Algemene toelichting op het verdeelmodel Inleiding Voor het vaststellen van het bijstandsbudget voor 2015 is gebruik gemaakt van het door het SCP ontwikkelde multiniveau-model. De keuze voor het nieuwe verdeelmodel is toegelicht in een brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer (Kamerstukken TK 2013-2014, nr 30 545, nr 137). Deze algemene toelichting heeft tot doel om de werking van het nieuwe verdeelmodel toe te lichten. Naast deze algemene toelichting is een rekentool beschikbaar gesteld met een handleiding waarmee gemeenten zelf berekeningen kunnen uitvoeren. Het verklaringsmodel De verdeling is gebaseerd op de uitkomsten van een statistische analyse waarmee berekend is hoe de kans op bijstand afhangt van een aantal hiervoor relevante variabelen. Voor deze analyse is een verklaringsmodel gebruikt. De kans op bijstand verschilt onder andere per huishoudtype. Zo hebben bijvoorbeeld eenoudergezinnen, allochtonen, maar ook mensen met een arbeidsbeperking een hogere kans dan gemiddeld dat zij een bijstandsuitkering ontvangen. Niet elk huishouden heeft dus evenveel kans om in de bijstand te komen. Het SCP heeft onderzocht welke factoren bepalend zijn voor de kans dat een huishouden een bijstandsuitkering ontvangt en hoe sterk de invloed van de verschillende factoren is. Hierbij is rekening gehouden met de kenmerken van het huishouden (bijvoorbeeld leefvorm, leeftijd, wel/geen koopwoning, niet-westerse achtergrond en opleiding), maar ook met de kenmerken van de wijk/buurt, gemeente en regio waarin het betreffende huishouden woont (bijvoorbeeld leefbaarheid en netto arbeidsparticipatie). Tabel 1 geeft een opsomming van de variabelen die in het verklaringsmodel zijn opgenomen. Tabel 1: Verklaringsvariabelen voor de kans op bijstand Kenmerken van het huishouden Type huishouden: eenoudergezin met een vrouw aan het hoofd, eenoudergezin met een man aan het hoofd, paar zonder kinderen, paar met kinderen, alleenstaande. Aanwezigheid van een persoon in de leeftijd van 15-24 jaar, 25-54 jaar, 55-64 jaar. Niet of wel hebben van een koopwoning Aanwezigheid van een persoon met een niet-westerse achtergrond Aanwezigheid van een persoon met als hoogst voltooide opleiding maximaal MBO-2 Aanwezigheid van een persoon met als hoogst voltooide opleiding minimaal HBO Aanwezigheid van een persoon met een arbeidsbeperking Aanwezigheid van een persoon met een arbeidsongeschiktheidsuitkering Omgevingskenmerken Gemiddelde WOZ-waarde van de woningen in de buurt Leefbaarheid van de buurt Arbeidsmarktkansen voor hoogopgeleiden (met correcties voor grensoverschrijdende pendel) in de gemeente Aantal werkzame personen gedeeld door het aantal personen behorend tot de potentiële beroepsbevolking (COROP) In welk COROP-gebied het huishouden woont In welke gemeente het huishouden woont In welke wijk het huishouden woont Het verdeelmodel Het verklaringsmodel is (grotendeels) gebaseerd op de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van het CBS. Aangezien dit een steekproef is, zijn hierin niet de gegevens van alle huishoudens (in een gemeente) opgenomen. Om voor een gemeente te kunnen berekenen hoeveel huishoudens naar verwachting bijstand zullen ontvangen wordt het databestand herwogen. Hierbij wordt het databestand zodanig herwogen dat het representatief is voor die gemeente. Als een gemeente dus bijvoorbeeld 30.000 huishoudens en 50.000 inwoners heeft waarvan 25% laag opgeleid is, en 48% een koopwoning heeft, dan wordt het databestand voor deze gemeente zodanig aangepast dat het volledig aan deze kenmerken voldoet. Bij dit representatief maken worden de gemeentekenmerken gebruikt die in tabel 2 zijn opgenomen. Tabel 2. Kenmerken gemeenten tbv herweging Kenmerk Aantal huishoudens van 15-64 jaar Totaal aantal huishoudens van 15-64 jaar, uitgesplitst naar alleenstaanden, eenoudergezinnen man, eenoudergezinnen vrouw, paren zonder kinderen en paren met kinderen Aantal huishoudens van 15-64 jaar met een persoon in het huishouden van 15-64 jaar en van een niet-westerse herkomst Bron CBS CBS CBS CBS Aantal huishoudens van 15-64 jaar met een persoon in het huishouden in de leeftijd van 15-24 jaar Aantal huishoudens van 15-64 jaar met een persoon in het huishouden in de leeftijd van 55-64 jaar CBS Percentage inwoners van 15-64 jaar met een arbeidsongeschiktheidsuitkering Percentage inwoners van 15-64 jaar met een lage opleiding Percentage inwoners van 15-64 jaar met een hoge opleiding Percentage inwoners van 15-64 jaar met een arbeidsbeperking Percentage koopwoningen Percentage inwoners wonend in een buurt met een matige leefbaarheid CBS CBS CBS CBS CBS CBS/Atlas voor gemeenten Na het representatief maken kan met de coëfficiënten van de variabelen uit het verklaringsmodel de kans op bijstand voor elk huishouden in het bestand bepaald worden. Bij het bepalen van de kans worden alle huishoudenskenmerken en alle omgevingskenmerken in de berekening meegenomen. Vervolgens wordt aan de hand van de bruto bijstandsbedragen (op jaarbasis) bepaald hoeveel een huishouden zou ontvangen. Het model maakt daarvoor gebruik van twee bijstandsbedragen, namelijk het bruto bijstandsbedrag voor één uitkeringsjaar voor alleenstaanden/alleenstaande ouders (€ 14.582) en voor echtparen (€ 18.946). In combinatie met de kans op bijstand geeft dit het verwachte bedrag aan bijstand dat de gemeente aan dit huishouden moet uitgeven gezien het risicoprofiel van het huishouden. De verwachte bedragen per huishouden worden voor alle huishoudens binnen het representatief gemaakte bestand opgeteld. Het model gaat er vanuit dat een huishouden een volledig beroep doet op de bijstand. De aantallen die door het model worden berekend zijn dus volledige uitkeringsrechten. Van belang is dus dat hiermee rekening wordt gehouden in het vergelijken van deze cijfers met de gemeentelijke (realisatie) cijfers. Van objectief budget naar gemeentelijk budget De uitkomsten van het objectief verdeelmodel worden gebruikt bij het bepalen van het gemeentelijke budget. Hierbij is onder andere van belang welk aantal inwoners de gemeente heeft. Daarnaast zal in de periode 2015 tot en met 2017 een overgangsregime worden gehanteerd. Voor de uitleg hoe het gemeentelijk budget wordt berekend zie: http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/financieel/financiering/nieuwsberichten/definitievebudgetten-2014-en-voorlopige-budgetten-2015-bekend.html Het gaat om het document: “specificatie voorlopige budgetten 2015”. Dit document bevat dezelfde informatie als de beschikking met het voorlopige budget 2015. Loonkostensubsidie Vanaf 2015 bevat het macrobudget een oplopend bedrag voor de nieuwe doelgroep als gevolg van de invoering van de Participatiewet. Dit bedrag kan zowel voor uitkeringen als voor loonkostensubsidies worden aangewend. Ook voor mensen die al in de WWB zaten, kunnen loonkostensubsidies worden ingezet, voor zover deze als gevolg van een medische beperking niet in staat zijn om het wettelijk minimumloon te verdienen. Gemeenten hebben de vrijheid om te bepalen welk deel van het budget aan uitkeringen en welk deel aan loonkostensubsidies wordt uitgegeven. Er wordt geen onderscheid gemaakt in deze budgetten. Het budget voor de nieuwe doelgroep is integraal onderdeel van het totale budget en wordt ook op dezelfde manier verdeeld via het verdeelmodel. In het model wordt rekening gehouden met de verdeling van de nieuwe doelgroep van de Participatiewet over gemeenten. Zo wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van een persoon met een arbeidsbeperking in een huishouden.
© Copyright 2024 ExpyDoc