kwartaalbericht PGB Q1 (apr 2014)-def_Opmaak 1

K W A R TA A L B E R I C H T P E N S I O E N F O N D S P G B
EERSTE KWARTAAL 2014
Hoofdpunten:
●
●
●
●
dekkingsgraad stijgt van 104,8 naar 105,8 procent
rendement in eerste kwartaal 2014 3,5 procent
paritair besturingsmodel met Raad van Toezicht en Verantwoordingsorgaan klaar voor invoering
aantal deelnemers en pensioengerechtigden stijgt met 2,2 procent
Financiële resultaten
Dekkingsgraad
De dekkingsgraad steeg in het eerste kwartaal van 2014 van 104,8 (31 december 2013) naar 105,8 procent (31 maart 2014).
De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen het vermogen van een pensioenfonds en de waarde van de pensioenen.
Ondanks een rendement op de beleggingen van 3,5 procent in het eerste kwartaal kwam de dekkingsgraad nauwelijks van
zijn plaats. Omdat de rente daalde, moest het fonds meer geld reserveren voor de uitbetaling van de pensioenen.
Rendement
De beleggingsportefeuille liet in het eerste kwartaal een positief resultaat zien. In de meeste regio’s stegen de aandelenkoersen, ook al vielen de economische cijfers tegen. Aandelen in Europa en de VS eindigden het kwartaal in de plus ondanks
politieke spanningen over Oekraïne en De Krim. De aandelenportefeuille steeg met 1,7 procent in waarde. Het vermogen in
de portefeuille alternatieve beleggingen nam toe met 0,5 procent.
Door zorgen over de ontwikkeling in opkomende markten werd vermogen verplaatst naar Europese obligaties. Daardoor
daalde de rente en steeg de waarde van de obligatieportefeuille (met staats- en bedrijfsleningen) met 4,5 procent.
Het beleggingsrendement over het eerste kwartaal kwam exclusief de afdekkingsportefeuilles voor het rente- en valutarisico
uit op 2,9 procent. Inclusief afdekking bedroeg het rendement 3,5 procent. De rendementen zijn per beleggingscategorie in
tabel 1 weergegeven.
Tabel 1: rendementen tot en met 31 maart 2014 in procenten
Beleggingsonderdeel
31 maart 2014
vastrentende waarden
– staatsobligaties
– bedrijfsobligaties
– liquiditeiten
–
4,5
6,3
2,0
0,0
aandelen
alternatieve beleggingen
– vastgoed
– infrastructuur
– inflatie gelinkte obligaties
– alternatieve vastrentende waarden
– grondstoffen
31 december 2013
–
14,4
1,7
–
0,5
–
–
1,3
2,8
1,0
2,7
—
3,4
6,0
0,5
0,1
2,1
0,6
6,4
– 6,2
—
– 10,9
totaal beleggingsportefeuille (exclusief afdekkingsportefeuilles)
totaal normportefeuille
2,9
3,0
2,0
1,6
totaal beleggingsportefeuille (inclusief afdekkingsportefeuilles)
3,5
1,7
Toelichting: de normportefeuille is de maatstaf die het bestuur voorafgaand aan een jaar vaststelt op grond waarvan de beleggingsprestaties worden beoordeeld.
Het fonds koos in 2011 voor een defensiever beleggingsprofiel door minder in aandelen te beleggen en meer in hoogwaardige obligaties. Deze lijn wordt ook in
2014 aangehouden.
PGB KWARTAALBERICHT
1
EERSTE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
Verwachtingen
De rente staat relatief laag door het zeer ruime beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Omdat de ECB zich zorgen
maakt over de lage inflatie, overweegt de centrale bank staatsobligaties op te kopen. Daardoor kan de rente op korte
termijn nog verder zakken. De kans op lage inflatie blijft groot door de wereldwijde overcapaciteit aan productie en de
relatief hoge werkeloosheid. Bij verbetering van de groei kan de rente echter ook omhoog. Beide scenario’s hebben
gevolgen voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad.
Ontwikkeling en verdeling van het vermogen
Het vermogen nam in het eerste kwartaal toe van 14,4 miljard euro tot 15,3 miljard. Dit was het gevolg van het rendement
en nieuwe aansluitingen waarbij vermogen meekwam.
De samenstelling van de beleggingsportefeuille per 31 maart 2014 is in tabel 2 opgenomen:
Tabel 2: samenstelling vermogen per 31 maart 2014:
Samenstelling vermogen
vastrentende waarden incl. liquiditeiten
aandelen
alternatieve beleggingen
waarde afdekkingsportefeuille rente
waarde afdekkingsportefeuille valuta
waarde totale beleggingsportefeuille
Portefeuille PGB
31 maart 2014
Portefeuille PGB
31 maart 2014
Mix normportefeuille
2014
Mix normportefeuille
2013
Mix normportefeuille
2012
in euro’s
in %
in %
in %
in %
7,7 miljard
4,8 miljard
2,6 miljard
0,2 miljard
0,0 miljard
50,3
31,4
17,0
1,3
0
50
30
20
50
30
20
15,3 miljard
100
50
30
20
Toelichting: gezien de samenstelling van het deelnemersbestand en het vastgestelde risicokader is in de tweede helft van 2011 het risico in de beleggingsportefeuille teruggebracht. Er wordt sindsdien ongeveer 50 procent van de beleggingen aangehouden in een matching portefeuille bestaande uit hoogwaardige
eurostaatsobligaties (32 procent) en bedrijfsobligaties met een gemiddelde rating A (17,5 procent). De matchingportefeuille heeft als primair doel om de
kasstromen van de beleggingen zoveel als mogelijk in lijn te brengen met de kasstromen van de uit te keren pensioenen. Ongeveer 50 procent van het vermogen
wordt in een returnportefeuille belegd bestaande uit aandelen (30 procent) en alternatieve beleggingen (20 procent) waaronder vastgoed (6 procent), infrastructuur
(5 procent), alternatieve vastrentende waarden (3 procent) en inflatie-gelinkte obligaties (6 procent). Met de returnportefeuille wordt beoogd een rendement op de
lange termijn te maken binnen de risicokaders die het fonds bereid is te aanvaarden om toeslagverlening mogelijk te maken.
Ontwikkeling van de verplichtingen
Om te berekenen hoeveel geld pensioenfondsen nodig hebben om de pensioenen nu en in de toekomst te kunnen
betalen, maken ze gebruik van een marktrente die De Nederlandsche Bank (DNB) voorschrijft. Deze rente daalde in het
eerste kwartaal van 2014 van 2,7 naar 2,6 procent. Het fonds moet daardoor meer reserveren voor de uitbetaling van de
pensioenen. De verplichtingen stegen door de lagere rente en als gevolg van collectieve waardenovernames van nieuwe
aansluitingen van 13,7 miljard euro tot 14,4 miljard.
Ontwikkeling dekkingsgraad
Het kortetermijnherstelplan liep eind 2013 af. Het fonds kwam met ingang van 2014 in een volgende herstelfase terecht,
die van het langetermijnherstelplan. Daarin staat dat de buffer voor beleggingsrisico’s (het zogeheten reservetekort) binnen
tien jaar aangevuld moet worden. Dat betekent dat de dekkingsgraad in 2024 zou moeten uitkomen op 115 procent.
Volgens het huidige langetermijnherstelplan kan dat niveau bij een normale economische ontwikkeling in 2016/2017
worden bereikt. Dan kan ook weer worden gedacht aan (gedeeltelijke) toeslagverlening tenzij de overheid strengere eisen
gaat stellen door hogere buffers te verlangen en verdeelregels te introduceren. In de het huidige wetsvoorstel van het
kabinet ziet het daar nu wel naar uit. Het inbouwen van meer zekerheid gaat ten koste van de koopkracht van de
pensioenen.
De maatregelen die in het kortetermijnplan van toepassing waren om het vermogen op peil te brengen, lopen deels door.
Zo blijft toeslagverlening achterwege zolang het fonds niet uit herstel is en kan het bestuur aanvullende maatregelen
nemen als de dekkingsgraad achter blijft lopen op het uitgezette minimum herstelpad.
PGB KWARTAALBERICHT
2
EERSTE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
De ontwikkeling van de dekkingsgraad en de koopkrachtmeter worden hieronder grafisch weergegeven.
ONTWIKKELING DEKKINGSGRAAD
(Feitelijke versus verwachte ontwikkeling dekkingsgraad op basis van herstelplan en minimum herstelpad)
Toelichting: De financiële positie van een pensioenfonds
wordt uitgedrukt in de dekkingsgraad. Is de dekkingsgraad
100 procent dan is er precies voldoende vermogen om alle
pensioenen te kunnen uitbetalen. Pensioenfondsen zijn
wettelijk verplicht om reserves aan te houden. Een reserve
van ongeveer 4 procent voor algemene risico’s en daarnaast een buffer om schommelingen in de beleggingen te
kunnen opvangen. De vereiste dekkingsgraad voor PGB
zou bij de huidige beleggingsmix ongeveer 115 procent
moeten zijn. Onder die grens moet een herstelplan
worden opgesteld. Daarin wordt aangegeven hoe het
fonds weer op het vereiste niveau denkt te komen. Binnen
3 jaar boven de circa 104 procent en binnen 15 jaar boven
de circa 115 procent. De overheid werkt aan nieuwe
financiële spelregels. Die kunnen het langetermijnherstelplan gaan beïnvloeden.
KOOPKRACHTMETER: verwachte koopkrachtontwikkeling van het pensioen (maart 2014)
Verwachte koopkracht (15 jaar)
90
95
100
85
105
110
80
75
70
65
koopkracht 31-3-2014 (95,1%)
koopkracht 31-12-2013 (94,7%)
Bij een gelijkmatige ontwikkeling van de economie en op basis van het huidige financiële beleid
kunnen de pensioenen bij PGB de komende 15 jaar ongeveer 95,1 procent van hun koopkracht
behouden. Deze berekening is gebaseerd op de dekkingsgraad van 31 maart 2014. Een jaar eerder
lag de verwachte koopkracht nog op circa 90 procent. De koopkrachtverwachting is verbeterd door
de hogere premie die wordt gevraagd, de verschuiving van de pensioenrichtleeftijd van 65 jaar naar
67 voor de opbouw vanaf 2013 en de hogere dekkingsgraad. Als de prijzen gemiddeld de komende
15 jaar met 2 procent stijgen, waar in de actuariële verkenningen vanuit wordt gegaan, verleent het
fonds gemiddeld ongeveer 1,7 procent per jaar aan toeslag. Per jaar daalt de koopkracht in deze
verwachting dus met 0,3 procent. De eerste jaren zal volgens de berekeningen geen of minder
toeslag worden verleend. Daarna kan naar verwachting weer meer dan het verwachte gemiddelde
aan toeslag worden verleend.
Risico van korting
PGB hanteert voor kwantificering van het risico op korten een risicometer. Die geeft de kans weer
dat de pensioenen bij PGB moeten worden verlaagd. Als het pensioenfonds in 2014 onder het
wettelijk vereiste minimum van circa 104 procent uitkomt, hoeft het niet opnieuw een
kortetermijnherstelplan in te dienen. De overheid wil de herziening van de pensioenregeling
afwachten. De kans op een verlaging van de pensioenen na 2014 is verder ook afhankelijk van de
ambitie voor wat betreft toeslagverlening die sociale partners met elkaar afspreken. De risicometer
wordt daarom tijdelijk niet gebruikt.
Studie
In de eerste helft van 2014 wordt een zogenaamde ALM-studie uitgevoerd. Hiermee wordt nagegaan hoe het strategisch
beleggingsbeleid van PGB eruit moet zien om een zo waardevast mogelijk pensioen te kunnen realiseren met een beperkte
kans op korten.
Organisatie en beleid
PGB blijft paritair besturen
Het paritaire besturingsmodel met een Raad van Toezicht en een Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl zal tijdig, vóór 1 juli
2014, zijn beslag krijgen. PGB heeft na overleg met sociale partners, sectorcommissies en vereniging van gepensioneerden
voor dit model gekozen.
PGB KWARTAALBERICHT
3
EERSTE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
Bestuurswijzigingen
Eind vorig jaar nam het bestuur het besluit om het paritaire bestuursmodel te handhaven. Ook het statutaire aantal
bestuurszetels (10) veranderde niet. Wat wel wijzigt, is de zetelverdeling. Die wordt 4 - 4 - 2 in plaats van 5 - 5. Naast vier
vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en vier vertegenwoordigers van werknemersorganisaties komen er twee
afgevaardigden namens gepensioneerden in het bestuur. Daarmee zijn alle belanghebbenden vertegenwoordigd. Arnold
Verplancke (aandachtsgebied Relatiebeheer) en Tom Vollebergh (aandachtsgebied Informatietechnologie) zijn de
bestuursleden namens de gepensioneerden onder voorbehoud van instemming van toezichthouder, De Nederlandsche
Bank. Omdat er geen tegenkandidaten waren die aan de geschiktheidseisen konden voldoen, zijn geen verkiezingen
georganiseerd.
Samenstelling Raad van Toezicht rond
Een permanente Raad van Toezicht vervangt de huidige Visitatiecommissie. De raad houdt toezicht op het beleid van het
bestuur en de algemene gang van zaken binnen het pensioenfonds. De raad heeft daarnaast het recht een aantal
belangrijke bestuursbesluiten goed te keuren zoals het jaarverslag, het functieprofiel van bestuurders, het beloningsbeleid
en de overname van pensioenrechten van andere fondsen. De raad is ook betrokken bij benoeming en ontslag van
bestuurders. PGB heeft inmiddels drie ervaren en onafhankelijke toezichthouders aan zich kunnen binden. Toetsing van de
beoogde kandidaten door de toezichthouder vindt in het tweede kwartaal plaats.
Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl
Er komt verder een nieuw Verantwoordingsorgaan (VO). Daarin gaan de huidige Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan op. Het nieuwe VO telt 18 leden, evenredig verdeeld over vertegenwoordigers namens werkgevers,
werknemers en pensioengerechtigden. Het VO heeft recht op overleg met het bestuur en de Raad van Toezicht. Verder
heeft het orgaan onder meer adviesrecht bij overnames en liquidatie, inrichting intern toezicht, beloningsbeleid,
communicatiebeleid en de klachten- en geschillenprocedure. Bij PGB kan het VO het bestuur en de Raad van Toezicht
aanbevelingen doen over andere onderwerpen dan in de wet geregeld. De Deelnemersraad heeft positief geadviseerd
over de voorgenomen route.
Met de aanpassing van het besturingsmodel is uitvoering gegeven aan de Wet ‘Versterking Bestuur Pensioenfondsen’.
Schematisch ziet het bestuursveld er vanaf 1 juli 2014 als volgt uit:
Uitvoeringsorganisatie
Adviescommissie
Balansmanagement
Bestuursbureau
Adviescommissie
Juridische Zaken
Bestuur
Adviescommissie
Audit & Risk
Raad van Toezicht
Verantwoordingsorgaan
De Nederlandsche Bank
Commissie
van Bezwaar
Pensioenontvangers
Deelnemers
Pensioenfonds PGB
Klachtencommissie
Autoriteit
Financiële Markten
Actuaris
Accountant
Werkgevers
Sectorcommissies
Klantenpanel
Werkgeversraad PGB
Vakbonden
Vereniging Van
Gepensioneerden PGB
Toelichting positie: het bestuur, dat wordt ondersteund door het bestuursbureau en adviseurs, overlegt
met de Raad van Toezicht (intern toezicht), het
Verantwoordingsorgaan (verantwoording en medezeggenschap) en de uitvoeringsorganisatie. Het
bestuur heeft verschillende adviescommissies ingesteld
die het bestuur op de toegewezen terreinen adviseren,
het beleid voorbereiden en de uitvoering volgen. De
uitvoeringsorganisatie werkt onder de eindverantwoordelijkheid van het pensioenfonds.
Het pensioenfonds staat onder financieel toezicht van
De Nederlandsche Bank. De Autoriteit Financiële
Markten houdt toezicht op de communicatie-uitingen
en marktverhoudingen tussen pensioenuitvoerders.
Voor controle van de jaarrekening heeft het bestuur te
maken met de onafhankelijke accountant en voor de
actuariële verklaring van de jaarcijfers met de extern
actuaris. Een klantenpanel toetst en adviseert over de
begrijpelijkheid van de pensioencommunicatie.
De Werkgeversraad PGB, een vertegenwoordiging van werkgeversorganisaties waaronder KVGO, Kartoflex, VVVF, NUV en werkgevers die hun pensioenregeling bij
PGB hebben ondergebracht, draagt namens werkgevers kandidaat-bestuurders voor en leden van het Verantwoordingsorgaan. De vakbonden FNV KIEM, NVJ en
CNV Media doen dat namens werknemers en pensioengerechtigden en de Vereniging van Gepensioneerden PGB namens de pensioengerechtigden. PGB biedt
sectoren waarvoor het de pensioenregeling verzorgt, de mogelijkheid tot het instellen van een sectorcommissie. Ze zijn een platform voor overleg over de
ontwikkeling en inhoud van de pensioenregeling in de betreffende sector en voor informatie-uitwisseling met het bestuur van PGB.
De relaties tussen het fonds en externe organisaties zijn in het overzicht weergegeven met een stippellijn. De relaties binnen het fonds, interne commissies,
fondsorganen en uitvoeringsorganisatie zijn weergegeven door middel van een ononderbroken lijn.
PGB KWARTAALBERICHT
4
EERSTE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
Op weg naar herziening van het pensioencontract
Het kabinet heeft het wetsvoorstel voor een nieuw Financieel Toetsingskader naar de Raad van State gestuurd voor advies.
De regels die volgend jaar zouden moeten ingaan, zijn van belang voor de herziening van het pensioencontract. Na advies
van de Raad van State volgt de parlementaire behandeling in de Tweede en Eerste Kamer.
PGB zal zich buigen over de nieuwe spelregels, nagaan wat de mogelijkheden zijn en daarover overleggen met de sociale
partners en de aangesloten bedrijven waarvoor het de pensioenregelingen uitvoert. Het is nu nog te vroeg om te praten
over de precieze gevolgen van het wetsvoorstel voor de pensioenregelingen die PGB uitvoert. De tekst van het wetsvoorstel
wordt openbaar als het voor behandeling naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De belangrijkste punten die nu bekend
zijn en meer informatie over achtergronden zijn te vinden op onze website: op weg naar een nieuwe pensioenregeling.
Aanpassing pensioenopbouw
De maximale pensioenopbouw gaat verder omlaag. Het kabinet sloot daarover een akkoord met de ‘constructieve’
oppositie. Het voorstel is inmiddels in behandeling bij de Eerste Kamer. Het maximale opbouwpercentage is met ingang van
2014 reeds verlaagd van 2,25 naar 2,15 procent. Het daalt per 1 januari 2015 verder naar 1,875 procent. Daarnaast geeft
de overheid aan dat de pensioenopbouw boven de 100.000 euro fiscaal niet meer zal worden ondersteund. Ter
compensatie komt er wel een vrijwillige regeling voor bijsparen. PGB gaat de behoefte en de administratieve consequenties
van deze netto spaarregeling na.
Ongeveer 10 procent van de werkgevers kent een pensioenregeling die op termijn als ‘fiscaal onzuiver’ zal worden
aangemerkt. PGB zal zodra de besluitvorming in Den Haag is afgerond met de sociale partners en werkgevers overleggen
óf en hoe de pensioenregeling in zo’n geval moet worden aangepast. Verschillende opties staan dan open. De regeling
kan, afgezien van de verlaging van de opbouw, verder intact blijven waardoor de premie zal kunnen dalen. Of er wordt
gekeken of de regeling op andere onderdelen kan worden verbeterd.
Pensioenuitvoering
PGB besloot vorig jaar het pensioenadministratiesysteem te vervangen. Het huidige systeem wordt gefaseerd vervangen,
om de gevolgen de flexibilisering van de pensioenleeftijd, de verschoven richtleeftijd (van 65 naar 67 jaar) en de wijzigingen
in de uitvoering van het pensioencontract die eraan komen, te kunnen opvangen. In het pakket vindt verder maatwerk
plaats voor de aangesloten branches en bedrijven en wordt meer selfservice geboden. De benodigde aanpassingen in
processen en systemen zijn inmiddels voorbereid. De nieuwe basisadministratie wordt naar verwachting medio 2014
ingevoerd. Het deelnemersportaal volgt in de tweede helft van het jaar. Verdere uitbreiding van het systeem en het
beveiligde werkgeversportaal volgen daarna in 2014 en 2015. Zoals het zich nu laat aanzien, verwacht het bestuur dat de
uitgaven in verband met de vervanging zullen uitkomen op circa 15 miljoen euro. De vernieuwde processen en systemen
moeten door een efficiëntere manier van werken straks ook de uitvoeringskosten omlaag brengen.
Ontwikkeling deelnemerskring
Het aantal premiebetalende deelnemers - inclusief toerekening wegens arbeidsongeschiktheid – steeg in het eerste
kwartaal met 3,5 procent. Het aantal pensioengerechtigden steeg met 1,1 procent. Per saldo nam het volume
premiebetalende deelnemers en pensioenontvangers in het eerste kwartaal toe met 2.206. Ten opzichte van de stand van
31 december 2013 is het aantal met 2,2 procent gestegen van 100.238 naar 102.444 premiebetalende deelnemers en
pensioengerechtigden. Het aantal deelnemers en pensioengerechtigden inclusief de gewezen deelnemers (oud-deelnemers
die in het verleden bij PGB pensioen opbouwden en dit lieten staan) komt eind maart 2014 uit op circa 231.000.
In tabel 3 (op de volgende pagina) is de ontwikkeling weergegeven.
PGB KWARTAALBERICHT
5
EERSTE KWARTAAL 2014
K W A R TA A L B E R I C H T
PENSIOENFONDS
PGB
Tabel 3: ontwikkeling deelnemerskring (31 maart 2014):
Ontwikkeling aantal deelnemers
31 maart 2014
31 dec. 2013
Grafimedia en reprografie
Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf
Verf- en drukinktindustrie
Uitgeverijbedrijf
Kunststof- en rubberindustrie
Papierindustrie
Chemische en farmaceutische industrie
Overige sectoren
24.650
4.374
1.531
6.356
1.102
1.608
2.800
519
25.491
4.054
1.643
6.257
627
896
2.440
—
Met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid
Totaal incl. toerekening wegens arbeidsongeschiktheid
Totaal aantal pensioenontvangers
4.019
46.959
55.485
3.945
45.353
54.885
Totaal aantal deelnemers en pensioenontvangers
102.444
100.238
Schaalgrootte is voor pensioenfondsen belangrijk om de pensioenperspectieven van hun deelnemers ook op langere
termijn veilig te stellen en een kwalitatief verantwoorde invulling te kunnen blijven geven aan goed pensioenfondsbestuur.
PGB heeft er daarom eerder voor gekozen zich open te stellen en het solidaire collectief uit te breiden. Met ingang van
2014 zijn tot nu toe 13 nieuwe overeenkomsten aangegaan voor circa 1.800 nieuwe deelnemers en 2.200 pensioengerechtigden. Aan vermogen kwam 0,4 miljard euro mee. Daarnaast werd een aantal gewezen deelnemers aan het fonds
toegevoegd.
PNO Media dat ook in de mediasector actief is, heeft besloten voorlopig af te zien van een fusie met PGB.
Profiel
Pensioenfonds PGB is een bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers en werknemers uit de grafimediasector, het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, de verf- en drukinktindustrie en voor een aantal bedrijven uit het uitgeverijbedrijf, de papierindustrie, de kunststof- en rubberindustrie,
de chemische en farmaceutische industrie, de informatie- en communicatie-industrie, de (proces)industrie, de (technische) groothandel en de
dienstverlening. Het voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden belegde vermogen bedraagt circa € 15 miljard.
Disclaimer
De cijfers in dit kwartaalbericht zijn voorlopige cijfers, deels gebaseerd op schattingen, en niet gecontroleerd door de certificerende accountant en
externe actuaris.
6