Poster_met_kaart - TU Delft Institutional Repository

Poster afstudeerpresentatie Cathelijne van den Berg
Potentie van een gemengd woningfonds met woningcorporaties en institutionele beleggers
Probleemstelling;
Onderzoeksvraag;
Hypothese;
Institutionele beleggers zijn samen met corporaties in gesprek om fondsen te structureren
die gericht zijn op de exploitatie van bestaande, (potentieel) niet-DAEB
corporatiewoningen. Voor het uitvoeren hiervan is het belangrijk om te weten welke
varianten haalbaar zijn, welke structuur hierbij hoort, waar de match ligt, wat de
bottlenecks zijn en of er een hulpmiddel geboden kan worden om de besluitvorming
hierover tot stand te brengen dan wel te versnellen. Hier is echter weinig
(wetenschappelijke- en praktijk) kennis over.
Kan een gemengd woningfonds met woningcorporaties en
institutionele beleggers voor het niet-DAEB deel van de
vastgoedportefeuille van corporaties worden toegepast en
wat zijn de bottlenecks?
Door verkoop van niet-DAEB vastgoed aan een fonds waarin
een woningcorporatie zelf zou kunnen participeren, zouden
woningcorporaties aan geld kunnen komen, maar ook
invloed kunnen behouden op dit deel van de portefeuille. De
exploitatie kan dan worden voortgezet vanuit het fonds. Dit
concept wordt een ‘gemengd woningfonds’ genoemd.
De corporatiesector;
Institutionele beleggers;
De corporatiesector heeft te maken met continue
verandering van regelgeving en met beperkingen. Zo
introduceerde de overheid de verhuurdersheffing en
moeten corporaties een splitsing maken tussen zogeheten
Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) oftewel
sociale woningen en niet-DAEB (geliberaliseerde woningen
en commercieel vastgoed). De geliberaliseerde woningen
van woningcorporaties hebben een aandeel van 2,8% van de
totale corporatieportefeuille. Voorheen kon al het vastgoed
van corporaties gefinancierd worden met staatsgarantie via
het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Deze
leningen hebben een zeer laag risicoprofiel en dus een lage
risico opslag. Sinds 2011 zijn woningcorporaties voor
niet-DAEB uitsluitend op commerciële – dus duurdere –
financieringen
aangewezen.
Daarom
verkennen
woningcorporaties
alternatieve
financieringswijzen.
Corporaties zouden hun duurdere huurwoningen kunnen
verkopen aan beleggers. Daarmee krijgen zij de
mogelijkheid hun eigen vermogen aan te vullen, leningen af
te lossen en opnieuw investeringen te doen. Zelfs als slechts
1% van het corporatiebezit in Nederland wordt verkocht,
gaat het al om €4 miljard.
Institutionele beleggers geven aan zich meer te
willen begeven op het middensegment (IVBN, 2011)
en
zowel
Nederlandseals
buitenlandse
institutionele beleggers hebben geld klaar liggen
om in de Nederlandse huurwoningenmarkt te
investeren. Hier lijkt dus een kans te liggen voor
beide partijen.
Verdeling NLse woningmarkt;
(CBS, 2013)
Totaal = 100%
7.250.000 woningen
Koop = 57%
Huur = 43%
Beleggers = 29%
Woningcorporaties = 71%
900.000 woningen
2.250.000 woningen
94% gereguleerd
6% ongereguleerd
Instituten = 16%
Particulieren = 84%
140.000 woningen
45% gereguleerd
55% ongereguleerd
760.000 woningen
73% gereguleerd
27% ongereguleerd
Fondsstructuur
Fondsmanager
Fond
ndsmanag
€
Woningfonds
%
Omvang
Omv
€250
€1.000 MIO
%
8
6
Managementbeslag
Fonds management ligt bij;
Financiering
Financier
Gebruik vreemd vermogen
Commerciële vastgoedvermogensbeheerder
Ja
2
Waarderingsgrondslag
Percentage?
0%
Bedrijfswaarde
0% van AUM
60%
100%
Marktwaarde in verhuurde staat
Op welke wijze?
3
Dividend 2%
3%
4%
d
r 8%
1% 2%
r i 8%
3,5%
7
Nee
IRR 0%
5%5,5%
7%
Exploitatiekosten ...% van de huuropbrengsten
0%
Zeggenschapsverdeling;
Meerderheidsbelang woningcorporaties
8%
Governance
Meerderheidsbelang beleggers
Hoog risico
100%
8c
Gelijk belang
Laag risico
20% 30%
t
Hoe is het toezicht
geregeld?
Onafhankelijk RvC, management heeft track record
Vanuit het fonds vastgoed ontwikkelen
4
9
Welke vastgoedkarakteristieken zijn van belang?
Aantal jaren 5-30
Locatie
Oneindig
Bouwjaar
Centrum
stedelijk
≤10 jaar
Niet relevant
Woningvorm
EGW
5
Oppervlak
Flexibiliteit en liquiditeit
Flexibilit
Close ended
Semi open ended
Liquide
Open ended
Niet liquide
≥
80
...
Buiten
centrum
≤20 jaar
Centrum
dorps
≤30 jaar
Groen
stedelijk
>30 jaar
Landelijk
wonen
MGW
Nee
Contracthuurprijs
>€681
€681-€1000
Aantal WWS punten
>143
≤142
Gemengde complexen
Ja
Nee
Niet relevant
Aangebroken complexen
Ja
Nee
Niet relevant
<€681
Bandbreedte woningfonds
Criteria beleggers
Criteria woningcorporaties
Literatuur - Van Gool et al. (2013);
- Beleggingsstrategie
- Fiscaliteit
- Managementstijl
- Risico/rendementsprofiel
- Flexibiliteit en liquiditeit
- Zeggenschap
- Managementbeslag
- Fonds management
- Property management
- Governance
- Vastgoedkarakteristieken
+
Uiteindelijk;
1. Omvang
2. Waarderingsgrondslag
3. Risico/rendementsprofiel
4. Looptijd
5. Flexibiliteit en liquiditeit
6. Financiering
7. Zeggenschapsverdeling
8. Managementbeslag
a. Fonds management
b. Property management
c. Governance
9. Vastgoedkarakteristieken
Criteria beleggers
Oneindig, maar met de wens om na 10-15 jaar weer bij elkaar te
gaan zitten om verder verloop te bekijken; welk scenario wordt
dan gekozen?
Semi-open ended.
Flexibiliteit en liquiditeit
-
Zeggenschap
Corporaties spraken met name over een 80/20 verdeling, maar De directe vastgoedbeleggers spraken over een 80/20 vervinden allen het zeggenschap niet echt belangrijk, omdat ze aan- deling, maar vinden een gewone verkoop aan een fonds een
geven dat ze bij 20% ook niet veel inspraak meer zullen hebben. betere oplossing.
Managementbeslag
Maatschappelijke doelstellingen hoeven niet in het fonds verankerd te worden.
Maatschappelijke doelstellingen kunnen niet in het fonds verankerd worden.
Fonds management
Het fonds management zou volgens de corporaties naar een
commerciële vastgoedvermogensbeheerder moeten gaan.
Het fonds management zou volgens de beleggers naar een
commerciële vastgoedvermogensbeheerder moeten gaan.
Property
ty management
Het property
ty management zou volgens de corporaties ook naar
de vastgoedvermogensbeheerder moeten gaan. Dit is relevant,
omdat het rendement hierdoor mogelijk hoger kan komen te
liggen.
Het property management zou volgens de beleggers ook naar
de vastgoedvermogensbeheerder moeten gaan. De beleggers
denken dat hiermee een hoger rendement behaald kan worden.
Gove
v rnan
r
ce
-
Toezicht dient plaats te vindendoor een onafhankelijk RvC met
T
relevante ervaring. De aandeelhouders dienen van informatie te
worden voorzien. Dit kan met taxaties, (kwartaal)rapportages en
jaarverslagen.
V tgoedkarakteristieken
Vas
Een corporatie zou uit eigen belang graag zien dat alle type
(niet-DAEB, maar ook te liberaliseren) woningen in en fonds
geplaatst zouden kunnen worden, maar op het moment dat
deze corporatie naar een collegacorporatie kijkt heeft hij er
baad bij als dat vastgoed aan de eisen van een belegger voldoet.
Woningcorporaties hebben veel gemengde- en aangebroken
complexen. Het zou voor een corporatie gunstig zijn als deze
complexen wel opgenomen kunnen worden in een woningfonds.
Als het om de acquisitie van vastgoed gaat, gaat het voor een
directe vastgoedbelegger om de volgende punten; Er is interesse
in niet-DAEB vastgoed, maar ook in te liberaliseren woningen.
Directe vastgoedbeleggers willen het liefst grondgebonden
woningen in het fonds opnemen die niet ouder zijn dan 20-30
jaar.r De locatie is erg belangrijk. Vas
V tgestelde focusgebieden
van beleggers en product-marktcombinaties bepalen de
potentie van een locatie. Te
T vens is het van belang dat een
woning een buitenruimte heeft. Een laag percentage DAEB is
gewenst (gemengde complexen) en beleggers zien liever geen
aangebroken complexen.
LP-model
Om
een
concept
besluitvormingsmodel te
maken, is er eerst gestart
met het aanleggen van
een database. Hier heeft
een woningcorporatie aan
meegwerkt.
Niet
alle
benodigde
parameters
zijn door de corporatie
verstrek. Waardoor de
kosten kant onderbelicht
blijft. Uiteindelijk zijn 34
complexen in het model
opgenomen, zodat hier in
potentie een ‘game’ mee
gespeeld zou kunnen
worden.
De eerste stap zou moeten zijn dat woningcorporaties
gezamenlijk een ‘mandje’ met complexen samenstellen om een
fonds mee te vormen. Een database met alle complexen en
informatie over deze complexen zou voorhanden moeten zijn
om de juiste analyses en berekeningen te kunnen maken. Een
LP-model (zie volgende tekst) kan gebruikt worden om aan de
hand van een directe rendementseis complexen in het mandje te
plaatsen.
Als alle corporaties het eens zijn over de portefeuille, kan
opgemaakt worden om hoeveel complexen het gaat, om welke
complexen het gaat, wat de totale marktwaarde in verhuurde
staat is en welk rendement een fonds met deze complexen kan
maken. Met dit mandje kunnen corporaties vervolgens naar
institutionele belegger stappen. Dit is bij voorkeur geen directe
vastgoedbelegger, want het is niet nodig om de portefeuille
opnieuw geheel door te lichten. Na het aanbieden van het
‘mandje’ zijn de volgende scenario’s mogelijk;
Het verwerken van de
gegevens gebeurt in een
wiskundig model door
middel
van
lineair
programmeren (LP). De gegevens uit de database worden
systematisch verwerkt in Microsoft Excel. Het LP-model wordt
gebruikt om voor een directe rendementseis te analyseren welke
complexen (gezamenlijk) in aanmerking komen. Om alleen een
game te spelen met de rendementseis, hoeven alleen de eisen in
het gele deel ingevuld te worden (zie afbeelding boven). Er moet
dus ook een inschatting gemaakt worden van de kosten. Voor de
huurinkomsten kan de speler zowel de contracthuur, als de
markthuur gebruiken (dit is de markthuur, maar wel
gecorrigeerd voor gereguleerde huurprijzen). Vervolgens wordt
de uitkomst weergeven op een kaart (zie kaart). Er kan ook
gespeeld worden met de vastgoedcriteria. Dit is van belang, om
de corporaties een gevoel te geven op welke aspecten een
directe vastgoedbelegger let, maar deze hoeven in principe niet
ingevuld te worden.
1. De institutionele belegger geeft aan geïnteresseerd te zijn. Een
fonds kan worden opgericht, echter moet er nog wel overleg
plaatsvinden over verscheidene dingen. Een formulier kan hierbij
het overleg ondersteunen.
2. De institutionele belegger is niet geïnteresseerd. Wanneer dit
blijkt, kunnen de corporaties gezamenlijk een nieuwe
portefeuille samenstellen, waarna de aanbieding opnieuw wordt
gestart. Uiteindelijk zal dit scenario uitkomen bij scenario 1 of 3.
3. De institutionele beleggers stappen wederom niet in. Na
verschillende pogingen blijkt dat er geen oplossingsruimte ligt
bij de beleggers. De corporaties hebben dan de volgende
mogelijkheden;
CONCLUSIE
Amvest
Syntrus Achmea RE
Geïnterviewd
Literatuur - overige bronnen;
- Omvang
- Waarderingsgrondslag
- Looptijd
- Financiering
Het besluitvormingsproces
Het initiatief voor de besluitvorming zou volgens dit onderzoek
bij de woningcorporatie moeten liggen, om zo cherry picking te
voorkomen. Het besluitvormingsproces zou als volgt moeten
gaan en kan met de volgende instrumenten worden
ondersteund;
b. Corporaties richten gezamenlijk een fonds op. Hierbij is wel
veel aandacht vereist voor de financiering. Nadat het fonds heeft
aangetoond goed te renderen, is het alsnog mogelijk dat
institutionele beleggers instappen.
Altera
Corporaties gaan uit van gebruik van VV,
V maar dit is voor hen Institutionele beleggers behoeven geen VV in het fonds. Maar
geen criterium waaraan het fonds moet voldoen.
de potentiële omvang van het fonds mogelijk wel.
Niet relevant
Legenda
a. Een corporatie richt een dochterbedrijf op voor haar niet-DAEB
vastgoed. Institutionele beleggers kunnen later instappen.
Vesteda
Vastgoedvermogensbeheerders
Financiering
m
Ja
Uitvoeren
specifieke
beleggingshandelingen
Oneindig
2
Buitenruimte
Functiescheiding
Looptijd
Vastgoedkarakteristieken
Looptijd
PGGM
APG
Vanuit een corporatie zou het rendement van het fonds hoger De directe rendementseis is 4-4,5% (of meer). Dividend dient
V
moeten zijn dan met het vastgoed voorheen zelf werd behaald. volledig uitgekeerd te worden. IRR; 5,5-7%. Ontwikkelen vanuit
Dit betekent zo’n 4-4,5%. Het hogere rendement dekt het hogere het fonds is geen mogelijkheid.
risico voor de corporaties wat door de de aandelenstructuur
ontstaat. Corporaties zien geen mogelijkheid voor het ontwikkelen
van vastgoed vanuit het fonds.
Ja
5%
Pensioenuitvoerders
Voor een woningcorporatie is het van belang dat de Waardering op marktwaarde in verhuurde staat en consensus
V
waarderingsgrondslag voor elke corporatie gelijk is. Daarom moet over overige waarderingsgerelateerde voorwaarden en paramer consensus zijn over waarderingsgerelateerde voorwaarden en eters.
parameters. Het vastgoed dient op marktwaarde in verhuurde
staat gewaardeerd te worden.
Property management tegen concurrerend
kostennvieau;
Niet relevant
MN
Waarderingsgrondslag
8a
8b
Zeggenschap
ri
1% van AUM
Woningcorporatie
Obligaties
Uitvoeren
beleggingshandelingen
Criteria woningcorporaties
Commerciële vastgoedvermogensbeheerder
Leningen
Functiescheiding
V
Voor
een corporatie is de omvang in mindere mate belangrijk, Om onder een bestaand management te vallen is een minimale
package grootte van €250 miljoen nodig. V
Voor een nieuw fonds
is een omvang van €1 miljard nodig. Het aantal aandeelhouders verschilt per type (nieuw fonds, nieuw management etc.) en
lag tussen de 3 en 20 aandeelhouders.
Property management ;
Leegwaarde
Risico/rendementsprofiel
Risico/r
r d 0%
3,5%
4% 4,5%
5%
0,5% van AUM
bpfBOUW
V riabelen
Va
Managementkosten;
40%
ABP
Omvang en aantal
aandeelhouders
Woningcorporatie
Nee
Pensioenfondsen
Proces vaststellen variabelen;
Terugkerende termen in het onderzoek zijn ‘variabelen’ en
‘criteria’. In dit onderzoek wordt met variabelen bedoeld; de
parameters die voor een fonds opgetekend dienen te worden.
Het zijn als het ware kenmerken die nog geen invulling hebben
gekregen. Criteria zijn de normeringen vanuit een actor die voor
de vastgestelde variabelen zijn ingevuld. Het kan ook zijn dat
het
concept ‘een
gemengd
woningfonds
met
corporatievastgoed’ al grenzen stelt aan wat mogelijk is. Dit
betekent dat een variabele door de fondsstructuur ingevuld
wordt met een bandbreedte. De variabelen en criteria zullen
uiteindelijk ook gebruikt worden voor een concept
besluitvormingsmodel.
Institutionele beleggers
€
€25 MIO
Institutionele beleggers investeren alleen bij een
minimale ‘‘package grootte”. De minimum eis ligt
tussen de €50 en €250 mio. Een enkele corporatie
heeft
vaak
niet
een
dusdanig
grote
financieringsvraag. Dit betekent dat meerdere
corporaties gezamenlijk hun vastgoed in één fonds
zullen
moeten
onderbrengen
(zie
figuur
fondsstructuur).
´Variabelen´ en ´criteria´
Woningcorporaties
1
Een institutionele belegger (bijvoorbeeld een
pensioenfonds) investeert in het algemeen niet zelf
direct in woningen, maar investeert indirect in
vastgoed (zie taakverdeling). Dit gebeurt middels
een commerciële vastgoedvermogensbeheerder.
PFZW
Strategisch
beleid
Opdracht monitoring
verantwoording
4.100.000 woningen
3.150.000 woningen
Taakverdeling institutionele beleggers (alleen Pensioenfondsen)
Nadat de portefeuille is vastgesteld. Zullen de corporaties dit
mandje moeten aanbieden aan beleggers. Of dit vervolgens een
gemengd of ongemengd fonds zal worden, maakt voor het
proces tot nu toe eigenlijk niet uit. Ook kan deze tool een enkele
woningcorporatie helpen bij het structureren van een
interessant ‘mandje’ voor de verkoop.
Legenda
Marktgebied 1
Marktgebied 2
Geselecteerd complex
Niet geselecteerd complex
Op de volgende punten kunnen de partijen waarschijnlijk een consensus
bereiken;
liberaliseren vastgoed. De huurkorting (het verschil tussen de markthuur en de
contracthuur) kan meegenomen worden in de waardering van het vastgoed.
De rendementseisen; de gewenste rendementen lagen dichter bij elkaar dan
gedacht. In het besluitvormingsmodel wat later nog zal worden toegelicht,
zijn ook indicaties gevonden die suggereren dat deze rendementseis - met
de juiste portefeuille en bescheiden exploitatiekosten - haalbaar is.
Ontwikkelen; beide partijen zien in dat het doel van het fonds niet het
ontwikkelen van vastgoed zal zijn.
De waarderingsgrondslag; het vastgoed dient gewaardeerd te worden op
marktwaarde in verhuurde staat. Met de juiste parameters en verschillende
taxateurs hoeft dit geen bottleneck te zijn.
Overeenstemming over de financiering; hoewel het nog niet duidelijk is of er
genoeg financiering aangetrokken kan worden vanuit verschillende
partijen, is dit wel een punt waar beide partijen het gemakkelijk over eens
kunnen worden. Indien nodig zal er gebruik gemaakt moeten worden van
VV. Dit kan middels leningen en obligaties.
Geen maatschappelijke doelstelling; Voor beide partijen is het duidelijk dat in
een gemengd woningfonds met niet-DAEB vastgoed geen
maatschappelijke doelstellingen zullen worden opgenomen. Dit is voor de
corporaties ook geen bottleneck om niet mee te doen.
De huurprijs; beleggers zijn geïnteresseerd in zowel niet-DAEB als te
Onderstaand zullen de bottlenecks voor een gemengd woningfonds
gepresenteerd worden die niet samenhangen met het type belegger. Dit
waren;
De 10% proportioneringsregel; dit is een mogelijke bottleneck voor
corporaties, want hierdoor komen maar weinig complexen in aanmerking.
Een verruiming van deze regel door de overheid (gewenst is 25-30%),
betekent niet automatisch dat dit probleem verholpen is, want mogelijk
hebben beleggers gewoonweg geen interesse in deze gemengde
complexen, omdat het rendement van DAEB woningen lager zal zijn. Deze
rendementseis hangt niet samen met het type belegger (directe- of
indirecte vastgoedbelegger).
Het onderpand; mogelijk gaan het WSW en het CFV zich mengen in de
onderhandelingen over het opzetten van het fonds. Ze zouden ook eisen
kunnen gaan stellen aan de hoogte van de te aflossen leningen. Dit geldt
ook voor de bank die de huidige leningen heeft verstrekt.
De openbare aanbiedingsplicht is voor het opzetten van een gemengd
woningfonds niet doelmatig.
Het verkoopquotum van de gemeente Amsterdam voor woningcorporaties is
mogelijk een probleem voor deelname aan een gemengd woningfonds.
Erfpacht; om tot een woningfonds te komen, zouden afspraken gemaakt
moeten worden over de erfpacht.
Zeggenschapverdeling; de gedeelde aandelenstructuur zorgt voor minder
transparantie, dit is voor instituties mogelijk een reden om minder snel in te
stappen.
Liquiditeit; Door de verminderde transparantie is het fonds door de gedeelde
aandelenstructuur waarschijnlijk ook minder liquide.
Belangenverstrengeling; door de gedeelde aandelenstructuur en de meerdere
corporaties die in een fonds participeren is er kans dat er aan de kant van
de corporaties belangenverstrengeling plaatsvindt. Dit risico is bij de
corporaties groter, omdat zij sterker in een enkele regio vertegenwoordigd
zijn.
Cultuurverschillen; kunnen het proces beïnvloeden en vertragen.
De volgende bottlenecks hangen
samen met de
vastgoedkarakteristieken van de directe vastgoedbelegger;
criteria
voor
De locatie van het vastgoed kan een bottleneck zijn. Dit verschilt per
corporatie, omdat corporaties in verschillende regio’s actief zijn. Een fonds
met vastgoed van meerdere corporaties zal een zwaartepunt moeten
hebben in de Randstad, maar daar kan dan ook vastgoed aan toegevoegd
worden van buiten de Randstad. Regio’s die buiten de focusgebieden van
directe vastgoedbeleggers vallen, zullen minder kansrijk zijn voor
fondsvorming met directe vastgoedbeleggers. Uiteindelijk zullen
corporaties dus moeten bepalen hoe de portefeuille gevuld.
Aangebroken complexen; beleggers hebben minder interesse in deze
complexen. Corporaties hebben juist heel veel aangebroken complexen.
Overige vastgoedkarakteristieken; zoals de minimale oppervlakte eis per
woning, de leeftijd van het vastgoed en het hebben van een buitenruimte
kunnen ook problemen opleveren.
Conclusie
Het opzetten van een gemengd woningfonds met woningcorporaties en
institutionele beleggers lijkt nog steeds haalbaar. Er zijn verschillende
bottlenecks geïdentificeerd, maar deze zijn veelal te ondervangen.
Bijvoorbeeld wanneer ook de overheid meewerkt. Van belang is dat
woningcorporaties samen gaan kijken welk rendement haalbaar is met hun
portefeuille. Daarna kan een proces doorlopen worden wat beschreven is
onder het kopje; besluitvormingsproces. Wanneer de levensvatbaarheid is
aangetoond, de benodigde goedkeuringen (en verruiming van regelgeving) is
verkregen, dient onder andere nog naar de structurering van de financiering
gekeken te worden. Uiteindelijk behoort ook het opzetten van een
ongemengd woningfonds met corporatievastgoed tot de mogelijkheden.