wil hier
graag als volgt op reageren:
De performance van de vermogensbeheerder ten opzichte van de benchmark heeft blijvende
aandacht van de Beleggingscommissie en het Bestuur. Een van de oorzaken van de
gerapporteerde underperformance is dat de benchmark bepaalde vermogensbeheerskosten
niet omvat, terwijl dat wel het geval is bij het feitelijk behaalde rendement. Met de
vermogensbeheerder wordt overlegd over een eenduidige vergelijkende rapportage.
Het Bestuur bewaakt zorgvuldig de ontwikkeling van de pensioenuitvoeringskosten. Het
absolute kostenbedrag is in 2013 nagenoeg gelijk gebleven aan dat van 2013 maar het
dalende aantal deelnemers heeft tot een stijging van de kosten per deelnemer geleid. Een
groot deel van de kosten is vast van aard. De ontwikkelingen op pensioengebied en de nog
steeds grote complexiteit geven op dit moment weinig mogelijkheid tot reductie van kosten.
Het Bestuur heeft besloten om geen voorwaardelijke toeslagverlening toe te kennen per 1
januari 2014. De argumentatie hiervoor is opgenomen in het Bestuursverslag.
De nieuwe Uitvoeringsovereenkomst leidt tot een voorzetting van de voorheen geldende
financieringsafspraken. De in deze afspraken niet verplichte extra premiebijdrage boven de
kostendekkende premie is in de nieuwe Uitvoeringsovereenkomst geborgd tot en met het jaar
2019 maar gemaximeerd op € 3 miljoen. Het Bestuur heeft vooralsnog geen aanleiding te
denken dat de huidige financieringsafspraken na het jaar 2019 zullen veranderen, maar zal
zich tijdig beraden op mogelijke toekomstige aanpassingen in de financieringsafspraken.
Het Bestuur dankt de leden van het Verantwoordingsorgaan voor haar waardevolle werkzaamheden
ten behoeve van het Fonds.
51
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
9.
Verwachte gang van zaken
2014 zal in het teken staan van de implementatie van de Wet Versterking Bestuur pensioenfondsen,
het nieuwe FTK en de verdere (fiscale) aanpassingen die worden voorzien in 2015. Vooruitlopend op
de Wet pensioencommunicatie wil het fonds in 2014 een aanvang maken met het introduceren van
nieuwe en extra communicatiemiddelen.
Wet versterking Bestuur Pensioenfondsen
Het bestuur zal de benodigde aanpassingen in de eerste helft van 2014 tot stand brengen en de
verschillende fondsdocumenten waar nodig hierop aanpassen.
Uitkomst ALM
De ALM zal in 2014 worden afgerond. Afhankelijk van de uitkomsten zal het bestuur haar beleid
aanpassen. Voorlopige uitkomsten wijzen in de richting van een verdere verlaging van het
risicoprofiel. Het bestuur zal zich beraden over hoe en wanneer deze aanpassing van het risicoprofiel
tot stand zal komen.
Nieuwe regelingen
De werkgever heeft aangegeven te overwegen om de pensioenregelingen van Provimi Holding B.V. en
Provimi B.V. te laten uitvoeren door het Cargill pensioenfonds. Deze regelingen worden nu uitgevoerd
door Stichting Pensioenfonds Bonda concern. Het fonds zal een eventueel verzoek in overweging
nemen.
Pensioenakkoord 2015: verdere versobering van het fiscale kader
Met ingang van 2015 zal naar alle waarschijnlijkheid een verdere versobering van het fiscale kader
voor pensioenen worden geïntroduceerd. Dit zal opnieuw leiden tot reglementswijzigingen. Hoe
invulling te geven aan deze verdere versobering is aan werkgever en sociale partners. Het bestuur zal
voorzien in advies.
Communicatie
Vooruitlopend op de Wet pensioencommunicatie zal het fonds 2014 naar verwachting nog meer
aandacht schenken aan communicatie. Er zal naast de hardcopy nieuwsbrief tevens een digitale
nieuwsbrief komen waarop deelnemers zich kunnen inschrijven. Deze nieuwsbrief biedt middels links
meer mogelijkheden tot het verschaffen van gedetailleerdere informatie. Daarnaast zal aandacht
worden gegeven aan de ontwikkeling van een Pensioen dashboard; een tool waarin ook de elders
opgebouwde aanspraken middels een koppeling met “mijn pensioenoverzicht.nl” te zien zal zijn.
Tevens is hierin een planner geïntegreerd en zal er een koppeling worden gemaakt met cijfers vanuit
het Nibud. Via dit laatste kan men inzichtelijk krijgen hoe hoog het pensioen zou moeten zijn, gezien
de kosten die men verwacht, de levensstijl die men wenst en welke pensioendatum daarbij zou
kunnen horen.
Toeslagverlening 2014
Ondanks het feit dat het pensioenfonds per 31 december 2013 geen dekkingstekort meer heeft en het
in 2013 geldende beleid de mogelijk biedt om tot voorwaardelijke toeslagverlening over te gaan, heeft
het Bestuur besloten om per 1 januari 2014 geen voorwaardelijke toeslag te verlenen. De reden
hiervoor is dat het fonds in 2013 met een zeer geringe marge de minimaal benodigde dekkingsgraad
heeft bereikt, dat kortingen voor alle deelnemers daarmee maar juist zijn voorkomen, dat het herstel
broos is en de renteontwikkelingen in de eerste maanden van 2014 een negatief effect op de
financiële positie van het fonds hebben. Het Bestuur acht in deze omstandigheden het verlenen van
voorwaardelijke toeslag niet in het belang van alle deelnemers. Hiermee is de achterstand in
52
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
voorwaardelijke toeslagverlening vanaf 2009 ten opzichte van de ambitie van het fonds opgelopen tot
4,59% voor de Cargill deelnemers en tot 11,94% voor de Sas van Gent deelnemers. Het bestuur heeft
in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%,
uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven
als gepensioneerden van Sas van Gent populatie. Het Bestuur kan in de toekomst besluiten (een deel
van) deze achterstand in te halen als de financiële positie van het fonds dit toelaat (echter niet met
terugwerkende kracht).
Maatregelen Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader (FTK)
Het fonds is in afwachting van de definitieve wetgeving omtrent de herziening van het financieel
toetsingskader. Nu de keuze tussen een nominaal en een reëel pensioencontract van de baan lijkt,
lijkt ook de invloed van de werkgever en de sociale partners op de invulling van dit FTK gering. Om
snel te kunnen anticiperen op het moment dat de Wetgeving van kracht wordt, heeft het bestuur
hiertoe reeds een transitieplan opgesteld.
Net zoals in 2013 verwacht het bestuur ook voor 2014 een uitdagend en interessant pensioenjaar.
Schiphol, 3 juni 2014
E.J. van der Plas, voorzitter
A.M.P. Schraven, secretaris
W.B. de Clercq
J.P.A.C. van Dierendonck
C.C.A Hoedelmans
C.A. Koppen
W. Rous
S. Vermeersch
R.J.J. van Wees
B.P. Zoethout
53
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Jaarrekening
54
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.
Jaarrekening
55
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.1
Balans per 31 december 2013
(na resultaatbestemming) Bedragen x € 1.000
31-12-2013
31-12-2012
€
€
696.734
3.897
1.631
3.763
712.989
3.866
3.934
2.083
706.025
722.872
33.064
651.046
16.438
5.478
27.142
651.304
15.144
29.282
706.025
722.872
ACTIVA
Beleggingen
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Vorderingen en overlopende activa
Overige activa
(1)
(2)
(3)
(4)
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA
Stichtingskapitaal en reserves
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
Overige schulden en overlopende passiva
(5)
(6)
(7)
(8)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 66.
56
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.2
Staat van baten en lasten
2013
€
2012
€
€
€
Baten
Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
Premiebijdragen risico deelnemers
Beleggingsresultaten
Overige baten
(9)
(10)
(11)
(12)
Totaal baten
38.790
1.542
-17.512
17
38.890
1.410
66.177
9
22.837
106.486
12.900
1.124
12.914
1.130
Lasten
Pensioenuitkeringen
(13)
Pensioenuitvoeringskosten
(14)
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
voor risico van het pensioenfonds
(15)
- Pensioenopbouw
- Toeslagverlening
- Rentetoevoeging
- Onttrekking voor uitkeringen en
uitvoeringskosten
- Wijziging marktrente
- Wijziging actuariële uitgangspunten
- Wijziging uit hoofde van overdracht van
rechten
- Aanpassing sterftekansen
- Overige mutaties voorziening
pensioenverplichtingen
Mutatie herverzekeringsdeel technische
voorzieningen
Mutatie overige technische voorzieningen
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico
deelnemers
Saldo herverzekering
Saldo overdrachten van rechten
Overige lasten
30.803
1.070
2.346
27.708
2.565
9.206
-13.075
-25.423
11
-13.125
36.036
-241
-967
1.775
-37
6.152
3.191
21
-269
68.285
(16)
(17)
31
-21
366
-58
(18)
(19)
(20)
(21)
1.294
986
849
22
2.612
1.323
41
3
16.915
86.616
5.921
19.870
Totaal lasten
Saldo van baten en lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 85.
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Algemene reserve
5.921
57
19.870
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode.
2013
€
2012
€
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen premies
Ontvangen in verband met overdracht van rechten
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
Overig
39.845
1.139
200
17
41.201
3
1.610
176
41.201
Uitgaven
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaald in verband met overdracht van rechten
Betaalde premies herverzekering
Betaalde pensioenuitvoeringkosten
Overige uitgaven
-12.854
-1.988
-1.514
-1.050
-22
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
42.990
-12.869
-44
-1.837
-1.165
-3
-17.427
-15.918
23.774
27.072
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Ontvangsten
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Ontvangsten uit hoofde van collateral
Mutatie vorderingen en overlopende activa
16.948
97.582
0
2.488
15.709
82.846
6.770
0
117.018
Uitgaven
Aankopen beleggingen
Beheersuitgaven
Mutatie overige schulden en overlopende passiva
-112.574
-1.906
-24.632
105.325
-131.921
-1.858
0
-139.112
-133.779
-22.094
-28.454
Netto kasstroom
1.680
-1.382
Mutatie liquide middelen
1.680
-1.382
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
58
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.4
Toelichting op de jaarrekening
10.4.1
Algemeen
Activiteiten
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Schiphol. De stichting is
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41203234.
Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en
nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte
deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen voor het personeel van de
aangesloten ondernemingen van Cargill B.V.
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9
Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610
Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 3 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt.
Referenties
In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
10.4.2
Grondslagen
10.4.2.1
Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven.
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar
het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal
gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch
potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft
plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een
vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle
risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de
verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans
opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de
toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan
sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien
sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te
wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd
opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens
gesaldeerd opgenomen.
59
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Vreemde valuta
Functionele valuta
De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.
Transacties, vorderingen en schulden
Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op
transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per
balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van
de staat van baten en lasten.
De koersen van de belangrijkste valuta zijn:
31 december
2013
USD
GBP
JPN
Gemiddeld
2013
0,7249
1,2019
0,0069
0,7413
1,2172
0,0077
31 december
2012
Gemiddeld
2012
0,7585
1,2329
0,0087
0,7752
1,2320
0,0097
Vergelijking met voorgaand jaar
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het
voorgaande jaar.
Schattingen en veronderstellingen
Schattingswijziging
De schatting van de excassokosten bedroeg 1,75% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft de
toereikendheid van deze opslag onderzocht en vastgesteld dat deze opslag 2,0% dient te zijn, teneinde toereikend te
zijn. Het effect van deze schattingswijziging op de technische voorzieningen en het resultaat is circa € 1,6 miljoen
negatief.
De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor 'inkomenscategorie hoog' gaf het
bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de
technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot een
verzwaring van de technische voorzieningen met € 1,8 miljoen.
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt
en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de
gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld.
Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze
oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende
jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien,
en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Dekkingsgraad
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de
reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening
pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
10.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen
Algemeen
De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd
zijn in bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort
beleggingen.
60
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de
staat van baten en lasten opgenomen.
Vastgoedbeleggingen
Belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de netto
vermogenswaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de pensioenfondsmanager zal een gefundeerde
inschatting gemaakt worden op basis van marktanalyse.
Aandelen
De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op de door de
vermogensbeheerder van het pensioenfonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële
waarde.
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de opgelopen interest ultimo
jaar.
Indien obligaties niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats tegen de actuele waarde op basis van de door
de vermogensbeheerder van het pensioenfonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de
reële waarde.
Leningen zijn gewaardeerd tegen actuele waarde op basis van de contante waarde van toekomstige kasstromen.
De deposito's zijn gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum.
Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en obligaties. Het
betreft valutatermijncontracten, interest rate swaps, futures, swaptions, credit default swaps, contracts for differences
en commodities.
Derivaten zijn gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de waarde waarvoor het contract ultimo jaar kan worden
afgewikkeld.
De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve posities (na
saldering) uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder derivaten. Negatieve
posities (na saldering) uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder
verplichtingen uit hoofde van de beleggingen. Onder deze laatste post zijn ook creditposities uit hoofde van credit
support annexen (CSA) verantwoord.
De CSA-contracten hebben betrekking op derivatencontracten. De openstaande vorderingen en verplichtingen van de
derivatencontracten worden maandelijks danwel wekelijks per tegenpartij gesaldeerd. Bij een saldo boven de
contractueel vastgestelde grens wordt er onderpand gestort c.q. ontvangen van de tegenpartij.
Overige beleggingen
Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde.
Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de pensioenfondsmanager zal een gefundeerde inschatting gemaakt
worden op basis van een nadere analyse. Hier geldt dat de marktwaarde van deze niet-beursgenoteerde (indirecte)
beleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de nietbeursgenoteerde beleggingsfonds per balansdatum. Het eigen vermogen van het onderliggende fonds is mede
gebaseerd op schattingen die de fondsbeheerder maakt. Het bestuur van pensioenfonds maakt geen aanpassingen op
deze schattingen. Het beleggingsfonds wordt jaarlijks voorzien van een controleverklaring bij hun jaarrekening.
Securities lending
Binnen een aantal MN Beleggingsfondsen waarin het fonds belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend.
Beleggingen die in het kader van een securities-lending contract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans
en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling zoals die geldt voor deze
beleggingen. De schuld uit hoofde van de ontvangen zekerheden is opgenomen onder de overige schulden.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde
gebeurtenis zich voordoet.
Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder
toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van
61
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door
de herverzekeraar. Conform de uitvoeringsovereenkomst wordt de winstdeling doorbetaald aan de werkgever.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking
worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is
van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
Liquide middelen
Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en
banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben.
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het
vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige
technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390
BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde
(marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen.
Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke
(toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de
actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende
pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het
bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum
bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake
is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige
salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met
invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens
arbeidsongeschiktheid.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen,
waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:

De door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (driemaands gemiddelde en UFR), rekening houdend met
een looptijd van de uitkeringen. Overlevingstafels, te weten de AG-prognosetafels 2012-2062. De
sterftekansen zijn aangepast door gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebaseerd op
inkomensklasse 'hoog', volgens model 2012 van Mercer. Er is geen leeftijdsterugstelling gehanteerd.

Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw wordt op drie jaar gesteld.
Gebaseerd op de netto contante waarde van de aanspraken op basis van verstreken deelnemersjaren

respectievelijk van ingegane pensioenen.
Bij de vaststelling van de voorziening voor nabestaandenpensioen wordt er van uitgegaan dat alle

deelnemers gehuwd zijn.
De leeftijd en duur worden in maanden nauwkeurig vastgesteld. Verondersteld wordt dat verzekerden zijn

geboren op de eerste dag van de maand waarin zij werkelijk geboren zijn.
De betaling van uitkeringen geschiedt continu. Vanwege kwartaalbetaling bij een gedeelte van het

verzekerdenbestand is een correctie van -/- 0,8% van de betreffende voorziening pensioenverplichtingen
toegepast.
Voor meeverzekerd wezenpensioen geldt geen opslag op de voorziening voor uitgesteld

nabestaandenpensioen.

Een opslagpercentage van 2,00% voor excassokosten.

Geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van het salarisniveau.
Een eventuele voorwaardelijke toeslagverlening per 1 januari van het volgend boekjaar wordt reeds op 31

december van het lopende boekjaar verwerkt, indien op het moment van vaststellen van de jaarrekening
het toeslagbesluit reeds genomen is.

Er is voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid rekening gehouden met verhoging van de
pensioenleeftijd naar 67 jaar.
62
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
VPL
In de aanspraken is het afgefinancierde gedeelte van de VPL-regeling (vijftien-jaren regeling) begrepen. Op aanvulling
uit hoofde van de VPL-regeling bestaat alleen aanspraak indien en voor zover deze daadwerkelijk zijn afgefinancierd.
De aanspraken uit hoofde van de overgangsmaatregel worden tijdsevenredig gefinancierd tegen een actuariële
kostendekkende premie, die in de reguliere premie is inbegrepen. De gehanteerde werkwijze is in overstemming met
de DNB richtlijnen.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Dit betreft vorderingen op de herverzekeraars uit hoofde van in het verleden herverzekerde rechten en herverzekerde
risico's, actuarieel bepaald als contante waarde van de aanspraken OP/PP en gecedeerde WAO-uitkeringen. Bij de
berekening zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij de voorziening pensioenverplichtingen voor risico
pensioenfonds, zonder opslag voor uitvoeringskosten.
Overige technische voorzieningen
Overige technische voorzieningen betreft de verplichtingen tot toeslagverlening van pensioenen voor deelnemers aan
de regeling Cargill BV Cocoa en chocolate.
De voorziening behelst de contante waarde van toekomstige toeslagverplichting voor:
- de werknemers die tussen 1 januari 1977 en 1 januari 1990 hebben deelgenomen in de pensioenregeling en de
dienst hebben verlaten, dan wel gepensioneerd zijn.
Voorzieningen voor risico van deelnemers
De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover
deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste
verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen
sprake is van transactiekosten).
Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
10.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans
gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde
als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te
brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als
premiebijdragen verantwoord.
Premiebijdragen risico deelnemers
Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar) bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling.
Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en
valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde
waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden,
huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.
Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan.
63
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten,
provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen
zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de
voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en
nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Indexering en overige toeslagen
De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de
middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens
de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB,
hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de
kostendekkende premie.
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) en
actieve deelnemers van Sas van Gent (middelloonregeling gedeelte) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de
prijsindex. Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter.
Per 1 januari 2013 zijn de aanspraken van deelnemers van de Cargill middelloonregelingen verhoogd met 2,0%. De
aanspraken van deelnemers van de Cargill BV Cocoa en chocolate middelloonregelingen zijn niet verhoogd in 2013.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,35% (2012: 1,5%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire
swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name
excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post
betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het
hoofd wijziging marktrente.
Wijzigingen actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de
berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en
externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte,
langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie
van het pensioenfonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van
deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven,
terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De
tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Aanpassing sterftekansen
De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor 'inkomenscategorie hoog' gaf het bestuur
aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische
voorzieningen. Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot een verzwaring
van de technische voorzieningen met € 1,8 miljoen.
64
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid, pensioneren en
de schattingswijziging van de excasso opslag.
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische
voorziening voor risico deelnemers.
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel
overgedragen pensioenverplichtingen.
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
10.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als
zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en
beleggingsactiviteiten.
65
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2013
1. Beleggingen
ACTIVA
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende
waarden
Derivaten
Overige
beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
Stand per 1
januari 2013
Aankopen
Verkopen
Herwaardering
Overige
mutaties
Stand per 31
december
2013
10.240
288
-39
-2
82.319
27.195
-3.347
11.731
568.468
84.191
-61.968
-41.014
24.793
0
-19.591
-3.379
27.007
900
-12.637
239
712.827
112.574
-97.582
-32.424
0
0
525
-643
0
-118
10.487
117.898
550.203
1.180
15.509
695.276
Schuldpositie
derivaten
(credit)
1.457
696.734
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende
waarden
Derivaten
Overige
beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
Stand per 1
januari 2012
Aankopen
Verkopen
Herwaardering
Overige
mutaties
Stand per 31
december
2012
10.618
414
-34
-758
68.381
6.772
-4.001
11.167
489.088
120.904
-73.611
31.584
24.482
0
-8.516
9.017
25.987
138
-221
1.103
618.556
128.228
-86.383
52.113
0
0
503
-190
0
313
10.240
82.319
568.468
24.793
27.007
712.827
Schuldpositie
derivaten
(credit)
162
712.989
De voorgaande specificaties geven de totale beleggingen weer, inclusief de beleggingen voor risico deelnemers. De
beleggingen voor risico deelnemers is de som van de waarde van de spaarsaldi. De beleggingen zijn ondergebracht bij
MN. Onderdeel van de beleggingen voor risico deelnemers zijn de beleggingen in Life Cycles. Het pensioenfonds kent
vijf Life Cycles, waarbij per leeftijdscohort wordt belegd in een vooraf vastgestelde beleggingsmix van aandelen en
obligaties. Ultimo 2013 wordt voor € 3,8 miljoen belegd in Life Cycles. Deze beleggingen worden separaat
aangehouden. De overige beleggingen voor risico deelnemers (€ 12,6 miljoen) worden tezamen met de beleggingen
voor risico van het pensioenfonds belegd en deze worden daarom niet afzonderlijk gepresenteerd. Ultimo 2013
bedraagt de totale waarde van de beleggingen voor risico deelnemers € 16,4 miljoen (2012: € 15,1 miljoen).
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Vastgoedbeleggingen
Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen
die beleggen in vastgoed
66
10.487
10.240
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Aandelen
Beleggingsfondsen die beleggen in aandelen
117.898
82.319
396.205
151.499
2.499
394.750
145.918
27.800
550.203
568.468
Vastrentende waarden
Obligaties en leningen
Beleggingsfondsen die beleggen in vastrentende waarden
Deposito's
Derivaten
Valutaderivaten
Rentederivaten
478
702
-139
24.932
1.180
24.793
Voor een nadere specificatie van de derivaten wordt verwezen naar het hoofdstuk Risicobeheer.
Om het tegenpartijrisico te beperken wordt er op de lopende derivatenposities onderpand (collateral) afgestemd op
basis van de omvang van het ongerealiseerde resultaat. Dit gebeurt met de tegenpartij, op weekbasis. Afgelopen 2 jaar
is de frequentie verhoogd van maand- naar weekbasis. Na afstemming tussen partijen wordt het onderpand de volgende
werkdag geleverd. Het beleid dat MN hanteert voor het pensioenfonds is om alleen met tegenpartijen met een minimale
rating van A1, derivatenposities in te nemen.
Indien een tegenpartij wordt gedowngrade (lagere rating krijgt toegekend) onder de A1, worden geen nieuwe
derivatenposities aangegaan met deze tegenpartij. De bestaande derivaten die afgesloten zijn bij deze tegenpartij
worden niet automatisch ontbonden. Naast de rating wordt dan ook gekeken naar het risico dat de markt inprijst voor
deze tegenpartij in termen van kredietopslag en of de tegenpartij een systeembank is of niet. Indien de kredietopslag
te hoog is danwel de rating te laag wordt de positie afgebouwd (in overleg met Pf Cargill) en een nieuwe positie
aangegaan bij een andere tegenpartij.
Om het tegenpartijrisico te beperken is er op de derivaten een onderpand ontvangen van
€ 2.830 duizend. Het ontvangen onderpand is verantwoord onder 'overige schulden en overlopende passiva'.
Vanaf eind maart 2013 is het nieuwe tegenpartijenbeleid in werking getreden. Bij het tegenpartijenbeleid wordt op
basis van onder andere de gecombineerde ratings van Moody's, S&P en de CDS spread van de tegenpartij, de
maximale risico-exposure naar een tegenpartij bepaald. De verdeling van de creditrating van de tegenpartijen voor
2013 is als volgt:
Tegenpartij
ABN AMRO Bank N.V.
Barclays Bank PLC
BNP Paribas
Citibank NA
Deutsche Bank
Goldman Sachs Int.
HSBC Bank PLC
Rabobank Int.
Creditrating
AA2
AA2
AA2
AA3
AA2
AA2
AA1
AA1
Overige beleggingen
Hedgefondsen
Commodity's (grondstoffen, edele metalen)
Private Equity
67
10.904
0
4.605
10.862
10.677
5.468
15.509
27.007
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Schattingen en oordelen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen
actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een
aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals
beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het
kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op
balansdatum benadert de actuele waarde.
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van
marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel
van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van
vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Directe marktnoteringen
Afgeleide
marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0
0
398.705
0
0
0
117.898
151.499
1.180
10.904
10.487
0
0
0
4.605
10.487
117.898
550.203
1.180
15.509
398.705
281.480
15.092
695.276
Direct marktnoteringen
Afgeleide
marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0
0
422.550
0
0
0
82.319
145.918
24.793
21.539
10.240
0
0
0
5.468
10.240
82.319
568.468
24.793
27.007
422.550
274.569
15.708
712.827
Per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare
informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een
significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve
niet met precisie worden vastgesteld.
De vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van
deze niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in
het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Het eigen vermogen van deze
onderliggende vastgoedfondsen is mede gebaseerd op schattingen die de fondsbeheerder maakt. Het bestuur van
pensioenfonds maakt geen aanpassingen op deze schattingen. De schattingen die de fondsbeheerder maakt, kunnen per
beleggingsfonds verschillend zijn. De fondsen worden jaarlijks voorzien van een controleverklaring bij hun jaarrekening.
De externe fondsmanagers laten taxaties uitvoeren door externe, gecertificeerde taxateurs. De externe gecertificeerde
register taxateurs houden rekening met het bestaan van incentives bij de waardering van objecten. Bij huurverlenging
dan wel bij het aangaan van een nieuw huurcontract is rekening gehouden met de noodzaak om marktconforme
incentives te verstrekken. De te verstrekken incentives variëren per object in hoogte en zijn afhankelijk van de
resterende duur van het huurcontract, de locatie en object-specifieke eigenschappen. Hierbij wordt rekening gehouden
met leegstand. Afhankelijk van de omvang van de leegstand wordt o.a. het bruto-aanvangsrendement bijgesteld door de
taxateur. Hoewel leegstand een belangrijke factor in de waardering van vastgoed is, spelen ook andere factoren, zoals
locatie, wederverhuurbaarheid en ouderdom, een rol in de waarde van het vastgoed.
Het pensioenfonds gaat, ten behoeve van het opstellen van de jaarrekening, uit van de definitieve gecertificeerde
opgaven, zoals verstrekt door de externe fondsmanager.
De overige beleggingen die met waarderingsmodellen gewaardeerd worden betreffen investeringen in private equity.
Ook hier geldt dat de marktwaarde van deze niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen is gebaseerd op het aandeel
dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde beleggingsfonds per balansdatum. Het
eigen vermogen van het onderliggende fonds is mede gebaseerd op schattingen die de fondsbeheerder maakt. Het
bestuur van pensioenfonds maakt geen aanpassingen op deze schattingen. Het beleggingsfonds wordt jaarlijks voorzien
van een controleverklaring bij hun jaarrekening.
68
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
2. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
3.897
3.866
Het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen bestaat uit vorderingen op Delta Lloyd van € 2.966 duizend
(2012: € 3.118 duizend), AEGON van € 286 duizend (2012: € 327 duizend) en Elips Life van € 645 duizend
(2012: € 421 duizend). De vorderingen op de verzekeraars betreffen pensioenuitkeringen die door de verzekeraars aan
het pensioenfonds worden betaald en betalingen voor de pensioenopbouw van waargenomen arbeidsongeschikten. Met
Delta Lloyd is een garantiecontract overeengekomen. De overige verzekeringscontracten betreffen
risicoverzekeringsovereenkomsten. Bij Delta Lloyd zijn ouderdomspensioen- en partnerpensioenrechten verzekerd; bij
AEGON ook, waarbij additioneel ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn verzekerd. Bij Elips Life betreft de
herverzekering ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen plus premievrijstelling bij invaliditeit. In geval van overlijden
wordt door Elips life het verzekerde risicokapitaal aan het fonds uitgekeerd.
Gegeven de credit ratings van de herverzekeraars (Delta Lloyd: A, AEGON AA-, Elips Life AA-) is in 2013 (evenals eind
2012) geen voorziening uit hoofde van kredietrisico op het herverzekeringsdeel technische voorzieningen opgenomen.
2013
2012
€
€
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Stand begin boekjaar
Rentetoevoeging
Onttrekking pensioenuitvoeringskosten en pensioenuitkeringen
Wijziging marktrente
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Aanpassing sterftekansen
Overige wijzigingen
3.866
12
-212
-48
0
20
259
3.500
54
-133
282
0
29
134
3.897
3.866
In de overige wijzigingen ad € 259 is inbegrepen de claims op herverzekeraars ad € 302 uit hoofde van
arbeidsongeschiktheid (rentes voor arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling) en éénmalige uitkeringen bij
overlijden.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
3. Vorderingen en overlopende activa
Beleggingsdebiteuren
Vorderingen op deelnemers van het pensioenfonds
Claims herverzekering
Overige vorderingen en overlopende activa
1.321
10
300
0
3.809
19
15
91
1.631
3.934
2.880
883
1.606
477
3.763
2.083
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
4. Overige activa
Liquide middelen
Liquiditeiten beleggingen
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
69
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
PASSIVA
5. Stichtingskapitaal en reserves
2013
2012
€
€
Algemene reserve
Stand per begin boekjaar
Bestemming saldo van baten en lasten
27.142
5.921
7.272
19.870
33.064
27.142
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds zoals opgenomen in de
balans.
Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening
pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en
prijsinflatie. Per 31 december 2013 is de reële dekkingsgraad 67,7%.
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard
model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De uitkomsten van
de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder paragraaf 1.4.3.1.
Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
Stichtingskapitaal en reserves
Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
2013
2012
€
€
33.064
27.998
69.447
27.142
28.004
64.900
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort.
Herstelplan
Vanwege het dekkingstekort geldt voor het fonds een herstelplan. Dit herstelplan is op 30 maart 2009 bij DNB
ingediend en door DNB goedgekeurd.
De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn:
Zolang de dekkingsgraad lager is dan de ondergrens, vindt er geen toeslagverlening plaats op de premievrije

pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen. De dekkingsgraad mag door het
verlenen van een toeslag niet lager worden dan de ondergrens;
Wijzigingen in het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode mogen niet leiden tot toename van het

fondsrisico;

Handhaving huidige premie- en beleggingsbeleid.
Het korte termijn herstelplan loopt aan het eind van 2013 af. Per 31 december 2013 bedraagt de dekkingsgraad
105,1%. Dit betekent dat de dekkingsgraad zich boven het niveau van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen van 104,3%
bevindt. Er is geen sprake van een dekkingstekort waardoor er geen aanvullende maatregelen nodig zijn.
Op grond van het geldende herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2013 105,5% moeten bedragen. De
werkelijke dekkingsgraad is lager.
Voor het lange termijn herstelplan geldt dat ultimo 2023 de dekkingsgraad het vereist eigen vermogen moet hebben
bereikt. Het vereist eigen vermogen bedraagt 12,9% gedurende de beschouwde periode. Het vereist eigen vermogen
wordt naar verwachting ultimo 2023 ruimschoots bereikt.
70
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
31-12-2013
31-12-2012
€
€
646.742
3.897
406
647.011
3.866
427
651.046
651.304
6. Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Herverzekeringsdeel technische voorziening
Overige technische voorzieningen
2013
2012
€
€
647.011
30.803
1.070
2.346
-13.075
-25.423
11
-967
1.775
3.191
578.726
27.708
2.565
9.206
-13.125
36.036
-241
-37
6.152
21
646.742
647.011
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het
pensioenfonds
Stand per begin boekjaar
Pensioenopbouw
Toeslagverlening
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Wijziging actuariële uitgangspunten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Aanpassing sterftekansen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,9% (2012: 2,6%).
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de
voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en
nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Toeslagverlening
De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de
middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens
de cao. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB,
hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de
kostendekkende premie.
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) en
actieve deelnemers van Sas van Gent (middelloonregeling gedeelte) jaarlijks aan te passen aan 100% van de
ontwikkeling van de prijsindex (CPI niet afgeleid). Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter.
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten van gewezen deelnemers
en actieve deelnemers van Cargill BV Cocoa en chocolate jaarlijks aan te passen aan 50% van de ontwikkeling van de
prijsindex (CPI afgeleid). Deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter.
Het bestuur heeft in 2014 besloten in te stemmen met een volledige harmonisatie van de indexatieambitie van 50%,
uitgaande van goedkeuring van de aanpassing van de regeling voor de actieven, zowel voor inactieven als
gepensioneerden van Sas van Gent populatie.
Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het
fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het
fonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element (afhankelijk van ABTN).
De aanspraken van deelnemers van de Cargill BV Cocoa en chocolate middelloonregelingen zijn niet verhoogd in 2013.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,5%), op basis van éénjaarsrente van de
rentetermijnstructuur aan het begin van het verslagjaar.
71
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening
pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten
behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en
opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening
betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de
verslagperiode.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het
hoofd wijziging marktrente. De wijziging als gevolg van de UFR maakt hier ook deel uit.
Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de
berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en
externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte,
langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie
van het fonds.
De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces,
waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze
wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
2013
2012
€
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Toevoeging aan de technische voorzieningen
Onttrekking aan de technische voorzieningen
€
1.084
-2.051
3
-40
-967
-37
Aanpassing sterftekansen
De publicatie in 2012 van het Actuarieel Genootschap van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de
Nederlandse bevolking gaf het bestuur in 2012 aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte
schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe prognosetafels en
fondsspecifieke ervaringssterfte leidde in 2012 tot een verzwaring van de technische voorzieningen met € 6,2 miljoen.
De publicatie in 2013 door Mercer van nieuwe ervaringssterfte-informatie voor 'inkomenscategorie hoog' gaf het bestuur
aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische
voorzieningen. Toepassing van de nieuwe pensioenfonds specifieke ervaringssterfte leidde in 2013 tot een verzwaring
van de technische voorzieningen met € 1,8 miljoen.
2013
2012
€
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Resultaat op kanssystemen:
Sterfte
Arbeidsongeschiktheid
Mutaties
Overige technische grondslagen
Mutaties
€
-1.006
-536
3.167
1.566
0
-819
803
0
0
171
3.191
155
De wijziging uit hoofde van mutaties ad € 3.167 wordt met name verklaard door de volgende twee componenten:
- opvoer van waardering van de volledige premievrijgestelde toekomstige opbouw voor een deel van de AO-deelnemers;
- een extra toevoeging aan de voorziening als gevolg van correctie van ingegane prepensioenrechten in de administratie.
De wijziging uit hoofde van overige technische grondslagen ad € 1.566 betreft de schattingswijziging uit hoofde van
excasso opslag, zoals toegelicht bij de grondslagen. De schatting van de excasso opslag bedroeg 1,75% van de
voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur heeft de toereikendheid van deze opslag onderzocht en vastgesteld dat
deze opslag 2,0% dient te zijn, teneinde toereikend te zijn.
72
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld:
2013
€
2012
Aantallen
€
Aantallen
Actieven
Gepensioneerden
Slapers
346.369
193.549
110.721
1.870
723
1.507
365.685
177.975
107.217
2.026
669
1.471
Voorziening voor pensioenverplichtingen
650.639
4.100
650.877
4.166
Korte beschrijving pensioenregeling
De pensioenregelingen die het fonds uitvoert zijn eindloonregelingen, (onvoorwaardelijke) middelloonregelingen en
hybride regelingen. Deze laatste zijn de flexibele regelingen welke bestaan uit een eind- of middelloondeel met
aanvullend een beschikbare premie (DC) deel. De richtpensioenleeftijd in alle regelingen is 65 jaar.
Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd, danwel de premie inleg voor het DC deel bepaald,
als afgeleide van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan vaste jaarsalaris onder
aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en
wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden
geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeren de eind- en middelloonregelingen als een
uitkeringsovereenkomst. De flexibele regelingen kwalificeren als een combinatie van uitkeringsovereenkomst en
premieovereenkomst.
Inhaaltoeslagen
Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden
toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een
hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten.
Herverzekeringsdeel technische voorziening
Met Delta Lloyd is een garantiecontract overeengekomen. De overige verzekeringscontracten betreffen
risicoverzekeringsovereenkomsten. Bij Delta Lloyd zijn ouderdomspensioen- en partnerpensioenrechten verzekerd; bij
AEGON ook, waarbij additioneel ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn verzekerd. Bij Elips Life betreft de
herverzekering ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen plus premievrijstelling bij invaliditeit. In geval van
overlijden wordt door Elips life het verzekerde risicokapitaal aan het fonds uitgekeerd.
Met ingang van 1 januari 2013 is een 3-jarig contract afgesloten met Elips Life.
2013
2012
€
€
Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorziening
Stand begin boekjaar
Rentetoevoeging
Onttrekking pensioenuitvoeringskosten en pensioenuitkeringen
Wijziging marktrente
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Aanpassing sterftekansen
Overige wijzigingen
3.866
12
-212
-48
0
20
259
3.500
54
-133
282
0
29
134
3.897
3.866
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige technische voorzieningen
Voorziening voor toeslagen
406
427
Overige technische voorzieningen betreft de verplichtingen tot toeslagverlening van pensioenen voor deelnemers aan
de regeling Cargill BV Cocoa en chocolate.
De voorziening behelst de contante waarde van toekomstige toeslagverplichting voor:
- de werknemers die tussen 1 januari 1977 en 1 januari 1990 hebben deelgenomen in de pensioenregeling en de
dienst hebben verlaten, dan wel gepensioneerd zijn.
73
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
2013
2012
€
€
7. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
16.438
15.144
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is
onderdeel van de flexibele regelingen (trap II) binnen het Cargill Pensioenfonds.
De premie is gebaseerd op de pensioengrondslag per 1 januari van een jaar en wordt jaarlijks ingelegd. De te betalen
premie voor de beschikbare premieregeling is gelijk aan de premie volgens de in de reglementen genoemde staffel plus
een ophoging ten behoeve van de dekking van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Het deel van de
premieopbrengsten bestemt voor deze dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt in mindering gebracht op de
totale bovengenoemde premie opbrengsten, waarna het restant wordt toegevoegd aan de technische voorziening voor
risico deelnemers. De in de reglementen genoemde beschikbare premiestaffels zijn derhalve netto staffels.
De hoogte van de beleggingsrendementen is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde
beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. De deelnemer heeft hierbij de keuze in het volgen
van de Cargill pensioenfonds portefeuille of beleggen via life cycles. Het default beleggingsprofiel loopt mee met de
defensievere Cargill pensioenfonds portefeuille. Vanaf leeftijd 55 neemt men automatisch deel aan life cycle beleggen
aangezien vanaf die leeftijd het daarbij behorende beleggingsprofiel binnen life cycle beleggen defensiever is. Het
uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer.
Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde
kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds
opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk.
2013
2012
€
€
Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
Stand per begin boekjaar
Inleg en stortingen
Beleggingsresultaten risico deelnemers
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Overig
15.144
1.542
-63
4
-189
12.532
1.410
1.329
-14
-113
16.438
15.144
31-12-2013
31-12-2012
€
€
8. Overige schulden en overlopende passiva
Schulden aan werkgever(s)
CSA posities (collateral)
Afrekening premie
Derivaten
Herverzekering
Beleggingscrediteuren
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Overige schulden en overlopende passiva
0
2.830
401
1.457
0
152
398
240
285
27.540
692
162
12
74
350
167
5.478
29.282
De verschillende derivatenposities worden toegelicht in paragraaf 10.4.3.1. Alle schulden hebben een resterende
looptijd van korter dan één jaar.
Voor de CSA posities is de looptijd afhankelijk van de beweging van de rente en de bijbehorende waardering van de
derivaten.
74
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.4.3.1
Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's.
De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is
daarmee het belangrijkste risico voor het fonds.
Het bestuur beschikt over een uitgebreide risicoanalyse. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid
van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een
aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen:




Beleggingsbeleid;
Premiebeleid;
Herverzekeringsbeleid;
Toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten
ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de
continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). Ook het crisisplan dat in mei 2012 is
goedgekeurd is verwerkt in onderstaande toelichting op de risico's, het risicobeleid en de ingezette
beheersmaatregelen/afdekkinginstrumenten.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen
als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de
uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn
vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief
vermogensbeheer.
Solvabiliteitsrisico's
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over
voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel
algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.
Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de
onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele
toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds
verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
2013
2012
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari
Premie
Uitkering
Toeslagverlening
Korting van aanspraken en rechten
Beleggingsrendementen (inclusief renteafdekking)
Renteafdekking
Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen
Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen
Aanpassing levensverwachting
Overige oorzaken
104,2
0,4
0,1
-3,0
4,2
-0,3
-0,5
101,2
0,5
0,1
8,5
-9,4
3,9
-0,9
0,3
Dekkingsgraad per 31 december
105,1
104,2
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze
buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB
voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de
fondsspecifieke restrisico's (na afdekking).
75
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is
als volgt:
2013
2012
%
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
S7 Liquiditeitsrisico
S8 Concentratierisico
S9 Operationeel risico
S10 Actief risico
Diversificatie-effect
Totaal
%
5,1
5,9
1,6
1,1
4,3
0,3
-
5,5
4,5
1,5
0,5
0,9
4,4
0,3
-
10,7
10,0
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
Vereist eigen vermogen (buffer)
Voorziening pensioenverplichting
Vereist pensioenvermogen
Aanwezig eigen vermogen
Tekort
2013
2012
€
€
69.447
651.046
720.493
33.064
64.900
651.304
716.204
27.142
36.383
37.758
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt
uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie.
Beleggingsrisico
De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in
renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin
het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd
in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde
van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische
bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt
beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn
met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van
naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.
Renterisico (S1)
Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de
pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten
van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve
sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen
minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor
de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde
van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
Het beleid van het fonds is erop gericht om de 'duratie-mismatch' te verkleinen door het renterisico met een
bandbreedte tussen de 60 en 80% af te dekken. Uiteindelijke renteafdekking op basis van de UFR rentetermijnstructuur
bedraagt 70%. Het fonds realiseert dit door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar staatsleningen
met een looptijd van meer dan 20 jaar. Hierdoor zijn rentebewegingen in de markt die van invloed zijn op de
beleggingen en de verplichtingen, op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt, omdat het lange
termijn rendement dan te zwaar beïnvloed kan worden, met als gevolg dat de verlening van toeslagen aan gewezen
deelnemers en uitkeringsgerechtigden onder druk zou kunnen komen te staan.
76
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat:
31-12-2013
€
Vastrentende waarden (vóór derivaten)
31-12-2012
Duratie
550.203
Duratiebijdrage rentederivaten
Duration inclusief rentederivaten
(Nominale) pensioenverplichtingen
€
8,53
Duratie
568.468
11,5
3,35
11,88
18,9
651.046
Nb
Nb
19,6
651.304
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn
karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met
de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven.
Risico zakelijke waarden (S2)
Zakelijke waarden risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die
samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waarde wijzigingen
plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle
beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het
saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het zakelijke waarden risico
gedempt. Het risico wordt tevens gemitigeerd door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten),
zoals opties en futures.
Valutarisico (S3)
Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta vermindert als gevolg van een
daling van de koersen van de vreemde valuta. De pensioenverplichtingen luiden in euro's. Een aanzienlijk deel van de
beleggingsportefeuille luidt in vreemde valuta. De voor het pensioenfonds belangrijkste vreemde valuta zijn de
Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen welke volledig worden afgedekt.
Eind 2013 wordt (na afdekking door valutaderivaten) voor 7,2% (2012: 6,7%) van de beleggingsportefeuille belegd
buiten de eurozone.
De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
2013
EUR
GBP
JPY
USD
Overige
Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
525.275
118.666
643.941
18.796
6.184
95.886
48.360
-18.251
-6.093
-94.322
0
545
91
1.564
48.360
694.500
0
694.500
De reële waarde van de valutaderivaten bedraagt € 478. Dit is te onderscheiden naar USD (€ 487), GBP (-€ 22) en
JPY (€ 12).
77
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De valutapositie per 31 december 2012 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
2012
Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
EUR
521.452
121.621
643.073
GBP
JPY
USD
Overige
10.453
5.467
107.115
45.012
-10.353
-5.345
-105.923
0
100
122
1.192
45.012
689.499
0
689.499
Bedragen 2013 zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds, inclusief liquide middelen en de
vorderingen en schulden uit hoofde van beleggingen. Bedragen 2012 zijn tevens inclusief deze posten voor risico
deelnemers.
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben
een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waarde wijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door
factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.
Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van
het fonds. In aanvulling hierop kan het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële
instrumenten (derivaten), zoals opties en futures die in de onderliggende beleggingsfondsen worden aangehouden.
Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het
maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, regio of tegenpartij mag worden belegd. Het bestuur monitort
de mate van compliance aan deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
2013
€
Nederland en andere EU-landen
Europa
Noord-Amerika
Verre Oosten
Opkomende landen
Totaal
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als
volgt:
Energie
Handels- en industriebedrijven
Consumentengoederen
Farmacie- en biotechnologie
Technologie
Financiële instellingen
Materialen
Overige
Totaal
78
2012
%
€
%
0
41.469
38.570
9.848
28.011
-0,1
35,2
32,7
8,4
23,8
0
22.407
25.146
9.271
25.495
-/-0,1
27,2
30,6
11,3
31,0
117.898
100,0
82.319
100,0
2013
€
2012
%
€
%
10.554
13.354
25.684
11.036
13.730
25.557
7.707
10.275
9,0
11,3
21,8
9,4
11,7
21,7
6,5
8,7
8.455
8.596
17.486
6.532
9.047
18.042
6.506
7.655
10,3
10,4
21,2
7,9
11,0
21,9
7,9
9,3
117.898
100,0
82.319
100,0
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Het indirect vastgoed is volledig in Europa belegd:
2013
2012
€
Europa
%
10.487
€
100,0
%
10.240
100,0
Grondstoffenrisico (S4)
Grondstoffenrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen in grondstoffen daalt.
Kredietrisico (S5)
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van
tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die
obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het
risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten
waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing van dit risico door het fonds vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat
wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra
zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt
door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert.
Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met
betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met
tegenpartijen waarmee ISDA/CSA overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden
afgedekt door onderpand.
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt:
2013
€
2012
%
€
%
Langlopende Europese obligaties
Europese bedrijfsobligaties
Obligaties opkomende landen
VS High-Yield obligaties
Europa High-Yield obligaties
Bankleningen
Kortlopende staatsobligaties
Deposito's
390.490
72.954
32.789
18.380
14.878
12.499
5.715
2.499
71,0
13,3
6,0
3,3
2,7
2,3
1,0
0,5
386.662
59.744
44.192
22.955
13.055
5.972
8.088
27.800
68,0
10,5
7,8
4,0
2,3
1,1
1,4
4,9
Totaal
550.203
100,0
568.468
100,0
De Europese obligaties zijn uitgegeven door de landen Nederland, Duitsland en Finland.
De Emerging Markets obligaties zijn uitgegeven door landen in opkomende regio's zoals Latijns Amerika, Azië, Pacific en
Afrika.
De bedrijfsobligaties bestaan uit hoogrentende obligaties uitgegeven door het bedrijfsleven. De hoogrentende
obligaties hebben over het algemeen een lagere rating dan "Investment grade".
Bankleningen zijn door banken verstrekte leningen aan het bedrijfsleven.
Deposito's en kortlopende staatsobligaties worden aangehouden om tijdelijke overtollige liquide middelen kortstondig uit
te zetten.
79
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De verdeling van de vastrentende waarden naar credit rating, op basis van gecombineerde ratings van Moody's en S&P,
is als volgt:
2013
2012
€
%
€
%
AAA
AA
A
BBB
Lagere rating dan BBB
Geen rating
396.869
11.211
38.114
44.766
55.869
3.374
72,1
2,0
6,9
8,1
10,2
0,6
398.107
37.159
30.542
41.266
56.278
5.116
70,0
6,5
5,4
7,3
9,9
0,9
Totaal
550.203
100,0
568.468
100,0
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6)
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die
worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste
actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
Langlevenrisico
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer
blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg
hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door
toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel
verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Overlijdensrisico
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet
toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in
risicokapitalen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij
invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks
een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via
het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden
periodiek herzien.
Het pensioenfonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder
toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. De risico-herverzekeringsovereenkomst is per 1 januari 2013
opnieuw afgesloten met een looptijd van 3 jaren. Met de herverzekeraars zijn resultatendelingen overeengekomen
die zijn toegelicht bij de post Herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
Toeslagrisico
Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot
de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk
van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële
resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds.
Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.
De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn
weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen
omtrent toeslagverlening in het reglement).
Liquiditeitsrisico (S7)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden
omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere
termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te
houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe
beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
80
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Het aandeel illiquide beleggingen van de totale beleggingen is als volgt:
2013
Totaal
2012
Illiquide
Vastrentende waarden
Zakelijke waarden
Overige
550.203
143.893
403
0
25.258
0
Totaal
694.499
25.258
Illiquide
Illiquide
-%
17,6 %
-%
-%
31,2 %
-%
Concentratierisico (S8)
Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of
de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt.
Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen,
economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van
concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.
Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en
limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds
vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de
vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan.
De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het
kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden
per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post
die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het
balanstotaal aanwezig:
31-12-2013
31-12-2012
€
%
€
%
Vastrentende waarden
Duitse staatsobligaties
Nederlandse staatsobligaties
Rabobank (deposito)
Finse staatsobligaties
HSBC Bank (deposito)
209.141
131.578
0
53.487
0
29,6
18,6
7,6
-
231.473
142.402
14.800
18.876
13.000
32,0
19,7
2,1
2,6
1,8
totaal
394.206
55,8
420.551
58,2
In bovenstaande tabel is de zogenoemde 'look through' toegepast. Dit houdt in dat bij beleggingen in
beleggingsfondsen de waarde van een onderliggende belegging wordt meegenomen.
Operationeel risico (S9)
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het
verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het fonds beheerst door het stellen van
hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken.
De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij MN. Met deze partij is een overeenkomst en een service level
overeenkomst gesloten.
De pensioenuitvoering is uitbesteed aan pensioenuitvoerder TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst en een
service level overeenkomsten (SLA) gesloten.
Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerders en TKP door middel van
periodieke rapportages, SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402rapportages).
81
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Actief risico (S10)
Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken
wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde
'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van
het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico.
Bij het pensioenfonds bedraagt voor de gehele beleggingsportefeuille de tracking error per eind december 0,13%
(2012: 0,15%). Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. Het actief
beheer risico is geen onderdeel van het standaard model voor berekening van het Vereist eigen vermogen, maar wordt
genoemd in de door DNB opgestelde "Uitwerking herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico
waar de standaardtoets mee uitgebreid moet worden. Meenemen van het actief beheer risico leidt tot een verhoging
van het Vereist eigen vermogen met 0,1% (2012:0,3%).
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar
behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk,
hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het
systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.
Derivaten
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat
derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds.
Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan
met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting

wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een
vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten
worden valutarisico's afgedekt.
Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan

tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het
pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
Ultimo 2013 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van € 2.830 duizend (2012: € 27.540
duizend).
Binnen een aantal MN Beleggingsfondsen waarin Pf Cargill belegt, worden stukken (aandelen en obligaties) uitgeleend.
Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De
opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten hebben
een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds. Het onderpand heeft gemiddeld een waarde van
105% van de uitgeleende stukken. Het Pf Cargill aandeel in de waarde van het ontvangen onderpanden was op
jaareinde € 20,3 miljoen.
Valutaderivaten per 31 december 2013:
Tegenpartij
Afgedekte
valuta
Omvang
(VV)
Omvang
(EUR)
Forward
koers
Startdatum
Einddatum
€
Barclays
Barclays
Deutsche Bank
Goldman Sachs
Goldman Sachs
USD
GBP
USD
USD
JPY
-30.610
-15.185
-42.950
-56.410
-882.500
22.214
18.251
31.169
40.938
6.093
0,7258 31-12-2013 02-04-2014
1,2012 31-12-2013 02-04-2014
0,7258 13-12-2013 04-03-2014
0,7258 31-10-2013 04-02-2014
0,0069 31-12-2013 02-04-2014
118.666
Marktwaarde
Gevoeligheid*
€
€
7
-22
126
355
12
478
* Gevoeligheid voor een 1 basispunt mutatie van de rente
82
-222
-183
-312
-409
-61
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Valutaderivaten per 31 december 2012:
Tegenpartij
Afgedekte
valuta
Omvang
(VV)
Omvang
(EUR)
Forward
koers
Startdatum
Einddatum
€
Commonwealth
Bank Australia
Credit Suisse
HSBC PLC
HSBC PLC
HSBC PLC
Rabobank
USD
USD
JPY
USD
GBP
USD
-32.135
-300
-609.300
-32.515
-8.397
-45.000
-24.374
-22.755
-5.345
-24.662
-10.353
-34.132
0,7585
0,7585
0,0088
0,7585
1,2329
0,7585
31-12-2012
31-12-2012
31-12-2012
31-12-2012
31-12-2012
31-12-2012
Marktwaarde
Gevoeligheid*
€
€
03-04-2013
03-04-2013
03-04-2013
03-04-2013
03-04-2013
03-04-2013
-121.621
-21
-4
23
-68
-53
-16
-243
-228
-53
-247
-104
-341
-139
* Gevoeligheid voor een 1% mutatie van de wisselkoers
Rentederivaten per 31 december 2013:
Tegenpartij
Positie
Notional
Vaste
coupon
Var. rente
(6 mnd
Euribor)
Startdatum
Einddatum
€
Barclays
Banque Paribas
HSBC
HSBC
HSBC
Rabobank Int.
Receiver
Receiver
Receiver
Receiver
Receiver
Receiver
35.000
11.100
26.000
10.300
12.300
4.800
2,650
2,994
2,590
2,645
2,641
4,065
0,340
0,344
0,313
0,380
0,380
0,351
13-12-2013
06-09-2011
13-12-2013
13-12-2013
13-12-2013
02-11-2006
17-10-2051
09-09-2041
05-05-2051
17-12-2053
17-12-2043
02-11-2046
Marktwaarde
Gevoeligheid
€
€
-508
665
-482
-217
-228
1.473
99.500
83
23
61
25
25
13
702
Rentederivaten per 31 december 2012:
Tegenpartij
Positie
Notional
Vaste
coupon
Var. rente
(6 mnd
Euribor)
Startdatum
Einddatum
€
Barclays
Barclays
BNP Paribas S.A.
Rabobank
Receive
Receive
Receive
Receive
22.000
30.000
11.100
4.800
3,688
3,710
2,994
4,065
0,381
0,385
0,518
0,389
03-05-2011
04-05-2011
06-09-2011
02-11-2006
05-05-2051
05-05-2051
09-09-2041
02-11-2046
67.900
10.4.4
Marktwaarde
Gevoeligheid
€
€
8.712
12.063
1.970
2.187
73
99
27
15
24.932
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen
Het pensioenfonds heeft een Uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP voor een periode van vijf jaar. Het betreft
een langlopende overeenkomst inzake pensioenuitvoering voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van één
jaar. De totale vergoeding voor de contractperiode bedraagt € 2,3 miljoen. De vergoeding voor 2013 van TKP bedraagt
€ 442,2 duizend (2012: € 473,4 duizend).
Het pensioenfonds heeft in 2007 een fiduciair management overeenkomst met MN afgesloten. Deze overeenkomst is
voor onbepaalde tijd en kan per kalenderkwartaal worden opgezegd. Voor MN geldt hiervoor een opzegtermijn van 12
maanden. Voor het pensioenfonds geldt een opzegtermijn van vier maanden.
83
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Investeringsverplichtingen
Het pensioenfonds participeert in het Mn Private Equity fund 2008 voor 18,2%. Het betreffende fonds heeft nog
outstanding commitment van € 6,5 miljoen (2012: € 9,5 miljoen). Derhalve vloeit hier een (niet uit de balans blijkende)
verplichting voor het pensioenfonds van circa € 1,2 miljoen (2012: € 1,7 miljoen) uit voort.
10.4.5
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten
ondernemingen en hun bestuurders.
Transacties met (voormalige) bestuurders
De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de
pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige)
bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het
pensioenreglement.
Overige transacties met verbonden partijen
Het pensioenfonds heeft afzonderlijke uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met Cargill B.V. ten aanzien van de
uitvoering van het pensioenreglement.
De getekende overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2011 en heeft een onbepaalde looptijd. De
overeenkomst kan worden beëindigd per 1 januari van elk jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van zes
maanden.
84
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
10.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
9. Premiebijdragen
2013
2012
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd
Pensioenpremie huidig jaar
Koopsommen FVP
Individuele koopsommen
38.699
33
57
38.597
9
284
38.790
38.890
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie
volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht.
De kostendekkende en feitelijke premie zijn als volgt:
Kostendekkende premie
Feitelijke premie
36.237
38.699
35.617
38.597
De verschillen tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie zijn het gevolg van de solvabiliteitsopslag (in
de kostendekkende premie) en de salarisopslag (in de feitelijke premie).
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De
samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kostendekkende premie
Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw
Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen
Opslag voor uitvoeringskosten
32.067
3.212
958
31.700
3.006
911
Totaal kostendekkende premie
36.237
35.617
De verschillen tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie zijn het gevolg van solvabiliteitsopslag (in
kostendekkende premie) en de salarisopslag (in feitelijke premie).
De hogere premie ten opzichte van 2012 wordt veroorzaakt door 2 componenten. Een belangrijke factor voor toename
van de pensioenpremie is de gedaalde rente. Daarnaast is de grondslag verhoogd door cao-stijgingen.
10. Premiebijdragen risico deelnemers
Premiebijdragen risico deelnemers
1.542
85
1.410
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
11. Beleggingsresultaten
2013
Directe
beleggingsopbrengst
Indirecte
beleggingsopbrengst
Kosten
vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Derivaten
Kosten van vermogensbeheer
2012
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Overige beleggingen
Derivaten
Kosten van vermogensbeheer
299
712
14.261
0
1.556
-2
11.731
-41.014
243
-3.379
-41
-221
-1.020
-40
-47
-551
256
12.222
-27.772
203
-1.870
-551
16.828
-32.421
-1.920
-17.512
Directe
beleggingsopbrengst
Indirecte
beleggingsopbrengst
Kosten
vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
424
284
13.484
-2
1.897
-758
11.167
31.584
1.104
8.855
-32
-182
-1.070
-39
-73
-465
-367
11.269
43.998
1.063
10.679
-465
16.087
51.951
-1.861
66.177
2013
2012
€
€
12. Overige baten
Interest waardeoverdrachten
Interest overig
Andere baten
14
0
3
1
8
0
17
9
10.046
1.329
1.333
69
52
71
9.192
2.025
1.218
67
51
361
12.900
12.914
43
2
442
45
23
367
57
0
144
44
21
473
39
32
336
60
0
125
1.124
1.130
13. Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen
Prepensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Afkoop pensioenen en premierestitutie
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 451,22
(2012: € 438,44) per jaar (de afkoopgrens).
14. Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten
Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie
Administratiekostenvergoeding
Accountantskosten
Certificerend actuaris
Adviserend actuaris
Contributies en bijdragen
Dwangsommen en boetes
Overige
86
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bezoldiging bestuurders
De vacatiegelden en kostenvergoeding voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 8 duizend (2012:
€ 12 duizend).
Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal
bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond.
Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt.
Verantwoordingsorgaan
Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt
van € 1 duizend (2012: € 2 duizend).
Accountantshonoraria
De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:
2013
€
2012
€
45
Controle van de jaarrekening
39
De accountantskosten voor 2013 bestaan uit kosten voor 2013 (€ 37 duizend) en uit een afrekening van de
kosten uit voorgaande jaren.
De kosten 2012 bestaan uit de kosten voor 2012 (€ 36 duizend), de kosten voor de controle van 2011 (€ 8
duizend) en een vrijval van de kostenreservering voor de controle van 2010 (- € 5 duizend).
Aantal personeelsleden
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. Door de werkgever worden kosten in rekening gebracht
voor 2 bestuurders en een niet-bestuurslid die in dienst zijn bij de werkgever.
15. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het
pensioenfonds
Pensioenopbouw
Toeslagverlening
Rentetoevoeging
Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Wijziging actuariële uitgangspunten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Aanpassing sterftekansen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
30.803
1.070
2.346
-13.075
-25.423
11
-967
1.775
3.191
27.708
2.565
9.206
-13.125
36.036
-241
-37
6.152
21
-269
68.285
31
366
-21
-58
16. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening
17. Mutatie overige technische voorzieningen
Mutatie overige technische voorzieningen
Overige technische voorziening betreft in 2013 een toeslagendepot ten behoeve van de toeslagverlening van
aanspraken van gewezen deelnemers van Cargill BV Cocoa en chocolate (situatie 1 januari 1990).
18. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Pensioenopbouw
Rentetoevoeging
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Overige wijzigingen
87
1.542
-63
4
-189
1.410
1.329
-14
-113
1.294
2.612
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
2013
€
2012
€
19. Saldo herverzekering
Premie herverzekering
Uitkeringen uit herverzekering
Mutatie herverzekeringsdeel
Uitkeringen winstdeling
Claims herverzekering
Winstdeling ten gunste van de werkgever
1.531
-212
-31
-95
-302
95
1.711
-133
-366
-273
111
273
986
1.323
Vanaf 1 januari 2013 zijn de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico's middels een 3-jarig contract
herverzekerd bij Elips Life. Er is sprake van een contract op basis van volledige herverzekering. Dit betekent dat er
geen sprake is van een eigen behoud (eigen risico) per deelnemer.
De herverzekeraar vergoedt jaarlijks een aandeel van 80% van de sterftewinst behaald over het totale resultaat van
de contractanten waarvoor deze winstdelingsregeling geldt. Het winstaandeel wordt naar rato uitgekeerd.
Winstdeling ten gunste van de werkgever betreft de uitgekeerde winstdeling dat conform de
uitvoeringsovereenkomst toekomt aan de werkgever. Het fonds heeft een winstdeling ontvangen van € 95, die
doorbetaald is aan de werkgever, waardoor er geen resultaat voor het pensioenfonds verantwoord wordt in het
verslagjaar.
Uitkeringen uit herverzekering betreft de ontvangen uitkeringen van de herverzekeraar.
De claims herverzekeringen bestaan uit claims uit hoofde van arbeidsongeschiktheid (rentes voor
arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling) en éénmalige uitkeringen bij overlijden.
20. Saldo overdrachten van rechten
Inkomende waardeoverdrachten
Uitgaande waardeoverdrachten
-1.139
1.988
-3
44
849
41
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van
respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken
van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.
De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren.
21. Overige lasten
Interest waardeoverdrachten
Overig
Schiphol, 3 juni 2014
E.J. van der Plas, voorzitter
A.M.P. Schraven, secretaris
W.B. de Clercq
J.P.A.C. van Dierendonck
C.C.A Hoedelmans
C.A. Koppen
W. Rous
S. Vermeersch
R.J.J. van Wees
B.P. Zoethout
88
22
0
1
2
22
3
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Overige gegevens
89
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
11.
Overige gegevens
11.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo
van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat
van baten en lasten over 2013 is toegevoegd aan de algemene reserve.
11.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er hebben zich verder geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
11.3
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Tenminste de helft van het aantal bestuursleden bestaat uit deelnemers en gepensioneerden. De
vertegenwoordigers van de deelnemers worden voorgedragen door de Centrale Ondernemingsraad (COR)
en benoemd door het bestuur. Gepensioneerden worden voorgedragen door Vereniging van
Gepensioneerden en benoemd door het bestuur.
Maximaal de helft van het aantal bestuursleden wordt voorgedragen en benoemd door Cargill B.V., een
van deze bestuursleden is een gepensioneerde.
De secretaris, de plaatsvervangend secretaris en de plaatsvervangend voorzitter worden door het bestuur
benoemd.
90
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
11.4
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te Amsterdam is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht
verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het
boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de
verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en
voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten
grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over
zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) basisgegevens
en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van
de Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als
uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
o heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en
het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en
o heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de
resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de
waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan
nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het
Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een
deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, in overeenstemming met de beschreven berekeningsregels en
uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het Eigen Vermogen van het pensioenfonds is
op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk
Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de
verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126
tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 lid 1, vanwege het reservetekort.
91
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. is naar mijn mening niet voldoende,
vanwege het reservetekort.
Amstelveen, 3 juni 2014
drs. R.C.A. Starren AAG
verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
92
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
11.5
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de jaarrekening over 2013 van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te Amsterdam
gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en
lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde
grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen
en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide
in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het
bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het
opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van
fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de
Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische
voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de
bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van
de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat
de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken
van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is
voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van
controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter
niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de
stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen
voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een
onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het
vermogen van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013
in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
93
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken
naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW
vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat
kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 3 juni 2014
KPMG Accountants N.V.
F.J.J. Glorie RA
94
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bijlagen
95
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Bijlage 1
Begrippenlijst
ABTN
Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt
het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en
toeslagverlening.
Actief/Passief beheer
De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief
beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de
belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in
bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief
beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de
samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd.
Actuariële analyse
In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen
en werkelijke ontwikkelingen.
AFM
Autoriteit Financiële Markten
Asset Liability Management (ALM)
Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en
beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen
en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's.
Beleggingsfonds
Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten.
Beleggingsmix
De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen,
vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille.
Benchmark
Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden
afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index).
Beschikbare-premieregeling (BPR)
Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de
regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp
van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen
vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de
hoogte van de premies vastgesteld.
96
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Compliance
Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en
regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat
waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de
wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector
hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat
bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten
mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke
informatie.
Contante waarde
De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt.
Continuïteitsanalyse
Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien
of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen.
Credit rating
Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen
beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een
onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd
bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's.
Crisisplan (financieel)
Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de
dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren
van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt.
Dekkingsgraad
Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-activa en de
voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in
hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn
het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden.
Dekkingstekort
De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van
dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening
pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken.
Derivaten
Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is
van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden
zijn futures en swaps.
DNB
De Nederlandsche Bank.
Duration
De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de
resterende looptijd van die waarde.
97
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Eigen vermogen
Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen.
Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een
toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is.
Minimaal vereist eigen vermogen:
De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist
vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort.
Vereist eigen vermogen:
Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen
dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van
de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke
regels.
Ervaringssterfte
Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt
op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een
leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen
leeftijdscorrecties te worden toegepast.
FED
De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank
van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank.
Feitelijke premie
De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar.
Fiduciair Management
Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen
met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen
aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat
gesneden verslaglegging.
Financieel Toetsingskader (FTK)
De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van
pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is.
Franchise
Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag.
Futures
Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures
worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische
asset allocatie.
Gedragscode
Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten
tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van
misbruik van vertrouwelijke informatie.
Grondstoffen
Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en
aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen.
98
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Hedgefondsen
Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en
beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te
halen.
Herstelplan
Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een lange termijn herstelplan op. Dit plan bevat
de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer
voldoet aan het vereist eigen vermogen.
Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een korte termijn herstelplan op. Het
korte termijn herstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn
van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen.
Herverzekering
Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een
levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge)
risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers.
Indexatie
Zie toeslagverlening.
Investment grade
Obligaties met een credit rating van BBB of hoger.
ISDA/CSA overeenkomst
Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële
partijen mogelijk maakt.
CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren
en te accepteren onderpand.
Kostendekkende premie
Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie
fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in
rekening brengt.
De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen,
een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor
uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke
onderdelen van de regeling.
Life Cycle
Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan
worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cycle-beleggen is dat er wordt belegd in een
risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de
pensioendatum.
Leeftijdsterugstelling
Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld
één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de
leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd
worden.
Marktwaarde
De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen
terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
99
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Matching portefeuille/ Return portefeuille
De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de
rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te
stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra
rendement te genereren.
Middelloon(regeling)
Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de
middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de
werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen
pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele
periode van deelname aan de regeling.
Minimaal vereist eigen vermogen
Zie eigen vermogen.
Onderdekking (dekkingstekort)
Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening
pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken.
Opkomende markten
Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu
goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika.
Outperformance/underperformance
Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten
opzichte van het rendement van de benchmark.
OTC (Over the counter)
Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct
tussen twee partijen afgesloten worden
Overige beleggingen
Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en
vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen.
Partnerpensioen
Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de ongehuwde partner met wie
een ongehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert, conform
bepalingen in het pensioenreglement. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn
partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de Wet op de loonbelasting,
mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden.
Pensioenfederatie
In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van
Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van
Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten
pensioenfondsen.
Pensioengrondslag
Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De
pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise.
100
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Pensioenplanner
Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en
berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie.
Pensioenrecht
Een recht op ingegane pensioenuitkeringen.
Pensioenwet
Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen
te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid.
Prepensioen
Het pensioen ter overbrugging van de periode tussen het moment van vervroegde pensionering en het
moment waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat.
Prognosetafels
Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de
Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op
basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze
frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de
pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV.
De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven,
bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062.
Quorum
Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen
nemen.
Raad van toezicht
In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend
orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en
jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert.
Renterisico
Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en
passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en
resultaat.
(Rente)swap
Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een
vastgestelde looptijd.
Reservetekort
De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort
als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor
algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen
pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken.
Risicobudget
Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit
wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de
strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen
onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse
beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille.
101
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Risicopremie
Dit is de premie voor risicodekking.
Securities lending
Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in
ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er
geen koersrisico gelopen.
Sterftetafels
Zie prognosetafels.
Stichtingskapitaal en reserves
Zie eigen vermogen.
Strategische norm portefeuille
De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd
zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met
regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld
aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per
categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt.
Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen)
Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten
voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen.
Toeslagverlening (indexatie)
Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast.
Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een
besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken
Tracking error
In het vermogensbeheer gehanteerd begrip waarmee een indicatie wordt gegeven van de mate van
afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van een
benchmark.
Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer
pensioenregelingen.
UPO
Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve
deelnemers wordt gestuurd.
Verantwoordingsorgaan
De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve
deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en
waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
Vereist eigen vermogen
Zie eigen vermogen.
102
Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Visitatiecommissie
In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan
gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe
aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het
bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
Waardeoverdracht(en)
Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
103
Stichting Pensioenfonds Cargill
Postbus 501
9700 AM Groningen
www.cargillpensioen.nl