Ondersteuning in Samenhang Samen naar een beter resultaat Opdrachtgever: Gemeente Beuningen Uitvoerend: Driestroom Projectleider: Niels Post Datum: 06-05-2014 Status: definitief 1 Voorwoord Anderhalf jaar geleden ben ik als projectleider enthousiast gestart met het project ‘ondersteuning in samenhang’. Het doel van dit project was te onderzoeken en te ervaren of ondersteuning meer in samenhang aangeboden kon worden. Naar aanleiding van de in 2015 verwachtte wetswijzigingen zijn Driestroom en gemeente Beuningen samengekomen om bezien of men naar dit onderwerp onderzoek kan doen. In oktober 2012 is er in samenwerkingsverband gestart. Deze samenwerking heeft het afgelopen anderhalf jaar bestaan uit zeven verschillende organisaties, te weten: Gemeente Beuningen, Zorggroep Maas en Waal, RIBW, MEE, NIM en Standvast wonen, en natuurlijk Driestroom. In oktober 2013 is hier een vervolgopdracht aan toegevoegd. Een concreet onderzoek naar de mogelijkheden van het gezamenlijk bieden van ondersteuning aan multiproblemgezinnen in Beuningen. Anderhalf jaar hebben deze partijen regelmatig met elkaar overlegd om tot een evenwichtig en gedegen projectresultaat te komen. Met hen is er gekeken naar een werkvorm waarbij ondersteuning daadwerkelijk meer in samenhang aangeboden kan worden. Dit was de resultante van een concrete projectopdracht “Ondersteuning in Samenhang”. De werkgroep, bestaande uit Zorggroep Maas en Waal, Gemeente Beuningen en Driestroom, heeft zich ingezet om de achterliggende veronderstellingen, hypothesen en verwachtingen om te zetten in acties en te komen tot een daadwerkelijk project. Door de gemotiveerde inzet van de casemanagers is het de werkgroep gelukt om tot dit onderzoeksverslag te komen. Graag wil ik dan ook van deze gelegenheid gebruik maken om de volgende mensen te bedanken. Allereerst de casemanagers van Zorggroep Maas en Waal (Belinda Doornik), RIBW (Wendy van Rhijn), MEE (Lianne Mommers), NIM (Carla Meeuws) en Driestroom (Jacqueline Wulterkens, Marije Stuivenberg). Zij hebben een bijzondere bijdrage geleverd aan het resultaat. Zonder hen zou dit project niet geslaagd zijn. Mijn werkgroep wil ik bedanken voor hun kennis en ervaring die zij met mij hebben willen delen, voor hun enthousiasme en bovenal hun toewijding voor dit project. Hun kritische houding, emotionele en inhoudelijke ondersteuning heeft dit project een persoonlijk karakter gegeven. Mijn dank gaat dan ook speciaal uit naar Martienke van Til, Gerrie Henzen en Willeke Peeters. Ter ondersteuning hebben wij gebruik mogen maken van de expertise van Ronald Nan (ZMW), op een zeer effectieve manier heeft hij de cijfermatige kant van dit project inzichtelijk weten te maken. Dit project had geen doorgang kunnen vinden zonder het doorzettingsvermogen en wil van alle organisaties. Elk van hen heeft zijn bijdrage geleverd niet alleen door aanwezig te zijn, maar ook door daadwerkelijk de wil tot veranderen te tonen. Hierdoor is er een dusdanig vertrouwen ontstaan dat het werk binnen dit project ook daadwerkelijk uitgevoerd kon worden. Gemeente Beuningen, Zorggroep Maas en Waal, RIBW, MEE, NIM en Standvast wonen wil ik dan ook hartelijk danken voor hun vertrouwen en steun in dit project. Tot slot wil ik in het bijzonder mijn begeleiders en ondersteuners bedanken: De heer Oude Egberink, voor zijn ondersteuning, coachen en het bieden van mogelijkheden om te discussiëren over nieuwe inzichten in de vormgeving van dit project. Patricia van Stuivenberg voor haar steun aan mij en het project en voor de coaching bij de vormgeving van het proces. Voor de extra boost die Patricia mij en het project gaf om tot een goed resultaat te komen. Tot slot de opdrachtgever, de Gemeente Beuningen, die het mogelijk heeft gemaakt om tot een geslaagd projectrapport te komen. Dank voor het vertrouwen en de steun in de afgelopen anderhalf jaar. Niels Post, 23 mei 2014, Beuningen Inhoudsopgave VOORWOORD INLEIDING 5 HOOFDSTUK 1. PROJECTOPDRACHT 6 HOOFDSTUK 2 FEITEN 10 2.2 PRESTATIE-INDICATOR 2: TIJD VAN AFSTEMMING PROFESSIONALS 2.3 PRESTATIE-INDICATOR 3: TIJDSPAD VAN ZORG EN ONDERSTEUNING 2.4 PRESTATIE-INDICATOR 4: ZORGVRAAG IN VERHOUDING TOT RESULTAAT 2.5 PRESTATIE-INDICATOR 5: START, OP EN AFSCHALING EN EINDE ZORGONDERSTEUNING 2.6 PRESTATIE-INDICATOR 6: VERDELING GELEVERDE ZORG IN TRAJECT 2.7 PRESTATIE-INDICATOR 7: VRAAG EN LEVERING ZORG EN ONDERSTEUNING 2.8 PRESTATIE-INDICATOR 8: KLANTTEVREDENHEID 2.9 PRESTATIE-INDICATOR 9: KOSTEN 2.10 6 TOT 8 BESTAANDE CASUSSEN VAN HUISHOUDENS UIT DE GEMEENTE BEUNINGEN DIE ZORG/ONDERSTEUNING ONTVANGEN VAN DE DRIESTROOM ZIJN GEANALYSEERD. 2.11 ‘VERSPILLINGEN’ IN HET PROCES VAN ONDERSTEUNING ZIJN IN KAART GEBRACHT. VAN PROBLEEMSIGNALERING EN MELDING TOT OPLOSSING. 2.12 DE ONDERSTEUNING WORDT IN SAMENHANG UITGEVOERD, ‘VERSPILLINGEN’ ZIJN GEREDUCEERD. 2.13 VERSPILLINGEN IN GELD/ BUDGET ZIJN INZICHTELIJK. OP DIT ONDERDEEL ZIJN GEEN FEITEN ZICHTBAAR UIT DE ONDERZOEK NAAR VOREN GEKOMEN. 10 11 13 13 13 13 13 13 HOOFDSTUK 3 INTERPRETATIE VAN DE FEITEN 15 3.1 PRESTATIE-INDICATOR 1: HOEVEELHEID EN WELKE PROFESSIONALS 3.2 PRESTATIE-INDICATOR 2: TIJD VAN AFSTEMMING PROFESSIONALS 3.3 PRESTATIE-INDICATOR 3: TIJDSPAD VAN ZORG EN ONDERSTEUNING 3.4 PRESTATIE-INDICATOR 4: ZORGVRAAG IN VERHOUDING TOT RESULTAAT 3.5 PRESTATIE-INDICATOR 5: START, OP EN AFSCHALING EN EINDE ZORGONDERSTEUNING 3.6 PRESTATIE-INDICATOR 6: VERDELING GELEVERDE ZORG IN TRAJECT 3.7 PRESTATIE-INDICATOR 7: VRAAG EN LEVERING ZORG EN ONDERSTEUNING 3.8 PRESTATIE-INDICATOR 8: KLANTTEVREDENHEID 3.9 PRESTATIE-INDICATOR 9: KOSTEN 3.10 ER ZIJN 6 TOT 8 BESTAANDE CASUSSEN VAN HUISHOUDENS UIT DE GEMEENTE BEUNINGEN DIE ZORG/ONDERSTEUNING ONTVANGEN. EN IN DIT ONDERZOEK MEEGENOMEN. 3.11 ‘VERSPILLINGEN’ IN HET PROCES VAN ONDERSTEUNING ZIJN IN KAART GEBRACHT. VAN PROBLEEMSIGNALERING EN MELDING TOT OPLOSSING. 3.12 DE ONDERSTEUNING WORDT IN SAMENHANG UITGEVOERD, ‘VERSPILLINGEN’ ZIJN GEREDUCEERD. 3.13 VERSPILLINGEN IN GELD/ BUDGET ZIJN INZICHTELIJK. 15 15 15 15 15 15 16 16 16 HOOFDSTUK 4 CONCLUSIE 17 4.1 PRESTATIE-INDICATOR 1: HOEVEELHEID EN WELKE PROFESSIONALS 4.2 PRESTATIE-INDICATOR 2: TIJD VAN AFSTEMMING PROFESSIONALS 4.3 PRESTATIE-INDICATOR 3: TIJDSPAD VAN ZORG EN ONDERSTEUNING 4.4 PRESTATIE-INDICATOR 4: ZORGVRAAG IN VERHOUDING TOT RESULTAAT 4.5 PRESTATIE-INDICATOR 5: START , OP EN AFSCHALING EN EINDE ZORGONDERSTEUNING 4.6 PRESTATIE-INDICATOR 6: VERDELING GELEVERDE ZORG IN TRAJECT 4.7 PRESTATIE-INDICATOR 7: VRAAG EN LEVERING ZORG EN ONDERSTEUNING 4.8 PRESTATIE-INDICATOR 8: KLANTTEVREDENHEID 4.9 PRESTATIE-INDICATOR 9: KOSTEN 17 17 17 18 18 18 18 18 18 14 14 14 14 14 16 16 16 16 4.10 6 TOT 8 BESTAANDE CASUSSEN VAN HUISHOUDENS UIT DE GEMEENTE BEUNINGEN DIE ZORG/ONDERSTEUNING ONTVANGEN VAN DE DRIESTROOM ZIJN GEANALYSEERD. 4.11 ‘VERSPILLINGEN’ IN HET PROCES VAN ONDERSTEUNING ZIJN IN KAART GEBRACHT. VAN PROBLEEMSIGNALERING EN MELDING TOT OPLOSSING. 4.12 DE ONDERSTEUNING WORDT IN SAMENHANG UITGEVOERD, ‘VERSPILLINGEN’ ZIJN GEREDUCEERD. 4.13 VERSPILLINGEN IN GELD/ BUDGET ZIJN INZICHTELIJK. 19 19 19 19 HOOFDSTUK 5 ADVIES 20 HOOFDAANBEVELINGEN: 5.1 PRESTATIE-INDICATOR 1: HOEVEELHEID EN WELKE PROFESSIONALS 5.2 PRESTATIE-INDICATOR 2: TIJD VAN AFSTEMMING PROFESSIONALS 5.3 PRESTATIE-INDICATOR 3: TIJDSPAD VAN ZORG EN ONDERSTEUNING 5.4 PRESTATIE-INDICATOR 4: ZORGVRAAG IN VERHOUDING TOT RESULTAAT 5.5 PRESTATIE-INDICATOR 5: START , OP EN AFSCHALING EN EINDE ZORGONDERSTEUNING 5.6 PRESTATIE-INDICATOR 6: VERDELING GELEVERDE ZORG IN TRAJECT 5.7 PRESTATIE-INDICATOR 7: VRAAG EN LEVERING ZORG EN ONDERSTEUNING 5.8 PRESTATIE-INDICATOR 8: KLANTTEVREDENHEID 5.9 PRESTATIE-INDICATOR 9: KOSTEN OVERIGE AANBEVELINGEN 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 21 BIJLAGEN 22 BIJLAGE 1: BIJLAGE 2: BIJLAGE 3: BIJLAGE 5: BIJLAGE 6: BIJLAGE 7: 22 27 28 34 35 38 Inleiding In samenwerking met zorggroep Maas en Waal, MEE, NIM, RIBW en gemeente Beuningen is Driestroom in oktober 2013 met een pilot gestart: ‘Ondersteuning in samenhang’. De aanleiding van deze pilot is dat uit eerder onderzoek1 en hypothese is gebleken dat verschillende huishoudens in de gemeente Beuningen meerdere vormen van ondersteuning, begeleiding en zorg ontvangen. Verondersteld wordt dat deze zorg niet altijd even goed op elkaar afgestemd is. Om deze ondersteuning, begeleiding en zorg voor zowel burger als gemeente meer in samenhang te organiseren, is er met dit project onderzocht en in de praktijk uitgeprobeerd hoe zorg efficiënter en meer in samenhang georganiseerd kan worden. Dit projectverslag zal starten met een omschrijving van de projectopdracht. De hoofddoelen, subdoelen en de prestatie-indicatoren zullen worden benoemd. Op basis van deze 3 interventies zal de methode worden toegelicht worden. Vanuit deze methode zal in het kort omschreven worden welken stappen tot welke resultaten hebben geleid. Hierin worden feitelijke gegevens weergegeven. En deze gegevens vormen op hun beurt weer de basis voor de conclusie. Deze conclusie leidt tot een vrijblijvend advies, hierbij zijn nuances aangebracht en worden een aantal onderdelen ter discussie gebracht. 1 Voor de volledige projectopdracht zie bijlage 6. 5 Hoofdstuk 1. Projectopdracht Probleemstelling Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij gemeenten en partners uit het veld om de ondersteuning en zorg aan huishouden goed te organiseren. Vanaf 2015 krijgt de gemeente nog grotere verantwoordelijkheid om regie te voeren over zorg en ondersteuning. Efficiëntere organisatie is niet alleen noodzakelijk om de zorg en ondersteuning in de toekomst betaalbaar te houden, ook voor de huishoudens zelf is er nog een wereld te winnen in de kwaliteit van de ondersteuning door betere afstemming. In oktober 2013 hebben de 6 eerder genoemde organisaties een convenant ondertekend om aan het volgende hoofddoel te werken. Hieronder het hoofddoel en de 3 subdoelen geformuleerd: Hoofddoel Het realiseren van toekomstbestendige ondersteuning. Toekomstbestendig betekent dat goede ondersteuning beschikbaar is voor de mensen die het nodig hebben en betaalbaar blijft voor samenleving, overheid, klant en aanbieder. Subdoelen 1. 6 tot 8 bestaande casussen van huishoudens uit de gemeente Beuningen die zorg/ondersteuning ontvangen van de Driestroom zijn geanalyseerd. 2. ‘Verspillingen’ in het proces van ondersteuning zijn in kaart gebracht. Van probleemsignalering en melding tot oplossing. 3. De ondersteuning wordt in samenhang uitgevoerd, ‘verspillingen’ zijn gereduceerd. 4. Verspillingen in geld/ budget zijn inzichtelijk. Vanuit bovenstaande doelen zijn 9 prestatie-indicatoren geformuleerd, deze hebben in dit project richting gegeven aan de methode (meting) en de beoogde resultaten. Resultaat Duidelijke aantoonbare winst doordat een aantal verspillingen zijn gereduceerd (ook in euro’s) en er aantoonbaar sprake is van (een opbouw van) ondersteuning in samenhang. Dit meten we met onder andere de volgende prestatie-indicatoren: 1. Hoeveelheid en welke aanbieders 2. Tijd van afstemming hulpverleners. 3. Tijdspad van zorg/ondersteuning. 4. Zorgvraag in verhouding tot resultaat. 5. Start, op- en afschaling en einde zorg/ondersteuning. 6. Verdeling geleverde zorg/ondersteuning in traject. 7. Vraag en levering zorg/ondersteuning. 8. Klanttevredenheid. 9. Kosten. Randvoorwaarden Bij de projectopdracht zijn een aantal randvoorwaarden voor de participerende organisaties opgesteld. Om te kunnen starten met de uitwerking zal aan een aantal randvoorwaarden voldaan moeten worden: 1. Participerende organisaties stemmen er mee in dat ondersteuning direct ingezet wordt. 2. Organisatie kiest een geschikte casus voor de pilot. 3. Organisaties gebruiken voor deze pilot hetzelfde rapportagesysteem (bijvoorbeeld ZWIP). 4. Elke organisatie stelt een medewerker aan die in de pilot participeert. 6 5. Casus moet voldoen aan richtlijnen gebaseerd op multidisciplinair/ Multiproblem of 9 levensgebieden.2 De organisatie is verantwoordelijk voor eigen medewerkers. Driestroom is projectleider en mandateert de participerende organisaties medewerkers aan te spreken op hun functioneren binnen deze pilot. 2 Multiproblem: huishouden dat langdurig kampt met een combinatie van sociaaleconomische en psychosociale problemen. Multidisciplinair: als er mensen met verschillende expertise bij betrokken zijn. 9 levensgebieden: Wonen, werk, inkomen, mobiliteit, vrije tijd, ontwikkeling en ontplooiing sociale contacten, gezondheid, zingeving, welzijn. 7 Samenvatting In maart 2013 is door Driestroom, in opdracht van de gemeente Beuningen, onderzoek gedaan naar de ervaringen van huishoudens over de volgende drie items: - De geïndiceerde ondersteuning; - Wat het huishouden in eigen kracht zou kunnen doen; - En wat het huishouden nodig heeft om meer in hun eigen kracht te komen. De input hiervan is het startpunt geweest van de pilot ‘Ondersteuning in Samenhang’, met als doelstelling het realiseren van toekomstbestendige ondersteuning. Tussen november 2013 en april 2014 zijn casemanagers van 5 organisaties met behulp van prestatie indicatoren en onder begeleiding van een werkgroep hiermee aan de slag gegaan. Om een eenduidige verslaglegging te bevorderen is een formulier ontwikkeld dat gebruikt is voor de intake, de beschrijving van het probleem-doel-actie, de voortgang, evaluatie en de afsluiting. Minder-zorg Een van de belangrijkste items betreft de negatieve prikkel van de looptijd van een indicatie. De lange loopduur van de indicaties zijn geen impuls om de zorg/hulp af te bouwen. Er vindt dan ook niet zomaar afschaling van zorg plaats. Uit geen van de onderzochte casussen is af te leiden dat casemanagers prioriteit geven huishoudens te ondersteunen om zorg en ondersteuning via algemene voorzieningen te gaan ontvangen. Informele zorg Een tweede punt is, is dat de informele zorg nog niet is ingebed in de casussen. Daarmee bedoelen we dat professionals uitgaan van professionele zorg. Een van de adviezen luidt dan ook om een start casus aan te vangen met als uitgangspunt wat kan de informele zorg doen. Het blijft voor professionals moeilijk om buiten het eigen werkveld (potentiële) oplossingen te zoeken en is er nog onvoldoende kennis van de sociale kaart. Dit laatste vraagt aandacht voor de toekomst. Relatie eerste en tweedelijnszorg Opmerkelijk is overigens dat men bij aanvang er vanuit ging dat het casussen uit de tweedelijnorganisaties betreft. Niets bleek minder waar, in alle casussen zijn verbindingen met de eerstenlijnorganisaties aan te tonen. Met andere woorden: de verbindingen tussen deze twee gremia van zorg, werden onderschat. Kosten per casus Tot slot, is het inzichtelijk geworden wat de kosten per casus zijn voor de inzet van professionals en zien we welke kosten er naast de directe ondersteuning van huishoudens is gemoeid. Hier betreft het meer feitelijk materiaal, zonder daar een conclusie aan te verbinden. Het is vanuit de huidige gegevens niet mogelijk aan te geven wat veel of weinig kosten zijn. 8 Gebruik informatie bij Transistie an te bevelen is deze pilot als onderlegger te nemen voor de uitvoering van de WMO 2015. Het advies is aan de gemeente om als opdrachtgever te gaan handelen, de juiste professional aan te wijzen als opdrachtnemer, afspraken te maken over afbouw van zorg, en de zorgtermijn een kop en een staart te geven. Hierdoor wordt het mogelijk om de kosten van de direct te leveren zorg/ begeleidingstijd te reduceren. 9 Hoofdstuk 2 feiten Dit hoofdstuk betreft een opsomming van alle feitelijke gegevens die uit de gedraaide pilot zijn gekomen. Deze gegevens zijn per afgesproken prestatie-indicator weergegeven. In een aantal gevallen zijn prestatie-indicatoren samengevoegd om zo overzicht te bieden in de feitelijke gegevens. Daar waar dit het geval is, zal dit toegelicht worden. 2.1 Prestatie-indicator 1: Hoeveelheid en welke professionals3 In figuur 1 zijn het aantal aanbieders, betrokken bij de casus, benoemd. De genoemde organisatie is de organisatie die regie heeft gevoerd over deze professionals. In bijlage 5 vindt u per casus een volledig overzicht van de betrokken partijen. Organisatie: Driestroom Driekracht ZMW RIBW MEE NIM Aantal professionals: 5 3 5 5 3 3 Figuur 1 Verbindingen tussen organisaties In casussen 5 van de 6 zijn er verbindingen tussen de eerste en tweedelijnorganisaties. De huisarts is in 5 van de 6 casussen betrokken, 1 maal een diabetesverpleegkundige, 1 maal een kinderarts, 1 maal een fysiotherapeut, 1 maal een ergotherapeut en 1 maal een psycholoog. In 1 casus is een tweedelijnorganisatie betrokken uit een andere regio: Siza. 2.2 Prestatie-indicator 2: Tijd van afstemming professionals Het doel, afstemming tussen professionals en huishouden staat benoemd, dit is de totale afstemming die de casemanager voor zijn casus nodig had. Afstemming in uren is over de genoemde periode vastgelegd. Het gemiddelde aantal uren, afgerond op halve uren per maand, zijn weergegeven. Gemiddeld zijn er 4 ondersteunende organisaties betrokken. Casus: Organisatie: Gemeten periode: Aantal professionals: Ingezette tijd voor afstemmingsoverleg: Gemiddeld aantal uur per maand: 1 Driestroom 5 maanden 5 15 uur 3 2 Driekracht 3 maanden 3 11,5 uur 3,5 3 zMW 3 maanden 5 2,8 uur 1 4 RIBW 2 maanden 5 3,5 uur 1,5 5 MEE 3 maanden 3 9,5 3 6 NIM 2 maanden 3 4 uur 2 Figuur 2 3 Onder professional wordt verstaan iemand die beroepsmatig met zijn vak/beroep bezig is bijvoorbeeld zorg- en dienstverlenend. 10 2.3 Prestatie-indicator 3: Tijdspad van zorg en ondersteuning: Per huishouden is een overzicht gemaakt van de inzet (lees tijd) die ingezet is bij deze casussen. In diagramvorm wordt het tijdspad van zorg weergegeven. De diagrammen zijn hieronder per casus (figuur 3 t/m 8)af te lezen. Casus 1 5 Uren 4 Casemanager: 3 Gemeente 2 School 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Weken Figuur 3 Casus 2 10 Uren 8 Casemanager: 6 ZZG 4 Verian 2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Weken Figuur 4 Uren Casus 3 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Casemanager: Huisarts Dagbesteding Verzorgende 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Weken Figuur 5 11 Casus 4 5 Uren 4 Casemanager: 3 Verian 2 Ondersteunend woonbegeleider 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Weken Figuur 6 Casus 5 6 Uren 5 4 Casemanager: 3 Siza Ambulant 2 Siza opvoedingsondersteuning 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Weken Figuur 7 Casus 6 2,5 Uren 2 Casemanager: 1,5 Huisarts 1 MEE 0,5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Weken Figuur 8 12 2.4 Prestatie-indicator 4: Zorgvraag in verhouding tot resultaat Het totale resultaat dat behaald is met betrekking tot de voorafgestelde zorgvraag. Deze is samen met het huishouden en de professional gescoord. Om dit tot elkaar te brengen vraagt dit om afstemming. Dit is gebeurd middels een MDO 4. In dit gesprek zijn de doelen en het eindresultaat met het huishouden besproken. Aan het begin van dit gesprek is direct de startsituatie gemeten. Vanuit deze startsituatie heeft er een middenevaluatie en een eindevaluatie plaatsgevonden. In samenwerking met het huishouden is er naar resultaat gescoord. In alle casussen is er sprake van 25% verbetering ten opzichte van de startsituatie. 2.5 Prestatie-indicator 5: Start, op en afschaling en einde zorgondersteuning Tijdens de uitvoering van zorg/hulpverlening en het multidisciplinaire overleg is er aandacht geweest voor op-/afschalen van zorg. In de diagrammen, zie hierboven in figuur 2 t/m 8, is per casus te zien hoe het zorg en ondersteuningstraject is verlopen. 2.6 Prestatie-indicator 6: verdeling geleverde zorg in traject De verdeling van zorg is terug te zien in figuur 2 t/m 7. Daarnaast is in bijlage 5 terug te zien wanneer het MDO plaatsgevonden heeft en welk effect dit in uren heeft gehad op het traject van zorg in de gemeten periode. 2.7 Prestatie-indicator; vraag en levering zorg en ondersteuning In bijlage 5 is te zien welke indicatie aan de casus is verbonden en hoeveel uur van de geïndiceerde zorg daadwerkelijk wordt besteedt. 2.8 Prestatie-indicator 8; Klanttevredenheid Evaluatie is een belangrijk onderdeel van de zorg/hulpverlening en met name wat betreft de klanttevredenheid. In de pilot is er voor gekozen om zowel het huishouden als de hulpverlener te vragen om de voortgang te evalueren. Hier is vooral gekeken naar resultaat (prestatie-indicator 4). De klanttevredenheid die gaat over de manier en vorm zoals de zorg geboden wordt, deze is niet gemeten. In de conclusie wordt dit onderdeel behandeld. 2.9 Prestatie-indicator 9; kosten De kosten per casus liggen tussen de 500 en 4800 euro. De gemiddelde kosten van de 6 casussen in deze pilot is 3363 euro. Waarbij het gemiddelde uurtarief op €42,21 ligt. De kosten per uur, per casus en per medewerker zijn in bijlage 5 opgenomen. Voor een algemeen overzicht van de gemeten onderdelen zie figuur 9. Casus Totale kosten Reiskosten Driestroom Driekracht ZMW RIBW MEE NIM € € € € € € € 163,88 Geen € 46,17 € 41,61 € 657,03 € 11,71 1604,21 5.706,81 4.717,67 3.456,14 2.604,91 480,22 Kosten MDO (incl. geleverde zorg die dag) € 198,92 € 655,70 € 478,17 € 229,50 € 319,96 € 326,56 Figuur 9 Subdoelen 4 Multidisciplinair betekent samenwerken van professionals uit verschillende disciplines/vakgebieden. Een MDO is een overleg met de cliënt en betrokken professionals uit verschillende disciplines/vakgebieden. Een multidisciplinair overleg (MDO) wordt aangestuurd door de casemanager en bestaat uit de ouders, en de betrokken zorgverleners. In het MDO wordt gezamenlijk besproken wat de ondersteuning/zorgvragen, de situatie zijn van de cliënt. 13 2.10 6 tot 8 bestaande casussen van huishoudens uit de gemeente Beuningen die zorg/ondersteuning ontvangen van de Driestroom zijn geanalyseerd. Er zijn 6 casussen zijn geanalyseerd. 2.11 ‘Verspillingen’ in het proces van ondersteuning zijn in kaart gebracht. Van probleemsignalering en melding tot oplossing. Verspillingen zijn vanuit tijd, kosten en kwaliteit van zorg in kaart gebracht. 2.12 De ondersteuning wordt in samenhang uitgevoerd, ‘verspillingen’ zijn gereduceerd. Ondersteuning is in samenhang uitgevoerd, middels de vormgeving van een MDO. Door afstemming zijn verspillingen gereduceerd. 2.13 Verspillingen in geld/ budget zijn inzichtelijk. Op dit onderdeel zijn geen feiten zichtbaar uit het onderzoek naar voren gekomen. 14 Hoofdstuk 3 Interpretatie van de feiten In dit hoofdstuk worden de feitelijke gegevens geïnterpreteerd. In een aantal gevallen zijn de resultaten een gegeven. Deze resultaten worden in de conclusie en aanbeveling gebruikt. 3.1 Prestatie-indicator 1: Hoeveelheid en welke professionals In zes casussen zijn drie of meer zorgaanbieders betrokken, met uitzondering van casus 5 waarbij twee zorgaanbieders betrokken zijn. Bij de casussen 1, 3 en 6 zijn eerstelijns professionals betrokken zoals huisarts, kinderarts, diabetici verpleegkundige. Voor casus 1, 3, 4, 5, 6 zijn ook professionals betrokken waarvoor geen indicatie afgegeven hoeft te worden. Casus 5 en 6 krijgen ondersteuning vanuit MEE en het NIM, beide organisaties werken zonder verwijsbrief of indicatie. (MEE, 2013) (NIM, 2013) 3.2 Prestatie-indicator 2: Tijd van afstemming professionals. De casemanagers hebben gemiddeld 2,3 uur afstemming per maand gebruikt. 3.3 Prestatie-indicator 3: Tijdspad van zorg en ondersteuning: Het tijdspad is slechts inzichtelijk. Uit de diagrammen is af te lezen hoe een tijdspad in zorg vormgegeven is. Er is gestart met bestaande casussen, hierdoor ligt de startdatum van zorg in het verleden. Het tijdspad is per casus/ situatie verschillend. Er zijn in de diagrammen twee patronen van zorg te onderscheiden: 1. Een tweewekelijks patroon van de tijd aan ondersteuning/ zorg. 2. En een constante levering van ondersteuning/ zorg, iedere week hetzelfde aanbod in tijd. 3.4 Prestatie-indicator 4: Zorgvraag in verhouding tot resultaat In 5 van de 6 casussen is het resultaat ten opzichte van de eerder afgesproken resultaten en doelen in verhouding tot de zorg/ ondersteuningsvraag. Hier is zowel kwantitatief als kwalitatief op gescoord. Deze gegevens zijn in de bijlage terug te lezen. Hieronder beknopt de resultaten van 2 casussen. Casus 1 Situatie: Gezin met ouders en een zoontje van 4. Zoontje heeft een lichamelijke en verstandelijke beperking. Ouders krijgen opvoedingsondersteuning om op die manier met de beperkingen van hun zoontje om te kunnen gaan. Gewenst eindresultaat: Ouders weten hoe zij met de beperkingen van hun zoontje om kunnen en moeten gaan. Eindresultaat: 75% is behaald. Casus 2 Situatie: Meneer en mevrouw worden ongelukkig van de huidige situatie waarbij er 4 insuline spuitmomenten per dag zijn. Meneer is dementerend, mevrouw is de directe mantelzorger voor meneer. Huishouden heeft geen andere bekende mantelzorgers. Gewenst eindresultaat: Meneer kan zo lang mogelijk met zijn partner thuis blijven wonen. Eindresultaat: 75- 100% is behaald. 3.5 Prestatie-indicator 5: start, op en afschaling en einde zorgondersteuning Aan de hand van de casussen kan gezegd worden dat in geen van de gevallen er een afschaling van zorg heeft plaatsgevonden. Dit onderdeel is niet behaald. 3.6 Prestatie-indicator 6: verdeling geleverde zorg in traject De verdeling van zorg is hierin een gegeven. 15 3.7 Prestatie-indicator: vraag en levering zorg en ondersteuning: In 4 casussen is te zien dat de indicatie niet overeenkomt met de geleverde zorg/ ondersteuningstijd. Deze is terug te lezen in bijlage 5. 3.8 Prestatie-indicator 8: klanttevredenheid Er is geen meting van klanttevredenheid uitgevoerd. 3.9 Prestatie-indicator 9: kosten De gegevens zijn verzameld. De kosten van de pilot zoals deze omschreven is, zijn inzichtelijk. De kosten van de dag dat het MDO plaatsvond is weergegeven. Hier zit de geleverde zorg van die dag bij in. Subdoelen: 3.10 6 tot 8 bestaande casussen van huishoudens uit de gemeente Beuningen die zorg/ondersteuning ontvangen van Driestroom zijn geanalyseerd. Dit onderdeel is moeizaam gegaan. Dit geldt voor de aanlevering van de casussen als wel de discussie rondom de definitie van een multi problem casus. Het resultaat, de analyse van 6 casussen is behaald. 3.11 ‘Verspillingen’ in het proces van ondersteuning zijn in kaart gebracht. Van probleemsignalering en melding tot oplossing. Verspillingen zijn vanuit tijd, kosten en kwaliteit van zorg in kaart gebracht. 3.12 De ondersteuning wordt in samenhang uitgevoerd, ‘verspillingen’ zijn gereduceerd. Verspillingen in kwaliteit zijn daadwerkelijk gereduceerd. Middels afstemming is het huishouden en de zorgvraag centraal komen te staan. 3.13 Verspillingen in geld/ budget zijn inzichtelijk. Uit het onderzoek op de 6 casussen is niet op te maken waar, behalve in het proces, nog meer verspillingen te zien zijn. 16 Hoofdstuk 4 Conclusie In dit hoofdstuk worden de conclusies uit de geïnterpreteerde feiten geformuleerd. Daarbij wordt er rekening gehouden met een aantal bevindingen en worden zodoende een aantal conclusies genuanceerd. 4.1 Prestatie-indicator 1: Hoeveelheid en welke professionals Er zijn altijd meer dan 2 verschillende professionals bij een casus betrokken. Deze professionals verschillen in taak en verantwoordelijkheden. Daarnaast kan er gesteld worden dat eerstelijns zorg en tweedelijns zorg met elkaar van doen heeft. Uit de casussen is gebleken dat zij elkaar nodig hebben om de gestelde doelen/ resultaten te kunnen behalen. Daarnaast kan er geconcludeerd worden dat er niet altijd een indicatie nodig is om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Tot slot is het opmerkelijk dat een tweedelijnorganisatie uit de regio Arnhem betrokken is. Dit heeft gevolgen voor de reiskosten in deze casus. 4.2 Prestatie-indicator 2: Tijd van afstemming professionals. Met de huidige cijfers kan er niet tot een valide conclusie gekomen worden. De cijfers geven slechts een feit weer: een gemiddeld aantal uur afstemming, te weten 2,3 uur per maand. Deze kunnen met de cijfers uit dit onderzoek worden afgezet tegen de gemiddelde aantal uren zorg. Het is de vraag: is dit veel of weinig? (Onderzoek bij andere zorgdisciplines, zoals ouderen onderzoek van Menzis 2013 of onderzoek in de Jeugdzorg van de provincie Overijssel 2005, leidt niet tot een vergelijking. Hier zijn andere indicatoren gebruikt.) 4.3 Prestatie-indicator 3: Tijdspad van zorg en ondersteuning Deze conclusie heeft betrekking op een paar indicatoren 4.3, 4.4, 4.5 en 4.6. Deze staan alle 4 in verhouding tot elkaar. Voor alle 4 geldt dat het doel op- en afschaling van professionele zorg in de te leveren ondersteuning/ zorg ter sprake komt. In de projectopdracht is gesteld dat er met bestaande casussen wordt gewerkt. Doordat er gestart is met bestaande casussen, ligt de startdatum van alle casussen in het verleden. Dit betekend in de meeste gevallen dat het huishouden al een indicatie voor zorg heeft. Doordat indicaties aan de betrokken casussen al zijn toegekend, is het niet mogelijk geweest opschaling aan te tonen, of hier ook maar enigszins op aan te sturen. De indicaties zijn in de betrokken casussen actief en hebben een lange looptijd (sommige tot 2028) hierdoor wordt de zorg structureel en standaard geboden en vindt er geen impuls plaats om zorg af te schalen. In de casemanagersbijeenkomsten is wel op afschaling van zorg gestuurd. Waarbij onder andere gebruik gemaakt is van een presentatie over het zorgen welzijnsaanbod in de gemeente Beuningen. Met als doel dat de casemanagers de professionele zorg af kunnen schalen naar onder andere mantelzorg, vrijwilligers werk of algemene collectieve voorzieningen. Voor de verdeling van de geleverde zorg in het traject geldt hetzelfde. Doordat er geen impuls plaatsvindt om zorgtijd op de zorgvraag af te stemmen, zijn de verschillen in verdeling van zorg/ ondersteuning in een traject niet waar te nemen. Op basis van de kwantitatieve gegevens kan er geconcludeerd worden dat hier geen zichtbaar resultaat in geboekt is. 17 Naast de kwantitatieve gegevens is er een kwalitatieve meting gedaan. Van de kwalitatieve gegevens is dan ook meer te zeggen. De gemaakte afschaling van zorg is voor alle 6 de casussen in de kwaliteit van de geleverde zorg te noemen. Door betere afstemming van professionals en het huishouden zijn verspillingen in de directe zorg gereduceerd. Het terugbrengen van zorgmomenten of het bieden van ondersteuning op een efficiëntere manier zijn hier voorbeelden van, te noemen: - ondersteuning op afstand (middels Pilot) - minder toediening van medicatie - behoudt van zorg/ ondersteuning thuis door minder professionals Zo heeft er door afstemming van zorg een daadwerkelijke afschaling plaatsgevonden. De combinatie van deze kwantitatieve en kwalitatieve gegevens zorgt dan ook voor meer validiteit in deze pilot. 4.4 Prestatie-indicator 4: Zorgvraag in verhouding tot resultaat Dit onderdeel staat in relatie tot 4.3. Dit onderdeel betreft de kwalitatieve afschaling. 4.5 Prestatie-indicator 5: start, op en afschaling en einde zorgondersteuning Dit onderdeel staat in relatie tot 4.3. Hierin kan gesteld worden dat er in geen geval opschaling plaats heeft gevonden. 4.6 Prestatie-indicator 6: verdeling geleverde zorg in traject Dit onderdeel staat in relatie tot 4.3. Waarbij gesteld kan worden dat het verdelen en afstemmen van zorgtijd op de zorgvraag geen impuls krijgt en daarmee geen prioriteit heeft. 4.7 Prestatie-indicator 7: vraag en levering zorg en ondersteuning In 4 casussen is te zien dat de indicatie niet overeenkomt met de geleverde zorg/ ondersteuningstijd. Hiermee is de huidige situatie van zorg/ ondersteuningstijd niet afgestemd op de daadwerkelijke ondersteuningsvraag. 4.8 Prestatie-indicator 8: klanttevredenheid De klanttevredenheid is niet gemeten. In de stuurgroepbijeenkomst van 30 januari 2014 is besloten deze niet nu uit te voeren. De stuurgroep stelde dat uitvoering van een klanttevredenheidsonderzoek door de uitvoerder van het pilot geen objectieve meting kan zijn. 4.9 Prestatie-indicator 9: kosten Geconcludeerd kan worden dat de kosten per situatie en per casus veel kunnen verschillen. Hierbij spelen de reiskosten een factor. Reiskosten zijn bewust in dit stuk opgenomen waardoor er gesteld kan worden dat zorg niet een op zich staand proces is. Maar dat er met overige kosten rekening gehouden dient te worden. Een gemiddelde casus kost 3.360 euro. Ook hier geldt: is dit veel of is dit weinig? Uit onderzoek van Radar en Stade 2013, komt uit dat een derde van budgetten van zorg aan multiproblem gezinnen opgaat aan afstemming door professionals (tijd, registratie, reistijd, scholing). Aangezien de totale kosten van zorg niet zijn gemeten, kunnen we de gemeten tijd hier niet mee vergelijken. 18 Subdoelen 4.10 6 tot 8 bestaande casussen van huishoudens uit de gemeente Beuningen die zorg/ondersteuning ontvangen van de Driestroom zijn geanalyseerd. Behaald, maar heeft meerdere keren een zet nodig gehad om tot het gewenste resultaat te komen. Hierdoor is de gehele pilot wankel komen staan. 4.11 ‘Verspillingen’ in het proces van ondersteuning zijn in kaart gebracht. Van probleemsignalering en melding tot oplossing. De term verspillingen is te vaag geweest om concreet en gericht te werken naar het gewenste resultaat. Hierdoor zijn een aantal onderdelen onderbelicht. Het proces is vanaf het begin anders ingezet, waardoor het onderdeel probleemsignalering en melding niet meegenomen konden worden in dit resultaat. 4.12 De ondersteuning wordt in samenhang uitgevoerd, ‘verspillingen’ zijn gereduceerd. Zeer succesvol resultaat. Zorg wordt daadwerkelijk in samenhang uitgevoerd. Dit is door zowel professionals en huishoudens als positief bevonden. Dit vertaalt zich in kwalitatieve gegevens waarbij zorgvraag en levering zich tot elkaar verhoudt. 4.13 Verspillingen in geld/ budget zijn inzichtelijk. Hier kan geen uitspraak over gedaan worden. De resultaten waren voor dit onderdeel niet meetbaar. 19 Hoofdstuk 5 Advies Hoofdaanbevelingen: Werk met opdrachtgever- en opdrachtnemerschap, waarbij de gemeenten de opdrachtgeversrol oppakt en deze zoekt bij de casus de meest geschikte professional die als opdrachtnemer fungeert. De kwaliteit van het proces neemt toe bij het starten van een afstemmingsoverleg. Deze werkwijze als onderlegger gebruiken voor de invulling van de transitie van AWBZ naar WMO. De begrippen multiproblem en multidisciplinair staan voor huishoudens waar gelijk of meer dan 2 disciplines bij betrokken zijn of daar waar meerdere ondersteuningsvragen spelen op verschillende levensgebieden. Definieer bij een MDO5 of kennismakingsgesprek de doelstelling van dit overleg. Dit overleg staat in het teken om in gezamenlijkheid met het huishouden een plan te maken. 5.1 Prestatie-indicator 1: Hoeveelheid en welke professionals 5.2 Prestatie-indicator 2: Tijd van afstemming professionals. Spreek vooraf af wat de cliëntgebonden en niet cliëntgebonden uren zijn. Hanteer bijvoorbeeld de 80%- 20% regel6. 5.3 5.4 5.5 5.6 Prestatie-indicator 3: Tijdspad van zorg en ondersteuning Prestatie-indicator 4: Zorgvraag in verhouding tot resultaat Prestatie-indicator 5; start, op en afschaling en einde zorgondersteuning Prestatie-indicator 6; verdeling geleverde zorg in traject: In de overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer moet duidelijk zijn dat afbouw/afschaling van zorg een groot aandachtspunt is. Het is aan te bevelen om professionals te trainen gebruik te maken van de directe omgeving van het huishouden (collectieve voorzieningen, mantelzorgers vrijwilligers) en de expertise van collega organisaties in te zetten. Hiermee moet gedacht worden aan een sociale netwerkstrategie training, gebruik van Eigen Krachtcentrale, Vergroot de kennis van de sociale kaart van alle partijen door bijvoorbeeld het organiseren van intervisies of lokale netwerkbijeenkomsten. Geef als gemeente de opdracht om eerst de inzet mantelzorg/vrijwilligers te toetsen en daarna de inzet van algemene collectieve voorzieningen en als laatste de inzet professionals. 5.7 Prestatie-indicator; vraag en levering zorg en ondersteuning Zet de welzijn en/ of mantelzorg standaard in bij het maken van het ondersteuningsplan/ MDO 5.8 Prestatie-indicator 8; klanttevredenheid Laat de klanttevredenheid door een onafhankelijke partij uitvoeren. Bijvoorbeeld door studenten van de HAN. 5.9 Prestatie-indicator 9; kosten 5 Daar waar 2 of meer disciplines bij betrokken zijn. 6 80 % van je tijd besteed je als zorgverlener direct aan je cliënt, 20% van je tijd besteed je aan administratie, af- stemming en reistijd. 20 - Start een benchmark onderzoek naar kosten casussen huishoudens (bijvoorbeeld in relatie tot het MBZ, GGD-GelderlandZuid) Geef als gemeente opdracht tot reductie van aantal uren reistijd en reiskosten. Hanteer bijvoorbeeld de 80% - 20% regel. Overige aanbevelingen - Nodig tijdens MDO alle betrokken professionals en informele zorg en welzijn uit om te bewerkstelligen dat er vanuit alle professies meegedacht/gekeken kan worden naar de casuïstiek. Gebruik een passend digitaal beveiligd communicatiesysteem waarin alle lokale professionals en de klant de beschikking over hebben. Laat indicatie los, zet deskundigheid in gebaseerd op de ondersteuningsvraag. Bied, gericht op de ondersteuningsvraag, resultaatgerichte ondersteuning. Maak gebruik van een eenvoudig ondersteuningsplan. Voorkom overbodige en langdradige procedures. 21 Bijlagen Bijlage 1: Algemene gegevens pilot Beuningen Persoonsgegevens hulpvrager Naam: Voornamen: Adres: Plaats: Geboren te: Geboortedatum: Geslacht: V Burgerlijke staat: M alleenstaand samenwonend getrouwd anders: BSN: Nationaliteit: Telefoon: E-mail: Wettelijk vertegenwoordiger: Relatie: Adres: Plaats: Telefoon: E-mail: Huishouden alleenstaand 2 persoonshuishouden alleenstaand + kind(eren) – NIET samengesteld alleenstaand + kind(eren) – WEL samengesteld Informatie gezinssamenstelling: 2 pers. huishouden + kind(eren) – NIET samengesteld 2 pers. huishouden + kind(eren) – WEL samengesteld anders, nl.: Betrokken organisaties Organisatie Casemanager Telefoonnummer e-mail adres Datum aanmelding Start hulp/zorgverlening Type indicatie Betreft her-aanmelding Ja Nee Betrokken mantelzorgers/vrijwilligers Mantelzorgers: Taak: Vrijwilligers: Taak: Betrokken organisaties 22 Naam organisatie en contactpersoon Contactgegevens: Indicatie en soort telefoonnummer hulpvraag en e-mailadres Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Datum Zijn er signalen op de volgende leefgebieden? Zo ja, welke? Financiën: Sociaal functioneren: Psychisch functioneren: Zingeving: Lichamelijk functioneren: Praktisch functioneren: Dagbesteding: Anders: In het verleden bekend met hulpvragen: Nee Ja : Welke organisatie(s): Reden van aanmelding: Wat is het gewenste eindresultaat? Eindresultaat Akkoord: Datum: Akkoord door cliënt/wettelijk vertegenwoordiger: Datum: Akkoord door casemanager: 23 Plan Doel - Acties - Resultaat7 vanuit de hulpvrager: Doel: Acties: Resultaat: Samenwerking8 Aandachtspunten: Akkoord: Datum: Akkoord door cliënt/wettelijk vertegenwoordiger: Datum: Akkoord door casemanager: Evaluatie Score: 0 = nog niet aangewerkt = 0% 1 = lichte verbeterd = 25% 2 = aanzienlijke verbeterd = 50% 3 = grotendeels verbeterd = 75% 4 = doel behaald = 100% Hoe verloopt de voortgang? In te vullen samen met cliënt/huishouden: Cliënt: Bij start: Tussentijdse evaluatie: Eind evaluatie: Datum: Datum: Datum: Financiën Sociaal functioneren Psychisch functioneren Zingeving Lichamelijk functioneren Praktisch functioneren Dagbesteding Anders: Hoe verloopt de voortgang? In te vullen door casemanager: 7 SMART omschrijven! 8 Omschrijf specifieke aandachtspunten die noodzakelijk zijn om gezamenlijk het doel te behalen. 24 Casemanager: Bij start: Datum: Tussentijdse evaluatie: Datum: Eind evaluatie: Datum: Financiën Sociaal functioneren Psychisch functioneren Zingeving Lichamelijk functioneren Praktisch functioneren Dagbesteding Anders: Afronding opdracht Wat gaat de hulpvrager/ouder zelf organiseren? Wat gaat de hulpvrager/ouder samen met het sociale netwerk regelen? Welke organisatie blijft na het beëindigen van de betrokken? Uren en duur hiervan: Zijn er nog mantelzorgers betrokken? Zo ja: waarvoor? Van welke algemene/preventieve voorzieningen maakt de hulpvrager gebruik Zijn er nog vrijwilligers betrokken? Zo ja: waarvoor? Wat zijn de aanbevelingen voor nazorg? 25 Afsluiting door casemanager Afsluiting: Datum: Met resultaat Zonder resultaat Handtekening: Toelichting: Handtekening van hulpvrager voor akkoord afsluiting: Datum: 26 Bijlage 2: , tijdregistratie casemanagers Dag: Aantal uur met de cliënt Aantal uur cliëntgerelaReistijd teerde zaken (overleggen, rapportage etc.) 27 Bijlage 3: Casus 1: Situatie: Gezin met ouders en een zoontje van 4. Zoontje heeft een lichamelijke en verstandelijke beperking. Ouders krijgen opvoedingsondersteuning om op die manier met de beperkingen van hun zoontje om te kunnen gaan. Het gewenste eindresultaat: Ouders weten hoe zij met de beperkingen van hun zoontje om kunnen en moeten gaan. Geformuleerde actie: 1. Ouders ontvangen opvoedingsondersteuning. 2. Draagkracht/ draaglast van ouders is in balans Voortgang, in te vullen met huishouden Bij start 0601-2014 2013 Sociaal functioneren 0% 50% Lichamelijk functioneren 0% 25% Praktisch functioneren Taxi is 0% 50% geregeld 0% 25% Aanpassing hulpmiddelen thuis Opvoedingsondersteuning is gestart. Signaleren ontwikkelingsproblemen jongere broertje 0% 0% Doel Cliënt gaat naar een speciale basisschool actie Dossier maken Kennismaking afstemmingsoverleg Negatief gedrag van client wordt gereguleerd Ouders handvatten geven hoe om te gaan met bepaald gedrag Gesprek met gemeente, ouders en begeleidster Inzetten van hulpmiddelen om 25% 0% winst Client kan goed voorbereid op school beginnen. Leerkrachten hebben door de goede overdracht al een duidelijk beeld Ouders kunnen beter omgaan met negatief gedrag van hun kind Direct inventariseren en aanvragen waardoor tijdwinst 03-2014 75% 25% 100% 75% 100% 25% Mogelijke acties 1. Ouders meteen meenemen in de contacten met school 2. Inzet van een Ipad 3. Vraag; is er een fysiotherapeut betrokken (Maartenschool) 1. In deze casus wordt betrokkenheid van ouders niet genoemd bij de kennismaking en overdracht school. Mogelijk is dit wel gebeurd. Dit zal veel informatie en op tijdwinst opleveren. Nu werd er een aparte afspraak met ouders gemaakt. 2. Inzet ipad. Gezien de contacten en de reistijd zou een ipad een goede bijdrage kunnen leveren bij het ondersteunen en afstemmen (scheelt al 30 min reistijd per keer) Daarnaast worden er regelmatig video-opnames gemaakt . Dit is ook mogelijk door middel van een ipad en ouders kunnen dan ook op dat moment filmen als het nodig is. Minder uitleg, niet zelf hoeven filmen en direct bij probleem kan er opgelost worden. 3. Als er een fysiotherapeut betrokken is dan is goed om te overwegen deze ook uit te nodigen. Hierdoor wordt de hulpvraag vanuit de specialist bekeken en kan er een kort afstemmingsoverleg plaatsvinden. Minder tijd kwijt aan overleg en veel directer afstemming met iedereen. 4. Organiseren van afstemmingsoverleg. Veel tijd wordt besteed aan afstemming, navragen bij ouders over voortgang school, hulpmiddelen, vakantieopvang, etc. 5. Eigen kracht ouders; wat kunnen ouders zelf? En in hoeverre kan de sociale omgeving iets betekenen als het gaat om draagkracht van ouders. Ouders kunnen hierdoor 28 zelf meer vanuit eigenkracht werken. Mogelijk kan hier ook op worden ingezet. (zorg en welzijnsaanbod Beuningen) Casus 2: Situatie: Meneer is 68 jaar, woont zelfstandig en alleenstaand. Heeft COPD, reuma en medicatie voor hartfalen. Verstandelijke beperking waardoor het sociale functioneren moeizaam gaat. Op meerdere levensgebieden ondersteuning nodig. Het gewenste eindresultaat: Meneer kan zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Geformuleerde actie: 1. Medicatie ondersteuning op afstand met behulp van IPad. (ZZG) 2. Driekracht traint meneer in gebruik IPad. Financiën Sociaal functioneren Psychisch functioneren Lichamelijk functioneren Praktisch functioneren Financiën Sociaal functioneren Psychisch functioneren Lichamelijk functioneren Praktisch functioneren Dagbesteding Doel Zelfstandig thuis wonen Voortgang, in te vullen met huishouden Bij start 01-2014 03-2014 Structurele onderStructurele ondersteuning steuning Structurele onderStructurele ondersteuning steuning Structurele onderStructurele ondersteuning steuning 0% 0% Structurele ondersteuning Voortgang, in te vullen Bij start 01-2014 Structurele ondersteuning Structurele ondersteuning Structurele ondersteuning 25% Structurele ondersteuning 25% ?? Structurele ondersteuning door casemanager 03-2014 Structurele ondersteuning Structurele ondersteuning Structurele ondersteuning 25% ?? Structurele ondersteuning 25% actie ipad en training mbt medicatie Ondersteuning op praktisch functioneren (huishouden en boodschappen, ed.) Ondersteuning van financiën winst Afbouw van ondersteuning ZZG Huishouden is op orde Huis en meneer is goed verzorgd. Mogelijke acties 1. Digitale contactmomenten 2. Wat kan meneer zelf en zijn sociale netwerk? Financiën zijn geregeld, geen schulden Uitleg en vertaling in communicatie Onderhouden en vergroten van Sociale netwerk 3.Vrijwilliger ondersteuning Inloophuis 4.Inloophuis Vrijwilliger 1. Gebruik van ipad en computer zijn een goed middel om in te zetten en hierdoor is afschaling van directe zorg met betrekking tot medicatie mogelijk. Mogelijk zijn er ook kansen om de ipad op een bredere manier in te gaan zetten zoals digitale contactmomenten met de begeleider. Hierdoor is afschaling van huisbezoeken mogelijk. 29 2. Wat kan meneer zelf (eigen kracht) en wat kan zijn sociale netwerk betekenen? Bijv. als het gaat om boodschappen doen of een aantal dingen in het huishouden. Hierdoor afschaling van huishoudelijk hulp. 3. Mogelijk zou een vrijwilliger of het inloophuis wat kunnen betekenen als het gaat om de financiën op orde te brengen samen met meneer. (zie zorg en welzijnsaanbod Beuningen; Humanitas) Hierdoor afschaling van ondersteuning. 4. De begeleidster zou in overleg met meneer in eerste instantie mee naar het inloophuis kunnen gaan. Mbt tot de vrijwilliger is het goed om te kijken of het nodig is om even samen af te spreken. (De Stek of InContact) Casus 3: Situatie: Meneer en mevrouw worden ongelukkig van de huidige situatie waarbij er 4 insuline spuitmomenten per dag zijn. Meneer is dementerend, mevrouw is de directe mantelzorger voor meneer. Huishouden heeft geen andere bekende mantelzorgers. Het gewenste eindresultaat: Meneer kan zo lang mogelijk met zijn partner thuis blijven wonen. Geformuleerde actie: 1. Spuitmomenten van insuline zijn teruggebracht van 4 naar 2. 2. Lichamelijk en praktisch functioneren is verbeterd. Lichamelijk functioneren Praktisch functioneren Lichamelijk functioneren Praktisch functioneren Doel Afstemming van zorg Voortgang, in te vullen met huishouden Bij start 10-1210-01-2014 2013 0 50 % 0 75 % Voortgang, in te vullen door casemanager Bij start 10-1210-01-2014 2013 0 25 % 12-03-2014 25 % 0 100 % 100 % actie MDO winst Duidelijkheid bij professionals in afspraken Terugbrengen spuitmomenten en minder inzet wijkverpleegkundige Mogelijke acties Terug brengen van injectiemomenten Zo lang mogelijk thuis wonen 12-03-2014 MDO, goede afstemming met huishouden en professionals. 1. aandacht voor opbouw sociale netwerk inzet vrijwilligers inloop 1. In rapportage staat dat er weinig mantelzorgers zijn en er geen vrijwilligers betrokken zijn. De cliënt heeft geen kinderen maar wel een partner. Mogelijk zou er aandacht kunnen zijn voor opbouw van het sociale netwerk. Incontact iets kunnen betekenen voor dit huishouden. Zie hiervoor zorg en welzijn Beuningen. 30 Casus 4: Situatie: Zorg is door gemeente opgelegd vanuit bemoeizorg traject. Meneer is bekend met schizofrenie en heeft de neiging in bed te blijven liggen. Staat onder bewind en onder curatele. Ondersteuning in het huishouden vanuit Vérian. Maakt gebruik van mee-eet mogelijkheden bij (verzorgingshuis) Alde Steeg (ZMW) De Casemanager heeft het risico ingeschat en in deze casus er voor gekozen de cliënt niet in het gehele proces te betrekken, dit in verband met zijn beperking. Het gewenste eindresultaat: Meneer blijft zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Geformuleerde actie: 1. Neemt medicatie in zoals voorgeschreven. 2. Ik verzorg mijzelf en omgeving goed. 3. Stabilisatie in het leven. Voortgang, in te vullen door casemanager 0 1 0 1 1 1 0 1 1 Doel Goed en gezond eten actie 3 x eten in de Alde Steeg winst Voorkomen van ondervoeding Zelfstandig blijven wonen Ondersteuning en signalering op verschillende leefgebieden door professional Afstemming met RIBW en huisarts MDO met thuiszorg Verzwaring van zorg opname beschermd wonen wordt voorkomen. Mogelijke acties Inzet overige dagen: Maaltijdvoorziening (Perspectief/ De Stek) In kaart brengen van sociaal netwerk cliënt. Inzet vrijwilliger Sociaal Functioneren Psychisch Functioneren Lichamelijk functioneren Medicatie op orde brengen Ondersteuning is afgestemd Medicatie wordt goed ingenomen Er is een goede afstemming van zorg/ondersteuning 3. MDO; betrokkenheid met andere zorgverleners en neef 1. Als einddoel wordt beschermd wonen aangegeven. Wanneer wordt deze keus gemaakt met de cliënt? Er naar toe werken als einddoel zoals aangegeven in de algemene gegevens is meer verzwaring van de zorg. Hoe kan samen met de cliënt gekeken worden naar het toch thuis blijven wonen met voldoende ondersteuning door mantelzorg, vrijwilligers, professionele ondersteuning waar nodig. 2. Op het gebied van het sociale netwerk wordt niets aangegeven behalve de neef. Ondersteuning van een professional is nodig om vereenzaming te voorkomen. Mogelijk zou meer ingezet kunnen worden op het opzetten van een sociaal netwerk voor meneer. Ook zou een vrijwilliger van betekenis kunnen zijn bijv. als fietsmaatje. Zie hiervoor zorg en welzijn Beuningen (Incontact) 3. MDO wordt nu alleen georganiseerd met thuiszorg. Goed om te overwegen dit ook in samen met andere betrokken zorgverleners te doen zoals de huisarts, zorggroep Maas en Waal en de neef van de cliënt. 31 Casus 5: Situatie: Samengesteld gezin, met 5 kinderen. Moeder met een verstandelijke beperking. Gezin is bekend met hulpverlening. Het gewenste eindresultaat: Stabiliteit in het gezin Het geformuleerde actie: Opvoedondersteuning wordt geboden. Het opvoeden en de begeleiding van de kinderen vindt afzonderlijk plaats. Financiën Sociaal functioneren Psychisch functioneren Praktisch functioneren Vrijetijdsbesteding Opvoeding kinderen Doel Kinderen kunnen veilig thuis blijven wonen Ouders kunnen de kinderen met ondersteuning opvoeden Huishouden en financiën zijn op orde Het gezin heeft een goed sociaal netwerk. Voortgang, in te vullen met huishouden 12-12-2013 01-01-2014 0 0 0 0 0 0 01-03-2014 1 1 1 0 0 1 0 0 0 0 3 1 Actie door casemanager Opvoedondersteuning In algemene zin winst Mogelijke acties Opvoedondersteuning en begeleiding van de kinderen afzonderlijk van de ouders door 2e professional taakverdeling in het huishouden financiële regelingen zijn getroffen ivb met de schuld Ondersteunen bij de sociale contacten door professional Kinderen worden niet uit huis geplaatst. 1. Wat kan een meeleefgezin betekenen? De ouders doen het huishouden zelf. De financiële problemen zijn in beeld 2. Wat kan een vrijwilliger betekenen mbt de financiele vragen? Contacten van het gezin zijn productief 3. Onderzoeken van de eigen mogelijkheden van het sociale netwerk Geen uithuisplaatsing Er is gekozen voor verschillende hulpverleners in dit gezin. Naast MEE zijn er vanuit Siza zijn er nog 2 hulpverleners betrokken Ook is er sprake van een bewindvoerder ivb met schuilden. Belangrijk om te kijken naar mogelijk zo min mogelijk hulpverleners in het gezin. Gezien de situatie in dit gezin is er veel afstemming nodig is. Dit kost tijd en inzet van beide professionals. 1.Is het mogelijk om te kijken naar inzet van een meeleefgezin? 2.Is het mogelijk bij afschaling van zorg om een vrijwilliger in te zetten voor bijv. de financiële vragen? Zie Humanitas. 3. Inzet van informeel netwerk ondersteuning (INO)? Casus 6: Situatie: Gezin bestaat uit volwassen kinderen. In de buurt is veel overlast geweest. Moeder ervaart veel stress, spanningen in huis. Doordat zij zich door haar dochter geterroriseerd voelt. Het gewenste eindresultaat: Stabiliteit in het huishouden. Regie kunnen nemen over het eigen huishouden. Het geformuleerde actie: gezinscoaching is gestart. Indicatie is aangevraagd. Sociaal functioneren Voortgang, in te vullen met huishouden 12-12-2013 01-01-2014 0 25% 01-03-2014 25% 32 Psychisch functioneren Anders: Huiselijk geweld Gezinscoaching 0 25% 50% 0 0 50% Doel Actie door casemanager Start gezinscoaching winst Aanvraag indicatie voor de start gezinscoaching Indicatie aanvragen, onderzoek laten plaastvinden voor de aanvraag van indicatie Gespecialiseerde hulp/ ondersteuning Huishouden is eigenaar van het probleem Gezinscoaching is gestart Indicatie aangevraagd Het gezin draait met hulpverlening. Mogelijke acties Geen probleem van de samenleving Het is mogelijk gespecialiseerde hulp/ ondersteuning in te zetten Contacten van het gezin zijn productief 1. kan het gezin getraind worden zelf ondersteuning te vinden? Bij voorliggende voorzieningen? Dit huishouden zit nog aan de beginketen van zorg. Indicaties moeten aangevraagd worden, gespecialiseerde hulp moet ingezet gaan worden. 1. Is het mogelijk gebruik te maken van voorliggende voorzieningen? 2. Zijn er mogelijkheden om de zorg te starten zonder indicatie 3. 33 Bijlage 5: 34 Bijlage 6: Projectopdracht Pilot Driestroom Bestuurlijk opdrachtgever Ambtelijk opdrachtgever (Beoogd)projectleider Startdatumproject (Beoogde)einddatum project Versie: Definitief Datum: 7 November 2013 Geert Hendriks Hans Vincken Extern: Niels Post, Driestroom 1 november 2013 1 mei 2014 Achtergrond/uitgangssituatie Driestroom is met de gemeente Beuningen in gesprek getreden over een pilot om verspilling in de zorg terug te dringen(voor meer informatie zie Plan van aanpak Ondersteuning in samenhang, BW 12.01060). Afgelopen jaar zijn 7 cases geanalyseerd, waaruit beleidsaanbevelingen zijn voortgekomen. Hierdoor is helderheid verkregen van verspillingen in de zorg. We willen een verdiepingsslag maken door nu concreet anders te gaan werken. Zorg en ondersteuning worden in samenhang uitgevoerd en verspillingen worden gereduceerd. Probleemstelling Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij de gemeente en partners uit het veld om de ondersteuning en hulp aan huishouden goed te organiseren. Vanaf 2015 krijgt de gemeente nog grotere verantwoordelijkheid om regie te voeren over zorg en ondersteuning. Efficiëntere organisatie is niet alleen noodzakelijk om de zorg en ondersteuning in de toekomst betaalbaar te houden, ook voor de cliënten zelf is er nog een wereld te winnen in de kwaliteit van de ondersteuning door betere afstemming. Doelstelling Hoofddoel: Het realiseren van toekomstbestendige ondersteuning. Toekomstbestendig betekent dat goede ondersteuning beschikbaar is voor de mensen die het nodig hebben en betaalbaar blijft voor samenleving, overheid, klant en aanbieder. Hoofddoel onderverdeeld in subdoelen: 1. 6 tot 8 bestaande casussen van huishoudens uit de gemeente Beuningen die zorg/ondersteuning ontvangen van de Driestroom zijn geanalyseerd. 2. ‘Verspillingen’ in het proces van ondersteuning zijn in kaart gebracht. Van probleemsignalering en melding tot oplossing. 3. De ondersteuning wordt in samenhang uitgevoerd, ‘verspillingen’ zijn gereduceerd. 4. Verspillingen in geld/ budget zijn inzichtelijk. Nu we aan de hand van de geanalyseerde casussen helderheid hebben verkregen in de verspillingen (zie bijlage 1) kunnen we werken aan subdoel 3. Dit punt is conform de visie; ‘lokale toegang tot zorg’ en daarom in samenhang gezien worden met de ontwikkeling van de lokale toegang tot zorg in Beuningen (Zie ‘Lokale toegang tot ondersteuning en zorg Beuningen’). Werkwijze: Werkgroep: - Presentatie projecteisen aan de uitvoerders. - Uitwerken van prestatie-indicatoren. - Uitwerking rapportagesysteem (uitgangspunt is: één huishouden één plan) - Evaluatiemomenten. 35 - Casemanager per huishouden aangesteld. - Monitoren van uitgezet beleid en resultaten casemanagers. - Inzichtelijk maken van verschillen, in tijd, euro’s en ‘verspillingen’. Uitvoerders: (casemanagers) - Gezamenlijk gebruik van een rapportagesysteem bijvoorbeeld ZWIP (uitwerking volgt) - Voor elke casus in kaart brengen waar mogelijke oplossingen liggen op gebied van eigen kracht, sociaal netwerk en algemene voorzieningen, voordat een individuele voorziening als oplossing wordt aangeboden’. - Voor elk traject evaluatiemomenten en eindevaluatie met burger/ huishouden. - Initieert evaluatiemoment met betrokken organisaties (multidisciplinair) indien situatie hier naar vraagt. - Afspraken met burger/ huishouden voor start en eindpunt van traject zijn gemaakt. Afbakening; Wij richten ons specifiek op de samenhang in zorg. Het beleidsstuk met betrekking tot de toegang van zorg valt buiten de kaders en wordt in deze pilot niet behandeld. Tijdsbestek van de pilot betreft maximaal 4 maanden. Na deze periode vindt er een evaluatie plaats. En zal er gekeken worden naar de borging van de ondersteuning in de betrokken huishoudens. Resultaat Duidelijke aantoonbare winst doordat een aantal verspillingen zijn gereduceerd (ook in euro’s) en er aantoonbaar sprake is van (een opbouw van) ondersteuning in samenhang. Dit meten we met onder andere de volgende prestatie-indicatoren: 1. Hoeveelheid en welke aanbieders 2. Tijd van afstemming hulpverleners. 3. Tijdspad van zorg/ondersteuning. 4. Zorgvraag in verhouding tot resultaat. 5. Start, op- en afschaling en einde zorg/ondersteuning. 6. Verdeling geleverde zorg/ondersteuning in traject. 7. Vraag en levering zorg/ondersteuning. 8. Klanttevredenheid. 9. Kosten. Werkgroep werkt de prestatie-indicatoren schematisch verder uit. Randvoorwaarden: Om te kunnen starten met de uitwerking zal aan een aantal randvoorwaarden voldaan moeten worden: 6. Participerende zorgorganisaties stemmen er mee in dat ondersteuning direct ingezet wordt. 7. Zorgorganisatie kiest een geschikte casus voor de pilot. 8. Zorgorganisaties gebruiken voor deze pilot hetzelfde rapportagesysteem (bijvoorbeeld ZWIP) 9. Elke zorgorganisatie stelt een medewerker aan die in de pilot participeert. 10. Casus voldoen aan richtlijnen gebaseerd op multidisciplinair/ Multi problem of 9 levensgebieden. 11. Organisatie is verantwoordelijk voor eigen medewerkers. Driestroom is projectleider en mandateert de participerende organisaties medewerkers aan te spreken op hun functioneren binnen deze pilot. 12. Tijdens de pilot blijven de betrokken zorgorganisaties9 financieel verantwoordelijk voor de te leveren zorg. 9 Zorgorganisaties: Zorggroep Maas& Waal, RIBW, MEE, ZZG, NIM, Driestroom. 36 Op bestuurlijk niveau dient vastgelegd te worden dat alle organisaties zich committeren aan de werkwijze van de pilot. Het betreft de volgende organisaties: MEE RIBW Driestroom Zorggroep Maas & Waal Zorggroep Zuid Gelderland Thuisbegeleiding NIM Gemeente Beuningen (Wmo). Standvast Driestroom is zowel bestuurlijk als qua projectleider trekker van de pilot. De projectleider heeft een werkgroep samengesteld, bestaande uit een medewerker van de gemeente Beuningen, de Zorggroep Maas en Waal en Driestroom. De werkgroep werkt deze opdracht uit tot een concreet plan van aanpak, inclusief tijdspad. Zorggroep Maas en Waal levert regievoerder voor toewijzing casemanagement. Voor akkoord: De opdrachtgever De opdrachtnemer Datum: Datum: De volgende organisaties gaan akkoord met bovenstaande opdracht: Organisatie: Naam: Handtekening: Zorgorganisatie: Zorggroep Maas & Waal Zorgorganisatie: MEE Zorgorganisatie: RIBW Zorgorganisatie: Zorggroep Zuid Gelderland Thuisbegeleiding Zorgorganisatie: NIM Woningbouw: Standvast 37 Bijlage 7: Inleiding In oktober 2012 is gestart met de pilot, ‘Ondersteuning in Samenhang’ in deze pilot zijn 7 casussen10 geanalyseerd. Deze analyse bestaat uit een interview met de betrokken huishoudens en de medewerkers in deze huishoudens. Daarnaast zijn de verschillende bevindingen en constateringen besproken en in samenwerking met de methode, Lean-management verder uitgezocht. Hierin zijn verspillingen in zorg, tijd en financiën verzameld en besproken. Uit deze totale analyse zijn zowel positieve punten als verbeterpunten gekomen. In dit document staan alle bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de 7 casussen beschreven. Het document is opgebouwd in 5 hoofdstukken, te noemen: vindplaats, instroom, zorg, uitstroom en conclusie. Per hoofdstuk zullen de bevindingen genoemd worden, met vervolgens de aanbeveling die hierop van toepassing is. In het gehele traject is gebleken dat huishoudens met kinderen en huishoudens zonder kinderen grote verschillen vertonen, zodoende zullen deze apart genoemd worden. De aanbevelingen die in dit stuk gedaan worden zijn belangrijk voor het verdere verloop van de organisatie van de zorg. Aan de stuurgroep wordt geadviseerd deze mee te nemen en hierin prioriteiten aan te geven waarmee de werkgroep aan de slag kan. 10 Onder casussen wordt verstaan, de huishoudens die in dit onderzoek geanalyseerd zijn. 38 1 VINDPLAATS Met vindplaats bedoelen wij alle locaties, mogelijkheden, plekken en personen waar de hulpvraag gevonden wordt of gevonden kan worden. Van 1 casus is bekend dat zij niet eerder een hulpvraag hebben gehad. Voor dit huishouden en omgeving was het niet bekend waar ze met hun hulpvraag terecht konden. Na een hogere urgentie bij het huishouden en omgeving werd de hulpvraag uiteindelijk op de juiste gesteld. Op basis van bovenstaande omschrijving zijn hieronder de conclusies en aanbevelingen van de 7 casussen omschreven: Huishoudens met Kinderen: Bevindingen: Conclusie: De vindplaats is anders De twee doelgroepen dan die voor oudere kunnen niet als gelijken (vaak alleenstaande) gezien worden. cliënten. Kinderopvang, scholen, Deze vindplaatsen consultatiebureau, kin- worden door de burgers derarts/ huisarts zijn gevonden. een vindplaats. Kinderen gaan minder Door stijgende kosten vaak naar de kinderop- van kinderopvang vindt vang. minder vroegtijdige signalering plaats. - De burger gaat niet altijd met zijn hulpvraag naar de huisarts. - Burger voelt zich niet altijd gehoord. De route van “laagdrempelige zorg” is onduidelijk Huishoudens maken te weinig gebruik van voorliggende voorzieningen. Professionals weten niet waar ze de hulpvraag naartoe moeten Aanbeveling: Beoordeel, benader deze dus ook apart. Vindplaatsen zijn belangrijk, behoud deze, breidt ze uit en zorg dat ze laagdrempelig toegankelijk blijven. 1. Creëer een ontmoetingsplek waar ouders/ kinderen elkaar tegen kunnen komen. 2. De kinderopvang wordt goedkoper 3. Bekijk alternatieven voor kinderopvang, bijv. speelochtend, inloop, gastouders. Mogelijk groeit de 1. Organiseer zorg laagdrempelig, zodat zorgvraag door geen men niet altijd naar de huisarts hoeft. vroegtijdige signalering 2. Er is een goede samenwerking en afen gaan de kosten mostemming met huisarts en verwijzer. gelijk omhoog. Verspilling van tijd waardoor zorgvraag groeit. Verlies van vertrouwen burger Burgers weten niet goed welke stappen ze kunnen ondernemen (eigen kracht) en welke voorzieningen mogelijk zijn. 1. Er is een goede, transparante sociale kaart en een duidelijk herkenbaar zorgnetwerk. Geen correcte doorverwijzing, direct reactie/ actie op hulpvraag. Ontwikkel sociale kaart. 1. Burgers kunnen eenvoudig aansluiten bij voorlichting en training. 2. Het consultatiebureau of andere van preventieve ondersteuning kunnen meer doen. 39 Huishoudens zonder kinderen11 : Bevindingen: Conclusie: Vindplaats is vaag, niet terug Naast de huisarts zijn er geen te herleiden. andere vindplaatsen genoemd. - De burger gaat niet altijd met zijn hulpvraag naar de huisarts. - Burger voelt zich niet altijd gehoord. De route van “laagdrempelige zorg” is onduidelijk Aanbeveling: Creëer laagdrempelige vorm van voorlichting over aanmelding zorg/hulpverlening Bijvoorbeeld een inloop waar men vrijblijvend met of zonder hulpvraag binnen kan stappen.Creëer meer vindplaatsen. Mogelijk groeit de zorgvraag 1. Ondersteuning wordt laagdoor geen vroegtijdige signa- drempelig georganiseerd zolering, kosten gaan mogelijk dat men niet altijd naar de omhoog. huisarts hoeft. 2. Er is een goede samenwerking en afstemming met huisarts en verwijzer. Verspilling van tijd waardoor 1. Er is een goede, transparanzorgvraag groeit. Verlies van te sociale kaart en een duidevertrouwen burger lijk herkenbaar zorgnetwerk. Samenvatting: Op basis van de bevindingen kunnen we stellen dat de vindplaatsen van zorg versnipperd zijn. Dit geeft burgers onduidelijkheid waar en bij wie ze terecht kunnen. Omdat we het hebben over een zeer grote diversiteit aan ondersteuningsvragen (van praktische opvoedingsvragen tot vragen over complexe zorg), is het goed om verschillende vormen van signaleringsplekken te behouden, zodat burgers laagdrempelig op verschillende plekken uit kunnen komen. Een aantal plaatsen kan echter als centrale vindplaats gezien worden (zoals huisarts, consultatiebureau, scholen en gemeentelijk Wmo-loket en inlooplocaties). Het is raadzaam te blijven investeren in deze laagdrempelige vindplaatsen en van daaruit goede (‘warme’) doorverwijzing te realiseren, bijvoorbeeld naar mantelzorgers, sociaal netwerk, inloop of indien noodzakelijk professionele zorg. Er is een professionals betrokken bij de vindplaatsen om aan verantwoorde signalering te doen en te zorgen voor de juist doorverwijzing. 11 Alleenstaande oudere burgers of burgers zonder kinderen 40 2 INSTROOM Met instroom wordt de weg naar de zorg/hulpverlening bedoeld. Afhankelijk van de vraag kan de route naar hulpverlening verschillen. Overigens wilt dit niet zeggen dat professionele ondersteuning altijd nodig is. Wanneer een burger in beeld is bij bijvoorbeeld een inlooppunt kan dit ook instroom genoemd worden. Vindplaats en instroom hangen nauw met elkaar samen. Wanneer de afstemming met de vindplaats onvoldoende is, zal de instroom daaronder lijden. Huishoudens met kinderen: Bevindingen: Indicatie is verplicht, realisatie hiervan duurt lang. Diagnostiek en observatie van kinderen met een ontwikkelingsvraag kost tijd. Bij huishoudens met kinderen is het moeilijk te bepalen of het om langdurig/ kortdurende zorg gaat. Huishoudens zonder kinderen: Bevindingen: Verwijzing is niet altijd juist Indicatie is verplicht Conclusie: Wachten tot indicatie verstrekt is, kost tijd, minimaal 6 weken. Aanbevelingen: Stop indiceren of kies voor versnelde vorm (‘Sip’). (Standaard indicatie protocol) Tijdrovend, veel papier1. Kinderen worden in werk/bureaucratie m.b.t. hulpde eigen omgeving gevraag niet altijd van toegevoegde diagnosticeerd en geobwaarde serveerd 2. Diagnosticeren op ondersteuningsvraag is mogelijk sneller te realiseren. Zorgbehoefte is moeilijk te begro- De doelen en daarmee ten, te meten. het ondersteuningstraject worden vooraf bepaald door hulpvrager en hulpverlener. Conclusie: Verlies in vertrouwen. Inzet van de juiste ondersteuning duurt lang. Burger krijgt te maken met verschillende instanties en is het overzicht kwijt. Wachten tot indicatie verstrekt is, kost tijd, minimaal 6 weken. Aanbevelingen: 1. Er is een sociale kaart, deze moet helder en effectief zijn. 2. De professional moet weten wat de juiste ingang voor de ondersteuningsvraag is. Stop indiceren of kies voor versnelde vorm (‘Sip’).. Samenvatting: Voor een goede instroom van professionele ondersteuning, is nauwe samenwerking van diverse hulpverlenende partijen belangrijk. Het is belangrijk dat organisaties, maar vooral de medewerkers van de organisaties elkaar kennen en dat de lijnen kort zijn. Door elkaar te kennen ontstaat vertrouwen en weten hulpverleners bij wie ze waarvoor terecht kunnen. 41 3 ZORG Wanneer ondersteuning eenmaal gestart is, blijkt dit zonder al te veel verspillingen goed te verlopen. Zowel bij de langdurige als de kortdurende ondersteuning lijkt het niet helder wanneer er over welke vorm gesproken wordt. Huishoudens met Kinderen: Bevindingen: Burgers geven aan dat het niet duidelijk is wanneer ondersteuning stopt of voortgezet wordt. Conclusie Onbedoeld vindt er langdurige zorg plaats. Door onduidelijkheid van hulpverleners naar zorgvragers en bemoeienis van zorgkantoren wordt ondersteuning voortgezet zonder afgebakend doel. Aanbevelingen: 1. Maak ‘waakvlambegeleiding’ mogelijk. Een hulpverlener kan tijdens diverse levensfases ondersteuning bieden aan burger, ongeacht of dit dan langdurige of kortdurende ondersteuning is. 2. het is inzichtelijk in welke levensfase hoeveel en welke mogelijke hulpvragen zich voordoen. Burgers zijn onvoldoende op de hoogte van het doel waar naar toe wordt gewerkt, in welke stappen en met welk tijdstraject. Organisaties gebruiken begrippen die niet aansluiten bij belevingswereld van de cliënt. 1. Maak burger leidend in ondersteuning en maak gebruik van mantelzorg/familie/vrijwilligers. 2. Professionals communiceren in de belevingswereld van de burger. Ouders ontvangen opvoedingsondersteuning, hiermee krijgen ze handvaten aangereikt. De handvaten zijn in de meeste gevallen voldoende om in de toekomst op eigen kracht verder te kunnen. Er is sprake van verschillende ondersteuningsvragen in de verschillende levensfases van het kind. Indien in verschillende levensfases nieuwe ondersteuningsvragen ontstaan, kloppen ouders (opnieuw) aan bij de hulpverlener die bij hen bekend is. Heldere afstemming, 1 aanspreekpunt voor het gehele proces. Maak ‘waakvlambegeleiding’ mogelijk. Een hulpverlener kan dan tijdens diverse levensfases ondersteuning bieden aan burger, ongeacht of dit dan langdurige of kortdurende ondersteuning is. Zie bovenstaande Bij kinderenzorg is 1 regievoerder. 1. Stel 1 regievoerder aan. Geef hem/ haar de opdracht. Controleer hem/ haar op resultaten. 2. De regievoerder voert met het huishouden regie en verzorgt daarmee eventuele aanvullende ondersteuning en het directe contact met het gezin. 3. Met zo min mogelijk verschillende hulpverleners/ onder42 Bevindingen: Conclusie Er is niet altijd afstemming met specialistische zorg. De veronderstelling is dat hulp effectiever en efficiënter is wanneer de afstemming met specialistische zorg verbetert. Tijd van overleg tussen professionals wordt niet altijd vergoed. Organisaties werken langs elkaar heen, weten niet van elkaar. Samenwerken en afstemming is belangrijk/ noodzakelijk. Huishoudens zonder kinderen: Bevindingen: Conclusie Er is vaak sprake van langdu- Inzet van duurdere professirige ondersteuning. onals is niet altijd noodzakelijk. Door inzet van professionals is er een verlies van professionals bij de mensen die complexere vragen hebben. (wel de professional nodig hebben) Cliënten zijn onvoldoende op 1. Organisaties gebruiken de hoogte van het doel waar begrippen die niet aansluiten naar toe wordt gewerkt, in bij belevingswereld van de welke stappen en met welk cliënt. tijdstraject. 2. Cliënten willen graag steeds dezelfde hulpverlener. 3. Organisaties worden niet betaald voor afgeronde trajecten. Langdurige ondersteuning 1. Cliënt is ‘gewend’ aan onkomt vaker voor dan bij dersteuning en valt vanuit de huishoudens met kinderen. gewenning liever terug op de professional dan op zijn eigen netwerk. 2. Langdurige zorg wordt door het professionele systeem in stand gehouden. Er is niet altijd afstemming met specialistische zorg. Aanbevelingen: steuners. 4. Er is nauwe samenwerking met huisarts. Door af te stemmen of juist los te koppelen (afhankelijk van zorgvraag) van 1ste- 2e lijns zorg kan winst behaald worden. 1. Overleg is onderdeel van het hulpverleningsproces.. 2. Werk met 1 plan 1 doel. 3. Verwijs indien nodig, sneller door en stem zorg af. 4. Evalueer frequent. Aanbevelingen: 1. Er worden mantelzorgers en vrijwilligers ingezet daar waar mogelijk. 2. organiseer laagdrempelige ondersteuningslocaties/ mogelijkheden (denk aan collectief in plaats van individueel, of incidenteel in plaats van structureel). 1. Waakvlambegeleiding is mogelijk. De hulpverlener biedt ondersteuning in de diverse levensfases 2. Het nazorgtraject is onderdeel van de te bieden ondersteuning. 1. er worden geen eisen gesteld aan het aantal te leveren uren. Cliënt bepaald in samenwerking met begeleider het te behalen doel. 2. Organisaties trainen hun medewerkers om, waar mogelijk, ‘zichzelf overbodig te maken’. De veronderstelling is dat Door af te stemmen of juist hulp effectiever en efficiënter los te koppelen (afhankelijk is wanneer de afstemming van zorgvraag) van 1ste- 2e met specialistische zorg ver- lijns zorg kan winst behaald 43 Bevindingen: Conclusie betert. Samenwerken en afstemming Tijd van overleg tussen prois belangrijk. fessionals wordt niet altijd vergoed. Organisaties werken langs elkaar heen, weten niet van elkaar. Verspilling van reistijd, tijd Reistijd en kosten leiden tot van bezoek, periode van on- verlies van ondersteuning. dersteuning. Cliënt wordt bezocht door begeleiding. Kost ondersteuningstijd en geld (reiskosten) Maken weinig tot geen gebruik van hun sociale netwerk, geven aan deze niet te hebben. Verondersteld wordt dat huishoudens veel van hun vragen opgelost kunnen krijgen door met hun sociale netwerk in contact te gaan. Professional wordt effectief ingezet om het sociale netwerk te ontwikkelen. Burger / cliënt staat in zijn eigen kracht / omgeving. Aanbevelingen: worden. 1. Overleg is onderdeel van het hulpverleningsproces.. 2. Werk met 1 plan 1 doel. 3. Verwijs indien nodig, sneller door en stem zorg af. 4. Evalueer frequent. 1. Maak cijfers inzichtelijk 2. Er is een combinatie tussen life en online contact afhankelijk van de hulpvraag. Kan dit kostenbesparend en laagdrempelig werken. 1. Er is een combinatie tussen life en online contact afhankelijk van de hulpvraag. Kan dit kostenbesparend en laagdrempelig werken. 2. De burgers worden gestimuleerd, gemotiveerd en getraind om hun hulpvragen bij een ondersteuner te stellen. 3. De burger bezoekt de ondersteuner. 4. Er zijn inloopmogelijkheden waarbij burgers hun hulpvragen kunnen stellen. Eenvoudige ondersteuningvragen worden uitgezet in het netwerk van de burger (mantelzorg/vrijwilligers) De professional hanteert de sociale netwerkstrategie Samenvatting: Het blijkt dat langdurige zorg vaker bij de oudere cliënten/ huishoudens voorkomt (zonder kinderen) dan bij de huishoudens met kinderen. Bij huishoudens met kinderen wordt er vaak opvoedingsondersteuning gegeven waarbij ouders handvaten aangereikt krijgen. Deze handvaten zijn in de meeste gevallen voldoende om in de toekomst op eigen kracht (zo goed als) verder te kunnen. Echter is de kans op terugkomst bij hulpverlening / ondersteuning groot. 44 Reden is de ontwikkeling, groei van kind/ kinderen. Doordat kinderen nieuwe levensfases in gaan is er vervolgens ondersteuning op nieuwe levensgebieden nodig. In huishoudens zonder kinderen zien we een andere trend. Ouderen zijn vanaf het begin af aan met ondersteuning bekend. Een duidelijk doel is er niet. In de onderzochte casussen wordt er geen enkele keer een eindpunt van ondersteuning genoemd. Ondersteuning is een onderdeel van het leven geworden. De inzet van langdurige ondersteuning kan bij beide doelgroepen beïnvloed worden door onderdelen van ondersteuning over te hevelen naar algemene en/ of collectieve voorzieningen. Daarnaast kan langdurige ondersteuning beïnvloedt worden door een goede samenwerking en afstemming tussen hulpverleners/ ondersteuners/ zorgaanbieders. Door een betere samenwerking kan het onbedoeld vergroten van de zorgvraag verkleind worden. 45 4 UITSTROOM Vanuit de geanalyseerde casussen zijn weinig bevindingen met betrekking tot uitstroom te benoemen. Dit kan een aantal oorzaken hebben: 1. De onderzochte casussen betreffen deels ouderen cliënten die al langere tijd ondersteuning ontvangen. Zij verwachten dat begeleiding elke week langs komt. 2. Wij veronderstellen dat medewerkers nog te veel zorgen in plaats van zich te richten op ontzorgen en versterken van eigen kracht. 3. Verondersteld wordt dat daadwerkelijke uitstroom uit zorg bij de onderzochte casussen nog niet heel nadrukkelijk heeft plaatsgevonden. Er is hier weinig tot geen ervaring mee. De onderzochten casussen met tot huishoudens met kinderen zijn nog niet zo lang geleden gestart. Om toch met aanbevelingen voor de uitstroom te komen, hebben wij gekeken naar ervaringen uit eigen organisatie (zMW en Driestroom) en voor de geanalyseerde casussen gezocht naar plausibele uitstroom ideeën. Wat: Door enkele nazorggesprekken (bijv. na 6 weken, 6 maanden, 9 maanden) kan een client langer uit het ‘zorg- ondersteuningscircuit’ gehouden worden en wordt verval vroegtijdig gesignaleerd. Wat is nodig: Ruimte om dit te kunnen doen. Scholing medewerkers. Bij het starttraject aangeven dat er een opbouw en een afbouw van het zorg/ondersteuningsmoment is. Scholing van medewerkers. Gemeente stelt heldere kaders voor burger Professional is in staat een goede planning te maken voor het leveren van ondersteuning. Er wordt hem een totaal aantal uren ter beschikking gesteld en de professional bepaalt samen met de cliënt wat een passende opbouw, inzet en afbouw van zorg is. Gemeente ontwikkelt transparante, toegankelijke en laagdrempelige voorzieningen. Medewerkers sturen bij cliënt eerder aan op algemene collectieve voorzieningen. Professional kondigt bij start hulpverlening al aan dat cliënt het straks weer zelfstandig gaat doen, inzet hulp is niet voor eeuwig. Succeservaring: het maken van pictogrammen schema, telefoonboom, sociale kaart voor deze specifieke cliënt. Richting de afbouw de focus van ondersteuning leggen op laagdrempelige voorzieningen, mogelijk ‘vangnet’, algemene collectieve voorzieningen, netwerk. Na de geleverde ondersteuning weet de cliënt tijdig weer hulp in te roepen. 46 5 EINDCONCLUSIE: In het projectplan zijn een aantal doelen geformuleerd: 1. 6 tot 8 bestaande casussen van huishoudens uit de gemeente Beuningen die zorg ontvangen van de Driestroom zijn geanalyseerd. 2. ‘Verspillingen’ in het proces van ondersteuning zijn in kaart gebracht. 3. Van probleemsignalering en melding tot oplossing. ( ‘Procesmatig organiseren en lean-management’) 4. De ondersteuning wordt in samenhang uitgevoerd, ‘verspillingen’ zijn gereduceerd. 5. Verspillingen in geld/ budget zijn inzichtelijk. 7 casussen zijn in dit project onderzocht. Hier is voornamelijk van de praktijk gebruik gemaakt. De casussen zijn door de bekende begeleiders geïnterviewd. Begeleiders hebben vragen gesteld die van belang zijn voor het gehele zorgproces van de cliënt in de situatie van nu en met oog op de mogelijke veranderingen. Na analyse van de interviews en aanvullend de betrokken begeleiders bevraagd te hebben. Zijn hier een groot aantal bevindingen uit gekomen. Om hier een duidelijk beeld van te krijgen zijn de bevindingen opgedeeld in hun processtappen. Per processtappen zijn de bevindingen, conclusies en aanbevelingen gegeven. Meerdere aanbevelingen staan met elkaar in verbinding. Een algemene aanbeveling volgt hier logischerwijs uit. Instroom en uitstroom zijn onderdeel van hetzelfde hulpverleningsproces. Dus zal er bij de instroom al rekening gehouden moeten worden met de werkwijze. Bij Lean-management wordt er in het gehele proces, van instroom tot uitstroom gekeken. In de onderzochten casussen is het lean-management gebruikt om verspillingen inzichtelijk te maken en vanuit daar te kijken waar en op welke punten invloed uitgeoefend kan worden. Zoals eerder genoemd is het aan te bevelen dat instroom en uitstroom in alle opzichten in verbinding met elkaar staan. Iemand die instroomt, stroomt ook weer uit, maar kan wederom opnieuw instromen. Dit laatste kan bijvoorbeeld gebeuren doordat zich een nieuwe levensfase voordoet. Door op deze manier te werken bied je de cliënt duidelijkheid in doelen en een bepaald tijdstraject. Op deze manier wordt ondersteuning geen onderdeel van hun leven maar een hulpmiddel bij het voeren van regie over zijn of haar eigen leven. Middels algemeen of een collectief aanbod door gemeente of door inzet van vrijwilligers, mantelzorgers of mensen uit hun eigen sociale netwerk kunnen cliënten al eerder ondersteund worden in het voeren van eigen regie over het leven. Hiermee verdwijnen ze niet volledig uit zorg, maar kunnen ze preventief ondersteund worden en wordt duurdere zorg voorkomen. Deze manier van werken vraagt om een goede samenwerking tussen gemeente, hulporganisaties en burger. Wij verwachten dat er op grond van de aanbevelingen besluitvorming in de stuurgroep plaatsvindt. 47
© Copyright 2024 ExpyDoc