PGB-Jaarverslag 2013

PGB JAARVERSLAG 2013
JAARVERSLAG
2013
PGB JAARVERSLAG 2013
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H
1082 LD AMSTERDAM
020 7532950
WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PENSIOENFONDS PGB
PENSIOENFONDS PGB
STICHTING PENSIOENFONDS
VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
JAARVERSLAG 2013
61e BOEKJAAR
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H
1082 LD AMSTERDAM
020 7532950
WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PGB is in beweging. Van een pensioenfonds voor de grafische sector veranderen we in een multi-sectoraal pensioenfonds.
We hebben er voor gekozen om ons open te stellen en zo het solidaire collectief uit te breiden. Om samen te zorgen voor een
goed pensioen in de toekomst. Van onze oorsprong in 1929 tot het PGB van nu gaat het daarbij om betrokkenheid, solidariteit,
verbondenheid en perspectief. Lees verder op pagina’s 16-17, 26-27, 38-39, 50-51, 62-63, 74-75 en 88-89.
Foto’s: Patricia Wolf Fotografie
INHOUD
Algemeen
5
Kerncijfers
6
Fondsorganen en hun samenstelling
9
Voorwoord
Verslag van het bestuur
11
Hoofdlijnen 2013
13
‘Pension Fund Governance’: over organisatie en besturing
21
Pensioenbeheer
21
Ontwikkeling pensioenregeling
22
Ontwikkeling in pensioenadministratie en werkgevers- en deelnemersbestand
25
Ontwikkeling communicatie
29
Financiële zaken
35
Balans- en vermogensbeheer
37
Beleggingsresultaten in 2013
41
Risicobeheer
43
Kosten pensioenfonds
45
Toekomstverkenning
Jaarrekening 2013
49
Balans per 31 december 2013
52
Staat van baten en lasten over 2013
53
Kasstroomoverzicht over 2013
55
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2013
Overige gegevens
95
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
96
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
97
Verklaring van de actuaris
98
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Bijlagen
101 Bijlage 1: Profiel
103 Bijlage 2: Nieuwe aansluitingen
104 Bijlage 3: Statuten- en reglementswijzigingen
105 Bijlage 4: Pensioencommunicatie in brochures, digitale nieuwsbrieven en magazines
106 Bijlage 5: Begrippenlijst
PGB JAARVERSLAG 2013
3
ALGEMEEN
ALGEMEEN
KERNCIJFERS
Aan het einde van respectievelijk over de jaren 2009 t/m 2013.
Alle bedragen van de kerncijfers zijn afgerond op miljoenen euro’s met uitzondering van de pensioenuitvoeringskosten per deelnemer.
De percentages zijn berekend op basis van de niet-afgeronde bedragen.
Aantal werkgevers
Aangesloten werkgevers
Aantal verzekerden
Premiebetalende verzekerden
Verzekerden met toerekening
wegens arbeidsongeschiktheid
Premievrije verzekerden
Totaal
Aantal pensioenen
Ingegane ouderdomspensioenen
Ingegane partnerpensioenen
Ingegane wezenpensioenen
Totaal
Pensioenuitvoering
Premieloon (pensioengrondslag)
Premiebijdragen
Pensioenuitvoeringskosten
Reguliere kosten pensioenbeheer per deelnemer
Incidentele1 kosten pensioenbeheer per deelnemer
Uitkeringen
Beleggingen
Balanswaarde beleggingen2
Totale waarde beleggingsportefeuille
Beleggingsopbrengst risico fonds
Beleggingsopbrengst risico deelnemers
Totaal rendement in %
Z-score
Performancetoets
Kosten vermogensbeheer in % gemiddeld
belegd vermogen
Vermogenssituatie en solvabiliteit
Voorziening pensioenverplichtingen
Vereist eigen vermogen
Vereiste reserve
Aanwezig pensioenvermogen
Vrije reserve (+)/reservetekort (-)
Minimaal vereist eigen vermogen
Aanvulllend vereist eigen vermogen
Eigen vermogen
Marktrente in %
Aanwezige dekkingsgraad FTK in %
Vereiste dekkingsgraad FTK in %
Verhoging ingegane pensioenen
en aanspraken per 1 januari in %
Toeslag
2013
2012
2011
2010
2009
2.131
2.221
2.186
2.361
2.485
41.408
41.024
35.697
37.920
38.578
3.945
124.076
4.168
122.803
4.490
105.359
4.563
111.026
4.786
153.442
169.429
167.995
145.546
153.509
196.806
37.610
16.607
668
34.256
15.757
716
28.979
13.826
608
26.871
13.625
620
24.582
12.902
564
54.885
50.729
43.413
41.116
38.048
€
€
€
€
€
€
1.072
251
22
135
82
451
€
€
€
€
€
€
986
202
15
136
19
407
€
€
€
€
€
€
854
167
12
126
─
374
€
€
€
€
€
€
900
167
10
118
─
383
€
€
€
€
€
€
903
188
8
116
─
305
€
€
€
€
14.713
14.544
227
2
1,7
0,31
2,08
€
€
€
€
14.145
14.093
1.543
2
13,0
0,05
1,49
€
€
€
€
11.740
11.440
685
1
6,6
0,19
1,51
€
€
€
€
11.077
10.962
1.047
1
10,7
0,35
1,51
€
€
€
€
11.459
9.291
1.166
1
14,5
0,90
1,66
0,35
€
€
€
€
€
€
€
€
̶
13.695
2.092
15.787
14.350
1.437
561
1.531
655
2,73
104,8
115,3
—
0,40
€
€
€
€
€
€
€
€
̶
13.646
1.967
15.613
13.717
1.896
559
1.408
71
2,42
100,5
114,4
—
n.b.
€
€
€
€
€
€
€
€
̶
̶
11.500
1.700
13.200
11.431
1.769
552
1.148
69
2,74
99,4
114,8
—
n.b.
€
€
€
€
€
€
€
€
̶
10.128
1.840
11.968
10.945
1.023
471
1.369
817
3,47
108,1
117,8
—
n.b.
€
€
€
€
€
€
€
€
̶
8.491
1.339
9.830
9.322
508
395
944
831
3,88
109,8
115,8
—
1 De incidentele kosten bij de uitvoeringsorganisatie namen met 6,0 miljoen toe. De aanstaande wijzigingen in wet- en regelgeving vragen om grootscheepse
aanpassingen in processen en systemen.
2 De lopende interest op vastrentende waarden, derivaten en deposito’s en de overige vorderingen en schulden inzake beleggingstransacties zijn met ingang
van het verslagjaar 2013 onder de beleggingsportefeuille gepresenteerd. De vergelijkende cijfers over 2012 zijn aangepast. De vergelijkende cijfers over
eerdere verslagjaren zijn niet aangepast.
PGB JAARVERSLAG 2013
5
ALGEMEEN
FONDSORGANEN
EN HUN SAMENSTELLING
Bestuur
Statutair bestaat het bestuur uit maximaal tien leden (vijf
namens de werkgeversorganisatie en eveneens vijf namens de
werknemersorganisaties). Bestuurders worden voor vier jaar
benoemd. Het bestuur bestaat momenteel uit negen leden.
Werkgevers- en werknemersorganisaties dragen kandidaatbestuursleden voor. Het bestuur beoordeelt de voordracht op
basis van de functieprofielen.
Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau.
Directeur is mr. I.J. van Vliet.
Het bestuur wordt op het gebied van balansmanagement
ondersteund door twee vaste externe adviseurs te weten drs.
M.J.M. Jochems en drs. J.L.M.J. Klijnen.
De bestuursvergaderingen worden voorgezeten door een uit
het bestuur gekozen voorzitter; tevens kiest het bestuur een
plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur werkt volgens een
model waarbij de leden gezamenlijk verantwoordelijk zijn
voor de besturing van PGB. Ieder bestuurslid is daarnaast
portefeuillehouder met een eigen aandachtsgebied en een
tweede aandachtsgebied om de continuïteit en de kwaliteit
van de besluitvorming te waarborgen. Het bestuur vergadert
in beginsel eens in de 14 dagen. Het bestuur kwam in 2013
29 keer bijeen. Het gemiddelde aanwezigheidspercentage
van bestuursleden bedroeg bijna 90 procent.
De samenstelling van het bestuur is ultimo 2013 als volgt:
Bestuurder
Functie
Portefeuille
Aanwijzende
organisatie*
Aftreden volgens
rooster
drs. L. Coenradie RA
lid
1e: financiële en actuariële zaken
2e: pensioeninhoudelijke zaken
KVGO
ultimo 2016
drs. R. Degenhardt
voorzitter
1e: bestuurlijke zaken/voorzitterschap
2e: uitbesteding
KVGO
ultimo 2014
H.A. Elzerman
lid
1e: communicatie
2e: relatiebeheer/medezeggenschap
NVJ
ultimo 2015
F. de Haan
plv. voorzitter
1e: pensioeninhoudelijke zaken
2e: bestuurlijke zaken/voorzitterschap
FNV KIEM
ultimo 2014
drs. R.W.J. Heerkens
lid
1e: balansmanagement
2e: risicomanagement
FNV KIEM
april 2015
mr. M.M. Jansen
lid
1e: juridische zaken/compliance
2e: financiële en actuariële zaken
KVGO
april 2015
mw. drs. H. Kapteijn RA
lid
1e: risicomanagement
2e: balansmanagement
KVGO
mei 2016
mw. mr. N. Poelgeest
lid
1e: uitbesteding
2e: juridische zaken/compliance
CNV Media
ultimo 2014
drs. A.M. Verplancke
lid
1e: relatiebeheer/medezeggenschap
2e: communicatie
FNV KIEM
juli 2014
Vacature
lid
KVGO
* werkgeversorganisatie: Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen (KVGO); werknemersorganisaties: FNV Kunsten Informatie en Media
(FNV KIEM), CNV Media, Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ).
6
PGB JAARVERSLAG 2013
ALGEMEEN
Deelnemersraad (DR)
De raad bestaat uit tien leden. De deelnemers en
pensioengerechtigden zijn in de raad evenredig op basis van
onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden
worden volgens een rooster van aftreden voor vier jaar
aangewezen en zijn telkens nadien terstond herbenoembaar.
Ultimo 2013 waren er in de deelnemersraad twee vacatures.
Tijdens het verslagjaar trad de heer Dubbeling af, die tevens
voorzitter was. Wij danken de heer Dubbeling voor de wijze
waarop hij zijn functie binnen de deelnemersraad vervuld
heeft.
De raad oefent de wettelijk aan hem toegekende bevoegdheden uit als medezeggenschapsorgaan. Zo heeft de deelnemersraad een advies-, beroeps- en informatierecht.
Deze bevoegdheden zijn vastgelegd in een afzonderlijk
reglement. Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere
vergaderingen van de raad gehouden, waarvoor ook het
bestuur wordt uitgenodigd. De deelnemersraad kwam in het
verslagjaar totaal twaalf maal bijeen. Twee bijeenkomsten
waren gewijd aan opleiding.
Verantwoordingsorgaan (VO)
Het verantwoordingsorgaan telt achttien leden en kent een
tripartiete verdeling: 1/3 actieve deelnemers, 1/3 pensioengerechtigden en 1/3 werkgevers. De leden worden volgens een
rooster van aftreden voor vier jaar aangewezen en zijn telkens
nadien terstond herbenoembaar.
Ultimo 2013 waren er in het verantwoordingsorgaan drie
vacatures. Tijdens het verslagjaar traden mevrouw Kamp en de
heer Dubbeling terug. Wij danken de teruggetrokken leden
voor de wijze waarop zij hun functie hebben vervuld.
Dit college heeft als taak een algemeen oordeel te geven
over het handelen van het bestuur, het door het bestuur
uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst.
Daartoe heeft het verantwoordingsorgaan een recht op
informatie en overleg, een adviesrecht en enquêterecht.
Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere vergaderingen
van het verantwoordingsorgaan gehouden, waarvoor ook
het bestuur wordt uitgenodigd. Het verantwoordingsorgaan
kwam in het verslagjaar in totaal acht keer bijeen. Twee
bijeenkomsten waren gewijd aan opleiding.
De samenstelling van de deelnemersraad is ultimo 2013 als volgt:
Bestuurder
Functie
Groep
Aanwijzende organisatie *
Aftreden volgens rooster
I.J. Akkerman
lid
werknemer
FNV KIEM
april 2015
drs. J.H.M. Brader
plv voorzitter
gepensioneerd
CNV Media
medio 2014
M. van den Brink
lid
gepensioneerd
CSO
maart 2014
F.P.M. Haselaar
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
ultimo 2015
C.A.M. Hoendervangers
lid
werknemer
FNV KIEM
april 2015
H. Jansen
voorzitter
gepensioneerd
FNV KIEM
april 2015
W.J. Monsieurs
lid
werknemer
NVJ
april 2015
P. Verhorst
lid
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
Vacature
─
werknemer
Unie
─
Vacature
─
werknemer
FNV KIEM
─
* FNV Kunsten Informatie en Media (FNV KIEM), CNV Media, Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening
(Unie). Ouderenorganisatie: Coördinatieorgaan voor Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO).
De samenstelling van het verantwoordingsorgaan is ultimo 2013 als volgt:
Bestuurder
Functie
Groep
Aanwijzende organisatie
Aftreden volgens rooster
I.J. Akkerman
voorzitter
werknemer
FNV KIEM
april 2015
A.F.A.H. Bergmans
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
juli 2016
drs. J.H.M. Brader
lid
gepensioneerd
CNV Media
medio 2014
R. de Bree
lid
werkgever
KVGO
april 2015
M. van den Brink
lid
gepensioneerd
CSO
maart 2014
drs. L. Dijkema
plv voorzitter
werkgever
KVGO
ultimo 2015
A. Emmink
lid
werkgever
KVGO
ultimo 2015
F.P.M. Haselaar
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
ultimo 2015
B. Hoekstra
lid
werkgever
KVGO
april 2015
C.A.M. Hoendervangers
lid
werknemer
FNV KIEM
april 2015
H. Jansen
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
april 2015
K.J.M. Langen
lid
gepensioneerd
FNV KIEM
juli 2016
W.J. Monsieurs
lid
werknemer
NVJ
april 2015
P. Verhorst
lid
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
R. Warnar
lid
werkgever
KVGO
ultimo 2014
Vacature
─
werknemer
Unie
─
Vacature
─
werknemer
FNV KIEM
─
Vacature
─
werkgever
KVGO
─
PGB JAARVERSLAG 2013
7
ALGEMEEN
Klachtencommissie
PGB kent een klachtencommissie bestaande uit twee
bestuursleden, waarvan één van werkgeverszijde en één van
werknemerszijde. Deze commissie neemt besluiten over
schriftelijke bezwaren van belanghebbenden tegen de wijze
waarop de klantenbehandeling heeft plaatsgevonden. De
bevoegdheden van de commissie en de procedure voor het
indienen van een klacht zijn vastgelegd in een afzonderlijk
reglement.
Commissie Balansmanagement
De commissie adviseert het bestuur bij het balansmanagement.
Ze bereidt de besluitvorming voor over onder meer beleggingsen overlaystrategieën, actief en passief beheerde mandaten en
het jaarlijkse beleggingsplan. In het verslagjaar heeft het
bestuur de adviescommissie gemandateerd, om binnen de
afgesproken bandbreedte van het strategisch beleggingsplan,
ook beleggingsbesluiten te nemen voor zover het bestaande
beleggingscategorieën en bestaande mandaten betreft.
De samenstelling van de klachtencommissie is ultimo 2013 als
volgt:
Adviescommissie Juridische Zaken en Compliance
Het bestuur heeft in het verslagjaar een commissie voor
Juridische Zaken en Compliance ingesteld. De commissie
adviseert het bestuur bij de voorbereiding van juridische zaken
en bewaakt of het beleid in overeenstemming is met de
geldende wet- en regelgeving. Tot de taken behoren onder
meer het beoordelen en actueel houden van juridische
documentatie zoals de statuten, het pensioen-, uitvoeringsreglement en de overeenkomsten en contracten op het gebied
van uitbesteding en vermogensbeheer. Tevens zorgt de
commissie ervoor dat het bestuur werkt volgens een
gedragscode en een integriteitsbeleid. De uitvoeringsorganisatie monitort of de belangrijkste uitbestedingspartijen
van PGB aan het beleid voldoen.
Naam
Functie
Aanwijzende
organisatie
mr. M.M. Jansen
fungerend voorzitter
in 2014
KVGO
drs. A.M. Verplancke
fungerend voorzitter
in 2013
FNV KIEM
Commissie van bezwaar
PGB kent een onafhankelijke commissie van bezwaar.
Belanghebbenden die het niet eens zijn met een beslissing van
het bestuur over de toepassing van de pensioenregeling
kunnen zich tot die commissie wenden. De bevoegdheden van
de commissie en de procedure voor het indienen van een
bezwaar zijn geregeld in een afzonderlijk reglement.
De samenstelling van de commissie van bezwaar is ultimo
2013 als volgt:
Naam
Functie
Aanwijzende
organisatie
R.E. van Kesteren
fungerend voorzitter
in 2013
lid
lid
fungerend voorzitter
in 2014
CNV Media
J. Spaargaren
T. van Veen
B. Wals
FNV KIEM
KVGO
KVGO
Bezwaren kunnen worden ingediend bij het secretariaat van de
commissie:
Advocatenkantoor Kennedy Van der Laan
mw. mr. S.J. Schijf
Postbus 58188
1040 HD AMSTERDAM
Adviescommissie Audit & Risk
De commissie heeft een adviserende taak ten aanzien van de
opzet en werking van het control framework en de externe
financiële verslaggeving van PGB. Zij voert een integrale
beoordeling uit van de beheersing van alle belangrijke risico’s
van het pensioenfonds en verzorgt de voorbereiding van de
financiële verslaglegging van het fonds.
8
Naast voornoemde drie (advies)commissies met een permanent
karakter, kan het bestuur ook commissies met een tijdelijk
karakter instellen. Ook voor die commissies geldt dat deze
vooral adviserend zijn.
Certificerend Actuaris
R. Westhoff AAG van Towers Watson Netherlands
Accountant
W. Teeuwissen RA van KPMG Accountants N.V.
Uitvoeringsorganisatie
Het pensioenfonds PGB heeft het pensioenbeheer en
balansmanagement uitbesteed aan Timeos bv. Timeos is per
1 oktober 2013 een bv geworden met PGB als enige
aandeelhouder. Tot die datum was de uitvoeringsorganisatie
van PGB een onafhankelijke stichting.
Timeos is gevestigd te:
Zwaansvliet 3
1081 AP Amsterdam
Postbus 7855
1008 CA Amsterdam
Telefoon: 020 7024000
Kantoor pensioenfonds
PGB is gevestigd te:
A.J. Ernststraat 595-H (kantoorgebouw ‘De Gelder’)
1082 LD Amsterdam
Telefoon: 020 7532950
Website: www.pensioenfondspgb.nl
PGB JAARVERSLAG 2013
ALGEMEEN
VOORWOORD
Het goede nieuws is dat PGB de pensioenen niet hoeft te
korten. Niet in 2013 en niet in 2014. Onze dekkingsgraad is
vorig jaar gestegen van 100,5 naar 104,8 procent. Daarmee
zijn we boven het minimale niveau gekomen dat de wetgever
van ons eist. Nu staat PGB voor de uitdaging voldoende buffers
op te bouwen om eventuele nieuwe tegenslagen te kunnen
opvangen en ook weer aan toeslagverlening te kunnen gaan
denken.
Dat we de pensioenen niet hoeven te verlagen is niet alleen
goed nieuws voor onze pensioengerechtigden. Verlaging zou
ook al onze actieve en gewezen deelnemers treffen. Dat
vergeten mensen wel eens. De opgebouwde pensioenaanspraken zouden in dezelfde mate worden verlaagd als de
ingegane pensioenen.
In 2014 staat PGB voor meerdere uitdagingen. Natuurlijk
doorgaan met een verantwoord financieel beleid om het
vermogen (ruim 14 miljard euro) als een ‘goed huisvader’ (m/v)
te beheren. Grote risico’s vermijden, maar wel kansen op extra
rendement benutten.
Tegelijkertijd is er veel gaande in de pensioensector. Evenals
alle fondsen moet PGB vóór 1 juli 2014 zijn bestuursstructuur
hebben aangepast aan de nieuwe Wet Versterking Bestuur
Pensioenfondsen. Dat betekent onder meer vertegenwoordigers van gepensioneerden in het bestuur, stroomlijning van
de medezeggenschap en de installatie van een Raad van
Toezicht. PGB kan voortborduren op de professionele
bestuurlijke basis die er al ligt. Daar waar nodig zijn in het
verslagjaar, na overleg met sociale partners, sectorcommissies,
de vereniging van gepensioneerden en fondsorganen,
voorbereidingen getroffen om de structuur tijdig in lijn te
brengen met de wetgeving. We liggen wat dat betreft goed op
koers.
Diezelfde overheid is bezig via fiscale regels de opbouw van de
pensioenen te verlagen en de pensioencommunicatie op een
andere leest te schoeien. Bovendien heeft de staatssecretaris
aangekondigd daarna een (nog) fundamentelere discussie te
willen beginnen over het hele Nederlandse pensioenstelsel.
Onze opdrachtgevers kunnen erop rekenen dat we op al die
ontwikkelingen vakkundig en proactief blijven inspelen. In het
belang van de pensioenperspectieven van onze deelnemers,
pensioengerechtigden en hun (gewezen) partners. En dat wij al
onze belanghebbenden daarvan op de hoogte houden.
Ruud Degenhardt
bestuursvoorzitter
Ook moeten we ons voorbereiden op vernieuwing van alle
pensioencontracten, samen met sociale partners en aangesloten bedrijven. Een nieuwe wet, waarvan de inhoud helaas
nog niet bekend is, zal dat gaan afdwingen. Via een nieuw
Financieel Toetsingskader gaat de wetgever strengere regels
stellen. PGB heeft daarvoor inmiddels een blauwdruk klaar
liggen. Het wachten is nu op de overheid.
PGB JAARVERSLAG 2013
9
VERSLAG
VAN HET BESTUUR
VERSLAG VAN HET BESTUUR
HOOFDLIJNEN 2013
De risicometer, die de kans op verlaging van de pensioenen
weergeeft, stond het hele jaar diep in het rood. Omdat het
einde van het kortetermijnherstelplan op 31 december 2013
lag en de dekkingsgraad maar langzaam herstelde, moest
pensioenfonds PGB eind september nog een verlagingskans
van 50 procent naar zijn deelnemers communiceren. Licht
herstel van de economie lijkt zich, na jaren van krimp, aan te
dienen. De dekkingsgraad (die de verhouding weergeeft tussen
wat het fonds werkelijk aan pensioenvermogen heeft en wat
het volgens de huidige rekenregels zou moeten hebben) steeg
uiteindelijk in het verslagjaar van 100,5 naar 104,8 procent.
Het was voldoende om de pensioenen van onze deelnemers
volledig te kunnen blijven uitkeren. Het was helaas niet
voldoende om de pensioenen ook te kunnen compenseren
voor de stijging van de prijzen in 2013.
Financiële positie en ontwikkeling pensioen
Het beeld van de conjunctuur is in de loop van het jaar niet
fundamenteel gewijzigd. De Europese en Amerikaanse
economie lijken er wat florissanter bij te liggen, maar de
gevaren en risico’s zijn de wereld niet uit. De euroschuldencrisis, Amerikaanse begrotingsproblematiek en lokale schuldengroei in China en andere opkomende landen hebben een grote
invloed op wereldwijde economische groei en inflatie. In dit
economisch klimaat heeft PGB in 2013 op zijn beleggingsportefeuille een bescheiden rendement gemaakt van 1,7
procent (inclusief het effect van de afdekkingsinstrumenten).
Het pensioenvermogen steeg door de beleggingsresultaten en
nieuwe aansluitingen van 13,7 miljard naar 14,4 miljard euro.
De verplichtingen stegen van 13,6 miljard naar 13,7 miljard
euro. Het fonds hoefde minder te reserveren voor toekomstige
uitkeringen omdat de rente, op basis waarvan de verplichtingen worden vastgesteld, steeg. De gewogen gemiddelde
rente liep geleidelijk op van 2,4 procent eind 2012 naar 2,7
procent eind 2013.
Herstelplan
Sinds 2008 had PGB, net zoals veel andere pensioenfondsen,
een financieel tekort. Als gevolg van de kredietcrisis zakte de
dekkingsgraad onder het wettelijk vereiste niveau van circa
104 procent. In een herstelplan was aangegeven met welke
maatregelen het fonds weer op het vereiste niveau wilde
komen. Het kortetermijnherstelplan liep eind 2013 af.
De dekkingsgraad van 104,8 procent lag toen boven het
minimum vereiste niveau van 104,1 procent. PGB hoefde de
opgebouwde en ingegane pensioenen van deelnemers en
pensioengerechtigden daarom niet te verlagen. Het fonds
komt met ingang van 2014 in een volgende herstelfase
terecht, namelijk die van het langetermijnherstelplan. Daarin
is aangegeven hoe het fonds met de genomen herstelmaatregelen binnen 10 jaar minimaal het niveau van het Vereist
Eigen Vermogen (ongeveer 115 procent) denkt te bereiken.
PGB JAARVERSLAG 2013
Geen toeslag
Op grond van de financiële situatie van het fonds besloot het
bestuur de pensioenen niet te verhogen. Zolang het fonds niet
uit herstel is, blijft toeslagverlening achterwege. Per 1 januari
2013 en per 1 januari 2014 zijn de pensioenuitkeringen en de
opgebouwde aanspraken dus niet geïndexeerd.
Besturing
In het verslagjaar is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen van kracht geworden. De wet beoogt de deskundigheid van het bestuur en het interne toezicht te versterken en
de taken en bevoegdheden van bestaande fondsorganen te
stroomlijnen. PGB had zijn werkwijze in 2010 al geprofessionaliseerd en kon daardoor voortborduren op de basis die er
lag. Het bestuur nam, na overleg met belanghebbende
organisaties, het besluit om het paritaire model te handhaven.
Namens pensioengerechtigden zitten straks twee vertegenwoordigers in het bestuur. Verder zal er een Raad van Toezicht
worden geïnstalleerd en gaan de Deelnemersraad en het
Verantwoordingsorgaan op in een Verantwoordingsorgaan
nieuwe stijl. PGB zal het besturingsmodel voor de wettelijke
datum van 1 juli 2014 hebben aangepast.
Bedrijfsvoering
Als richtsnoer voor het strategisch beleggingsbeleid gelden
zowel koopkrachtbehoud als het beperken van eventuele
kortingen. Het bestuur streeft ernaar de koopkracht van
de pensioenen over 15 jaar gemeten, bij een normale
ontwikkeling van de financiële markten, minimaal te laten
uitkomen op 90 procent van een volledig geïndexeerd
pensioen. Voor deze langetermijnambitie moet het pensioenfonds beleggingsrisico nemen. De kans op het korten van
pensioenen was echter groter dan bedoeld (1,5 procent over
een periode van drie jaar) doordat de crisis langer duurde en
de economische ontwikkelingen achterbleven bij de
verwachtingen. De koopkrachtmeter laat de verwachte
koopkracht zien. (zie volgende pagina)
Ontwikkeling beleggingsbeleid en risicomanagement
Om een redelijke koopkracht op lange termijn te kunnen
realiseren, heeft het bestuur in het verslagjaar het (defensieve)
beleggingsprofiel gehandhaafd. Ook het beleid om 55 procent
van het renterisico af te dekken in plaats van 60 procent, is
voortgezet. Het valutarisico werd vrijwel volledig met derivaten
afgedekt. Het fonds belegt een deel van het vermogen in nieteuro valuta. Omdat de uitkeringen in euro’s worden uitbetaald,
loopt het fonds valutarisico.
Ontwikkeling pensioenregeling en premie
In de pensioenregelingen die PGB uitvoert, zijn vanaf 1 januari
2013 de pensioenrichtleeftijd en de standaardingangsdatum
(ook wel pensioendatum genoemd) veranderd. De pensioen-
11
VERSLAG VAN HET BESTUUR
KOOPKRACHTMETER
Verwachte koopkrachtontwikkeling (eind 2013)
Bij een gelijkmatige ontwikkeling van de economie en op basis van het huidige financiële beleid
kunnen de pensioenen bij PGB de komende 15 jaar ongeveer 94,7 procent van hun koopkracht
behouden. Deze berekening is gebaseerd op de dekkingsgraad van 31 december 2013.
Een jaar eerder lag de verwachte koopkracht nog op circa 90 procent. De koopkrachtverwachting is
verbeterd door de hogere premie die wordt gevraagd, de verschuiving van de pensioenrichtleeftijd
van 65 jaar naar 67 voor de opbouw vanaf 2013 en de hogere dekkingsgraad. Als de prijzen
gemiddeld de komende 15 jaar met 2 procent stijgen, waar in de actuariële verkenningen vanuit
wordt gegaan, verleent het fonds gemiddeld ongeveer 1,6 procent per jaar aan toeslag. Per jaar
daalt de koopkracht in deze verwachting dus met 0,4 procent. De eerste jaren zal volgens de
berekeningen geen of minder toeslag worden verleend. Daarna kan naar verwachting weer meer
dan het verwachte gemiddelde aan toeslag worden verleend.
Risico van korting
PGB hanteert voor kwantificering van het risico op korten een risicometer. Die geeft de kans weer dat de pensioenen bij PGB moeten
worden verlaagd. Als het pensioenfonds in 2014 onder het wettelijk vereiste minimum van circa 104% uitkomt, hoeft het niet opnieuw
een kortetermijnherstelplan in te dienen. De overheid wil de herziening van de pensioenregeling afwachten. De kans op een verlaging
van de pensioenen na 2014 is verder ook afhankelijk van de ambitie voor wat betreft toeslagverlening die sociale partners met elkaar
afspreken. De risicometer wordt daarom tijdelijk niet gebruikt.
richtleeftijd is de leeftijd die wordt aangehouden in de
berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw. Die is voor
de nieuwe opbouw verschoven van 65 jaar naar 67 jaar.
De standaardingangsdatum van het PGB-pensioen schuift
voortaan mee met de AOW-leeftijd.
PGB heeft de premie voor de basispensioenregeling moeten
verhogen van 17,5 procent in 2012 naar 19,5 procent in 2013.
De premie bleek niet meer kostendekkend als gevolg van de
gestegen levensverwachting en de lage rentestand.
Pensioenfondsen krijgen vanaf 2015 te maken met een
herziening van het pensioencontract. Hoe dat er precies uit
komt te zien, is nog niet duidelijk. Het kabinetsvoorstel dat
eind 2013 voor behandeling naar de Tweede Kamer zou
12
worden verstuurd, is vertraagd. PGB trof in het verslagjaar
voorbereidingen door sociale partners en opdrachtgevers via
een pensioeninformatiebijeenkomst bij te praten, door deelnemers op de hoogte te houden, door het uitvoeren van een
onderzoek naar risicobereidheid en door het opstellen van een
transitieplan. Met het invullen van het pensioencontract wordt
gewacht tot de contouren van het wetsvoorstel duidelijk zijn.
Ontwikkeling deelnemerskring
In 2013 brachten meerdere bedrijven en ondernemingspensioenfondsen hun pensioen bij PGB onder. Ten opzichte
van eind 2012 steeg het totaal aantal deelnemers en
pensioenontvangers met 4,5 procent van 95.921 naar
100.238. Door nieuwe aansluitingen zal het fonds met ingang
van 2014 een verdere beheerste groei laten zien.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
‘PENSION FUND GOVERNANCE’
OVER ORGANISATIE EN BESTURING
Het bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de
pensioenregelingen die sociale partners en andere
opdrachtgevers bij PGB hebben ondergebracht en voor de
evenwichtige belangenbehartiging van (gewezen) deelnemers,
pensioengerechtigden en werkgevers. Tegelijk is het bestuur
ervoor verantwoordelijk dat de financiële doelstellingen
worden gehaald en dat het belegde vermogen goed wordt
beheerd. Bestuurders moeten professioneel zijn en handelen
volgens de in de Pensioenwet vastgelegde principes van goed
pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). De
principes voor bestuurlijk handelen, intern toezicht en
verantwoording worden in 2014 vervangen door de normen
uit de Code Pensioenfondsen. Voor verslagjaar 2013 zijn de
principes van goed pensioenfondsbestuur als uitgangspunt
gebruikt.
Over de besturing van het pensioenfonds
Het pensioenfonds wordt bestuurd als een financiële instelling
met een maatschappelijk doel. De bestuursleden zijn
gezamenlijk verantwoordelijk voor het fonds, maar ieder
bestuurslid is ook portefeuillehouder met een eigen
aandachtsgebied en een tweede aandachtsgebied om de
continuïteit en de kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen. De bestuursleden en hun aandachtsgebieden zijn
opgenomen in het hoofdstuk ‘samenstelling fondsorganen’.
De werklast voor bestuurders komt uit op anderhalf tot drie
dagen per week, afhankelijk van de zwaarte van de
portefeuille. Voor de werving, selectie en beoordeling van
bestuurders zijn functieprofielen opgesteld. Bestuurders
worden voor vier jaar benoemd.
De organisatie van het pensioenfonds en de besturing worden
in schema 1 weergegeven.
Sectorcommissies
PGB biedt sectoren waarvoor het fonds de pensioenregeling
verzorgt, de mogelijkheid tot het instellen van
sectorcommissies. Ze zijn een platform voor overleg over de
ontwikkeling en inhoud van de pensioenregeling in de
betreffende sector en voor informatie-uitwisseling met het
bestuur van PGB.
Schema 1:
Besturing pensioenfonds in verslagjaar
Toelichting positie: het bestuur, dat wordt ondersteund door het bestuursbureau en adviseurs, overlegt met de Visitatiecommissie (intern toezicht), de
Deelnemersraad (medezeggenschap), het Verantwoordingsorgaan (verantwoording) en de uitvoeringsorganisatie. Het bestuur heeft verschillende
adviescommissies ingesteld die het bestuur op de toegewezen terreinen
adviseren, het beleid voorbereiden en de uitvoering volgen. De uitvoeringsorganisatie werkt onder verantwoordelijkheid van het pensioenfonds. Ze
registreert de gegevens van werkgevers en deelnemers, int en belegt de premie,
keert de pensioenen uit en draagt er zorg voor dat werkgevers en deelnemers
tijdig en begrijpelijk worden geïnformeerd. Het pensioenfonds staat onder
financieel toezicht van De Nederlandsche Bank. De Autoriteit Financiële Markten
houdt toezicht op de communicatie-uitingen en marktverhoudingen tussen
pensioenuitvoerders. Voor controle van de jaarrekening heeft het bestuur te
maken met de onafhankelijke accountant en voor de actuariële verklaring van de
jaarcijfers met de extern actuaris. Een klantenpanel toetst en adviseert over de
begrijpelijkheid van de pensioencommunicatie.
KVGO, de werkgeversorganisatie voor grafimedia en reprografie draagt namens
werkgevers kandidaat-bestuurders voor en leden van het verantwoordingsorgaan.
De vakbonden FNV KIEM, NVJ en CNV Media doen dat namens werknemers en
pensioengerechtigden. PGB biedt sectoren waarvoor het de pensioenregeling
verzorgt, de mogelijkheid tot het instellen van een sectorcommissie. Ze zijn een
platform voor overleg over de ontwikkeling en inhoud van de pensioenregeling in
de betreffende sector en voor informatie-uitwisseling met het bestuur van PGB.
De relaties tussen het fonds en externe organisaties zijn in het overzicht weergegeven met een stippellijn. De relaties binnen het fonds, interne commissies,
fondsorganen en uitvoeringsorganisatie zijn weergegeven door middel van een
ononderbroken lijn. Als gevolg van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen
zal het besturingsmodel in 2014 wijzigingen ondergaan.
vastgelegd aan welke eisen individuele bestuursleden moeten
voldoen en over welke kwalificaties het bestuur als collectief
moet beschikken. Het plan is gebaseerd op het Plan van
Aanpak Deskundigheidsbevordering van de Pensioenfederatie.
De commissie kan bestaan uit vertegenwoordigers van
werkgevers- en werknemersorganisaties of uit een delegatie
van opdrachtgevers. De commissie vergadert twee tot vier keer
per jaar waarvan minimaal twee keer met het bestuur. Het
fonds faciliteert vergaderingen van de sectorcommissie en
overlegvergaderingen met het bestuur. Het gaat thans om
sectorcommissies in de grafimedia, voor het kartonnage- en
flexibele verpakkingenbedrijf, de verf- en drukinktindustrie en
het uitgeverijbedrijf.
Jaarlijks wordt het functioneren van het bestuur besproken
door de twee voorzitters met alle bestuursleden individueel en
het functioneren van de voorzitters door twee andere
bestuursleden met hen. Daarbij wordt ook de opleidingsbehoefte in kaart gebracht. Het opleidingsplan wordt jaarlijks
aangepast. In 2013 zijn in het kader van deskundigheidsbevordering diverse workshops georganiseerd en bezocht.
Evaluatie bestuurlijk functioneren
Het bestuur beschikt over een deskundigheidsplan waarin is
In het verslagjaar heeft het bestuur onder leiding van externe
deskundigen op het gebied van Pensionfund Governance
PGB JAARVERSLAG 2013
13
VERSLAG VAN HET BESTUUR
tijdens een ‘bestuursdag’ het functioneren van het bestuur als
geheel geëvalueerd. Daarbij is een sterkte-zwakteanalyse
opgesteld en is er op basis van recente pensioenontwikkelingen gekeken naar ‘witte vlekken’ in de besturing. Dat heeft
geleid tot het instellen van enkele werkgroepen (onder meer
voor Pensionfund Governance en het nieuwe Financieel
Toetsingskader), en tot bijstelling van de portefeuilleverdeling
binnen het bestuur. Door een accentverschuiving bij één
portefeuille is als eerste aandachtsgebied ‘relatiebeheer’
gecreëerd. Dat wordt belangrijker naarmate PGB meerdere
bedrijfstakken en sectoren bedient. Daarnaast is als nieuw
aandachtsgebied informatietechnologie geïdentificeerd en als
vacature aangemerkt voor de tiende statutaire bestuursportefeuille.
Crisisplan
Het bestuur beschikt over een crisisplan. Er is sprake van een
crisissituatie als het fonds niet meer in staat is om binnen de
wettelijk beschikbaar gestelde tijd aan zijn verplichtingen te
voldoen. In het crisisplan staat hoe het bestuur dat wil
voorkomen en welke maatregelen het kan nemen als het toch
in een crisissituatie raakt of dreigt te geraken. Het crisisplan is
als bijlage opgenomen in de Actuariële en Bedrijfstechnische
Nota.
Uitbestedingsbeleid
Het bestuur heeft een uitbestedingsbeleid opgesteld. Voor de
implementatie van het beleid is in het verslagjaar een plan van
aanpak verder uitgewerkt. Alle uitbestedingsrelaties,
waaronder de uitvoeringsorganisatie, moeten waar mogelijk
aan dit beleid voldoen.
De taken en verantwoordelijkheden van de uitvoeringsorganisatie zijn vastgelegd in een uitbestedingsovereenkomst
(UBO). In de UBO zijn afspraken op hoofdlijnen gemaakt over
de dienstverlening. Voor het fiduciair en vermogensbeheer
en de pensioenadministratie zijn separate overeenkomsten
opgesteld. De serviceniveaus zijn vastgelegd in serviceovereenkomsten. Jaarlijks wordt een budget voor de pensioenuitvoering vastgesteld.
De uitvoeringsorganisatie legt periodiek verantwoording af in
rapportages. Het bestuur toetst of de uitvoeringsorganisatie
aan de afspraken voldoet en stuurt daar waar nodig bij. De
uitvoeringsorganisatie verstrekt jaarlijks een rapport conform
de richtlijnen van ISAE (International Standard on Assurance
Engagements). Deze verklaring is een internationaal
geaccepteerde standaard die organisaties in staat stelt
uniforme informatie over de organisatie en de risico- en
controleprocessen aan haar opdrachtgever te verstrekken.
Ook bij de uitbesteding van het beheer van het belegd
vermogen resp. de uitbesteding van de beleggingsadministratie
worden de uitbestedingsrichtlijnen in acht genomen.
Gedragscode en integriteit
PGB heeft voor de aan het fonds verbonden personen
(bestuursleden en adviseurs) een gedragscode opgesteld.
14
Die code is gebaseerd op de modelgedragscode die door de
Pensioenfederatie is opgesteld. Doel is dat er regels en
richtlijnen gelden voor zogeheten verbonden personen en
insiders om belangenconflicten en misbruik van vertrouwelijke
informatie te voorkomen. Het beleid strekt zich uit naar de
uitvoeringsorganisatie en alle andere belangrijke uitbestedingsrelaties. Het fonds bewaakt dit via een adviescommissie Audit
en Risk. PGB laat de rol van compliance officer extern
vervullen.
Noodzakelijke aanpassing van processen en systemen
Het huidige informatiesysteem voor de pensioenadministratie
kan voor de bestaande bedrijfsvoering nog enige tijd worden
gebruikt, maar is door allerlei ontwikkelingen aan vervanging
toe. Dat heeft te maken met de verschuiving van de AOWleeftijd en van de standaardingangsdatum van het PGBpensioen, de verhoging van de pensioenrichtleeftijd en de
aanstaande invoering van het nieuwe pensioencontract. In het
verslagjaar is een programma gestart om de benodigde
aanpassingen in processen en systemen door te voeren.
Uitgangspunt is een bestaand pensioensysteem, waarbinnen
maatwerk mogelijk is voor de aangesloten branches en
bedrijven. In het nieuwe systeem kunnen werkgevers en
deelnemers zelfstandiger zaken regelen. Met meer zelfservice
kan de dienstverlening aan kwaliteit winnen.
Alvorens te beslissen over de toekomstige inrichting van de
pensioenadministratie en de daarvoor benodigde uitgaven,
heeft het bestuur verschillende scenario’s onderzocht. PGB
heeft uiteindelijk gekozen voor een eigen uitvoeringsorganisatie en zal de kosten dragen van de noodzakelijke
verbeteringen van processen en systemen. De implementatie
vergt naar verwachting ongeveer 15 miljoen euro.
Uitvoeringsorganisatie dochter van PGB
Tegelijkertijd is besloten de samenwerkingsverhouding tussen
het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie aan te passen.
De rechtsvorm van Timeos (stichting) is omgezet naar een bv
met PGB als enig aandeelhouder. De structuur en werkwijze
van beide organisaties zijn op de gezamenlijke strategie
aangepast.
Met de herautomatisering en de organisatorische wijzigingen
wil PGB ook zijn relatieve kostenpositie op termijn verbeteren.
Medezeggenschap en toezicht
Verantwoordingsorgaan
Over het gevoerde beleid legt het bestuur verantwoording af
aan het verantwoordingsorgaan. In 2013 kwamen het
verantwoordingsorgaan en het bestuur acht keer bijeen en
werden er twee opleidingsdagen georganiseerd. Het bestuur
verstrekte het verantwoordingsorgaan uitgebreid informatie
over de actuele ontwikkelingen (waaronder het budget voor
pensioenuitvoering, een nieuw besturingsmodel en het beleid
inzake maatschappelijk verantwoord beleggen) en vroeg advies
over onder meer het risicobereidheidsonderzoek en het
communicatieplan. Buiten de vergaderingen om krijgen de
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
leden periodieke informatiebulletins. De verklaring van het
verantwoordingsorgaan over het in 2013 gevoerde beleid is
opgenomen onder ‘Overige gegevens’ elders in het jaarverslag
evenals de reactie op de verklaring door het bestuur.
Deelnemersraad
In het kader van medezeggenschap overlegt het bestuur
periodiek met de deelnemersraad. In 2013 kwamen de raad
en het bestuur tien keer bijeen. Er werden twee opleidingsdagen georganiseerd. De raad kreeg uitgebreide informatie
over actuele ontwikkelingen en gaf het bestuur advies over
de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota, het jaarverslag,
voorgenomen wijzigingen in de statuten en reglementen
waaronder de uitbreiding van de werkingssfeer, nieuwe
aansluitingen, vervangingsvoorstel van een pensioenadministratiesysteem, de wijziging van de zeggenschapverhouding
tussen pensioenfonds en uitvoeringsorganisatie en de wijziging
van het besturingsmodel. Buiten de vergaderingen om wordt
ook de deelnemersraad op de hoogte gehouden door de
periodieke informatiebulletins.
De leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn in 2013 overgestapt op papierloos vergaderen.
De uitnodiging, de agenda en de vergaderstukken worden
digitaal beschikbaar gesteld.
De samenstelling van de organen en de agenda’s voor de
vergaderingen staan op de website zodat deelnemers daarvan
kennis kunnen nemen.
Visitatiecommissie
PGB kent tot nu toe een visitatiecommissie als vorm van intern
toezicht op de bedrijfsvoering. Die commissie dient minstens
eens per drie jaar in actie te komen. Het bestuur besloot na
overleg met het verantwoordingsorgaan over 2013 geen
visitatie te laten uitvoeren. Dat was in 2012 reeds gebeurd en
het verslagjaar kenmerkte zich door vele langlopende en
daardoor nog niet afgeronde ontwikkelingen en projecten,
zoals de besturing van het fonds, het nieuwe pensioencontract
en automatisering van de pensioenuitvoering.
Toezichthouders DNB en AFM
PGB staat onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) en
de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Het financieel toezicht
vanuit DNB richt zich op de financiële soliditeit van het fonds
en de stabiliteit van de sector. Het gedragstoezicht door de
AFM heeft betrekking op transparante communicatie en de
marktverhouding tussen pensioenuitvoerders.
Het pensioenfonds informeert de toezichthouder DNB
regelmatig over de gang van zaken bij het pensioenfonds.
Daarbij komen onder meer aan de orde de wijzigingen in
statuten en reglementen, de ABTN en ontwikkelingen met
betrekking tot de dekkingsgraad, het herstelplan en het
premiebeleid.
DNB is bij een aantal pensioenfondsen waaronder PGB de
uitbesteding van het vermogensbeheer nagegaan. Er is
PGB JAARVERSLAG 2013
gekeken hoe de ambitie van het fonds naar het strategisch
beleggingsbeleid en de opdrachten naar vermogensbeheerders
was vertaald en welke beleggingslimieten werden gehanteerd.
Daarnaast onderzocht de toezichthouder de beheersing van
het renterisico van het fonds.
Over beide onderzoeken had het fonds een positieve dialoog
met de toezichthouder. Het bestuur zal op onderdelen zijn
beleid en processen aanscherpen.
Klachten en geschillen
PGB kent een klachten- en een geschillenregeling. Een klacht
gaat over de manier waarop deelnemers of werkgevers door
de uitvoeringsorganisatie zijn behandeld en een geschil heeft
betrekking op de manier waarop de pensioenregeling wordt
toegepast.
In 2013 werden er 17 (2012: 22) klachten in ontvangst
genomen. Het gaat vooral om klachten over de schriftelijke of
mondelinge communicatie, het verstrekken van onjuiste
informatie, achterblijvende service of trage reacties op
ingediende verzoeken. De klachten konden tijdig worden
afgehandeld zonder dat er klachten werden voorgelegd aan de
klachtencommissie.
Het bestuur beschouwt dit beperkte aantal klachten ten
opzichte van het transactievolume als een graadmeter voor de
kwaliteit van de uitvoering van de pensioenregeling.
Uit benchmarkonderzoek blijkt dat PGB zich positief onderscheidt ten opzichte van andere pensioenfondsen die aan het
onderzoek meedoen. De gemiddelde waardering van deelnemers en pensioengerechtigden voor het pensioenfonds
kwam in het laatst gehouden onderzoek (2013/2014) voor
PGB uit op 7,2. De benchmark lag gemiddeld op 6,8.
Geschillen
In 2013 zijn er zes deelnemers geweest die een geschil over de
manier waarop de pensioenregeling wordt toegepast, hebben
voorgelegd aan het bestuur. Eén deelnemer diende een
bezwaarschrift in bij de onafhankelijke Commissie van
Bezwaar. De commissie heeft in 2013 uitspraak gedaan: het
bezwaar van de deelnemer werd ongegrond verklaard.
Werkgroepen
Werkgroep Pension Fund Governance
Het bestuur heeft in het verslagjaar de werkgroep Pension
Fund Goverance ingesteld. De werkgroep bereidt de
versterking van het besturingsmodel voor. In augustus 2013
is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking
getreden. De wet heeft tot doel de deskundigheid van het
bestuur en het interne toezicht te versterken en de taken en
bevoegdheden van bestaande fondsorganen te stroomlijnen.
Voor bestuurders zijn de eisen voor geschiktheid en beschikbaarheid flink opgeschroefd. Naast bewezen expertise zullen
ze voortaan, voor fondsen zoals PGB, minimaal twee dagen
per week beschikbaar moeten zijn en de voorzitter minimaal
drie dagen per week.
15
V
erantwoordelijk
WAAR KOMEN
WE VANDAAN?
De bakermat van pensioenfonds PGB ligt
aan het begin van de vorige eeuw.
Concurrentie tussen drukkerijen en een
dreigende wereldcrisis vormen een ideaal
klimaat voor samenwerking tussen werkgevers en werknemers. In plaats van de
gebruikelijke controverses tussen ‘patroons’
en arbeiders ontstaat nu een gevoel van
verantwoordelijkheid voor elkaar. Het leidt
in 1929 tot één van de eerste bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland, het
Pensioenfonds voor de Grafische Vakken.
Na een fusie met fondsen voor de
boekbinders en de illustratoren, ontstaat in
1953 het Pensioenfonds voor de Grafische
Bedrijven, of kortweg PGB.
VERSLAG VAN HET BESTUUR
PGB kiest ervoor om het paritaire bestuursmodel te
continueren. Ook het aantal statutaire bestuurszetels (tien)
verandert niet. Wat wel wijzigt, is de zetelverdeling. Die wordt
4 - 4 - 2 in plaats van 5 - 5. Naast werkgevers en werknemers
komen gepensioneerden in de nieuwe structuur met twee
vertegenwoordigers in het bestuur. Alle belanghebbende
groepen zijn daarmee in het bestuur vertegenwoordigd. Dat
moet de evenwichtige afweging van de verschillende belangen
ten goede komen.
In de nieuwe bestuursstructuur zijn er vier zetels ingeruimd
voor vertegenwoordigers van werkgevers. De nieuwe
Werkgeversraad PGB, een vertegenwoordiging van werkgevers
die hun pensioenregeling bij PGB hebben ondergebracht,
draagt de bestuurders voor. Het bestuur benoemt ze. Voor de
vier zetels van werknemers verwacht het bestuur één
voordracht van het CNV en drie van het FNV. Voor de twee
zetels namens pensioengerechtigden zullen verkiezingen
worden gehouden als er meer kandidaten per zetel zijn.
Het bestuur heeft voor die twee vacatures twee functieprofielen (portefeuille Relatie/medezeggenschap en portefeuille
Informatietechnologie) opgesteld. Kandidaten kunnen
worden gesteld door de vakbonden en de Vereniging van
Gepensioneerden (VVG PGB). Gepensioneerden konden
zichzelf ook kandidaat stellen of een kandidaat voordragen.
In dat geval moet worden aangetoond dat men over draagvlak
beschikt.
Waarom het paritaire model?
Bestuur en belanghebbenden konden op grond van de Wet
versterking bestuur pensioenfondsen kiezen uit verschillende
bestuursmodellen. Variërend van het beschreven paritaire
model, tot een model met onafhankelijke beroepsbestuurders
of een gemengd model. Het bestuur heeft mede op basis van
de ontvangen adviezen van werkgevers- en werknemersorganisaties, sectorcommissies en de Vereniging van Gepensioneerden van PGB besloten de bestaande praktijk voort te
zetten. Het had zijn besturingsmodel in 2010 geprofessionaliseerd. De bedrijfsvoering verschoof toen van het paritair
uitvoeren van een pensioenregeling naar het actief besturen
van een financiële instelling met een maatschappelijk doel. In
het bestuur zijn daarvoor onder andere bestuurders met
expertise op het gebied van vermogensbeheer en risicomanagement aangetrokken. Aan de eisen van geschiktheid en
beschikbaarheid wordt voldaan. Daarnaast is een bestuursbureau ingericht. Dat verzorgt het bestuurssecretariaat, de
bestuursagenda, de beleidsvoorbereiding en de monitoring van
de uitvoeringsorganisatie.
De belangrijkste reden om te kiezen voor het paritaire model
ligt in het draagvlak bij de sociale partners en aangesloten
bedrijven. Werkgeversorganisaties, vakbonden en aangesloten
bedrijven zijn nauw betrokken bij het pensioenfonds. Ze
hebben laten weten direct bestuurlijk betrokken te willen
blijven bij de uitvoering van de pensioenovereenkomst. Ze
verwachten ook in de toekomst de gewenste deskundigheid te
kunnen leveren. Daar waar nodig, zullen ze net zoals nu het
geval is, expert-bestuurders voor specialistische
18
beleidsterreinen aantrekken. Het huidige model heeft zich
bewezen en is uitgerust voor de toekomst.
Intern toezicht versterkt
Ook het intern toezicht en de medezeggenschap veranderen.
Er komt een permanente raad van toezicht met drie
onafhankelijke deskundige leden. De raad vervangt de
visitatiecommissie, die de ontwikkelingen bij het fonds
minimaal eens per drie jaar beoordeelde. De raad houdt
toezicht op het beleid van het bestuur en de algemene gang
van zaken binnen het pensioenfonds en heeft daarnaast het
recht een aantal belangrijke bestuursbesluiten goed te keuren
zoals het jaarverslag, het functieprofiel van bestuurders, het
beloningsbeleid en de overname van pensioenrechten van
andere fondsen. De raad is ook betrokken bij benoeming en
ontslag van bestuurders.
Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl
De medezeggenschap krijgt een andere vorm. Er komt één
raad (een verantwoordingsorgaan) in plaats van het huidige
verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. Het nieuwe
verantwoordingsorgaan zal uit achttien leden bestaan in een
verdeling 6 - 6 - 6 (werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden). De zes zetels voor werkgevers worden ingevuld
door de Werkgeversraad PGB. Van de zes zetels van de
werknemers kunnen er vijf worden ingevuld door FNV en één
door CNV. Van de zes zetels namens pensioengerechtigden
kunnen er drie gaan naar FNV, één naar CNV en twee naar de
Vereniging van Gepensioneerden PGB, tenzij de aantallen
gepensioneerden die deze organisaties blijken te vertegenwoordigen tot een andere zetelverdeling aanleiding geven.
Er komt geen aparte zeteltoewijzing voor slapers. Slapers
kunnen in elk van de drie afvaardigingen echter wel een plaats
hebben.
Het verantwoordingsorgaan nieuwe stijl heeft recht op overleg
met het bestuur en de raad van toezicht. Verder heeft het
orgaan onder meer adviesrecht bij overnames en liquidatie,
inrichting intern toezicht, beloningsbeleid, communicatiebeleid
en de klachten- en geschillenprocedure. Bij PGB kan het
verantwoordingsorgaan, het bestuur en de raad van toezicht
straks ook gevraagd en ongevraagd aanbevelingen doen over
andere onderwerpen dan in de wet geregeld.
De veranderingen moeten voor 1 juli 2014 hun beslag krijgen.
De huidige deelnemersraad zal uiterlijk 30 juni 2014 worden
opgeheven.
Werkgroep herziening pensioencontract
De toekomstbestendigheid van ons Nederlandse
pensioensysteem staat onder druk. Het kraakt als gevolg van
de financiële crisis, de lage rente en de stijgende levensverwachting van deelnemers. De overheid werkt aan een
nieuw Financieel Toetsingskader. Met het nieuwe financiële
kader wil de overheid een stabielere toetsing voor
pensioenfondsen creëren zodat de afhankelijkheid van
dagkoersen vermindert en langetermijnbeleidsbeslissingen
worden ondersteund. Deze aanpassing is één van de pijlers om
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
de toekomstbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel
te versterken.
Met het bestaande pensioensysteem kunnen pensioenfondsen
hun doelstelling − de toegezegde pensioenen uitkeren en
indien mogelijk laten meestijgen met de prijzen − onvoldoende
waarmaken. Om de regeling duurzamer te maken, moeten er
maatregelen worden genomen. Het bestuur heeft een werkgroep ingericht die de transitie van het huidige naar het
nieuwe pensioencontract voorbereidt.
Wetsvoorstel
Het kabinet komt naar verwachting in 2014 met een wetsvoorstel waarin de regels voor de nieuwe pensioenregeling
worden vastgelegd. Men werkt aan een nieuw financieel
toetsingskader met één pensioencontract. Sociale partners en
pensioenfondsen leken aanvankelijk te moeten kiezen uit een
zogeheten nominaal contract of een reëel contract. Het
nominale contract stuurde op een zeker pensioen. Het
afgesproken pensioenbedrag zou in principe worden
uitbetaald. Om de zekerheid over de hoogte van het pensioen
te kunnen geven, moest het pensioenfonds veilig(er) beleggen.
Dat betekende dat de kans op verhoging van de pensioenen
veel kleiner zou zijn dan nu het geval is. In een reëel contract
daarentegen zouden de pensioenen verplicht worden
verhoogd met de prijsstijging. Dat betekende dat er dus meer
risico genomen kan worden. En meer risico nemen betekent
kans op een hoger rendement, maar ook kans op een lager
rendement. In dat geval zouden de pensioenen direct moeten
worden verlaagd.
Voorbereiding transitie: onderzoek risicobereidheid
Ter voorbereiding op de keuzes die sociale partners moeten
maken is eind vorig jaar een onderzoek uitgevoerd naar de
risicobereidheid van deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden. Met het onderzoek wilde PGB
achterhalen hoeveel risico de deelnemer wil nemen voor zijn
pensioen. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de voorkeuren
ten aanzien van onderdelen van de nieuwe pensioenregeling.
Uit het onderzoek, dat door ruim 8.400 deelnemers online
volledig werd ingevuld, blijkt dat een grote meerderheid ermee
akkoord gaat dat PGB in aandelen belegt. Gepensioneerden
vinden zelfs vaker dan jongeren dat het fonds risico’s moet
nemen, hoewel jongeren objectief gezien meer kans hebben
eventuele tegenvallers te compenseren in de loop van de tijd.
Er is dus draagvlak voor het uitvoeren van een pensioenregeling met meer risico. In diagram 1 is de opinie van de
deelnemerskring weergegeven.
Diagram 1:
Instemming met het beleggen in aandelen
100
80
70%
74%
60
Daar ben ik het mee eens
Daar ben ik het niet mee eens
86%
40
20
30%
26%
14%
De Pensioenfederatie die de belangen van de pensioenfondsen
in Den Haag vertegenwoordigt, is met een alternatief
gekomen. Een nominaal contract waarbij pensioenfondsen ook
kunnen kiezen voor koopkrachtbehoud. Een tussenvariant dus
waarbij in het beleggingsbeleid verantwoord risico kan worden
genomen. Belangrijk in die plannen is ook het uitgangspunt
dat er stabiliteit ontstaat in de premie, de uitkeringen en de
verplichtingen. Om stabiliteit in de uitkeringen te krijgen wordt
voorgesteld om in het geval van een verlaging van het
pensioen niet te kiezen voor een abrupte korting in één keer
maar om de verlaging uit te smeren over meerdere jaren. Het
kabinet heeft aangegeven waarschijnlijk een dergelijke
tussenvariant uit te werken.
Voorbereiding transitie: pensioenmiddag
De werkgroep heeft ter voorbereiding van de transitie in het
verslagjaar een pensioeninformatiemiddag georganiseerd voor
sociale partners, sectorcommissies, vrijwillig aangesloten
werkgevers, voorzitters van ondernemingsraden en
fondsorganen. De bijeenkomst was erop gericht om informatie
uit te wisselen over de actuele ontwikkelingen rond het
pensioencontract. Daarnaast om te discussiëren over de
pensioenregeling van de toekomst, beslissers mee te nemen in
het besluitvormingsproces en het bestuur aanknopingspunten
aan te reiken voor het vervolgtraject.
PGB JAARVERSLAG 2013
0
Actief
(n=2407)
Gepensioneerd
(n=3632)
Slapers
(n=2369)
Toelichting: op de vraag of deelnemers het ermee eens zijn dat PGB ook in
aandelen belegt, antwoordde 74 procent van de ondervraagde werknemers
instemmend, 26 procent wil niet dat pensioengeld in aandelen wordt belegd. Bij
gewezen deelnemers is dit respectievelijk 70 procent en 30 procent. Opvallend is
dat van de pensioengerechtigden 86 procent risico wil nemen door in aandelen te
beleggen. Gemiddeld over de drie groepen is 73 procent het ermee eens dat PGB
in aandelen belegt.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan worden
gesteld dat er onder deelnemers steun is voor het nu gevoerde
strategisch beleggingsbeleid bij PGB waarbij met 50 procent
van de portefeuille meer risico wordt gelopen en met 50
procent van de portefeuille minder risico. PGB zou afgezet
tegen de opvattingen van de meerderheid van de deelnemers
zelfs iets meer risico in de portefeuille kunnen inbouwen.
Diagram 2 (op de volgende pagina) laat dat voor de pensioenopbouwende deelnemers zien.
19
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Diagram 2:
Voorkeur beleggingsmix onder actieve deelnemers uitgesplitst per leeftijdcategorie
Totaal
voorkeursaandeel
44
30
14
12
100
80
60
48
43
43
< 34
43
35 - 44
40
27
31
32
45 - 54
28
55 +
16
20
13
16
12
14
9
13
13
0
Product 2:
Basisscenario:
Product 3:
Product 1:
Verwachte uitkering
100%
Verwachte uitkering
85%
Verwachte uitkering
110%
Verwachte uitkering
70%
Uitkering als het tegenzit
55%
Uitkering als het tegenzit
60%
Uitkering als het tegenzit
50%
Uitkering als het tegenzit
65%
Toelichting: de voorkeur voor verschillende beleggingsproducten is nagegaan. De voorkeur voor een beleggingsmix waarin 60 procent aandelen is
opgenomen (product 2), heeft de voorkeur onder pensioenopbouwende deelnemers. Tussen de 43 en 48 procent kiest hiervoor. Gemiddeld over de nog
pensioenopbouwende deelnemers is dat 44 procent. De voorkeur voor een mix met 40 procent aandelen (product basisscenario) ligt tussen 27 procent
(jongeren tot 35 jaar) en 32 procent (45 tot 55 jarigen). Product 1 met 20 procent aandelen krijgt relatief weinig bijval. Evenals product 3 waar 80 procent
van het vermogen in aandelen wordt belegd. Beide varianten halen een voorkeursaandeel van minder dan 15 procent. De huidige mix van PGB ligt tussen
product 2 en product basisscenario in.
Wel vindt de achterban het belangrijk dat er een bodem is,
waar de uitkering in het slechtste geval niet onder mag komen.
En grote schokken in de pensioenen zouden ook vermeden
moeten worden.
Op grond van het onderzoek blijft er ruimte voor solidaire
oplossingen. Er is een meerderheid om kortingen uit te smeren
over tien jaar. Het partnerpensioen blijft, ondanks de individualisering, een belangrijk onderdeel van de pensioenregeling.
De deelnemers hechten aan het (in goede tijden) aanleggen
van een aparte buffer voor het langlevenrisico of andere
maatregelen om het langlevenrisico voor het fonds te
beperken.
20
Voorbereiding transitie: transitieplan
De werkgroep heeft in het verslagjaar een transitieplan
opgesteld. De werkgroep zal voor de sociale partners en
aangesloten opdrachtgevers de ontwikkelingen in Den Haag
blijven volgen en de voor- en nadelen van contractonderdelen
waaruit straks kan worden gekozen op een rij zetten. In de
eerste helft van 2014 moet de pensioenregeling en de ambitie
met betrekking tot de toeslagverlening worden ingevuld. In de
tweede helft van het jaar zal het beleggingsbeleid en risicomanagement, de reglementering, de administratie en
communicatie erop worden aangepast. Het nieuwe pensioencontract zou dan wellicht nog vanaf 1 januari 2015 moeten
ingaan.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
PENSIOENBEHEER
ONTWIKKELING PENSIOENREGELING
De pensioenregeling die PGB uitvoert, is een zogeheten
uitkeringsovereenkomst op basis van een middelloonsystematiek. Het PGB-pensioen is flexibel. Het fonds kent een
basisregeling die voor alle deelnemers en aangesloten
bedrijfstakken geldt en bepalingen die per sector of
onderneming kunnen verschillen. Daarbij gaat het om variaties
in het opbouwpercentage, het partnerpensioen, de franchise,
het loonbegrip en natuurlijk ook de premie. PGB berekent de
premie voor uitvoering van een pensioenregeling naar rato van
een vastgestelde prijs per eenheid pensioen. Die is afgeleid van
de doorsneepremie voor de basispensioenregeling. Deze
bedraagt in 2013 19,5 procent (2012: 17,5 procent) voor de
volgende componenten:
– 1,75 procent opbouw per jaar voor ouderdomspensioen;
– partnerpensioen voor 35 procent (van het
ouderdomspensioen) op opbouwbasis en voor 35 procent
op risicobasis;
– wezenpensioen (14 procent van het ouderdomspensioen)
gemaximeerd op 5 wezen;
– premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (maximaal 70
procent);
– premievrijstelling bij wettelijk ouderschapsverlof;
– pensioenrichtleeftijd 67 jaar;
– voorwaardelijke toeslagverlening conform de wettelijk
voorgeschreven toeslagenformulering (financiering uit
overrendement).
Voor alle sectoren geldt dat deelnemers binnen de fiscaal
gestelde grenzen kunnen kiezen voor extra pensioenopbouw
en voor verschillende vormen van uitbetaling bij pensionering.
De standaardingangsdatum van het pensioen schuift mee met
de AOW-leeftijd.
Wijzigingen in 2013
In de pensioenregelingen die PGB uitvoert, zijn met ingang van
2013 de pensioenrichtleeftijd en de standaardingangsdatum
(ook wel pensioendatum genoemd) veranderd.
De pensioenrichtleeftijd is de leeftijd die wordt aangehouden
in de berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw. Die
verschoof per 1 januari van 65 jaar naar 67 jaar. Deze maatregel heeft PGB een jaar eerder ingevoerd dan de overheid via
de fiscale wetgeving verplicht. Het pensioen dat al is opgebouwd tot en met 31 december 2012 verandert niet en
behoudt de richtleeftijd van 65 jaar.
Vanaf 2013 ging de ingangsdatum van de AOW-uitkering
omhoog. De standaardingangsdatum van het PGB-pensioen
schuift mee met de AOW-leeftijd. De pensioenrechten die zijn
opgebouwd met een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar en die
van 67 jaar worden actuarieel herrekend naar het nieuwe
PGB JAARVERSLAG 2013
uitbetalingsmoment. Het fonds heeft daarvoor gekozen omdat
het voor de meeste deelnemers het gemakkelijkst zal zijn. De
eerste AOW-uitkering wordt dan in dezelfde maand uitbetaald
als het eerste PGB-pensioen. De deelnemer kan zijn pensioendatum echter zelf kiezen. De pensioendatum kan liggen tussen
55 en 70 jaar.
Regelingen voorwaardelijk extra pensioen
Voor een aantal opdrachtgevers voert PGB een regeling
‘voorwaardelijk extra pensioen’ uit.
Deelnemers aan de pensioenregeling grafimedia en De
Persgroep Nederland, ontvangen op bepaalde voorwaarden
over hun achterliggende dienstjaren in hun branche of bij hun
werkgever extra opbouw over achterliggende dienstjaren vanaf
hun 22e tot 1 januari 2006: per dienstjaar 0,2 procent. In het
kader van de Vut-Prepensioen-Levensloopwetgeving (VPLwetgeving) moeten deze aanspraken voor 2021 afgefinancierd
zijn.
Het beleid van sociale partners in de grafimedia was erop
gericht om ieder kalenderjaar het voorwaardelijk pensioen van
minimaal een geboortejaar onvoorwaardelijk te maken. Sociale
partners hebben besloten om de premie (2,0 procent) voor de
regeling voorwaardelijk extra pensioen voor 2013 en 2014 op
te schorten. In 2014 wordt overlegd of (en zo ja onder welke
voorwaarden) de regeling voor het voorwaardelijk extra
pensioen kan worden gecontinueerd. Uit de bestaande
daarvoor bestemde middelen kunnen, na de toekenning van
geboortejaar 1956 per 1 januari 2014, nog één à twee
geboortejaren worden gefinancierd. Per 1 januari 2013 werden
de voorwaardelijke aanspraken voor het geboortejaar 1955
onvoorwaardelijk toegekend.
In de sector kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf
wordt voor de VPL-regeling een premie geheven van 1,5
procent van de pensioengrondslag. Voor werknemers geboren
op of na 1 januari 1950 of geboren voor 1 januari 1950
maar pas op of na 1 januari 2006 bij de werkgever in dienst
getreden is er op bepaalde voorwaarden een extra voorwaardelijke pensioentoezegging over dienstjaren uit het verleden
overeengekomen. Met de extra opbouw over de achterliggende dienstjaren wordt zoveel extra pensioen opgebouwd
alsof gedurende de gehele deelname is deelgenomen aan de
pensioenregeling zoals die voor de sector geldt vanaf 2006. In
het kader van de VPL-wetgeving moeten deze aanspraken voor
2021 afgefinancierd zijn. Het beleid van sociale partners is erop
gericht om per jaar te beoordelen of er middelen vrijgemaakt
kunnen worden voor het toekennen van extra aanspraken over
het verleden.
In de verf- en drukinktindustrie wordt voor de VPL-regeling een
premie geheven van 4,0 procent van het loon. Voor de sector
voert PGB de overgangsregeling en voorwaardelijke
21
VERSLAG VAN HET BESTUUR
aanvullende pensioenopbouw uit. De regelingen zijn onder
voorwaarden van toepassing op deelnemers die zijn geboren
op of na 1 januari 1950. In het kader van de VPL-wetgeving
moeten de extra aanspraken voor 2021 afgefinancierd zijn.
Voor zover de financiele middelen aanwezig zijn, wordt jaarlijks
voor diegene die met pensioen gaan extra aanspraken
toegekend.
Pensioen Plus
Met Pensioen Plus kunnen deelnemers een extra periodieke
pensioenpremie of een eenmalige koopsom storten in het
pensioenfonds PGB. Zij doen dan voor eigen rekening en risico
mee in het beleggingsbeleid van het gehele fonds. Met
Pensioen Plus heeft de deelnemer een inleggarantie. Die
inleggarantie geldt als het oudste saldo minstens vijf jaar heeft
uitgestaan. Bij pensionering of overlijden voor pensionering
wordt dan minstens de som van alle stortingen gebruikt voor
inkoop van pensioenaanspraken. In 2013 spaarden 1.881
deelnemers via PGB-Pensioen Plus. Het totale spaarbedrag liep
op tot 23,6 miljoen euro (2012: 15 miljoen euro). Over 2013
kregen ze een rendement over hun pensioenspaarrekening van
0,7 procent (2012: 12,0 procent), namelijk het PGB-rendement
inclusief het effect van de afdekkingsportefeuille (1,7 procent)
onder aftrek van 1 procentpunt aan kosten.
WIA-excedentregeling
Met het WIA-excedentpensioen dat PGB vanaf 1 januari 2013
aanbiedt, kunnen werkgevers op risicobasis het deel van het
inkomen boven de WIA-grens verzekeren. De uitkering
bedraagt – na een wachttijd van minimaal 104 weken – 70
procent van het inkomen boven de WIA-grens. Het uitkeringspercentage van de WIA-excedentverzekering is afhankelijk van
de mate van arbeidsongeschiktheid. Werkgevers die de
aanvullende verzekering opnemen in hun pensioentoezegging,
doen dat voor alle medewerkers met een salarisniveau boven
de WIA-grens. Aan de regeling namen in 2013 273 deelnemers deel.
Premiestelling 2014
PGB berekent de premie voor uitvoering van de
pensioenregelingen van aangesloten branches en bedrijven,
behoudens specifieke afspraken, naar rato van de vastgestelde
prijs per eenheid pensioen. De premie voor de basispensioenregeling bedraagt in 2014 onveranderd 19,5 procent.
De fiscale regels voor de opbouw van pensioen veranderen per
1 januari 2014. Het maximale opbouwpercentage gaat bij een
middelloonregeling omlaag van 2,25 naar 2,15 procent.
Pensioenregelingen met een hoger opbouwpercentage zijn
fiscaal onzuiver en derhalve niet meer mogelijk. PGB heeft in
overleg met de werkgevers die het betrof het
opbouwpercentage (en de premie) aangepast.
Tariefswijzigingen en premieverhoging individuele aanvulling
Het bestuur heeft op basis van actuele ontwikkelingen
– waaronder de verschoven pensioeningangsdatum – de
tarieven voor uitruil van pensioensoorten, de premie voor het
bijverzekeren van extra partnerpensioen en de Anw-Pluspremie
aangepast.
22
De individuele premie voor extra partnerpensioen kwam in
2013 uit op 1,75 procent (in plaats van 1,5 procent). Bij een
hoger opbouwpercentage wordt de premie pro rato verhoogd.
In 2013 hadden 1.295 deelnemers voor hun partner zo’n extra
partnerpensioen verzekerd.
De Anw-Plusuitkering, die gezien kan worden als een vangnet
voor nabestaanden die geen recht of slechts gedeeltelijk recht
hebben op een nabestaandenpensioen van de overheid (Anwuitkering), moet PGB als gevolg van het opschuiven van de
AOW-gerechtigde leeftijd langer uitbetalen. De hoogte van de
Anw-Pluspremie is afhankelijk van de leeftijd. In 2013 hadden
4.729 (2012: 5.285) deelnemers voor hun partner zo’n extra
verzekering afgesloten.
De actuele premies, tarieven en uitruilfactoren zijn opgenomen
in het pensioenreglement.
Premiedepotregelingen
In een aantal uitvoeringsovereenkomsten heeft PGB met
opdrachtgevers aanvullende afspraken gemaakt over
uitvoering van de pensioenregeling zoals over het binnen
fiscale grenzen verlenen van extra toeslag. De daarvoor
beschikbaar gestelde premies en koopsommen worden in een
gesepareerd premiedepot beheerd. Aan de depotrekening
wordt in overleg met de opdrachtgevers geld onttrokken voor
uitvoering van de afspraken. De omvang van het depot steeg
als gevolg van de toename van het aantal opdrachtgevers van
3,3 miljoen euro eind 2012 naar 11,1 miljoen eind 2013. De
premiedepots worden in de jaarrekening bij de post ‘overige
schulden’ en overlopende passiva (10) onder ‘schulden’
verantwoord.
ONTWIKKELING IN PENSIOENADMINISTRATIE
EN WERKGEVERS- EN DEELNEMERSBESTAND
Schaalgrootte wordt belangrijker om op een professionele en
kostenbewuste wijze de pensioenperspectieven van de
(gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op langere
termijn veilig te stellen. Pensioenfondsen staan voor de
afweging om zelfstandig door te gaan, samenwerking te
zoeken of zich aan te sluiten bij een grotere uitvoerder. PGB
heeft ervoor gekozen zich open te stellen voor nieuwe
aansluitingen en daarmee het solidaire collectief uit te breiden.
In dat kader heeft het bestuur de werkingssfeer uitgebreid.
PGB wil als multisectoraal bedrijfstakpensioenfonds de
pensioenregeling verzorgen voor bedrijfstakken en
ondernemingen die zich binnen de werkingssfeer bevinden,
tenzij bedrijfstakken, sectoren of bedrijven onder de
verplichtingstelling van een ander pensioenfonds vallen. In
bijlage 2 zijn de nieuwe aansluitingen per sector weergegeven
en in bijlage 3 de werkingssfeer met ingang van 2014.
Uitvoeringsovereenkomsten
Voor branches en ondernemingen die zijn aangesloten bij het
fonds zijn uitvoeringsovereenkomsten opgesteld. PGB heeft de
pensioenadministratie op basis van een uitbestedingsovereenkomst uitbesteed aan zijn pensioenuitvoerings-
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
organisatie. Eens per jaar krijgen deelnemers informatie over
de ontwikkeling van hun pensioen.
Aantal deelnemers
Pensioenoverzichten
In 2013 is het voorgeschreven uniforme pensioenoverzicht
(UPO) tijdig aan actieve deelnemers verstrekt. Deelnemers die
meededen aan de individuele pensioenaanvulling (Pensioen
Plus) ontvingen daarbij een aparte UPO. De overzichten zijn
ook digitaal beschikbaar gesteld via de besloten website
mijnpgbpensioen.nl. Ook gewezen deelnemers treffen hier
hun pensioenoverzicht aan. Naast het UPO worden pensioenoverzichten verstrekt bij einde deelname, bij echtscheiding,
bij arbeidsongeschiktheid en bij pensionering.
De pensioenstanden bij PGB zijn ook beschikbaar gesteld voor
de website www.mijnpensioenoverzicht.nl.
Werkgevers
In het verslagjaar nam het aantal aangesloten werkgevers met
4,1 procent (2012: 1,6 procent) af. Afkalving van het aantal
werkgevers zien we in de sector grafimedia en reprografie.
Aan het einde van 2013 stonden 2.131 (2012: 2.221) werkgevers ingeschreven. De onderverdeling naar branche is als
volgt:
Aantal werkgevers
2013
2012
Grafimedia en reprografie
Kartonnage- en flexibele
verpakkingenbedrijf
Verf- en drukinktindustrie
Uitgeverijbedrijf
Papierindustrie
Kunststof- en rubberindustrie
Chemische en farmaceutische
industrie
1.863
1.981
118
73
54
7
5
117
71
43
4
3
11
2
Stand per 31 december
2.131
2.221
Deelnemers
Het aantal deelnemers in dienst bij de aangesloten werkgevers
is gebaseerd op voorlopige cijfers. Het totale aantal actieve
deelnemers, inclusief arbeidsongeschikten, is fractioneel (0,4
procent) gestegen van 45.192 (eind 2012) naar 45.353. De
krimp in de grafimedia werd gecompenseerd door de nieuwe
aansluitingen afkomstig uit de sectoren die recent tot de
werkingssfeer worden gerekend.
2013
2012
25.491
26.846
4.054
1.643
6.257
627
896
3.784
1.700
6.000
480
844
2.440
1.350
3.945
4.168
Incl. de deelnemers met
toerekening wegens
arbeidsongeschiktheid
Aantal gewezen deelnemers
Aantal pensioengerechtigden*
45.353
124.076
59.801
45.192
122.803
55.923
Stand per 31 december
229.230
223.918
Grafimedia en reprografie
Kartonnage- en flexibele
verpakkingenbedrijf
Verf- en drukinktindustrie
Uitgeverijbedrijf
Kunststof- en rubberindustrie
Papierindustrie
Chemische en farmaceutische
industrie
Met toerekening wegens
arbeidsongeschiktheid
* Toelichting: het aantal pensioengerechtigde deelnemers is hoger dan het
aantal ingegane pensioenen zoals vermeld in de kerncijfers en het onder
‘ontwikkeling toegekende pensioenen’ vermelde aantal pensioenontvangers
doordat een aantal pensioengerechtigden het pensioen nog niet heeft
aangevraagd. Het betreft hier 4.916 deelnemers (2012: 5.194) van wie het
pensioenfonds PGB de woon- of verblijfplaats nog niet kent of van wie de
uitbetaling is geblokkeerd. PGB spant zich in om de woon- of verblijfplaats te
achterhalen.
Herkomst deelnemerskring
Toelichting: de totale deelnemerskring bij PGB kwam eind 2013 uit op
229.230 (2012: 223.918). Daarvan is 73% afkomstig uit de grafimediabranche, 12% uit het uitgeverijbedrijf, 9% uit het kartonnage- en
flexibele verpakkingenbedrijf, 3% uit de verf- en drukinktindustrie, 2%
uit de chemische en farmaceutische industrie en 1% uit overige sectoren.
Het aantal deelnemers inclusief pensioengerechtigden en
gewezen deelnemers kwam eind 2013 uit op 229.230 (2012:
223.918). Een stijging van 2,4 procent. In het volgende
overzicht zijn de ontwikkelingen in de deelnemerskring
weergegeven.
PGB JAARVERSLAG 2013
23
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Aantal verzekerden per einde van het jaar:
(in duizenden)
Uitkeringen
In 2013 werd uitgekeerd:
In miljoenen euro’s
300
280
2013
2012
Ouderdomspensioenen
Partnerpensioenen
Wezenpensioenen
Afkoopsommen
Vervroegd pensioen
Anw
340
92
1
4
11
3
300
84
1
3
16
3
Ten laste van de rekening van
baten en lasten
451
407
260
240
220
200
180
160
140
120
100
80
60
40
20
0
2009
2010
2011
Premiebetalenden
2012
2013
Toelichting: de stijging van het volume aan pensioenuitkeringen wordt
veroorzaakt doordat naast de reguliere instroom nieuwe aansluitingen tot
stand kwamen waarbij de pensioenverplichtingen zijn overgenomen. De
afname van vervroegd pensioen wordt veroorzaakt door de uitstroom uit
vervroegd pensioen en instroom in ouderdomspensioen. Het aantal deelnemers dat gebruik maakt van vervroegd pensioen is met 237 (2012: 648)
relatief beperkt. Het aantal uitkeringen op grond van de Anw Plusverzekering nam toe van 294 eind 2012 naar 305 eind 2013.
Arbeidsongeschikten
Pensioengerechtigden
Premievrij verzekerden
Ontwikkeling van toegekende pensioenen
Onderstaand overzicht toont het verloop van de
pensioenuitkeringen in 2013.
Overzicht aantallen ingegane pensioenen
Stand per 31-12-2012
Ingegaan o.b.v. toekenningen
Ingegaan o.b.v. collectieve waardeoverdracht
Beëindigingen
Stand per 31-12-2013
Ontwikkeling
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Totaal
34.256
15.757
716
50.729
3.957
1.249
1.435
682
124
26
5.516
1.957
5.206
2.117
150
7.473
1.852
1.267
198
3.317
37.610
16.607
668
54.885
9,8%
5,4%
− 6,7%
8,2%
Toelichting: de relatief sterke stijging van het aantal pensioenuitkeringen wordt verklaard doordat naast de reguliere instroom vanuit het zittend bestand,
ook instroom (overname pensioenverplichtingen) heeft plaatsgevonden als gevolg van nieuwe aansluitingen.
24
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
ONTWIKKELING COMMUNICATIE
Het bestuur wil alle belanghebbenden goed voorlichten over
beleid, bestuur en organisatie van het pensioenfonds.
Daarnaast wil het fonds het pensioenbewustzijn van de
deelnemers versterken. Het daarvoor ontwikkelde
communicatieplan en de resultaten van het communicatieeffectonderzoek zijn in het verslagjaar afgestemd met het
verantwoordingsorgaan.
Communicatiedoelen
PGB streeft met zijn communicatie de volgende doelen na:
● het juist, tijdig en begrijpelijk inlichten van (gewezen)
deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden
over de ontwikkeling van hun opgebouwde aanspraken,
te bereiken aanspraken, pensioenrechten en de
voorwaardelijke toeslagverlening en de risico's daarbij
(bieden van overzicht);
● het tijdig inlichten van belanghebbenden over actuele
pensioenontwikkelingen en de rechten en plichten die
voortvloeien uit deelname aan de pensioenregeling (bieden
van overzicht);
● het (gewezen) deelnemers, aanstaande pensioengerechtigden en werkgevers in staat stellen afgewogen
beslissingen te nemen (bieden inzicht en actie);
● het bevorderen van een goede relatie tussen het fonds en
de belanghebbenden met het oog op het in het fonds
gestelde vertrouwen (bijdragen aan een goede reputatie
van het fonds);
● het verhogen van de naamsbekendheid van het fonds en
het positioneren van PGB als multisectoraal pensioenfonds
voor de bedrijfstakken en bedrijven binnen de statutaire
werkingssfeer (bijdragen aan bekendheid van het fonds).
Methodiek en middelen
Om deze doelen te bereiken zet het fonds een evenwichtige
mix van massa- en persoonlijke communicatiemiddelen in.
PGB streeft ernaar de elektronische informatie-uitwisseling via
website, besloten site en via e-mail te optimaliseren. Het wil
daarvoor daar waar mogelijk pensioentransacties automatiseren en online aanbieden, daarbij rekening houdend met
de behoefte aan persoonlijk contact van betrokkenen.
Communicatiemix in 2013
In 2013 verschenen onder meer PGB Bericht en PGB Beeld.
PGB Bericht is de digitale nieuwsbrief van het fonds die
minimaal vier keer per jaar wordt verzonden, met aparte
edities voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en
werkgevers. Daarnaast heeft het fonds PGB Beeld uitgebracht,
een gedrukt pensioenmagazine dat naar alle deelnemers,
pensioengerechtigden en werkgevers is verstuurd. Het
magazine verschijnt minimaal eenmaal per jaar. Deelnemers en
pensioengerechtigden die niet geabonneerd zijn op de digitale
nieuwsbrief en de website niet kunnen volgen, worden via het
magazine op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij
hun fonds.
PGB JAARVERSLAG 2013
PGB verspreidt het pensioenmagazine en digitale nieuwsbrieven
niet alleen onder werkgevers en deelnemers maar ook onder
sectorvertegenwoordigers. In verband met de toenemende
differentiatie van de klantenkring en het feit dat het primaat van
de pensioenregeling bij sociale partners en opdrachtgevers ligt,
worden de sectorvertegenwoordigers en opdrachtgevers naast
werkgevers en deelnemers als aparte doelgroep beschouwd.
Door middel van uitgebreide kwartaalrapportages worden zij op
de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij PGB.
Maar ook via de website, de branchesites, het jaarverslag, de
populaire Nederlandse en Engelse samenvatting daarvan en
via diverse brochures en hun pensioenoverzichten blijven
belanghebbenden op de hoogte van de strategie van het
fonds, de besturing, het beleggingsbeleid en de veranderingen
daarin, het rendement, de dekkingsgraad en de ontwikkeling
van hun pensioen.
Bestuurscolumn
Naar aanleiding van actuele thema’s zoekt het bestuur ook
het contact met deelnemers en pensioengerechtigden via de
bestuurscolumn. Deze columns op de PGB-website worden
goed gelezen en regelmatig van commentaar voorzien. In het
verslagjaar verschenen 10 bestuurlijke bijdragen onder meer
over simpele pensioencommunicatie, de doorsneepremie en
over de vraag of er wel of niet moet worden gekort.
Persoonlijke pensioenmeter
De toezichthouder AFM verwacht dat veel deelnemers
teleurgesteld zullen zijn als zij op pensioendatum een lagere
uitkering krijgen dan ze hadden verondersteld. De toezichthouder rekent het tot de zorgplicht van pensioenfondsen om
die verwachtingskloof zoveel mogelijk te dichten. PGB gebruikt
daarvoor pensioenmeters. Naast de koopkrachtmeter die de
verwachte koopkracht laat zien en de risicometer die de kans
op verlaging van het pensioen aangeeft, is de persoonlijke
pensioenmeter geïntroduceerd. Actieve deelnemers zien deze
meter als zij inloggen in de beveiligde pensioensite. In 2013
gebeurde dat ruim 30.000 keer. Per dag raadplegen dus 85
actieve deelnemers de website mijnpgbpensioen.nl.
PERSOONLIJKE PENSIOENMETER
Te bereiken pensioen
60
70
50
80
90
40
100
30
20
10
Pensioen inclusief AOW
in percentage van het
pensioengevend salaris
De persoonlijke pensioenmeter laat de stand van het
te bereiken brutopensioen
bij PGB zien, inclusief de
AOW. Daarbij is ook
rekening gehouden met de
burgerlijke staat. Weergegeven is het pensioen op
de standaardpensioenleeftijd
die voor de deelnemer van
toepassing is in een
percentage van het laatste,
bij het fonds geregistreerde
brutosalaris.
25
S
olidair
WAAR GAAN
WE NAARTOE?
De eisen die worden gesteld aan het
besturen van pensioenfondsen nemen toe.
Net als die aan communicatie en
verantwoording. Schaalgrootte wordt voor
pensioenfondsen daardoor steeds
belangrijker: om de gevraagde kwaliteit te
kunnen leveren en toch de kosten per
deelnemer zo laag mogelijk te houden.
Ruud Degenhardt, voorzitter van het
bestuur van PGB: ‘De wetgever en de
toezichthouder verlangen steeds meer van
een pensioenfonds. Voor kleinere
pensioenfondsen is het daarom moeilijk
zelfstandig te blijven. Zij zoeken vaker
samenwerking of aansluiting bij een grotere
uitvoerder. PGB heeft er daarom voor
gekozen zich open te stellen en zo het
solidaire collectief uit te breiden. Samen
staan we sterker als het gaat om de
toekomst van ons pensioen.”
PGB is inmiddels een multi-sectoraal fonds
dat zonder winstoogmerk de
pensioenregeling verzorgt voor diverse
bedrijfstakken en ondernemingen die zich
binnen de werkingssfeer bevinden1. Sociale
partners en opdrachtgevers bepalen de
inhoud van de pensioenregeling en het
fonds voert deze binnen afgesproken
kaders zo goed mogelijk uit.
“PGB heeft ervoor gekozen zich open te
stellen en zo het solidaire collectief uit te
breiden. Samen staan we sterker als het
gaat om de toekomst van ons pensioen.”
1. PGB verzorgt op dit moment het pensioen voor de
grafimediabranche, het kartonnage- en flexibele
verpakkingenbedrijf, de verf- en drukinktindustrie en
een aantal bedrijven uit de papierindustrie, kunststofen rubberindustrie, chemische en farmaceutische
industrie en overige (proces)industrie, (technische)
groothandel, informatie- en communicatie-industrie,
dienstverlening en het uitgeverijbedrijf.
RUUD DEGENHARDT
Voorzitter bestuur PGB
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Klanttevredenheid
De monitoring en evaluatie van de dienstverlening en
communicatie aan de hand van een klanttevredenheidsonderzoek vindt jaarlijks plaats. PGB participeerde in het
Benchmark Onderzoeksplatform Pensioenfondsen dat dit jaar
voor de tweede keer in samenwerking met TNS NIPO werd
uitgevoerd. Via het onderzoek waaraan 903 PGB-deelnemers
en pensioengerechtigden deelnamen, kunnen fondsen inzicht
krijgen in de tevredenheid van hun klantenkring, het pensioenbewustzijn van hun deelnemers en het resultaat van de
communicatie-inspanningen. Met de resultaten kan PGB zijn
‘prestaties’ op dit gebied vergelijken met die van andere
pensioenfondsen en daar waar nodig bijsturen.
Op de vraag hoe tevreden bent u over het pensioenfonds in
het algemeen, mochten respondenten een rapportcijfer geven.
Bij de gepensioneerden haalt PGB 7,6 en bij de actieve deelnemers 6,7 (vergeleken met resp. 7,2 en 6,4 van de benchmark). Onderzocht werden de waardering voor de financiële
resultaten, de pensioenregeling, de informatievoorziening en
de dienstverlening. De resultaten, gebaseerd op 903 waarnemingen, waren in het onderzoek van 2013-2014 als volgt:
Per communicatiemiddel is gekeken naar de begrijpelijkheid
van de verstrekte informatie, de hoeveelheid, het belang, de
vormgeving en het lezersbereik. Voor wat betreft telefonie en
e-mailverwerking is de bereikbaarheid, de deskundigheid en
de vriendelijkheid van de behandelaar, het nakomen van
afspraken en het op de hoogte zijn van de persoonlijke situatie
onderzocht. Daar waar nodig zijn de serviceniveau-afspraken
aangescherpt en is de middeleninzet aangepast.
Houding ten aanzien van strategische koers
PGB is nagegaan hoe deelnemers denken over de strategische
groeirichting die is ingeslagen. Het betreft dan enerzijds het
streven naar verbreding van het draagvlak van het pensioenfonds en anderzijds naar de invulling van de klantwaardestrategie.
Verbreding draagvlak
Het aantal pensioenfondsen in Nederland daalt van jaar tot jaar.
Vindt u het belangrijk dat PGB als zelfstandig pensioenfonds
blijft bestaan?
Totaal ondervraagden in percentages
Algemene tevredenheid
deelnemers gepensioneerd
Rapportcijfers
deelnemers gepensioneerd
met pensioenfonds
met de pensioenregeling
met de financiële resultaten
met de informatieverstrekking
met de dienstverlening
6,7
6,6
6,4
6,8
6,7
7,6
7,6
6,9
7,6
7,6
Toelichting: de algemene tevredenheid met het pensioenfonds is in het
verslagjaar gedaald. In 2012 kwam de tevredenheid onder actieve deelnemers uit op gemiddeld 7,1 en onder pensioengerechtigden op 7,6.
In 2013 kwam de tevredenheid onder deelnemers uit op 6,7 en onder
pensioengerechtigden op 7,6. De grootste bijdrage aan de tevredenheid
leveren de onderdelen pensioenregeling en dienstverlening, de kleinste
bijdrage de informatieverstrekking en de financiële resultaten.
ja, dat vind ik belangrijk
nee, dat is mij om het even
weet niet of geen mening
59%
20%
21%
71%
17%
12%
100%
100%
Toelichting: van de deelnemers en pensioengerechtigden stelt 65
procent het op prijs als PGB zijn draagvlak verbreedt om in de toekomst
als zelfstandig pensioenfonds te kunnen blijven voortbestaan. Ongeveer
18 procent is het om het even en ongeveer 16 procent heeft ‘geen
mening of weet niet’. Als de categorie ‘weet niet of geen mening’ buiten
beschouwing wordt gelaten, steunt ruim 77 procent van de deelnemerskring de door het bestuur gekozen groeirichting.
Als norm voor de tevredenheid over communicatie en
dienstverlening houdt PGB een rapportcijfer van 7,5 aan. De
waardering voor de dienstverleningsaspecten en ingezette
communicatiemiddelen blijft gemiddeld rond het beoogde
normniveau liggen. De waardering van de gepensioneerden is
met 7,7 bovengemiddeld, de waardering van deelnemers ligt
met 7,3 onder het gemiddelde van de normtevredenheid. De
algemene waardering voor informatieverstrekking ligt echter
onder actieve deelnemers met 6,8 lager dan de gemiddelde
waardering voor de ingezette middelen en geboden dienstverlening. Het gemiddelde wordt sterk beïnvloed door de
waardering van het Uniform Pensioenoverzicht (voor pensioenfondsen niet beïnvloedbaar), het kunnen vinden van informatie
en het klantvriendelijk imago.
28
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Voorkeur klantwaarde
Pensioenfondsen moeten de premie innen, de administratie
bijhouden, het vermogen beleggen, de pensioenen uitkeren en
u informeren en service bieden. Daarvoor maken wij kosten.
Wat ziet u het liefst?
Totaal ondervraagden in percentages
deelnemers gepensioneerd
- zo laag mogelijke kosten,
ook als dat ten koste gaat
van de service
- gemiddelde kosten, de
meeste service verloopt
via internet
- meer dan gemiddelde
kosten, de (persoonlijke)
service blijft dan op peil
- weet niet of geen mening
17%
17%
59%
68%
9%
15%
7%
8%
100%
100%
Toelichting: van de deelnemers en pensioengerechtigden geeft
ongeveer 64 procent de voorkeur aan gemiddelde kosten waarbij de
meeste service digitaal wordt aangeboden. Een relatief kleine minderheid
van 17 procent ziet meer in de laagste prijs ook als dit ten koste gaat van
de service. Voor hoogwaardige service kiest minder dan 10 procent. Als
de categorie ‘weet niet of geen mening’ buiten beschouwing wordt
gelaten, steunt meer dan 72 procent de voorgestane klantwaardestrategie waarbij het fonds zo veel mogelijk communicatie en dienstverlening afwikkelt via internet, rekening houdend met de behoefte aan
persoonlijk contact.
Op grond van de resultaten van het onderzoek kan worden
gesteld dat een overgrote meerderheid van de deelnemerskring zich kan vinden in de door het bestuur uitgezette
strategische koers.
Toetsen van communicatie
PGB voldoet aan de formele communicatievereisten van de
Pensioenwet. Het beschikt over een plan waarin een
uitvoeringsprogramma en een communicatiemonitor zijn
opgenomen. In de monitor zijn meetbare doelen opgenomen.
Het fonds is ook nagegaan of de verstrekte informatie
overkomt: het klantenpanel heeft pensioencommunicatie op
begrijpelijkheid beoordeeld en er is onderzoek onder
deelnemers en pensioengerechtigden uitgevoerd.
PGB heeft in het verslagjaar het klantenpanel verder
gedifferentieerd naar leeftijd. Er zijn nu drie panels: tot 40 jaar,
vanaf 40 tot 60 jaar en vanaf 60 jaar. Met het ‘jongerenpanel’
wordt nagegaan hoe de communicatiemiddelen gerichter
kunnen worden ingezet voor jongeren.
PGB JAARVERSLAG 2013
Over de gehele linie liggen de resultaten van de communicatie
in lijn met de beoogde doelen van het fonds. Mede naar
aanleiding van de opmerkingen van het klantenpanel en de
resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek wordt de
communicatie jaarlijks op onderdelen aangescherpt.
Pensioeninformatiedagen
Deelnemers van PGB krijgen geruime tijd voorafgaand aan hun
pensioneren een uitnodiging voor het bijwonen van een
pensioeninformatiedag, samen met hun eventuele partner. In
2013 hebben 1.371 (2012: 1.374) deelnemers/partners een
voorlichtingsdag bijgewoond.
FINANCIËLE ZAKEN
Het belangrijkste financiële aspect voor PGB was de vraag of
eind 2013 de verhouding van het vermogen versus de
pensioenverplichtingen (dekkingsgraad) minstens voldeed aan
de eis die door de toezichthouder (DNB) ten aanzien van de
dekkingsgraad wordt gesteld. Met een dekkingsgraad einde
boekjaar van 104,8 procent voldeed het fonds aan de eis van
een minimale dekkingsgraad van 104,1 procent, waardoor het
niet gedwongen is om in april 2014 een korting op de
pensioenaanspraken door te voeren.
De dekkingsgraad is in 2013 toegenomen van 100,5 naar
104,8 procent. Deze stijging kan worden toegeschreven aan
een beleggingsrendement dat 1,5 procent hoger was dan de
voor 2013 benodigde éénjaarsrente van 0,351 procent en door
een stijging van de voorgeschreven gemiddelde rekenrente bij
de bepaling van de pensioenverplichtingen van 2,4 procent
eind 2012 naar 2,7 procent eind 2013.
Pensioenfondsen hebben langetermijnverplichtingen en zijn
daardoor ook langetermijn-beleggers. De vermogenspositie en
dus ook de dekkingsgraad worden echter volledig op marktwaarde bepaald. Dit leidt in een periode van sterk fluctuerende
beurskoersen en rentestanden ook tot fluctuerende dekkingsgraden. Een ander probleem bij de waardering op marktwaarde is, dat de looptijd van pensioenverplichtingen zo lang
kan zijn, dat daar geen goede marktnotering voor is. Om
hieraan enigszins tegemoet te komen is de voorgeschreven
rentetermijnstructuur vanaf december 2011 gebaseerd op een
3-maandsgemiddelde en wordt bovendien sinds september
2012 bij de rekenrente voor lange looptijden rekening
gehouden met een fictief rentepercentage dat oploopt naar
4,2 procent (UFR = Ultimate Forward Rate). De voorgeschreven
rekenrente komt daarmee gemiddeld op een iets hoger niveau
te liggen. Dat komt de dekkingsgraad ten goede. Voor PGB
komt die rekenrente eind december uit op de vermelde 2,7
procent. Indien geen driemaandsmiddeling wordt toegepast is
de rente 2,8 procent en de risicovrije marktrente (d.w.z.
ongemiddeld en zonder toepassing van UFR) 2,6 procent.
Wat deze verschillende methodes voor de dekkingsgraad
betekenen, wordt in onderstaande grafiek weergegeven.
29
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Grafiek 1: Ontwikkeling dekkingsgraad pensioenfonds PGB
108,0%
106,0%
104,0%
102,0%
100,0%
98,0%
Herstelpad
DNB dekkingsgraad
Actuele dekkingsgraad
DNB dekkingsgraad (ongemiddeld)
96,0%
dec 2012
jan 2013
feb 2013
mrt 2013
apr 2013
mei 2013
jun 2013
jul 2013
aug 2013
sep 2013
okt 2013
nov 2013
dec 2013
Toelichting: De door DNB vastgestelde rentecurves zijn op basis van de swapcurve. De swapcurve per 31 december 2013 is, net als per 31 december 2012,
vastgesteld op basis van het gemiddelde van alle handelsdagen in de laatste drie maanden van 2013 met daarop de methodiek van de Ultimate Forward Rate
(UFR) toegepast. De toepassing van de UFR betekent dat de curve op lange termijn naar 4,2 procent beweegt. In de grafiek is de dekkingsgraad weergegeven
inclusief UFR en middeling (DNB dekkingsgraad, 104,8 procent per 31 december 2013 (2012: 100,5 procent)), inclusief UFR maar exclusief middeling (DNB
dekkingsgraad ongemiddeld, 106,4 procent per 31 december 2013 (2012: 102,2 procent)) en exclusief UFR en exclusief middeling (actuele dekkingsgraad,
103,3 procent per 31 december 2013 (2012: 97,9 procent)).
Het vermogen steeg mede als gevolg van collectieve waardeovernames (0,6 miljard euro) van 13,7 naar 14,4 miljard euro.
De verplichtingen stegen van 13,6 miljard naar 13,7 miljard
euro. De in het verslagjaar gedane uitkeringen (effect op de
voorziening - 0,4 miljard euro), die in mindering worden
gebracht op de verplichtingen, overtroffen de toevoeging op
grond van inkoop van nieuwe pensioenaanspraken (effect op
de voorziening + 0,2 miljard euro). Het effect van de
gerealiseerde collectieve waardeovernames op de voorziening
bedroeg + 0,6 miljard euro. De verplichtingen zijn op basis van
de reserveringsgrondslagen verhoogd met de benodigde
eenjaarsrente over 2013 en herrekend naar de rentecurve van
eind 2013. Omdat de rentecurve ten opzichte van eind 2012
steeg, hoefde het fonds minder te reserveren (− 0,4 miljard
euro). Per saldo steeg de waarde van de verplichtingen met 0,1
miljard euro.
Een analyse van de stijging van de dekkingsgraad in het
verslagjaar van 100,5 naar 104,8 procent is in tabel 1 in beeld
gebracht.
In tabel 2 zijn relevante kengetallen van het Financieel
Toetsingskader weergegeven voor 2013 en 2012. In tabel 3
wordt op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de baten en
lasten van het fonds over 2013 en voorgaande jaren. Het
overzicht is in de actuariële analyse uitgewerkt.
Tabel 2: Kengetallen Financieel Toetsingskader op basis van de
rentetermijnstructuur van DNB
Bedragen in miljoenen euro’s
eind 2013
eind 2012
Totaal vermogen
14.350
13.717
Pensioenverplichtingen
13.695
13.646
655
71
Dekkingsgraad
Reserves
104,8%
100,5%
Vereiste dekkingsgraad
115,3%
114,4%
Tabel 3: Overzicht baten en lasten
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
Tabel 1: Verklaring ontwikkeling dekkingsgraad
Premieresultaat
▲ %-punt
Dekkingsgraad primo
2013
%
▲ %-punt
100,5%
0,1%
– 0,2%
M2 (uitkering)
0,0%
0,0%
M3 (indexering)
0,0%
0,0%
M4 (rentetermijnstructuur)
3,2%
– 7,0%
M6 (overig)
Dekkingsgraad ultimo
30
1,5%
11,1%
– 0,5%
– 2,8%
104,8%
Kostenresultaat
–
Interestresultaat
99,4%
M1 (premie)
M5 (overrendement)
2012
%
Overig resultaat
Totaal resultaat
100,5%
–
2012
2011
2010
2009
16
–
14
14
22
42
9
–
1
1
3
4
617
485
– 903
125
1.289
40
– 330
2
– 164
– 235
584
140
– 886
–
1.100
14
Korte- en langetermijnherstelplan
Eind 2013 liep het kortetermijnherstelplan af. Volgens
het herstelplan zou het fonds eind 2013 minimaal op een
dekkingsgraad moeten uitkomen van 104,1 procent. In
werkelijkheid was dat 104,8 procent. PGB hoeft de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen per 1 april 2014 dus niet
te verlagen.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Met ingang van 2014 komt het fonds in een volgende
herstelfase terecht. In dat zogeheten langetermijnherstelplan
staat hoe het fonds binnen tien jaar het Vereist Eigen
Vermogen denkt te bereiken. De dekkingsgraad zou moeten
uitkomen op ongeveer 115 procent. Als de dekkingsgraad in
2014 weer onder de 104,1 procent uitkomt, hoeft er in
afwachting van een door DNB nieuw te ontwikkelen
toetsingskader geen nieuw kortetermijnherstelplan ingediend
te worden. PGB wacht het nieuwe pensioencontract, dat in
2015 moet ingaan, af.
Grafiek 2: Feitelijk versus verwachte en minimumherstelpad kortetermijnherstelplan
120,0%
115,0%
110,0%
105,0%
100,0%
95,0%
90,0%
85,0%
31-12-2008
31-12-2009
Minimaal vereist
eigen vermogen
31-12-2010
31-12-2011
Herstelplan
Werkelijk herstel
31-12-2012
31-12-2013
Minimum Herstelpad
Dekkingsgraad en toeslagverlening
PGB geeft niet automatisch toeslagen op de pensioenen om
de prijs- of loonstijgingen bij te houden. Voor die toeslagen
betalen de deelnemers geen premie. De financiering van
toeslagen moet komen uit het extra rendement dat het
pensioenfonds maakt op zijn beleggingen. PGB kan de
pensioenen alleen verhogen met toeslagen als het bestuur
oordeelt dat er genoeg geld voor is. Daarbij gebruikt het
bestuur onderstaande richtlijn.
Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen
Bij een dekkingsgraad:
kan de volgende toeslag worden verleend:
onder 105%
in het uiterste geval korting van pensioen
van 105% tot 115%
compensatie van eventuele korting + geen toeslag
van 115% tot 130%
gedeeltelijke toeslag over prijsinflatie van maximaal 4%
van 130% tot 140%
100% toeslag over prijsinflatie met maximum van 4%
van 140% tot 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum
van 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum + inhaaltoeslag + loonindexcijfer voor zover dat
meer bedraagt dan het prijsindexcijfer
Toelichting: ligt de dekkingsgraad gedurende drie jaar onder de 105 procent dan kan het bestuur besluiten om de pensioenen te korten. De korting zal
zodanig zijn dat het fonds weer voldoet aan de wettelijk vereiste dekkingsgraad van circa 105 procent. Bij een dekkingsgraad tussen de 105 en 115 procent
wordt een eventuele korting ongedaan gemaakt voor zover het herstelplan dat toestaat. Om voor compensatie van de korting in aanmerking te komen, moet
iemand zowel op het moment dat de korting werd doorgevoerd als op het moment van het ongedaan maken (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde
van het fonds zijn. Zolang de dekkingsgraad onder de 115 procent ligt, kunnen de pensioenen op basis van de richtlijn niet worden verhoogd.
PGB JAARVERSLAG 2013
31
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Besluit toeslagverlening
Op grond van de richtlijn zou de toeslagverlening bij een
dekkingsgraad van 115 procent (gedeeltelijk) kunnen worden
hervat. De gemiddelde dekkingsgraad over de maanden juli,
augustus en september die als referentie wordt gebruikt, lag
daar met ongeveer 100 procent ruim onder. Op grond van de
richtlijn en omdat er nog steeds sprake is van een herstelsituatie, heeft het bestuur besloten de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2013 en
1 januari 2014 niet te verhogen. De gemiste toeslagen
bedragen resp. 2,26 en 2,81 procent.
Het fonds heeft vanaf 2004 aan deelnemers, gewezen
deelnemers en pensioenontvangers de volgende toeslagen
verleend:
datum
1-1-2004
1-1-2005
1-1-2006
1-1-2007
1-1-2008
1-1-2009
1-1-2010
1-1-2011
1-1-2012
1-1-2013
1-1-2014
verstrekte toeslag
niet verstrekte
toeslag
verstrekte
inhaaltoeslag
toegepaste
korting
compensatie
korting
2,04%
–
1,00%
1,50%
1,00%
–
–
–
–
–
–
–
1,09%
0,55%
0,30%
–
3,00%
0,30%
1,50%
2,61%
2,26%
2,81%
–
–
–
–
1,09%
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
Toelichting: de laatste jaren kunnen de pensioenen bij PGB de prijsontwikkeling niet volgen. Het totaal van de niet verstrekte toeslagen (=indexatie) bedraagt
momenteel 13,33 procent (samengesteld 14,08 procent). De gemiste toeslag op 1 januari 2005 (1,09 procent) is ingehaald op 1 januari 2008. Wanneer de
financiële situatie het toelaat, kan het bestuur in de toekomst besluiten om gemiste toeslagen alsnog, al dan niet volledig, toe te kennen. Het bestuur heeft de
bevoegdheid om op grond van de financiële situatie in het uiterste geval de pensioenen van deelnemers en pensioengerechtigden te korten. Tot nu toe heeft
PGB deze maatregel niet behoeven te nemen.
Premiebeleid
Het bestuur bepaalt jaarlijks de kostendekkende premie voor
deelname aan de basispensioenregeling. Zolang het pensioenfonds nog in onderdekking verkeert (wat bij PGB in 2013 het
geval is), moet de premie bijdragen aan herstel, hetgeen wordt
vertaald in een eis dat de premiedekkingsgraad (de verhouding
tussen de premie en de actuariële lasten van de jaarlijkse
pensioentoezegging) minimaal 100 procent plus de hoogte van
het minimum vereiste eigen vermogen (MVEV) is. Daarbij moet
worden gerekend met de huidige (lage) swaprente. Op basis
van die rente bleek de huidige premie kostendekkend.
Vanaf 2013 is het niet meer toegestaan om het premiebeleid
te baseren op een gemiddeld toekomstig rendement. Wel is
het nog mogelijk om de rekenrente te baseren op een
gemiddelde marktrente van (maximaal) de afgelopen 10 jaar.
dan een premie met inbegrip van een solvabiliteitstoeslag
ter hoogte van 20 procent. Deze opslag voldoet aan de
eisen aan het vereist eigen vermogen (VEV);
2. Op basis van de actuele DNB-rentetermijnstructuur dient de
premiedekkingsgraad (met inbegrip van een solvabiliteitstoeslag) minimaal ter hoogte van het VEV (in 2013
ongeveer 115 procent) te zijn.
Deze toets wordt jaarlijks in oktober gedaan op basis van de
rentetermijnstructuur per 30 september.
PGB streeft ernaar om de premiehoogte niet sterk te laten
fluctueren. Daartoe vindt demping van de premie plaats, door
een rekenrente te kiezen (in 2013 3,25%) die niet hoger is dan
de gemiddelde rentevoet over de afgelopen tien jaar. De eisen
die aan de premiehoogte worden gesteld zijn:
1. Op basis van de gekozen gedempte rente dient de
premiedekkingsgraad minimaal 120 procent te zijn. Dat is
Het beleggingsbeleid en de andere sturingsmiddelen in
combinatie met de buffers/voorzieningen zijn erop gericht om
te voorkomen dat het vermogen van PGB binnen een periode
van één jaar onder de waarde van de pensioenverplichtingen
uitkomt. Indien het VEV aanwezig is – dat is momenteel niet
het geval – dient de kans op een dergelijke daling kleiner te
zijn dan 2,5 procent.
32
Indien niet aan de laatste eis wordt voldaan en de premie niet
aangepast kan worden, dan wordt de opbouw van de aanspraken zodanig beperkt, dat wel wordt voldaan aan de eis ten
aanzien van een minimale premiedekkingsgraad ter hoogte
van het minimaal vereist eigen vermogen.
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Daarnaast wenst PGB te komen tot een zodanige dekkingsgraad, dat de ambitie voor toeslagverlening uit de beleggingsopbrengsten en de aanwezige reserves gefinancierd kan
worden.
Indien uit gewijzigde inzichten inzake langetermijnverwachtingen blijkt dat de premie niet meer van voldoende niveau is,
zal het bestuur maatregelen nemen. Deze langetermijnverwachtingen kunnen betrekking hebben op toekomstige
salaris-, toeslag- en bestandsontwikkelingen, de kenmerken
van de pensioenregeling of algemene (economische) langetermijnverwachtingen, die in een ALM-studie uitgewerkt
kunnen worden.
De actuariële analyse
Het pensioenfonds maakt voor zijn financiële opzet gebruik
van veronderstellingen. De actuariële analyse maakt inzichtelijk
welke verschillen er zijn tussen de vooraf gedane veronderstellingen en de werkelijkheid zoals die na afloop van het jaar
kan worden vastgesteld. De actuariële analyse van het saldo
van baten en lasten, een samenvatting van alle componenten
van de verzekeringstechnische analyse, wordt als volgt
weergegeven:
Bedragen zijn afgerond in miljoenen euro’s
2013
Premieresultaat
Premiebijdragen
Pensioenopbouw (inclusief risicokoopsommen)
Kostenresultaat
In premie begrepen bedrag voor kosten
Vrijval voor kosten uit voorziening
Pensioenuitvoeringskosten (betaalde kosten)
Interestresultaat
Beleggingsresultaten
(direct en indirect, voor aftrek kosten vermogensbeheer)
Rentetoevoeging VPV
Indexering en overige toeslagen
Wijziging marktrente
Overig resultaat
Resultaat op waardeoverdrachten (saldo-overdracht van rechten)
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
Overgang op overlevingstafels 1
Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen 2
Overige baten
Overige lasten
Totaal saldo baten en lasten
–
–
–
–
–
–
244
228
16
5
8
22
9
229
48
0
436
617
1
0
0
0
0
41
40
584
2012
–
–
217
231
14
–
–
6
8
15
1
1.545
184
0
–
876
485
–
–
–
–
–
–
5
5
116
212
1
3
330
140
2011
–
–
193
179
14
6
7
12
1
686
128
1
– 1.462
–
903
–
–
–
1
9
0
0
0
8
2
886
1. Resultaat als gevolg van de wijziging overlevingstafel AG Prognosetafel 2010-2060 in AG Prognosetafel 2012-2062.
2. Resultaat als gevolg van de correctie latent nabestaandenpensioen is gecorrigeerd op de beginstand 2012.
PGB JAARVERSLAG 2013
33
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Premieresultaat
De pensioenopbouw bestaat uit de onvoorwaardelijk
ingekochte aanspraken op basis van ontvangen baten uit
premies en koopsommen. De premies worden gefinancierd op
basis van een doorsneepremie. De koopsommen worden
gefinancierd op basis van inkooptarieven die voor 2013
gelden. De actuarieel benodigde premies zijn berekend op de
grondslagen primo boekjaar 2013 waarbij de gewogen
gemiddelde marktrente op 2,4 procent stond. De baten uit de
premies en koopsommen waren hoger dan de actuarieel
benodigde premies.
Het premieresultaat (inclusief resultaat VPL en inclusief
koopsommen) is berekend exclusief de pensioenuitvoeringskosten. Dat zijn de kosten eigen beheer, exclusief vermogensbeheer. De pensioenuitvoeringskosten zijn in het
kostenresultaat opgenomen.
Binnen de eisen die de Pensioenwet stelt, mag het
pensioenfonds naast de kostendekkende premie, een eigen
kostendekkende of gedempte premie vaststellen waaraan de
feitelijke premie wordt getoetst. De kostendekkende,
gedempte en feitelijke premie (19,5 procent van de
pensioengrondslag bij de basisregeling van de grafimedia)
volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Bedragen zijn afgerond op miljoenen euro’s
kostendekkende premie ongedempt 1
inkomsten op grond van feitelijke premie 2
kostendekkende premie gedempt
2013
2012
256
230
222
250
192
173
1. Individuele koopsommen zijn niet meegenomen in de analyse van de
kostendekkende premie omdat deze koopsommen niet op een
doorsneepremie worden gewaardeerd, maar op basis van de actuariële
inkoop.
2. Deze feitelijke premie bestaat uit de premie ad 239 miljoen euro +
FVP/ANW-premie ad 7 miljoen, exclusief de koopsommen ad 7 miljoen en
exclusief 9 miljoen VPL.
de eenmalige kosten ad 8 miljoen euro die betrekking hebben
op incidentele projecten opgenomen. Het resultaat komt in
2013 9 miljoen euro (22 miljoen – 13 miljoen) negatief uit. De
kosten worden dus niet volledig uit de premie gefinancierd.
Interestresultaat
De benodigde interesttoevoeging aan de pensioenverplichtingen bedraagt 0,351 procent (dit is de eenjaarsrente per
31 december 2012) voor boekjaar 2013. In 2013 is de marktrente gestegen en dat heeft ertoe geleid dat het resultaat op
wijziging marktrente positief is.
De positieve beleggingsopbrengsten (1,7 procent) waren
hoger dan de lasten uit hoofde van de benodigde interest en
wijziging marktrente waardoor er per saldo een positief
interestresultaat is van 616 miljoen euro.
Overig resultaat
Het totaal van de overige resultaten bedraagt 39 miljoen euro
negatief. De omvang van het overig resultaat heeft met name
betrekking op aanpassingen op de voorziening per 1 januari
2013.
Het resultaat op collectieve waardeoverdrachten is nagenoeg
neutraal (1 miljoen euro). Dit komt doordat de collectieve
waardeoverdrachten dekkingsgraadneutraal het fonds
binnenkomen.
Het resultaat op kanssystemen bestaat uit het resultaat op
sterfte, op arbeidsongeschiktheid en op overige mutaties.
Het resultaat op sterfte is positief: 2 miljoen euro. Dit resultaat
wordt verklaard doordat de werkelijke sterfte afwijkt van de
verwachte sterfte op basis van de in de voorziening gehanteerde overlevingstafels. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid en overige mutaties was met 2 miljoen euro negatief.
De overige lasten zijn voornamelijk veroorzaakt door
aanpassingen van de voorziening op 1 januari 2013. Dit betreft
een aangepaste tariefstelling bij de pensioensoort ‘gelijk
overlevingspensioen’ (20 miljoen euro) en resultaat op de
geboekte versus de geschatte inkoop over 2012.
De gedempte en de ongedempte kostendekkende premie zijn
berekend op de grondslagen begin boekjaar en zijn inclusief
een solvabiliteitsopslag van 20 procent. De rente bij de
berekening van de gedempte premie bedroeg 3,25 procent
(2012: 4,25 procent). De gewogen gemiddelde rente bij de
berekening voor de ongedempte kostendekkende premie
bedroeg begin 2013 2,7 procent. Rekening houdend met de
toets op de ongedempte actuariële premie (inclusief een
opslag ter grootte van het Minimum Vereist Eigen Vermogen)
is sprake van een kostendekkende premie over 2013.
Kostenresultaat
Totaal beschikbaar voor kosten zijn het in de premie begrepen
bedrag aan directe kosten (5 miljoen euro) en de vrijval van
excassokosten uit hoofde van reguliere uitkeringen (8 miljoen
euro). De pensioenuitvoeringskosten (exclusief kosten
vermogensbeheer) bedragen 22 miljoen euro. In dit bedrag zijn
34
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
BALANS- EN VERMOGENSBEHEER
Hoe het bestuur van het pensioenfonds de (financiële) ambities
van het fonds probeert waar te maken, blijkt uit het balansen vermogensbeheer. Het bestuur heeft de ambities vertaald in
een financieel kader. Daarvoor is in 2011 een uitgebreide ALMstudie uitgevoerd en in 2012 een continuïteitsanalyse. De
conclusie is dat er onvoldoende stuurmiddelen zijn om de
pensioenen, inclusief de toeslagen voor koopkrachtbehoud,
met een hoge mate van zekerheid veilig te stellen. Wijziging
van het premie- of toeslagbeleid creëert onvoldoende
financiële middelen voor een sterke solvabiliteit. Uiteindelijk
resteert alleen het beleggingsbeleid waarmee de kans op
gedeeltelijk koopkrachtbehoud versus de kans op kortingen
kan worden beïnvloed.
Tabel 5: Realisatie financiële maatstaven in 2013
Strategisch doel
eind
2012
Q1
2013
Q2
2013
Q3
2013
eind
2013
Koopkracht
90%
90%
90%
92%
95%
Kans op korten
50%
40%
50%
40%
7%
Kans grote korting
10%
7%
13%
1%
2%
Toelichting: De verwachte koopkracht en de kans op korten worden
berekend met een statistisch model. In het model worden verwachtingen
voor de toekomst gebaseerd op historische tijdreeksen. Rendementscijfers,
samenhang tussen beleggingscategorieën en andere aannames op basis van
het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Bij de ALM-studie die in
2014 zal plaatsvinden zullen de strategische doelstellingen worden herijkt.
ALM-studie
In de ALM-studie zijn duizenden economische scenario’s
doorgerekend, waarvan sommige pessimistische scenario’s tot
heel slechte pensioenuitkomsten leiden. De kans daarop wil
het bestuur beperken. Daarom heeft het fonds de volgende
financiële maatstaven geformuleerd, die het ambitieniveau van
het fonds het beste vertalen:
Het bestuur is zich ervan bewust dat dit statistische uitkomsten
zijn, die afhankelijk zijn van de hoogte van de dekkingsgraad.
De praktijk kan anders uitpakken. De kortetermijnherstelperiode eindigde ultimo 2013 boven de dekkingsgraadgrens
van 104,1 procent. Een korting was niet nodig.
Tabel 4: Financiële maatstaven
Beleggingsplan 2013
De afweging tussen koopkrachtbehoud en kans op korten is
voor 2013 doorvertaald naar de volgende beleggingsmix:
Financiële maatstaven
Een over een periode van 15 jaar verwachte koopkracht van
minimaal 90%
Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van
maximaal 1,5%
Tabel 6: Beleggingsportefeuille
Beleggingsportefeuille
Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van
meer dan 10% van maximaal 0,3%
Matching portfolio, bestaande uit:
Er zit altijd spanning tussen het streven naar een goed
beleggingsrendement om de toeslagen te kunnen bekostigen
en het beperken van het risico op tegenvallers. Bij lagere
dekkingsgraden zal niet aan alle ambities kunnen worden
voldaan. Bovenstaande drie maatstaven vormen volgens het
bestuur ten tijde van de ALM-studie het optimum tussen de
koopkracht, die toch zoveel mogelijk behouden moet blijven,
en het risico dat daarvoor maximaal gelopen mag worden.
Werkelijke
portefeuille
31-12-2013
Strategische
portefeuille
51,4%
50%
Euro-staatsobligaties
31,2%
32%
Euro-bedrijfsobligaties
17,2%
17,5%
3,1%
0,5%
48,6%
50%
Euro-liquiditeiten
Return portfolio, bestaande uit:
Aandelen
32,4%
30%
Alternatieve beleggingen
16,2%
20%
Onroerend goed
4,5%
6%
Infrastructuur
5,2%
5%
Inflatieobligaties
4,6%
5%
Alternatieve vastrentende waarden
1,9%
4%
53,1%
55%
93%
100%
Alternatieve beleggingen, bestaande uit:
Met een gelijke tijdshorizon voor kortingskansen en
koopkracht kan gekeken worden naar de gemiddelde kans op
korten over 15 jaar. Dit percentage was 0,6 procent bij de
ALM-studie in 2011 (bij een nominale dekkingsgraad van
108,4 procent). In 2013 was de kans op korten (veel) hoger
dan de ambitie die in 2011 geformuleerd werd. De op lange
termijn verwachte koopkracht bleef wel op peil.
Renteafdekkingsbeleid
Valuta-afdekkingsbeleid
PGB JAARVERSLAG 2013
35
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Matching portefeuille
De matching portefeuille heeft als primair doel om de
kasstromen van de beleggingen zoveel als mogelijk in lijn te
brengen met de kasstromen van de uit te keren pensioenen
(matchen). Hoe hoger dit percentage, hoe lager de gevoeligheid voor renteveranderingen en dus ook de kans op korten.
De omvang van de matching portfolio bedroeg circa 51
procent in 2013. Binnen de matching portfolio is vanwege de
eurocrisis ook in 2013 voorzichtig geopereerd met beleggingen
in relatief laag renderende euro-staatsobligaties van de hoogst
haalbare kredietwaardigheid (Nederland, Duitsland, Oostenrijk
en Finland). Dit is vanwege de liquide aard van deze beleggingen ook goed voor de liquiditeitspositie van het fonds. Aan
de andere kant blijft een relatief grote positie in hoogwaardige
euro-bedrijfsobligaties gehandhaafd, omdat het fonds ook
rendement nodig heeft.
Returnportefeuille
De returnportefeuille heeft enerzijds tot doel het vermogen in
stand te houden voor de nominale pensioenverplichtingen op
lange termijn en anderzijds (extra) rendement te genereren ten
behoeve van het koopkrachtbehoud van de pensioenen op
lange termijn, dus ook voor de benodigde toeslagen. De
omvang van de return portfolio bedroeg circa 49 procent. De
best renderende beleggingscategorie in de return portfolio in
2013 waren de aandelen in de ontwikkelde landen.
Renteafdekking
Het niveau van de renteafdekking bedroeg in 2013 circa
55 procent. Het bestuur heeft ervoor gekozen om de
verplichtingen van het fonds op basis van de werkelijke
rentestanden (marktrente) af te dekken en niet op basis van
de ultimate forward rate (UFR). Hierdoor blijft de aansluiting
behouden tussen de waardering van de bezittingen en de
verplichtingen die dan beiden op gelijke grondslagen de
marktwaarde weergeven.
Valuta-afdekking
PGB belegt een deel van het vermogen in niet-euro valuta.
Omdat de uitkeringen in euro’s worden uitbetaald, loopt het
fonds valutarisico. Het strategische valutarisicobeleid van PGB
is gericht op het ‘vrijwel geheel afdekken’ van valutarisico door
middel van valutatermijncontracten.
Maatschappelijk verantwoord beleggen
PGB streeft er in zijn beleggingsbeleid naar om het
pensioenvermogen maatschappelijk verantwoord te beleggen.
Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB) is beleggen op
grond van financiële, sociale, bestuurlijke en milieuoverwegingen. Naast het behalen van een zo hoog mogelijk
rendement is ook van belang waarin wordt belegd. Deze
maatschappelijke verantwoordelijkheid is bij PGB uitgewerkt in
uitsluitingsbeleid, duurzaamheidsinvesteringen en via het
stemgedrag op aandeelhoudersvergaderingen alsmede het
actief in gesprek gaan met ondernemingen.
PGB heeft de invulling van zijn maatschappelijke
verantwoordelijkheid bij zijn beleggingen in het verslagjaar
36
bijgesteld. Het fonds beoordeelt ieder kwartaal zijn
beleggingsportefeuille vanuit het perspectief van
maatschappelijk verantwoord beleggen. In dat kader worden
de tien Global Compact Principles van de Verenigde Naties
(VN) actief gehanteerd en wordt er niet belegd in bedrijven
die zich bezighouden met de productie van en handel in
controversiële wapens.
Uitsluitingsbeleid
De principes van de VN hebben betrekking op de naleving van
internationaal erkende mensenrechten, de ondersteuning van
arbeidsstandaarden, de aandacht voor het milieu en de
bestrijding van corruptie. Bij de controversiële wapens gaat
het om oorlogsmaterieel dat wordt gebruikt om veel slachtoffers te maken zoals anti-persoonsmijnen en clusterbommen.
De biologische en chemische wapens zijn daar in het verslagjaar aan toegevoegd. Nucleaire wapens zijn in het huidige
uitsluitingenbeleid van het fonds niet opgenomen.
Het fonds volgt in deze de lijn van de nationale wetgeving en
internationale verdragen. Kernwapens worden daarin vooralsnog als noodzakelijke middelen gezien om de stabiliteit en
de vrede te kunnen handhaven.
Verder is het uitsluitingsbeleid op landenniveau uitgebreid. PGB
belegt op grond daarvan niet in landen waartegen sancties zijn
uitgevaardigd door de VN of de Europese Unie. Dat zijn er eind
2013 21. PGB maakt een uitzondering voor China. Sinds het
bloedig neerslaan van de studentendemonstraties op het Plein
van de Hemelse Vrede in 1989 viel het land onder een lichte
sanctie van Europa. Bepaalde wapentechnologie mag daardoor
niet worden geëxporteerd. Verscheidene Europese landen
pleiten voor opheffing van het wapenembargo. Gezien de
Europese verdeeldheid, de relatief lichte sancties en het belang
van China in de wereldeconomie heeft PGB het land niet op
zijn uitsluitingslijst geplaatst.
Het MVB-beleid wordt over alle beleggingscategorieën heen
uitgewerkt. Beleggingsfondsen en termijncontracten zijn
uitgezonderd omdat het fonds daar geen invloed op kan
uitoefenen. Bij nieuwe beleggingen zal het fonds dat zoveel
mogelijk in mandaten doen om de uitsluitingslijst zo volledig
mogelijk te kunnen uitvoeren tenzij het fonds goede gronden
heeft om daarvan af te wijken.
Stemgedrag en engagement
PGB hecht bij de selectie van zijn beleggingen veel waarde aan
deugdelijk ondernemingsbestuur en naleving van wet- en
regelgeving. Via aandeelhoudersvergaderingen kan een vinger
aan de pols worden gehouden. PGB belegt wereldwijd. Het
bijwonen van alle vergaderingen van aandeelhouders is gezien
de omvang van de beleggingsorganisatie onmogelijk. Daarom
wordt zoveel als mogelijk en gewenst per volmacht en op
afstand gestemd. Voor het stemmen in de vergaderingen van
aandeelhouders van Europese bedrijven maakt PGB gebruik
van de diensten van Institutional Shareholder Services (ISS). Het
stemgedrag is uitgebreid voor Noord-Amerikaanse bedrijven.
Verder zijn met twee vermogensbeheerders van aandelenmandaten afspraken gemaakt om het beleid van circa 100
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
ondernemingen (wereldwijd) daar waar noodzakelijk te
beïnvloeden en te verduurzamen. Tot nu toe werd (vooral via
Eumedion) vrijwel uitsluitend de dialoog gezocht met het
topmanagement van Nederlandse beursgenoteerde bedrijven.
De beleggingsportefeuille wordt nagelopen op grond van de
uitgangspunten. Per kwartaal wordt een lijst van ondernemingen of landen opgesteld die uitgesloten worden van
belegging. Mocht uit de periodieke toetsing of nader
onderzoek blijken dat ondernemingen of landen niet voldoen
aan de gestelde criteria dan worden zij geweerd uit het
beleggingsuniversum van PGB.
PGB evalueert periodiek zijn beleggingsbeleid, de uitvoering
van het uitsluitingsbeleid en de ontwikkelingen in de samenleving. Het bestuur staat open voor de dialoog met zijn
deelnemers en de maatschappij. De ontwikkelingen kunnen
aanleiding zijn om het uitsluitingsbeleid verder aan te scherpen.
omzetting van obligaties naar aandelen en het monetaire
beleid van centrale banken. De aandelen in de opkomende
markten bleven achter. De koersen daalden omdat beleggers
verwachten dat de stijgende rente de economische groei gaat
afremmen. PGB heeft op grond van diversificatie-overwegingen
een substantieel belang in opkomende markten. In 2013
rendeerden deze beleggingen negatief.
Binnen de categorie alternatieve beleggingen rendeerde
vastgoed met − 0,63 procent licht negatief. Het dal in de
vastgoedmarkt lijkt na enkele jaren van afwaardering bereikt.
Toch is het einde van het relatief grote verschil tussen vraagen aanbodprijzen van vastgoedobjecten nog niet in zicht. Dat
verschil is op efficiënte markten te overbruggen wanneer
kopers en verkopers prijsconcessies doen. Op de minder
efficiënte markten, met onverkoopbare panden, werkt dit
principe niet en zijn afwaarderingen nog steeds aan de orde
van de dag.
BELEGGINGSRESULTATEN IN 2013
De wereld anno 2013
De wereld zal de komende decennia blijven veranderen. De
verhouding tussen de omvang van de economische blokken
wijzigt in een hoog tempo. Dat is een gevolg van het verschil
in economische groei en een verschuiving in de handelsverhoudingen. De ‘opkomende landen’ ontwikkelen zich van
een landbouweconomie naar een industriële, diensten- en een
kenniseconomie. De bevolkingsgroei versnelt dit proces.
In de economische blokken Europa en Japan, zorgen de
vergrijzing, de overheidsschulden en de toegenomen
afhankelijkheden in economische samenwerkingsverbanden
voor een beperktere groeicapaciteit. Het groeipotentieel is ook
afhankelijk van de gevoerde overheidspolitiek en het beleid van
centrale banken. De euroschuldencrisis, de Amerikaanse
begrotingsproblematiek, de onzekerheid in de economische
activiteiten in China en opkomende landen hebben een grote
impact op wereldwijde economische groei en inflatie.
Beleggingsresultaten 2013
Het brutorendement van de beleggingsportefeuille voor 2013
bedraagt 1,74 procent. Daar waar aandelen profiteerden van
verbeterde vooruitzichten, hadden de ‘veilige’ staatsobligaties
van Nederland en Duitsland er juist last van. Als gevolg van de
rentestijging daalden de koersen van de obligaties. Investment
Grade Credits (bedrijfsobligaties met een hogere kredietwaardigheid) behaalden een licht positief resultaat. De
portefeuille met inflatiegerelateerde obligaties bestond uit
Franse staatsobligaties met een inflatiecomponent. Ook deze
obligaties werden geraakt door de rentestijgingen, terwijl de
inflatiecomponent slecht rendeerde door de verlaagde
inflatieverwachtingen. Het rendement kwam daardoor negatief
uit. De rentestijging had per saldo zoals ook verwacht mag
worden een negatief effect op de matchingportefeuille.
In het verslagjaar rendeerden aandelen sterk positief.
De stijging van de aandelen werd vooral ingegeven door
verbeterde wereldwijde economische groeivooruitzichten, de
PGB JAARVERSLAG 2013
De woningmarkt had wereldwijd een goed jaar met Nederland
en Zuid-Europa als negatieve uitzonderingen. De portefeuille
rendeerde daardoor licht negatief. PGB heeft bewust zijn
beleggingen in vastgoed en alternatieve vastrentende
beleggingen en inflatiegerelateerde obligaties onderwogen
vanwege de vooruitzichten en een mogelijke rentestijging.
Tevens heeft het fonds de rentegevoeligheid van zijn
inflatiegerelateerde obligaties verminderd door de verkoop van
rentederivaten.
Tabel 7: Beleggingsresultaten 2013
In procenten
Beleggingsresultaten 2013
rendement
PGB
Matching portfolio:
Euro-staatsobligaties
Euro-bedrijfsobligaties
Euroliquiditeiten
–
–
Return portfolio:
Aandelen
Alternatieve beleggingen
2,04%
14,39%
–
2,09%
1,59%
12,22%
– 0,25%
–
–
Alternatieve beleggingen:
Onroerend goed
Infrastructuur
Inflatie gerelateerde obligaties 1
Alternatieve vastrentende waarden
Totaal beleggingsportefeuille
(excl. rentederivaten)
–
–
3,42%
5,98%
0,52%
0,09%
rendement
benchmark
0,63%
6,44%
6,19%
4,04%
2,04%
Totaal beleggingen
Incl. afdekking rente/valutarisico,
excl. beheerskosten
1,74%
Totaal beleggingen
Incl. afdekking rente/valutarisico,
incl. beheerskosten
1,66%
–
–
–
–
3,83%
6,26%
0,50%
0,09%
0,17%
6,16%
4,64%
2,88%
1,59%
1. De inflatie gerelateerde obligaties zijn opgenomen onder alternatieve
beleggingen omdat zij vanwege het inflatie gerelateerde karakter worden
aangehouden en niet vanwege de matching van de rentegevoeligheid
van de verplichtingen. In de jaarrekening worden de inflatie gerelateerde
obligaties onder vastrentende waarden gerubriceerd.
37
B
etrokken
HOE HEBBEN WE ONZE
MEDEZEGGENSCHAP
EN BETROKKENHEID
GEREGELD?
De deelnemers, pensioengerechtigden en
werkgevers zijn onze ‘aandeelhouders’. Via
hun organisaties zoals vakbonden,
werkgeversorganisaties en vereniging van
gepensioneerden dragen ze bestuursleden
en leden voor het Verantwoordingsorgaan
voor. Arnold Verplancke, bestuurslid PGB
met portefeuille Relatiebeheer en
Medezeggenschap: “Als pensioenfonds
vinden wij het belangrijk dat we de
opvattingen van de verschillende bedrijfstakken (leren) kennen en draagvlak
behouden. Wij bieden de sectoren waarvoor wij werken daarom een platform voor
overleg.” Dat zijn de sectorcommissies.
Daar zijn er nu vier van: voor de grafimedia,
voor het kartonnage- en flexibele
verpakkingenbedrijf, voor de verf- en
drukinktindustrie en voor het uitgeverijbedrijf. Ook is er een brede werkgeversraad
gevormd over alle sectoren en vrijwillig
aangesloten bedrijven heen en bezoeken
we regelmatig individuele bedrijven. Zo is
medezeggenschap en betrokkenheid bij
PGB geregeld.
Zie de volgende fotopagina’s voor de
ervaringen van de voorzitters van de vier
sectorcommissies.
“Als pensioenfonds vinden wij het
belangrijk dat we de opvattingen van
de verschillende bedrijfstakken (leren)
kennen en draagvlak behouden.”
ARNOLD VERPLANCKE
Bestuurslid PGB met de portefeuille
Relatiebeheer en Medezeggenschap
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Tabel 8: Verwachte rendementen op lange termijn
In procenten
Beleggingsportefeuille
15-jaars meetkundig
gemiddelde rendement
uit de ALM-studie
Euro-staatsobligaties
2,2
Euro-bedrijfsobligaties
3,4
Aandelen
6,4
Onroerend goed
5,9
Infrastructuur
6,1
Alternatieve vastrentende waarden
3,5
Inflatieobligaties
2,1
Totaal
4,6
Toelichting: in de tabel zijn de rendementen opgenomen zoals die op de
lange termijn werden verwacht bij het uitvoeren van de ALM-studie in 2011.
In het beleggingsplan worden de verwachte rendementen voor zover nodig
geactualiseerd.
Z-score
In het kader van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 wordt
het behaalde rendement van het fonds vergeleken met het
rendement van de jaarlijks vooraf vastgestelde
normportefeuille, uitmondend in een jaarlijkse score, de
zogenaamde Z-score. De Z-score over 2013 bedroeg 0,31
(2012: 0,05). De score was positief omdat het rendement van
de beleggingsportefeuille (exclusief derivatenportefeuille) met
2,04 procent hoger was dan dat van de normportefeuille met
1,59 procent. Bij de wettelijk voorgeschreven jaarlijkse
performancetoets dient het gemiddelde van de Z-scores over
de laatste vijf jaar ieder jaar te worden vastgesteld. Indien het
gemiddelde, berekend volgens een voorgeschreven formule,
negatief is dan heeft het fonds volgens de wet onvoldoende
gepresteerd. De performancetoets 2013 over de jaren 2009 tot
en met 2013 komt uit op een score voor het fonds van + 2,08
(2012: 1,49) wat ruim voldoende is.
Vooruitzichten voor de middellange termijn
Het bestuur analyseert verschillende economische scenario’s,
van deflatie tot inflatie en van stagflatie tot hoge economische
groei, met een lage inflatie. Hierdoor krijgt het bestuur meer
inzicht in de niveaus die de nominale dekkingsgraad van het
fonds zou kunnen bereiken, gegeven de geschetste scenario’s.
Dit inzicht ondersteunt het bestuur bij de uiteindelijke keuzes
tussen koopkracht enerzijds en de kans op korten anderzijds.
De kansen die voor de middellange termijn worden toegekend
aan de verschillende scenario’s luiden als volgt:
1. Er is een grote kans op lage groei en lage inflatie op korte
termijn;
2. Er is een substantiële kans op lage groei en hogere inflatie
op middellange termijn;
3. Er is een kleine kans op hoge groei, met lage inflatie, zowel
op korte als op langere termijn, zie tabel 9.
Tabel 9: Kans op wereldwijde inflatie/groeiscenario's
Inflatie/Groei
Lage inflatie
Hoge inflatie
Lage groei
Grote kans
korte termijn
Substantiële kans
middellange
termijn
Hoge groei
Kleine kans
Kleine kans
Dit heeft het fonds in die zin vertaald dat het naast de
traditionele beleggingscategorieën, zoals euro-staatsobligaties
en aandelen uit ontwikkelde landen, voor 2014 expliciet
rekening houdt met: relatief hoge, directe inkomensgenererende beleggingen (denk aan: bedrijfsobligaties uit
opkomende landen), regio’s en/of sectoren waar meer
groeipotentie is (denk aan: opkomende landen), maar ook
inflatierisico (denk aan: inflatiegerelateerde obligaties).
Vooruitzichten 2014
Hoge schulden bij consumenten, overheden en banken in
combinatie met de toenemende inkomensongelijkheid (hoge
werkloosheid), hinderen substantiële binnenlandse groei in de
eurozone op korte en waarschijnlijk middellange termijn. De
VS onderscheidt zich ten opzichte van Europa positief door een
betere demografische opbouw (minder vergrijzing) en sterk
ondernemerschap in de kenniseconomie.
Op de lange termijn is het groeipotentieel in opkomende
landen hoog dankzij de overgang van landbouw- naar een
industriële, diensten- en een kenniseconomie. De interne
kruisfinancieringen van Chinese overheden, banken, de
vastgoedsector en inefficiënte staatsbedrijven vormen daarbij
een aandachtspunt. De risico’s van achterblijvende
economische groei in China kunnen ook de overige
opkomende landen raken.
40
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
RISICOBEHEER
Ontwikkeling van het risicoprofiel in 2013
Het risicomanagement van PGB is gericht op het beheersen
van de risico’s die het realiseren van zijn strategische doelstellingen kunnen belemmeren. De strategische doelstelling
van PGB is het beschermen van zijn deelnemers en hun
gezinnen tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Meer concreet is de ambitie het
uitkeren van de nominale pensioenverplichtingen met de
aanvullende ambitie om toeslagen toe te kennen. De
pensioenen zouden naar verwachting over een periode van
15 jaar minimaal 90 procent van hun koopkracht moeten
behouden en de kans op korten zou beperkt moeten blijven
(zie de tabel in de paragraaf Balans- en vermogensbeheer).
In 2013 was het niet mogelijk om op alle onderdelen binnen de
gestelde ambitie te blijven. De te verwachten koopkracht bleef
op peil, maar de kans op korten en de kans op een grote
korting was (veel) hoger dan de ambitie van het pensioenfonds. Dit had enerzijds te maken met de lage dekkingsgraad
en anderzijds met de beperkte resterende tijd van het kortetermijnherstelplan. De kansen op korting zijn sterk gedaald aan
het einde van de 5-jaars herstelperiode. PGB komt met ingang
van 2014 in een volgende herstelfase terecht, namelijk die van
het langetermijnherstelplan waarbij binnen tien jaar minimaal
het niveau van het Vereist Eigen Vermogen dient te zijn bereikt.
Risicobeheer door balansmanagement en beleggen
Een pensioenfonds heeft beleggingen nodig om voldoende
kapitaal te genereren voor de pensioenuitkeringen. Bij een
relatief lage premie en een onzekere beleggingsomgeving
komt het dan aan op een goed gekozen evenwicht tussen de
te nemen risico’s en de te ontvangen rendementen. Het
bestuur is bereid een zekere mate van risico te nemen om met
de beleggingsaanpak en het beheren van de balansrisico’s de
strategische ambitie te bereiken. Als maatstaf voor het
risicobudget, de mate waarin het fonds risico wil lopen, wordt
de bewegelijkheid van het rendement op de dekkingsgraad
van het pensioenfonds aangehouden. De doelstelling is dat
niet meer risico in de totale beleggingsportefeuille wordt
genomen dan de limiet van circa 10 procentpunt. Bij een
dekkingsgraad van 100 procent kan het beleggingsresultaat
ertoe leiden dat de dekkingsgraad over 1 jaar in twee derde
van de gevallen tussen 90 procent en 110 procent beweegt.
Omdat deze maatstaf een grote gevoeligheid laat zien voor de
kortetermijnmarktontwikkelingen hanteert het bestuur bij de
implementatie bandbreedtes.
Tabel 10: ontwikkeling van risicobudget voor
beleggingsportefeuille
Risicobudget
eind
2012
Q1
2013
Q2
2013
Q3
2013
eind
2013
volatiliteit van
rendement van de
dekkingsgraad
(maximaal 10%)
9,3%
9,3%
10,5% 9,5%
8,9%
Buffervermogen
De omgang met de concrete beleidspraktijk van het
beleggingsplan, en dan met name het rente-afdekkingsbeleid,
is in het bestuur frequent aan de orde gekomen. In 2013 is de
dekkingsgraad van het pensioenfonds iets verbeterd. Het was
bij het einde van het kortetermijnherstelplan voldoende om
een verlaging van de pensioenen te voorkomen. De dekkingsgraad is echter nog laag en ontwikkelt zich niet stabiel.
Pensioenfondsen kunnen zich, ondanks de aanzienlijke risicoafdekking, niet onttrekken aan de ontwikkelingen op de
financiële markten.
Het pensioenfonds heeft te maken met het herstelplan dat in
2008 is opgesteld. Het fonds heeft daarin aangegeven een
financieel beleid te willen voeren dat op prudente wijze naar
een langetermijnherstel van solvabiliteit zal voeren. Het
risicoprofiel zal binnen de destijds berekende buffer conform
de solvabiliteitstoets blijven. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV)
bedroeg 117,5 procent, op basis van de destijds verwachte
ontwikkeling in de normportefeuille en een renteafdekking van
70 procent. Vanaf 2011 is het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille aanzienlijk teruggebracht. Daarentegen is de
renteafdekking lager geworden. Het gevolg was dat het VEV
daalde naar 114,4 procent (ultimo 2012). Het VEV op basis van
de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie en de
vreemde-valutarisico-afdekking van circa 90 procent en
renterisico-afdekking van circa 55 procent bedroeg ultimo
2013 115,3 procent.
Tabel 11: Overzicht solvabiliteitsbuffers ultimo 2013 versus
2012
S1
renterisico
S2
risico zakelijke waarden
S3
valutarisico
S4
grondstoffenrisico
S5
kredietrisico
S6
verzekeringstechnisch risico
diversificatie-effect
Totaal Vereist Eigen Vermogen
PGB JAARVERSLAG 2013
2013
%VEV
2012
%VEV
4,4%
12,3%
2,1%
0,0%
0,8%
2,6%
− 6,9%
3,5%
11,7%
2,2%
1,2%
0,7%
2,8%
− 7,7%
15,3%
14,4%
41
VERSLAG VAN HET BESTUUR
In het verslagjaar zijn de vereiste solvabiliteitsbuffers iets
gestegen. Met name het risico zakelijke waarden is per ultimo
2013 gestegen in vergelijking met ultimo 2012 door een
wijziging in de returnportefeuille. Aangezien niet langer in
grondstoffen wordt belegd, is het grondstoffenrisico
gereduceerd tot nihil. PGB heeft daardoor een grotere positie
in aandelen kunnen nemen. Als gevolg hiervan is het
diversificatie-effect ultimo 2013 ook afgenomen in vergelijking
met ultimo 2012.
vermogen actief gemanaged worden, waarbij de risicostrategie
en het risicobeleid helder zijn en waarbij hoogwaardige
risicomanagementprocessen uitgevoerd worden.
Het pensioenfonds houdt geen solvabiliteitsbuffers aan voor
liquiditeitsrisico, voor concentratierisico en voor operationeel
risico (S7 tot en met S9). Het fonds heeft veel liquide
beleggingen die relatief snel, zonder direct tot waardeverlies te
leiden, te gelde kunnen worden gemaakt om een eventuele
grote uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het belangrijkste instrument dat PGB inzet tegen concentratierisico is
spreiding van de beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, regio’s, landen, sectoren en debiteuren.
Concentratierisico op hoogwaardige Europese staatsobligaties
wordt bewust geaccepteerd. Het fonds tracht operationele
risico’s zoveel als mogelijk te vermijden door het stellen van
hoge kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie en het
opvragen en analyseren van zogeheten ISAE 3402-verklaringen
van vrijwel al haar uitbestedingsrelaties. Het fonds heeft een
incidenten-managementbeleid.
Om tot een slagvaardige en efficiënte organisatie te komen is
onderzoek gedaan naar de gewenste inrichting. Het bestuur
heeft vastgesteld dat – mede vanwege het feit dat PGB de
enige grote klant van de uitvoeringsorganisatie is – de
uitvoering van het risicomanagement gedelegeerd zal worden
aan de uitvoeringsorganisatie. Dit impliceert dat de risicoorganisatie op een professionele wijze gestalte zal krijgen en
dat als onderdeel daarvan het balans(risico)management bij de
uitvoeringsorganisatie uitgevoerd blijft worden. Alle benodigde
risicodiensten zijn afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst
en de Service Level Agreement.
Ontwikkelingen in het risicobeleid
In het verslagjaar heeft het pensioenfonds een informatiebeveiligingsbeleid opgesteld en het aansluitingenbeleid verder
uitgewerkt. Verder heeft het fonds deelgenomen aan diverse
sectoronderzoeken van de toezichthouder, zoals het onderzoek
uitbesteding vermogensbeheer en het onderzoek naar
renterisicobeheer. Dergelijke onderzoeken geven een
kwaliteitsimpuls aan het beheer bij pensioenfondsen.
In het verslagjaar is het fonds gestart met de voorbereidingen
op een nieuw toetsingskader. Uit het onderzoek naar de
risicobereidheid is gebleken dat de deelnemers bereid zijn risico
te nemen om de kans te verhogen dat de koopkracht op peil
blijft. In de nieuwe ALM-analyse wordt met de onderzoeksvragen rekening gehouden met de voorkeuren van de
deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur zal daarbij
nadrukkelijk aandacht besteden aan de langetermijndoelstellingen, de haalbaarheidsrisico’s (kansen) en de wijze
waarop het bestuur beleidsmatig met de signaalwerking van
de gekozen overkoepelende risicomaatstaven wil omgaan1.
Ontwikkeling van de risico-organisatie
Het pensioenfonds streeft naar een geïntegreerde beheersing
van risico’s, waarbij het zelfsignalerend en zelfcorrigerend
In 2013 heeft het fonds een goede stap kunnen maken bij de
realisatie van deze ambitie. De uitvoeringsorganisatie kwam
onder aansturing van PGB en binnen de nieuwe organisatiestructuur wordt een brede risicobeheerafdeling ingericht. De
implementatie zal in 2014 zijn beslag krijgen.
Het toezicht op het risicomanagement wordt door de
bestuurder met dit aandachtsgebied uitgevoerd. Het
bestuurslid wordt hierbij ondersteund door een risk controller
die bij het bestuursbureau werkt. Het bestuursbureau houdt
zich met name bezig met beleidsbepalend risicomanagement
en is voorbereidend en controlerend van karakter. Schematisch
ziet dit er als volgt uit:
PGB beheerst alle risico’s integraal vanuit de
strategie, doelstellingen en context van het fonds.
Doel is het beheersen van de balansrisico’s en de
operationele risico’s in de uitvoering.
De uitvoeringsorganisatie beheerst de risico’s
die voortvloeien uit de uitvoering van de
pensioenregeling. Doel is het beheersen van
de operationele risico’s.
De wijziging in de organisatie geeft het bestuur meer grip op
de kwaliteit van de uitvoeringsprocessen. Daardoor kan het
zich concentreren op de strategie, de analyse en de belangen
van de pensioendeelnemers.
1. Het pensioenfonds werkt met verschillende risicomaatstaven en risico-analyses. De risicomaatstaven bewegen veelal mee met de financiële markten. Dat past
niet zo goed bij de aard en doelstelling van een pensioenfonds. Pensioenfondsen willen graag een stabiele ontwikkeling in de beleggingsstrategie toepassen
en bij voorkeur niet teveel reageren op de kortetermijnbewegingen.
42
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
KOSTEN PENSIOENFONDS
Het bestuur streeft ernaar om de pensioenregeling voor
opdrachtgevers uit te voeren tegen marktconforme kosten in
combinatie met een zich positief onderscheidende dienstverlening. Kostenbeheersing is van belang om de pensioenregeling betaalbaar te houden, maar mag een goede dienstverlening niet in de weg staan. Het bestuur wil helder
communiceren over de keuzes die daarin worden gemaakt en
geeft daarom actief invulling aan de aanbevelingen van de
Pensioenfederatie om de kosten transparant te presenteren.
PGB heeft zich de afgelopen twee jaren ingespannen om de
kosten voor het vermogensbeheer zo volledig mogelijk
inzichtelijk te maken. Naast de gefactureerde kosten, die
volledig in de jaarrekening worden verantwoord, zijn er
kostencategorieën die direct ten laste gaan van het beleggingsresultaat. Dit betreft beheervergoedingen van beleggingsfondsen en transactiekosten. De beheervergoedingen van
beleggingsfondsen zijn inmiddels nagenoeg volledig in kaart
gebracht. Het verkrijgen van inzicht in de transactiekosten is
minder eenvoudig. Deze kosten zijn verwerkt in de transactieprijs. Wanneer de werkelijke transactiekosten niet kunnen
worden vastgesteld, wordt gerekend met de normen zoals
opgenomen in de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
Tabel 12: Overzicht kosten pensioenbeheer, vermogensbeheer
en transactiekosten
Kosten
2013
2012
structurele pensioenbeheerskosten
135
136
incidentele pensioenbeheerskosten
82
19
0,27
0,28
in euro per deelnemer
reguliere vermogensbeheerkosten
als percentage van het gemiddeld
belegd vermogen
transactiekosten vermogensbeheer
0,06
0,08
als percentage van het gemiddeld
belegd vermogen
Kosten pensioenbeheer
De kosten voor pensioenbeheer zijn de kosten die het fonds
moet maken voor de deelnemersadministratie, het doen van
uitkeringen, de werkgeversadministratie, besturing van het
fonds, het financieel beheer en voor de uitvoering van
projecten.
De kosten per deelnemer zijn afhankelijk van de schaalgrootte
van een pensioenfonds en het gewenste serviceniveau. De
grafimediasector en het uitgeverijbedrijf zijn aan sterke
veranderingen onderhevig. De sectoren krimpen als gevolg van
technologische ontwikkelingen en internationale concurrentie.
Het bestuur hecht daarom aan verbreding van het draagvlak.
PGB JAARVERSLAG 2013
Alleen zo kan de kwaliteit van de dienstverlening worden
gehandhaafd bij een verantwoord kostenniveau.
De pensioenbeheerskosten bestaan uit direct toerekenbare
kosten en het toewijsbare aandeel in de algemene kosten.
De pensioenbeheerskosten zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 13: Kosten pensioenbeheer (in miljoenen euro’s)
2013
Kosten pensioenfondsorganisatie
2012
2,8
2,3
Kosten uitvoeringsorganisatie
10,8
10,7
Subtotaal structurele kosten
13,6
13,0
Projecten pensioenfondsorganisatie
0,5
0,2
Incidentele kosten uitvoeringsorganisatie
7,7
1,7
Subtotaal incidentele kosten
8,2
1,9
21,8
14,9
Totale kosten pensioenbeheer
De kosten pensioenfondsorganisatie betreffen de kosten voor
het bestuur en zijn adviesorganen, de kosten voor het bestuursbureau, de kosten voor toezicht en overige kosten voor zover
toe te rekenen aan pensioenbeheer. De kosten van de
pensioenfondsorganisatie zijn met 0,5 miljoen euro gestegen
door een toename in de communicatie met deelnemers en
extra actuariële werkzaamheden voor de jaarrekening over het
voorgaande verslagjaar. In de jaarrekening wordt de hoogte van
de bestuurskosten toegelicht.
De reguliere kosten van de uitvoeringsorganisatie zijn in het
verslagjaar beperkt gestegen van 10,7 miljoen naar 10,8
miljoen euro. De incidentele kosten van het bestuur stegen in
het verslagjaar met 0,3 miljoen euro. Het bestuur heeft zich
actief laten ondersteunen bij de strategische heroriëntatie op
de uitvoering van de pensioenregeling. Onderzoek heeft
plaatsgevonden naar alternatieve modellen en uitvoerders.
Gezien de complexiteit en het belang van het besluit heeft het
bestuur hierbij gericht gebruik gemaakt van de expertise van
externe professionals.
De incidentele kosten bij de uitvoeringsorganisatie namen
met 6,0 miljoen euro toe. De aanstaande wijzigingen in weten regelgeving vragen om aanpassingen in processen en
systemen. In 2014 zullen de activiteiten doorlopen om de
noodzakelijke aanpassingen te realiseren. De incidentele kosten
blijven in dat jaar naar verwachting op een vergelijkbaar niveau.
De structurele pensioenbeheerskosten bedragen in het
verslagjaar 13,6 miljoen euro (2012: 13,0 miljoen euro).
43
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Omgerekend per actieve en pensioengerechtigde deelnemer
zijn de kosten met 1 euro gedaald naar 135 euro. De daling is
een gevolg van de toename van het aantal deelnemers. De
efficiency neemt daardoor toe; de vaste kosten kunnen over
een grotere groep deelnemers worden gespreid. Indien de
incidentele kosten worden meegenomen, dan bedragen de
kosten per deelnemer 217 euro in 2013 (2012: 155 euro per
deelnemer).
Kosten vermogensbeheer
De kosten die het pensioenfonds maakt voor het beheer van
het vermogen bestaan uit kosten voor het portefeuillebeheer,
kosten voor selectie en monitoring door de uitvoeringsorganisatie, kosten van bewaarloon, kosten voor accountants en
juridische adviseurs en eventuele prestatieafhankelijke
vergoedingen. Bij de evaluatie van de kosten vermogensbeheer
wordt door het bestuur niet alleen gekeken naar de gemaakte
kosten, maar naar de samenhang tussen kosten, rendement en
risico van de verschillende beleggingscategorieën.
Tabel 14: Kosten vermogensbeheer (in miljoenen euro’s)
2013
2012
Kosten pensioenfondsorganisatie
3,5
3,4
Kosten uitvoeringsorganisatie
7,1
6,2
Beheerkosten directe en indirecte
beleggingen
26,7
25,6
Subtotaal
37,3
35,2
3,4
5,3
40,7
40,5
Prestatievergoeding directe en indirecte
beleggingen
Totaal
Toelichting: In de jaarrekening worden de kosten verantwoord die zijn
gefactureerd aan het fonds (toelichting 13 bij de beleggingsresultaten). Deze
bedragen 25,1 miljoen euro. De overige beheerkosten zijn ten laste van het
rendement gebracht.
De kosten van de pensioenfondsorganisatie zijn beperkt
gestegen. De kosten uitvoeringsorganisatie zijn met 0,9
miljoen euro gestegen, voornamelijk als gevolg van projecten
om wijzigingen in wet- en regelgeving door te voeren. In 2013
is het beheer van de staatsobligaties overgenomen door de
uitvoeringsorganisatie, waardoor een kostenreductie is
gerealiseerd.
De beheerkosten voor directe en indirecte beleggingen zijn
met 1,1 miljoen euro gestegen vanwege de toegenomen
omvang van het belegd vermogen. Door het
heronderhandelen van bestaande contracten en het intern
uitvoeren van het beheer van vastrentende waarden, is de
gemiddelde beheervergoeding gedaald.
De prestatievergoeding van externe vermogensbeheerders
daalt met 1,9 miljoen euro van 5,3 miljoen in 2012 naar 3,4
miljoen in 2013 omdat externe managers een gematigder
extra rendement voor het fonds toevoegden.
44
Transactiekosten
Onder transactiekosten worden verstaan de kosten die
gemaakt moeten worden om een beleggingstransactie tot
stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn in de
meeste gevallen onderdeel van de aan- en verkoopprijs en
daarmee onderdeel van het behaalde rendement. Voor
transacties in vastrentende waarden, grondstoffen en
afdekkingsportefeuilles is gebruik gemaakt van de normen van
de Pensioenfederatie. Voor transacties in aandelen, onroerend
goed en infrastructuur zijn de werkelijke kosten bepaald.
Tabel 15: Transactiekosten (in miljoenen euro’s)
2013
2012
Transactiekosten aandelen
1,8
2,6
Transactiekosten vastrentende waarden
5,1
4,3
Transactiekosten onroerend goed en
infrastructuur
0,1
0,1
Transactiekosten grondstoffen en
afdekkingsportefeuilles
1,7
3,9
Totaal
8,7
10,9
De transactiekosten zijn gedaald ten opzichte van het
voorgaande jaar vooral als gevolg van een afname in het
transactievolume van renteswaps.
De totale kosten vermogensbeheer van het fonds ontwikkelen
zich in de afgelopen jaren als volgt:
Tabel 16: Kosten vermogensbeheer (in procenten)
2013
2012
2011
2010
2009
Kosten t.o.v.
0,14
gemiddeld belegd
vermogen
Kosten onroerend
0,13
goed en infrastructuur
0,15
0,21
0,24
0,25
0,13
n.b.
n.b.
n.b.
Subtotaal structurele
kosten vermogensbeheer
Kosten prestatievergoeding
Transactiekosten
0,27
0,28
─
─
─
0,02
0,04
0,02
0,0
0,0
0,06
0,08
0,03
n.b.
n.b.
Totale kosten
vermogensbeheer
0,35
0,40
n.b.
n.b.
n.b.
De totale kosten vermogensbeheer bedragen in het verslagjaar
0,35 procent (35 basispunten). Dit is een daling van 5
basispunten ten opzichte van 2012. Deze daling wordt
verklaard door:
– lagere transactiekosten (− 2 basispunten);
– de afgenomen prestatievergoeding (− 2 basispunten);
– schaalvoordelen bij intern beheerde mandaten (− 1
basispunt)
PGB JAARVERSLAG 2013
VERSLAG VAN HET BESTUUR
TOEKOMSTVERKENNING
PGB krijgt in 2014 te maken met een breed scala aan
veranderingen. Het besturingsmodel en het richtsnoer voor
bestuurlijk handelen veranderen. Samen met sociale partners
en andere opdrachtgevers zal het fonds nieuwe pensioencontracten binnen het nieuwe Financieel Toetsingskader
vormgeven. De pensioenregelingen die het fonds uitvoert,
zullen ook veranderingen ondergaan als gevolg van een
verdere inperking van het nieuwe zogeheten Witteveenkader.
Omdat PGB voor verschillende sectoren en ondernemingen
werkt, vergt dat meer afstemming dan bij collega pensioenfondsen. In de nabije toekomst is ook wijziging van de
wettelijke pensioencommunicatie te verwachten. Bovendien zal
de uitvoeringsorganisatie in 2014 zijn nieuwe pensioenadministratiesysteem in gebruik nemen.
Invoering nieuw besturingsmodel
Het paritaire model met een Raad van Toezicht en een
Verantwoordingsorgaan nieuwe stijl waarvoor het bestuur na
overleg met alle partijen heeft gekozen, zal tijdig, dus vóór
1 juli 2014 zijn beslag krijgen. De nieuwe bestuursleden
namens pensioengerechtigden zullen in het tweede kwartaal
kunnen worden benoemd, onder voorbehoud van goedkeuring door toezichthouder DNB. In het tweede kwartaal
zal ook de Raad van Toezicht met drie onafhankelijke leden
worden gevormd en zal het nieuwe Verantwoordingsorgaan
van start gaan.
Besturing volgens de Code Pensioenfondsen
Met ingang van 1 juli 2014 zullen de normen van de Code
Pensioenfondsen zoals die zijn opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid de principes van goed
pensioenfonds bestuur gaan vervangen. Het maatschappelijk
belang van pensioenfondsen vereist dat het functioneren van
het bestuur, het intern toezicht en de verantwoording meer
aandacht krijgen. De normen voor de besturing zijn wettelijk
verankerd in een aanvulling op wet- en regelinggeving.
Pensioenfondsen leven de Code na volgens het ‘pas-toe-of-leguit’ principe. Bestuur en de fondsorganen van PGB zullen de
normen als richtsnoer voor hun handelen gaan nemen. Als een
norm niet of niet volledig kan worden nageleefd, zal in het
jaarverslag een toelichting worden opgenomen.
Invoering herzien pensioencontract
De wetgever gaat er – op het moment dat we dit schrijven –
nog steeds vanuit dat per 1 januari 2015 een nieuw Financieel
Toetsingskader zal gelden en dat fondsen hun regelingen
daaraan aangepast moeten hebben. De wet- en regelgeving is
echter al meerdere keren opgeschort. Fondsen wachten nog
steeds op de uitwerking en verfijning. PGB heeft afgelopen jaar
wel voorbereidingen getroffen. Met informatievoorziening naar
opdrachtgevers en deelnemers, het opstellen van een transitieplan en het uitvoeren van een risicobereidheidsonderzoek. Het
bestuur moet met de definitieve invulling van het contract wel
wachten tot de wettelijke randvoorwaarden duidelijk zijn,
PGB JAARVERSLAG 2013
om vervolgens met alle contractpartijen te overleggen en tot
overeenstemming te komen. In de voorbereiding van het
nieuwe pensioencontract zal de evenwichtige belangenafweging van verschillende generaties worden meegenomen.
Inmiddels heeft PGB alvast een nieuwe ALM-studie opgestart.
ALM staat voor Asset Liability Management. De assets zijn de
bezittingen (het vermogen) van het fonds en de liabilities de
verplichtingen (de pensioenen). ALM-studies geven aan hoe de
doelstellingen van het fonds kunnen samenhangen met de
risico’s van een te kiezen beleggingsbeleid. Daarbij gelden het
deelnemersbestand, de inflatie en de beleggingsrendementen
als variabelen. Verschillende uitwerkingen van het strategisch
beleid worden vergeleken, waarbij de doelstelling en ambitie
van het fonds leidend zijn.
Ondanks al deze voorbereidingen, ziet het ernaar uit dat de
vormgeving van het nieuwe pensioencontract pas in de tweede
helft van 2014 rond komt. De uitvoeringsorganisatie komt
onder hoge druk te staan om alle contractuele wijzigingen te
verwerken in de reglementen, de administratie, de communicatie en het beleggingsbeleid.
Aanpassing pensioenopbouw
De pensioenopbouw gaat zoals bekend verder omlaag. Het
kabinet sloot daarover een akkoord met de ‘constructieve’
oppositie. Het maximale opbouwpercentage is met ingang van
2014 reeds verlaagd van 2,25 naar 2,15 procent. Het daalt in
januari 2015 verder naar 1,875 procent. Daarnaast geeft de
overheid aan dat de pensioenopbouw boven de 100.000 euro
fiscaal niet meer zal worden ondersteund. Ter compensatie
komt er wel een vrijwillige regeling voor bijsparen.
Ongeveer 10% van de werkgevers kent een pensioenregeling
die op termijn als fiscaal onzuiver zal worden aangemerkt. PGB
zal met de sociale partners en werkgevers overleggen óf en
hoe de pensioenregeling in zo’n geval moet worden aangepast. Verschillende opties staan dan open. De regeling kan,
afgezien van de verlaging van de opbouw, verder intact blijven
waardoor de premie normaal gesproken zal kunnen dalen. Of
er wordt gekeken of de regeling op andere onderdelen kan
worden verbeterd.
Aanpassing processen en systemen
De nieuwe basisadministratie wordt naar verwachting medio
2014 ingevoerd. Het vernieuwde deelnemersportaal volgt in de
tweede helft van het jaar. Verdere uitbreiding van het systeem
en het werkgeversportaal volgt daarna in 2014 en 2015. Zoals
het zich nu laat aanzien, verwacht het bestuur dat de uitgaven
in verband met de vervanging zullen uitkomen op circa 15
miljoen euro.
45
VERSLAG VAN HET BESTUUR
De vernieuwde processen en systemen moeten door een
efficiëntere manier van werken straks ook de uitvoeringskosten
omlaagbrengen. Naar verwachting zullen de besparingen in
het verslagjaar 2016 ten volle kunnen worden bereikt.
Pensioencommunicatie
Het doel van de pensioencommunicatie is dat de deelnemer
goed is geïnformeerd en ook weet wat hij eventueel extra kan
doen. ‘Handelingsbekwaam’ heet dat in het jargon. Om dit te
bereiken stelt het kabinet een driesporenbeleid voor. De
communicatie via de werkgever moet worden verbreed. De
communicatie via het Pensioenregister moet substantieel
worden uitgebreid. De informatieverstrekking van de
pensioenuitvoerder zal meer dan nu het geval is, rekening
moeten houden met de doelgroep, de wijze van informatieverwerking en de voorkeur voor een informatiekanaal.
Daarnaast wil het voorontwerp van wet de startcommunicatie
beperken en uniformeren tot een zogeheten ‘drielagenmodel’.
Het uniform pensioenoverzicht (UPO) zou de deelnemer
uitsluitend laten zien wat aan pensioen bij de pensioenuitvoerder is opgebouwd en verder verwijzen naar de website
van het Pensioenregister.
PGB ziet de voorstellen van het kabinet als potentieel kansrijk
om het pensioenbewustzijn van deelnemers te versterken en
het lezersbereik te vergroten. Het heeft bij de voorgenomen
uitvoering van dit beleid niettemin een aantal kanttekeningen
doorgegeven. PGB vindt op het jaarlijkse pensioenoverzicht
(UPO) ook het te bereiken ouderdomspensioen en het
bijbehorende partnerpensioen thuishoren, volgens de meest
actuele inzichten. Met betrekking tot pensioen hebben
deelnemers in de regel de volgende vragen: wat heb ik? wat
krijg ik? is dat genoeg? wat krijgt mijn partner? kan ik als dat
nodig is wat doen? Als het voorontwerp van wet zou worden
gevolgd, krijgt de deelnemer via de UPO uitsluitend nog
antwoord op de eerste vraag. Voor het antwoord op de
overige vragen wordt hij doorverwezen naar het
Pensioenregister.
Los van alle bovengenoemde wijzigingen als gevolg van weten regelgeving en organisatorische veranderingen zal PGB
doorgaan op de ingeslagen weg. Het fonds werkt aan solide
en duurzaam vermogensbeheer in combinatie met
uitgebalanceerd risicomanagement, zorgvuldige pensioenuitvoering en verbreding van het draagvlak. Met als doel de
pensioenperspectieven van onze deelnemers ook op langere
termijn veilig te stellen.
46
PGB JAARVERSLAG 2013
PGB JAARVERSLAG 2013
47
JAARREKENING
2013
JAARREKENING 2013
BALANS PER 31 DECEMBER 2013
(na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
Activa
Beleggingen 2
– Vastgoed en infrastructuur
– Aandelen
– Vastrentende waarden
– Derivaten
– Overige beleggingen
Vorderingen en overlopende activa
Overige activa
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves
Technische voorzieningen
Voorziening voor risico deelnemers
Overige schulden en overlopende passiva
Dekkingsgraad (in %)
Bedragen in miljoenen euro’s
Toelichting 1
2013
2012
4
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
1.454
4.593
8.357
298
11
1.324
3.984
8.396
422
19
14.713
14.145
34
10
37
0
14.757
14.182
655
13.695
24
383
71
13.646
15
450
14.757
14.182
104,8
100,5
5
6
7
8
9
10
1. De nummering verwijst naar de toelichting zoals opgenomen vanaf pagina 55
2. De lopende interest op vastrentende waarden, derivaten en deposito’s, alsmede de te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in
verband met beleggingstransacties zijn met ingang van verslagjaar 2013 geclassificeerd onder de beleggingen. De vergelijkende cijfers zijn aangepast in
verband met deze presentatiewijziging.
PGB JAARVERSLAG 2013
49
G
ezamenlijk
RAAD VOOR OVERLEG
IN DE GRAFIMEDIA
BRANCHE
“Onze rol ligt erin ervoor te zorgen dat de
eigenheid van onze regeling herkenbaar
blijft. Dat lukt tot nu toe naar
tevredenheid en in gezamenlijkheid.”
De ROGB is het belangrijkste overlegorgaan
in de grafische sector en functioneert als
sectorcommissie voor de grafimedia
branche, waaruit PGB is voortgekomen. De
ROGB is dus de oudste rechthebbende van
PGB, zou je kunnen zeggen. En is het model
waarnaar de andere sectorcommissies zijn
gevormd. Richard van den Berg is bij de
ROGB betrokken ‘sinds mensenheugenis’:
“Er gebeurt veel in de bedrijfstak. We
moeten hard werken om die te laten
overleven.” Hoe kijkt hij aan tegen alle
nieuwe aansluitingen bij PGB? “Ik ben blij
dat PGB heeft gekozen voor het verbreden
van het draagvlak. Het is de enige weg. Al
die andere bedrijfstakken hebben ’t zelfde
probleem: als kleintje red je het niet. Als je
ziet welke eisen er worden gesteld aan de
controle, en de bestuurders die je moet
inhuren. Dat kun je in je eentje nooit
volhouden. Je moet professionaliseren.
Samen. En onze rol ligt erin ervoor te
zorgen dat de eigenheid van onze regeling
herkenbaar blijft. Dat lukt tot nu toe naar
tevredenheid en in gezamenlijkheid.” Van
den Berg ziet in de toekomst de grafische
herkomst van PGB minder belangrijk
worden, ook in de vertegenwoordiging in
het bestuur. Toch betreurt hij dat niet: “Het
maakt niet uit, als het maar goed bestuurd
wordt. En daar zijn de laatste 5 jaar enorme
slagen in gemaakt.”
RICHARD VAN DEN BERG
Voorzitter ROGB, in het dagelijks leven
directeur HRM bij Roto Smeets.
JAARREKENING 2013
STAAT VAN BATEN EN LASTEN
OVER 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
Baten
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Beleggingsresultaten
Overige baten
Toelichting
2013
2012
11
12
13
251
229
10
202
1.545
23
490
1.770
226
—
48
444
9
436
—
—
620
44
231
—
184
401
8
876
212
116
934
2
Lasten
Pensioenopbouw
14
Indexering en overige toeslagen
15
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
16
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen
17
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten 18
Wijziging marktrente
19.1
Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
19.2
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
19.3
Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen
19.4
–
–
–
Totale wijziging voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenuitkeringen
Pensioenuitvoeringskosten
Saldo overdracht van rechten
Overige lasten
20
21
22
–
–
–
–
49
2.146
451
22
616
0
407
15
940
2
–
94
1.630
Saldo van baten en lasten
584
140
Bestemming van het saldo van baten en lasten:
Vereiste reserve
Vrije reserve
125
459
584
52
–
267
127
140
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
KASSTROOMOVERZICHT
OVER 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangen premies
Ontvangen waardeoverdrachten 1
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaalde waardeoverdrachten
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
–
–
–
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
2013
2012
269
293
451
13
22
223
842
407
—
15
–
–
76
643
1.921
378
3.010
25
100
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Aankopen beleggingen
Betaalde kosten van vermogensbeheer
Ontvangen en gestelde zekerheden in liquide middelen
–
–
–
3.035
397
3.293
28
187
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
–
76
–
636
Netto kasstroom
Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen
—
—
–
7
7
Mutatie liquide middelen
—
—
8
8
8
8
—
—
Liquide middelen einde boekjaar
Liquide middelen begin boekjaar
Mutatie liquide middelen
–
–
1. In het verslagjaar is de collectieve waardeoverdracht van vier ondernemingspensioenfondsen afgerond. De hiervoor ontvangen liquide middelen zijn
verantwoord onder de ontvangen waardeoverdrachten.
PGB JAARVERSLAG 2013
53
TOELICHTING
JAARREKENING 2013
JAARREKENING 2013
TOELICHTING
BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2013
1
INLEIDING
1.1 Inleiding
Het doel van de Stichting Pensioenfonds voor de Grafische
Bedrijven, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het
pensioenfonds PGB’), opgericht in 1953, is het nu en in de
toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en
nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het
pensioenfonds PGB geeft invulling aan de uitvoering van de
pensioenregeling voor ondernemingen en onderdelen van
ondernemingen die bedrijfsactiviteiten uitoefenen welke
worden gerekend tot:
a. de (proces)industrie, waaronder mede zijn begrepen de
grafische bedrijven, het kartonnage- en flexibele
verpakkingenbedrijf, het karton- en papierproducerend en verwerkend bedrijf, bedrijven die tabaksproducten
vervaardigen, bedrijven in de chemische industrie
waaronder mede begrepen de bereide verf- en
drukinktindustrie, bedrijven die farmaceutische
grondstoffen en producten vervaardigen en de bedrijven die
producten van rubber- en kunststof produceren;
b. de (technische) groothandel;
c. de informatie- en communicatie-industrie, waaronder mede
begrepen de creatieve industrie alsmede het
uitgeverijbedrijf;
d. het dienstverlenende bedrijf.
Consolidatiekring
De pensioenuitvoeringsorganisatie Stichting Timeos is per
1 oktober 2013 omgezet in een besloten vennootschap,
genaamd Timeos B.V.. Het pensioenfonds PGB houdt alle
aandelen in de vennootschap Timeos B.V. te Amsterdam.
Timeos B.V. is een groepsmaatschappij maar wordt niet
geconsolideerd in de jaarrekening van pensioenfonds PGB in
verband met de te verwaarlozen betekenis, hetgeen wordt
afgemeten aan de invloed van de dochtermaatschappij op
solvabiliteit en liquiditeit. Het pensioenfonds PGB maakt
gebruik van de vrijstelling zoals bepaald in BW art. 407 lid 1.
Alle bedragen zijn in miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld.
1.2 Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de
wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9
Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de
Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
Het bestuur heeft op 22 mei 2014 de jaarrekening vastgesteld.
1.3 Presentatiewijzigingen
De lopende interest op vastrentende waarden, derivaten
en deposito’s wordt vanaf 2013 opgenomen onder de
betreffende beleggingscategorie in plaats van onder de kort-
PGB JAARVERSLAG 2013
lopende vorderingen en overlopende activa. De vergelijkende
cijfers van 2012 zijn hierop aangepast; daarmee is een bedrag
van 195 verschoven van kortlopende vorderingen en overlopende activa naar de beleggingen.
De overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te
vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi
in verband met beleggingstransacties zijn met ingang van 2013
geclassificeerd onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen respectievelijk vastrentende waarden. Het
pensioenfonds PGB heeft de intentie om de tijdelijke banksaldi
in verband met beleggingstransacties niet aan te wenden voor
andere doelen dan beleggingstransacties. Dit ligt in lijn met het
beleid dat pensioenfonds PGB heeft vastgelegd en hoe pensioenfonds PGB het beleid in de praktijk brengt. In het vorige
verslagjaar waren deze overige vorderingen en schulden
geclassificeerd onder vorderingen en overlopende activa
respectievelijk overige schulden en overlopende passiva. De
vergelijkende cijfers van 2012 zijn aangepast in verband met
deze presentatiewijziging; daarmee is een bedrag van 29
verschoven van kortlopende vorderingen en overlopende activa
naar de beleggingen. Als gevolg van deze presentatiewijzigingen is de jaarrekening van pensioenfonds PGB beter
vergelijkbaar met andere pensioenfondsen en sluiten de
beleggingen beter aan bij het internal control framework.
Een andere presentatiewijziging die in het verslagjaar is
doorgevoerd betreft de 'Wet aanpassing fiscale behandeling
VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling' (hierna:
VPL). Met ingang van het jaarverslag 2013 is de VPL
geclassificeerd onder overige schulden. De vergelijkende cijfers
van 2012 zijn daarop aangepast; daarmee is een bedrag van
27 verschoven van overige voorzieningen naar overige
schulden. In het verslagjaar 2012 werd de VPL nog onder
overige voorzieningen gepresenteerd. Voor het verslagjaar
2013 is gekozen om de rubricering van de VPL in
overeenstemming te brengen met de ontwerp richtlijn RJ
610.270. De VPL gelden ’maken onderdeel uit van de
depositobeleggingen.
Deze presentatiewijzigingen hebben geen gevolgen voor het
resultaat over 2012 of voor de hoogte van het eigen vermogen
ultimo 2012.
2
ALGEMENE GRONDSLAGEN
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het
waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen
naar het pensioenfonds PGB zullen toevloeien en de waarde
daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting
wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is
dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uit-
55
JAARREKENING 2013
stroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan
betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie
ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische
voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot
een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen,
wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans
opgenomen. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op
handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg
hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen
transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans
opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan
aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige
economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling
van de waarde.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden
gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien
sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om
het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te
wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op
deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen
financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende
rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd
opgenomen.
Verantwoording van baten en lasten
Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop
zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en
lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering
van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft
plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan
worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een
vermindering van het economisch potentieel, samenhangend
met een vermindering van een actief of een vermeerdering van
een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met
Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur een oordeel vormt en
schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn
Vreemde valuta per euro
31 dec. 2013
op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde
waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten.
De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn
gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende
andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk
worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis
voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt.
De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze
schattingen.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden
periodiek beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden
opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien
en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen
heeft.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en
ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle
waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van
baten en lasten opgenomen.
Bepaling vereiste reserve
De vereiste reserve wordt bepaald volgens de in het Financieel
Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen gehanteerde
normen voor beleggingsrisico’s en verzekeringstechnische
risico’s. Voor de bepaling van de vereiste reserve wordt gebruik
gemaakt van het standaardmodel. Er wordt uitgegaan van de
feitelijke beleggingsportefeuille.
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s, zijnde de functionele valuta, tegen de koers
per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de
waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende
uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen
de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn
verwerkt in de staat van baten en lasten. Valutaresultaten
voortvloeiend uit beleggingen zijn opgenomen in het resultaat
beleggingen.
De koers van de euro ten opzichte van de belangrijkste valuta is:
Gemiddelde
2013
31 dec. 2012
Gemiddelde
2012
31 dec. 2011
Britse pond (GBP)
0,8320
0,8216
0,8111
0,8232
0,8353
Japanse yen (JPY)
144,8300
129,4150
114,0000
106,9400
99,8800
Amerikaanse dollar (USD)
1,3779
1,3431
1,3184
1,3083
1,2981
Zwitserse frank (CHF)
1,2255
1,2179
1,20680
1,21035
1,21390
56
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
3
SPECIFIEKE GRONDSLAGEN
oninbaarheid) en de looptijd, of anders conform opgave van de
fondsbeheerder.
Beleggingen
Algemeen
In overeenstemming met de Pensioenwet en Richtlijnen voor
de Jaarverslaggeving worden beleggingen gewaardeerd op
actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen die
gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen, worden
gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die
soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en
voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
De overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te
vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties zijn opgenomen in
de waardering van de betreffende beleggingscategorie.
Vastgoed en infrastructuur
Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de
actuele waarde, zijnde de reële waarde per balansdatum,
gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte
taxaties. De taxaties vinden elk jaar plaats. Indien daartoe
aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met
de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten.
Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat
van baten en lasten verantwoord.
Beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastgoed en infrastructuur worden gewaardeerd tegen de per balansdatum
geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte)
beleggingen in vastgoed en infrastructuur worden gewaardeerd
tegen de actuele waarde, welke is bepaald op de nettovermogenswaarde volgens opgave van de fondsbeheerder.
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde
beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers.
Niet-beursgenoteerde aandelen of participaties in beleggingsfondsen worden volgens de grondslagen van de fondsbeheerder gewaardeerd. Waar nodig worden correcties
gemaakt op basis van meer betrouwbare informatie
aangaande deze opgaven.
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in
beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd
tegen de per balansdatum geldende beurskoersen, onder
toevoeging van de opgelopen rente.
Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling
plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen
(rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en
rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico en/of
PGB JAARVERSLAG 2013
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten
de relevante marktnoteringen of, indien die niet beschikbaar
zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen, onder toevoeging
van de opgelopen rente. Derivaten met een positieve marktwaarde worden opgenomen onder de beleggingen. Derivatenposities met een negatieve marktwaarde worden opgenomen
onder de overige schulden en overlopende passiva.
Overige beleggingen
Overige beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde
en waar mogelijk tegen beurswaarde ultimo boekjaar. In geval
van hedgefunds en private equity wordt de waarde gebaseerd
op de opgave van derden, waarbij deze waarde is gebaseerd op
de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Het
management van de betreffende beleggingsfondsen maakt
hierbij gebruik van schattingen, die later door het pensioenfonds PGB worden getoetst met gecontroleerde jaarrekeningen.
Deelnemingen
Deelnemingen worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde, op basis van de grondslagen van het pensioenfonds.
Onder gebruikmaking van de vrijstelling in BW art. 407 lid 1
wordt er geen geconsolideerde jaarrekening opgesteld. De
deelneming Timeos B.V. brengt zelfstandig een jaarrekening uit.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden tegen nominale
waarde gewaardeerd, voor zover van toepassing onder aftrek
van noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van
oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden
onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties. Vorderingen uit hoofde van beleggingstransacties
worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Liquide middelen
Liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen.
Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en
banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn. Zij worden
onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves
Vereiste reserve
Onder de vereiste reserve wordt opgenomen het bedrag aan
solvabiliteitsbuffers dat moet worden aangehouden in de
zogenaamde evenwichtssituatie van het vereiste vermogen van
het pensioenfonds PGB.
Vrije reserve
Het saldo van baten en lasten wordt, voor zo ver niet toegevoegd aan de vereiste reserve, toegevoegd aan de vrije reserve.
57
JAARREKENING 2013
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op
actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt
bepaald op basis van de contante waarde van de beste
inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met
de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen.
Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke
(toeslag-)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald
met gebruikmaking van de door DNB voorgeschreven
rentetermijnstructuur.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is
uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren
verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur
besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken een
toeslag kan worden verleend. Alle per balansdatum bestaande
toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen
rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening
gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met
arbeidsongeschiktheid op basis van de contante waarde van
premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid.
De actuariële uitgangspunten zijn bepaald op prudente
grondslagen, waarbij rekening is gehouden met de te
verwachten trend in overlevingskansen.
De actuariële grondslagen en veronderstellingen zijn:
● Onder de marktrente wordt verstaan de
rentetermijnstructuur per einde boekjaar zoals (maandelijks)
gepubliceerd door DNB. In oktober 2012 heeft DNB een
aangepaste rentecurve geïntroduceerd, welke mede is
gebaseerd op de zogenaamde UFR swap curve. Ten
opzichte van de 3-maands gemiddelde swapcurve kent de
UFR-swap curve een meer stabiele rente vanaf 20 jaar;
● Financieringssysteem van de jaarlijkse pensioenopbouw
door middel van doorsneepremie;
● Overlevingstafels: AG prognosetafel van de
overlevingskansen 2012-2062 met startjaar 2014, zonder
leeftijdsterugstelling, waarbij een leeftijdsafhankelijke
correctiefactor wordt toegepast op de overlijdenskansen
op grond van een intern (fondsspecifiek) ervaringssterfteonderzoek, uitgevoerd in 2013;
● De toeslagverlening van pensioenaanspraken gebeurt,
alleen indien de middelen dit toelaten en het bestuur daartoe een besluit neemt, op basis van de Consumentenprijsindex alle huishoudens, zoals deze wordt vastgesteld door
het CBS;
● Voor de waardering van de pensioenverplichtingen geldt
dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3
jaar ouder dan de verzekerde vrouw;
● Voor alle actieve verzekerden in de PGB basisregeling is een
58
●
●
●
●
●
●
●
●
partnerpensioen verzekerd, welke voor de helft op
risicobasis is verzekerd;
Kostenopslag ter grootte van 2 procent van de voorziening
voor pensioenverplichtingen ten behoeve van toekomstige
administratie- en excassokosten;
Financiering van de op te bouwen aanspraken ineens, tot
de pensioendatum, van verzekerden die langer dan 3 jaar
arbeidsongeschikt zijn;
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor
arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden
met een revalidatiekans;
In 2013 is besloten om voor deelnemers aan de
grafimediaregeling de voorwaardelijke backservicerechten
van de in 1956 geboren deelnemers per 1 januari 2014 toe
te kennen voor zover zij daar reglementair voor in
aanmerking komen;
Voor deelnemers aan de regeling van de sector Kartonnageen Flexibele Verpakkingenbedrijf en voor de sector Verf- en
Drukinkt worden de voorwaardelijke backservicerechten
onvoorwaardelijk gemaakt bij pensionering;
Het standaardmoment van de uitkering vindt plaats vanaf
het moment van het bereiken van de AOW-gerechtigde
leeftijd;
Voor niet-ingegane arbeidsongeschiktheid (langdurig
zieken) is een voorziening gevormd ter grootte van 6;
Alle afwijkingen van de PGB-basisregeling zijn vastgelegd
in aansluitingsovereenkomsten en worden meegenomen
bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen.
De toezeggingen uit de aansluitingsovereenkomsten
worden conform bovenstaande grondslagen en veronderstellingen gewaardeerd.
Voorziening voor risico deelnemers
De waardering van de voorziening voor risico deelnemers
wordt bepaald door de waarde van de tegenover deze
voorziening aangehouden beleggingen. De deelnemer belegt
voor eigen rekening en risico en heeft onder specifieke
voorwaarden een inleggarantie.
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva worden tegen
nominale waarde gewaardeerd. Onder overige schulden wordt
de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de
voorwaardelijke backservice verantwoord. De toekenning van
onvoorwaardelijke pensioenrechten vindt plaats op basis van
besluiten van sociale partners. In het kader van de wet VPL
(VUT, Prepensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. De VPL-gelden
zijn belegd in deposito's waarop de EONIA-rente wordt vergoed. De uitgezette VPL-gelden zijn belegd in de beleggingsmix van pensioenfonds PGB.
Collectieve waardeovernames
Aansluitingen worden verwerkt op het overdrachtsmoment
van de verplichtingen. Het resultaat dat ontstaat vanaf het
moment dat het contract is afgesloten tot het overdrachtsmoment, wordt, indien van toepassing, verantwoord onder
het resultaat beleggingen.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Dekkingsgraad
De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds PGB wordt
berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de
overige voorzieningen, voorziening voor risico deelnemers en
overige schulden en overlopende passiva te delen op de
technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode
opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven
ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt
gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en
beleggingsactiviteiten. Onder de post ontvangen waardeoverdrachten zijn de liquide middelen verantwoord die bij
de collectieve waardeovernames zijn ontvangen
4
BELEGGINGEN
De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille zijn als volgt
samen te vatten:
Bedragen in miljoenen euro’s
Vastgoed en
infrastructuur
Aandelen
1.228
98
Stand per 1 januari 2012
Aankopen/verstrekkingen
Verkopen/aflossingen
–
Herwaardering
Subtotaal
21
–
Vastrentende
waarden
Derivaten
Overige
beleggingen
Totaal
3.411
6.468
392
130
11.629
370
2.256
0
1
310
–
780
–
2.725
206
–
129
–
1
1.196
1
14.104
14
498
464
221
1.319
3.969
8.408
407
–
1.446
Vorderingen en schulden ivm
beleggingstransacties 1
1
2
Liquide middelen 1
4
13
—
—
—
Stand per 31 december 2012
1.324
3.984
Stand per 1 januari 2013
1.324
232
Rubricering Overige Schulden
Aankopen/verstrekkingen
Verkopen/aflossingen
–
57
Herwaardering
–
Subtotaal
–
–
12
—
–
–
7
–
16
37
25
5
—
52
—
52
8.396
422
19
14.145
3.984
8.396
370
19
14.093
467
2.920
—
1
404
–
2.377
–
169
62
533
–
539
–
1.437
4.580
8.400
–
3.620
1
–
3.008
113
1
–
180
88
20
14.525
Vorderingen en schulden ivm
beleggingstransacties 1
—
4
Mutatie liquide middelen1
17
9
Rubricering Overige schulden
—
1.454
Stand per 31 december 2013
13
—
56
41
—
—
169
—
169
4.593
8.357
298
11
14.713
–
7
–
16
24
–
5
1. In verband met de presentatiewijzigingen zijn overige vorderingen en schulden en tijdelijke banksaldi (liquiditeiten) in verband met beleggingstransacties onder
de betreffende beleggingscategorie opgenomen.
PGB JAARVERSLAG 2013
59
JAARREKENING 2013
Van de beleggingen wordt 24 (2012: 15) aangehouden voor
risico van individuele deelnemers. De premiebijdragen voor
risico van deelnemers worden belegd in de beleggingsmix van
het pensioenfonds PGB. Hiervoor wordt geen separaat
beleggingsdepot aangehouden. Deelnemers beleggen voor
eigen rekening en risico en hebben onder specifieke voorwaarden een inleggarantie. De inleggarantie heeft ultimo 2013
geen intrinsieke waarde (2012: nihil).
Van de beleggingen wordt 29 (2012: 27) aangehouden voor
de VPL. De premiebijdragen voor de VPL worden belegd in
deposito´s. In 2013 heeft een aantal collectieve waardeovernames plaats gevonden, welke deels in liquide middelen
(287) en deels in stukken (338) en overige (1) zijn gefinancierd.
Het totaal van deze waardeovernames ad 626 wordt toegelicht
in paragraaf 22 Saldo overdracht van rechten. Met de verkregen middelen heeft pensioenfonds PGB beleggingen
aangekocht, die passend zijn binnen de strategische beleggingsmix. De overgenomen beleggingen zijn gealloceerd aan
de beleggingscategorieën en onder de aankopen verantwoord.
Het vermogen van pensioenfonds PGB dat is belegd in
staatsobligaties wordt vanaf 1 juli 2013 door Timeos beheerd.
Het was ondergebracht bij een externe vermogensbeheerder.
Door het beheer van staatsobligaties over te brengen naar de
eigen uitvoeringsorganisatie kan adequater worden ingespeeld
op veranderingen in de verplichtingen. Ook worden kosten
bespaard. Het gaat om een portefeuille staatsobligaties met
een waarde van ongeveer 4 miljard euro. De stukken zijn ‘in
kind’ overgedragen waardoor hiervoor geen mutatie in het
verloopoverzicht zichtbaar is.
De reële waarde van de beleggingen wordt bepaald volgens
een hiërarchisch onderscheid in waarderingsmethoden.
Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct
waarneembare marktnoteringen in een actieve
markt.
Niveau 2: De waarde wordt vastgesteld aan de hand van
waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt
van waarneembare marktdata.
Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen en technieken, waarbij inschattingen zijn
gemaakt door het management vanwege het
ontbreken van volledig waarneembare marktdata.
Schattingen van de actuele waarde zijn momentopnames,
gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare
informatie over het financiële instrument. Deze schattingen
zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een
significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand,
volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen daarom
niet met precisie worden vastgesteld.
Op basis van de hiervoor beschreven indeling is de beleggingsportefeuille als volgt in te delen:
Bedragen in miljoenen euro’s
Per 31 december 2013
Vastgoed en infrastructuur
Direct vastgoed
Indirect vastgoed en infrastructuur
Overig
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
247
315
892
1.454
—
—
48
48
247
293
844
1.384
—
22
—
22
4.027
484
82
4.593
3.530
—
—
3.530
497
461
—
958
Durfkapitaal
—
—
82
82
Overig
—
23
—
23
7.742
607
8
8.357
Staatsobligaties
4.423
—
—
4.423
Bedrijfsobligaties
2.678
—
—
2.678
—
662
—
662
641
—
—
641
Leningen op schuldbekentenis
—
—
8
Overig
—
55
—
Aandelen
Aandelen mature markets
Aandelen emerging markets
Vastrentende waarden
Deposito’s
Inflatieobligaties
Derivaten (incl. schuldpositie)
–
8
–
55
—
129
—
129
Rentederivaten
—
61
—
61
Valutaderivaten
—
64
—
64
Grondstofderivaten
—
—
—
—
Overig
—
4
—
4
—
8
3
11
12.016
1.543
985
14.544
Overige beleggingen
Totaal beleggingen
60
Niveau 1
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
Per 31 december 2012
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
153
208
963
1.324
—
—
56
56
153
203
907
1.263
Vastgoed en infrastructuur
Direct vastgoed
Indirect vastgoed en infrastructuur
Overig
—
5
—
5
3.421
519
44
3.984
2.957
—
—
2.957
464
517
—
981
Durfkapitaal
—
—
44
44
Overig
—
2
—
2
7.086
1.294
16
8.396
Staatsobligaties
4.249
—
—
4.249
Bedrijfsobligaties
2.204
—
—
2.204
—
1.306
—
1.306
633
—
—
633
Leningen op schuldbekentenis
—
—
16
Overig
—
12
—
Aandelen
Aandelen mature markets
Aandelen emerging markets
Vastrentende waarden
Deposito’s
Inflatieobligaties
Derivaten (incl. schuldpositie)
–
16
–
12
—
370
—
370
Rentederivaten
—
316
—
316
Valutaderivaten
—
97
—
Grondstofderivaten
—
–
6
—
–
6
Overig
—
–
37
—
–
37
—
18
1
19
10.660
2.409
1.024
14.093
Overige beleggingen
Totaal beleggingen
Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van
objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. De
betreffende aandelen, obligaties en beleggingsfondsen zijn
opgenomen onder niveau 1 en worden gewaardeerd tegen de
slotkoers.
Bij de waardering van derivaten wordt gebruik gemaakt van
algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en -technieken,
waarbij de inputvariabelen afkomstig zijn uit een actieve markt,
zoals interbancaire rentecurves, swap rentes, of valutakoersen.
De betreffende swaps en valutatermijncontracten zijn opgenomen onder niveau 2. De berekende waarden worden
dagelijks afgestemd met de tegenpartijen in het kader van het
collateral managementproces.
Niet-genoteerde beleggingsfondsen in vastgoed en infrastructuur, direct onroerend goed en onderhandse leningen zijn
opgenomen onder niveau 3. Ook beleggingen in durfkapitaal
zijn onder level 3 opgenomen.
De waarde van niet-genoteerde beleggingsfondsen is gebaseerd op de nettovermogenswaarde zoals gerapporteerd door
de beheerder. De aannames van de beheerder zijn afhankelijk
van de specifieke beleggingen en zijn daarmee niet direct
waarneembaar en vragen een bepaalde mate van professionele
expertise op het betreffende marktsegment. De gebruikte
methoden om de waarde te bepalen bevat daarmee subjectieve
elementen, waardoor de reële waarde kan afwijken van de
waarde die bij verkoop gerealiseerd zou worden.
PGB JAARVERSLAG 2013
97
Het pensioenfonds PGB bewaakt de kwaliteit van het waarderingsproces door de gerapporteerde waarden achteraf te
vergelijken met de gecertificeerde jaarcijfers van het beleggingsfonds en tussentijdse waardeontwikkelingen te monitoren
en waar gewenst tussentijds te bespreken met de beheerder.
De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur
verwacht op basis van verrichte interne controles, waaronder
vergelijking van prijzen afgegeven in het verleden met later
gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn.
De waarde van directe vastgoedbeleggingen wordt tenminste
eenmaal per jaar extern getaxeerd door onafhankelijke,
gecertificeerde en beëdigde taxateurs. De taxateurs volgen de
taxatierichtlijnen van de stichting ROZ-IPD vastgoedindex en
stellen taxaties op in overeenstemming met de Practice
Statements uit de International Valuation Standards, zoals
gepubliceerd door RICS (Royal Institutional of Chartered
Surveyors). De uitkomsten van de hertaxaties worden beoordeeld aan de hand van het interne waarderingsmodel dat de
uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds PGB hanteert.
Daarbij wordt rekening gehouden met de aanbevelingen van
het Platform Taxateurs en Accountants zoals dat in oktober
2012 is gepubliceerd. Het taxatieproces is vooraf met het
bestuur afgestemd.
De waarde van onderhandse leningen wordt bepaald aan de
hand van de netto contante waarde van de toekomstige
kasstromen, waarbij de marktrente wordt gehanteerd met een
risico-opslag voor het debiteuren- en liquiditeitsrisico.
61
V
erwant
SECTORCOMMISSIE
UITGEVERIJ
“Via de sectorcommissies weet PGB
wat er speelt. En weten de sectoren
wat er speelt bij PGB. Daardoor is er
grotere betrokkenheid over en weer.”
De uitgeverij was de eerste sector die zich in
2007 ‘als vreemde eend in de bijt’ aansloot
bij PGB. De uitgeverij voelt zich verwant met
de grafische sector. Maar men wil wél graag
de eigen belangen verdedigd zien. Ruud
Schets: “Het was een lang gekoesterde
wens om tot een regulier overleg te komen
met het PGB-bestuur. Ik heb toen ’t initiatief
genomen voor het instellen van een
sectorcommissie. En dat is dus gelukt. Wij
waren de eerste na de ROGB. En na ons zijn
er nog twee bij gekomen. Er komen er vast
nog meer.” Schets is tevreden over deze
overlegstructuur. Het werkt volgens hem
twee kanten op: “Zo weet PGB wat er
speelt in de sectoren. En weten de sectoren
wat er speelt bij PGB. Daardoor is er grotere
betrokkenheid over en weer. En dat geeft
minder zorg. Meer vertrouwen ook.” En dat
is belangrijk nu pensioen zo aan het
veranderen is. “Ik merk dat mijn achterban
het ook prettig vindt dat we dichterbij het
bestuur zijn aangesloten. Het nieuwe
pensioencontract, de nieuwe bestuursstructuur, de jaarlijkse premievaststelling en
andere veranderingen; we worden regelmatig en goed op de hoogte gehouden.
En vanuit het bestuursbureau is er veel
bereidheid om de aangesloten uitgeverijen
te helpen, zowel technisch als inhoudelijk.
Het is gewoon een mooi clubje bij elkaar
zodat de pensioenproblematiek goed kan
worden gevolgd en besproken.”
RUUD SCHETS
Voorzitter sectorcommissie Uitgeverij en
vaksecretaris sociale zaken bij het
Nederlands Uitgeversverbond (NUV)
JAARREKENING 2013
Onder niveau 3 zijn ook enkele beleggingen opgenomen die
resteren na de verkoop van de belangen in hedgefunds. Het
betreft 1 aan beleggingen die niet vrij verhandelbaar zijn. De
waarde is gebaseerd op de laatste prijsopgave van de
fondsbeheerder.
Securities Lending
Het pensioenfonds PGB heeft zelf geen programma lopen voor
het uitlenen van effecten. Bij de participatie in enkele
beleggingsfondsen staan de fondsvoorwaarden het gebruik
van effectenuitleen toe. Het pensioenfonds PGB heeft de
voorwaarden van eventuele leenprogramma’s beoordeeld en
voldoende prudent bevonden.
4.1 Vastgoed en infrastructuur
31 dec. 2013
beurs
genoteerd
Direct vastgoed
31 dec. 2012
nietbeurs
genoteerd
beurs
genoteerd
nietbeurs
genoteerd
—
48
—
56
247
1.137
154
1.109
—
22
—
5
247
1.207
154
1.170
Indirect vastgoed en
De beleggingen zijn gespreid over de segmenten woningen,
winkels en kantoren en logistiek. Participaties in
infrastructuurfondsen zijn gespreid over de verschillende
sectoren (nutsbedrijven, water, transport, schone energie,
parkeren) en geconcentreerd in Europa (circa 63 procent
(2012: circa 70 procent)) en de Verenigde Staten (circa 25
procent (2012: circa 20 procent)).
4.2 Aandelen
31 dec. 2013
Aandelen volwassen
markten
Aandelen opkomende
markten
31 dec. 2012
beurs
genoteerd
nietbeurs
genoteerd
beurs
genoteerd
nietbeurs
genoteerd
3.530
—
2.957
—
497
461
464
517
Durfkapitaal
—
82
—
44
Overige
—
23
—
2
4.027
566
3.421
563
Balanswaarde
infrastructuur (via beleggingsfondsen)
Overige
Balanswaarde
De directe vastgoedportefeuille is volledig in Nederland belegd
en bestaat voor een bedrag van 24 (2012: 29) uit winkelbedrijven, 23 (2012: 26) uit kantoorgebouwen en 1 (2012: 1)
uit woningen. De huidige en verwachte leegstand heeft een
significante invloed op de waardering. De directe vastgoedportefeuille heeft naar de aard van de beleggingen een
beperkte verhandelbaarheid.
In bovenstaande opstelling is doorkijk toegepast op de
beleggingsfondsen en zijn de exposures zoveel als mogelijk
toegedeeld aan de verschillende marktsegmenten. De aandelen zijn voor 80 procent belegd in volwassen markten (2012:
74 procent) en voor 20 procent in opkomende markten (2012:
26 procent).
De waarde van durfkapitaal is toegenomen als gevolg van
beleggingen die overgekomen zijn vanuit collectieve
waardeovernames.
Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend (2012: nihil).
4.3 Vastrentende waarden
In de portefeuille is voor 3 (2012: 3) een kantoorgebouw
opgenomen dat verhuurd is aan de uitvoeringsorganisatie van
het pensioenfonds PGB. Met betrekking tot de vrije verhandelbaarheid door het pensioenfonds PGB gelden geen restricties
voor dit kantoorgebouw.
De verslechterde toekomstverwachtingen in de Nederlandse
markt voor zakelijk vastgoed hebben geleid tot een substantiële afwaardering van het direct vastgoed. De afwaardering in 2013 bedraagt 12 (2012: 22). De direct vastgoedportefeuille bestaat uit een tiental beleggingen, voornamelijk
kantoren. Alle objecten zijn ultimo jaar getaxeerd en de
externe taxatie is onverkort doorgevoerd (conform bestaand
beleid).
31 dec. 2013
31 dec. 2012
beurs
genoteerd
nietbeurs
genoteerd
beurs
genoteerd
nietbeurs
genoteerd
Staatsobligaties
4.423
—
4.249
—
Bedrijfsobligaties
2.678
—
2.204
—
—
662
—
1.306
641
—
633
—
Deposito’s
Inflatieobligaties
Leningen op schuldbekentenis
—
8
—
Overige
—
– 55
—
7.742
615
7.086
Balanswaarde
16
–
12
1.310
De indirecte beleggingen betreffen participaties in vastgoedmaatschappijen en infrastructuur. Indirecte beleggingen in
vastgoed zijn geconcentreerd in Nederland en Europa (circa 67
procent (2012: circa 70 procent)) en Azië/Pacific (circa 33
procent (2012: circa 25 procent)).
64
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Staatsobligaties betreffen vastrentende waarden uitgegeven
door overheden in Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Finland.
De inflatieobligaties betreffen obligaties uitgegeven door de
Franse overheid. De bedrijfsobligaties betreffen uitsluitend
emissies in euro en hebben een goede kredietwaardigheid
(zogenaamde investment grade credits). Per balansdatum zijn
geen vastrentende waarden uitgeleend (2012: nihil).
Een deel van de obligatieportefeuille met een totale marktwaarde van 55 (2012: 7) is gestort in een gesepareerd depot
als zekerheid voor derivaten met een negatieve marktwaarde.
Deze obligaties staan niet ter vrije beschikking van het
pensioenfonds PGB.
Onder leningen op schuldbekentenis zijn leningen inbegrepen
van 8 (2012: 16) aan premiebijdragende ondernemingen.
5
Bedragen in miljoenen euro’s
215
325
Valutaderivaten
79
97
4
—
298
422
Overig
Balanswaarde
Voor derivaten met een positieve waarde per 31 december
2013 zijn zekerheden ontvangen. Deze zekerheden bedragen
190 (2012: 421) en bestaan voor 153 uit liquide middelen
(2012: 340) en voor 37 uit staatsobligaties (2012: 81) met een
rating van minimaal A-.
Het pensioenfonds PGB monitort dagelijks de hoogte van de
ontvangen zekerheden. Indien hiertoe aanleiding is, worden
van tegenpartijen aanvullende zekerheden gevraagd. De
omvang van de ontvangen zekerheden moet, per individuele
tegenpartij, in samenhang worden gezien met derivatenposities met een negatieve balanswaarde.
4.5 Overige beleggingen
Onder overige beleggingen heeft het pensioenfonds PGB haar
beleggingen in hedgefondsen, private equity en overige
beleggingen vanuit collectieve waardeovernames opgenomen.
Dit betreft enkele illiquide restposities. De waarde van deze
posities bedraagt 11 (totaal belang in 2012: 19). De illiquide
posities zullen tot het einde van de looptijd worden
aangehouden.
34
2
3
34
37
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter
dan één jaar. Onder de post premie is een bedrag voor
oninbaarheid opgenomen. Het betreft een bedrag van 0,1
(2012: 0,1).
OVERIGE ACTIVA
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
31 dec. 2012
Liquide middelen
8
—
Overige activa
2
—
Balanswaarde
10
—
Onder de overige activa worden de liquide middelen en andere
activa verantwoord. Onder de liquide middelen worden die
kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen opgenomen die
onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Onder de
overige activa wordt onder andere de deelneming in Timeos
B.V. door pensioenfonds PGB verantwoord. Timeos B.V. is per
1 oktober 2013 opgericht en het pensioenfonds PGB houdt
alle aandelen. Timeos B.V. is een groepsmaatschappij maar
wordt niet geconsolideerd in de jaarrekening van pensioenfonds PGB in verband met de te verwaarlozen betekenis.
De activiteiten van Timeos B.V. bestaan uit het verlenen van
diensten op het gebied van beleids- en bestuursondersteuning,
pensioenbeheer, communicatie en balansmanagement.
Timeos B.V. brengt zelfstandig een jaarrekening uit.
7
STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES
Bedragen in miljoenen euro’s
Vereiste
reserve
Stand per 1 jan. 2012
Uit bestemming saldo van
baten en lasten 2012
Stand per 31 dec. 2012
Uit bestemming saldo van
baten en lasten 2013
Stand per 31 dec. 2013
PGB JAARVERSLAG 2013
32
Balanswaarde
Bedragen in miljoenen euro’s
Rentederivaten
31 dec. 2012
Overige vorderingen
6
31 dec. 2012
31 dec. 2013
Premie
4.4 Derivaten
Onderdeel van het beleggingsbeleid is het gebruik van
financiële derivaten, voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het
bestuur vastgestelde grenzen te bevinden.
31 dec. 2013
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA
Vrije
reserve
Totaal
1.700
–
1.769
–
69
267
–
127
140
1.967
–
1.896
71
125
459
584
2.092
1.437
655
65
JAARREKENING 2013
Bij de vaststelling van de vereiste reserve wordt uitgegaan van
de feitelijke mix in de evenwichtssituatie. De vereiste reserve bij
de strategische mix in de evenwichtssituatie bedraagt 2.068
(2012: 2.003).
●
In de vrije reserve is 1.134 euro (2012: 1.134 euro) stichtingskapitaal opgenomen.
●
Vereiste reserve
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
31 dec. 2012
561
559
Aanvullend vereist eigen vermogen
1.531
1.408
Vereiste reserve
2.092
1.967
●
Minimaal vereist eigen vermogen
Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld op 4,1
procent van de voorziening pensioenverplichtingen (2012: 4,1
procent). Uitgaande van de vereiste reserve van 2.092 (2012:
1.967) resteert een aanvullend vereist eigen vermogen van
1.531 (2012: 1.408).
●
HERSTELPLAN
●
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan
Het PGB bestuur heeft naar aanleiding van haar financiële
positie per 31 december 2008 een herstelplan opgesteld en
het na een positief advies van de Deelnemersraad ingediend
bij de toezichthouder. Dit herstelplan is in 2009 door de
toezichthouder goedgekeurd. Het kortetermijnherstelplan is
ultimo 2013 beëindigd en dus niet langer van kracht, het
langetermijnherstelplan is ultimo 2013 nog wel van kracht.
De belangrijkste uitgangspunten van het oorspronkelijke
herstelplan waren:
● in de vijfjaarsperiode 2009 - 2013 wordt verondersteld dat
er alleen conform de beleidsstaffel (zie voor deze staffel de
paragraaf risicobeheer) sprake is van toeslagverlening;
● de premie voor de basis-PGB-regeling is bepaald op een
niveau van 17,5 procent voor pensioenopbouw en
risicodekking;
● het beleggingsbeleid zal worden aangepast: er zal
geleidelijk worden toegewerkt naar een vaste assetmix van
circa 1/3 aandelen, 1/3 vastrentende waarden en 1/3
alternatives;
● de Beleidsregel besluitvorming toeslagverlening is
aangepast.
Het langetermijnherstelplan is nog steeds van kracht. Inmiddels
zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:
● In 2011 is op basis van een ALM-studie een aantal belangrijke aanpassingen doorgevoerd. Deze hebben betrekking
op het beleid toeslagverlening en de noodmaatregel van
korting op pensioenen en uitkeringen welke een positief
effect hebben op het herstelpad. Tevens is het strategisch
beleggingsbeleid op basis van de studie aangepast.
66
Het beleggingsbeleid is prudenter waardoor de verwachte
rendementen naar beneden zijn bijgesteld, hetgeen een
negatief effect heeft op het herstelpad.
de premie voor de basis PGB-regeling is verhoogd naar een
vast niveau van 19,5 procent voor pensioenopbouw en
risicodekking
Het pensioenfonds PGB heeft een voorwaardelijke toeslagambitie die gelijk is aan een over een periode van 15 jaar
verwacht behoud van koopkracht van minimaal 90 procent.
De koopkracht wordt gemeten met de ontwikkeling van de
Consumentenprijsindex van alle huishoudens, zoals deze
wordt vastgesteld door het CBS.
Als laatste middel om het noodzakelijke minimum niveau
van dekkingsgraad te bereiken staat het bestuur van het
pensioenfonds PGB korting van rechten en uitkeringen ter
beschikking. Dit middel wordt alleen ingezet als alle andere
middelen niet meer tot de oplossing leiden en zal met in
achtneming van de belangen van alle betrokkenen worden
gebruikt.
Bij het nieuwe strategische beleggingsbeleid wordt uitgegaan van een principeverdeling van 30 procent zakelijke
waarden, 50 procent vastrentende waarden en 20 procent
alternatieve beleggingen (vastgoed, infrastructuur, hedgefunds en commodities). Hiermee is gekozen voor een meer
defensieve rendement/risico verhouding ten opzichte van de
oude verdeling van 1/3, 1/3, 1/3.
Het renterisicobeleid en het valutarisicobeleid zijn
specifieker opgesteld, passend binnen het risicoprofiel van
het vigerende herstelplan voor het pensioenfonds.
Feitelijke situatie herstelplan 31 december 2013
Ultimo 2013 bedraagt het minimaal vereist eigen vermogen
(MVEV) 104,1 procent (2012: 104,1 procent). Eind 2013
bedraagt de dekkingsgraad 104,8 procent, waarmee deze
zich boven het te bereiken niveau van het MVEV bevindt.
Het te bereiken niveau van het langetermijnherstelplan is nog
niet bereikt, zodat het langetermijnherstelplan onverkort blijft
bestaan.
Bijgesteld herstelpad
Op basis van de nieuwe beleidskeuzes en de lagere verwachte
toekomstige rendementen, zoals voorgeschreven in het
Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (artikel 23,
parameters), is in 2012 een nieuw herstelpad berekend. Dit
laat zien dat de verwachte dekkingsgraad ultimo 2013 op
105,9 procent zou moeten uitkomen, boven het minimaal
vereist eigen vermogen. De werkelijke dekkingsgraad is ultimo
2013 uitgekomen op 104,8 procent. De ontwikkeling van de
dekkingsgraad in het verslagjaar naar de bijdrage van de
diverse elementen ten opzichte van het herstelplan wordt in
de volgende tabel weergegeven.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
In procenten
Gerealiseerd
Volgens
herstelplan
Dekkingsgraad per 1 januari
100,5
100,5
M1 Premie
0,1
0,0
M2 Uitkering
0,0
0,0
M3 Indexering
0,0
0,0
Bedragen in miljoenen euro’s
M4 Renteverandering
3,2
0,0
31 dec. 2013 31 dec. 2012
M5 Overrendement
1,5
4,6
M6 Overig
–
Dekkingsgraad per 31 december
0,5
0,3
104,8
105,4
Op basis van de uitgevoerde evaluatie van het herstelplan per
31 december 2012 werd een dekkingsgraad verwacht van
105,9%. De per 31 december 2012 ingediende evaluatie was
nog gebaseerd voor de correctie van de reservering voor het
nabestaandenpensioen. Hierdoor wijkt de startdekkingsgraad
af van de feitelijke dekkingsgraad primo jaar van 100,5 procent.
Naar verwachting wordt in 2017 de einddatum van het langetermijnherstelplan bereikt. De dekkingsgraad bereikt dan het
niveau van 117,6 procent, ruim boven het niveau van het
vereist eigen vermogen dat is berekend op 115,3 procent in de
evenwichtssituatie.
Tabel 17: vergelijking van feitelijk herstelpad met de prognose
conform Herstelplan van pensioenfonds PGB (in percentages)
Jaar
8
2062, met toepassing van de PGB-leeftijdsafhankelijke
ervaringssterfte en een kostenopslag van 2 procent. Inherent
aan schattingen, zoals voor de ervaringssterfte, is dat deze
op een later moment op basis van meer recente informatie
bijgesteld kunnen worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitvallen.
Werkelijk
verloop
dekkingsgraad
Prognose
dekkingsgraad
(conform
herstelplan)
Prognose
dekkingsgraad
(conform
minimum
herstelplan)
2008
96,8
96,9
95,5
2009
109,8
97,3
95,8
2010
108,1
98,5
96,4
98,1
2011
99,4
101,0
2012
100,5
103,5
99,5
2013
104,8
106,2
104,1
2014
—
109,0
2015
—
111,8
2016
—
114,7
2017
—
117,6
2018
—
120,0
2019
—
121,8
2020
—
123,6
2021
—
125,3
2022
—
128,1
2023
—
131,7
TECHNISCHE VOORZIENINGEN
De pensioenverplichtingen van het pensioenfonds PGB zijn
gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Deze
actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van de door het
Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2012-
PGB JAARVERSLAG 2013
Voorziening voor pensioenverplichtingen
13.695
13.646
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
31 dec. 2012
13.646
11.500
239
231
Stand 1 januari
Pensioenopbouw
Indexering en overige toeslagen
—
—
Rentetoevoeging
48
184
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
Wijziging marktrente
Correctie latent nabestaanden
pensioen
–
444
–
–
8
–
–
436
876
—
212
—
116
401
8
Wijziging overige actuariële
uitgangspunten
Saldo van inkomende en uitgaande
waardeoverdrachten
613
934
Overige wijzigingen
37
2
Stand 31 december
13.695
13.646
Ultimo boekjaar bedraagt de gehanteerde DNB gemiddelde
marktrente 2,73 procent (2012: 2,42 procent). Net als in 2012
is de methodiek van de DNB-marktrente gebaseerd op
toepassing van de UFR en een 3-maands middeling. Op basis
van de rentetermijnstructuur zonder de 3-maands middeling
en toepassing van de UFR zouden de pensioenverplichtingen
ultimo 2013 op circa 13.889 (2012: 13.995) zijn uitgekomen.
Dit betreft een mutatie op de mutatie wijziging marktrente en
zou in dat geval een extra effect van 155 (2012: 349) op de
post wijziging marktrente hebben gehad. Het totale effect van
het toepassen van de 3-maands middeling en UFR is dus
afgenomen in het verslagjaar. In 2013 is een aantal collectieve
waardeovernamen uitgevoerd, welke onder de post saldo van
inkomende en uitgaande waardeoverdrachten zijn verantwoord. Verdere toelichting wordt verstrekt onder paragraaf 22
Saldo overdracht van rechten.
De overige wijzigingen zijn voornamelijk veroorzaakt door
aanpassingen van de voorziening op 1 januari 2013: dit betreft
67
JAARREKENING 2013
een betere tariefstelling bij de pensioensoort ‘gelijk overlevingspensioen’ (20) en resultaat op de geboekte versus
de geschatte inkoop over 2012.
Voor een toelichting op de verschillende andere posten wordt
verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten.
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën
van deelnemers als volgt samengesteld:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2013
€
aantal
31 december 2012
€
aantal
Actieve deelnemers
3.908
43.223
4.169
45.192
Pensioengerechtigden
6.061
58.725
5.678
55.923
Gewezen deelnemers
3.726
124.076
3.799
122.803
13.695
226.024
13.646
223.918
Pensioenverplichtingen
inclusief toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
De post pensioenverplichtingen van 13.695 (2012: 13.646)
is de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, vermeerderd met een opslag van 2 procent (2012:
2 procent) voor toekomstige uitvoeringskosten.
niet zeker of en in hoeverre, op basis van de Richtlijn
dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen, in de toekomst
toeslagen kunnen worden verleend. Het pensioenfonds PGB
heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen.
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een
financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische
voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Voor het antwoord op de vraag of er voldoende financiële
middelen voor toeslagverlening zijn, toetst het bestuur jaarlijks
de dekkingsgraad van pensioenfonds PGB aan een afgesproken beleidsregel. Met de Richtlijn dekkingsgraad en
ontwikkeling pensioen krijgen de (gewezen) deelnemer en de
pensioengerechtigde inzicht in de mogelijke ontwikkeling van
hun pensioen. Het bestuur heeft besloten om op de pensioenaanspraken per 1 januari 2014 geen toeslag te verlenen. De
som van niet toegekende toeslagen bedraagt per 1 januari
2014: 13,33 procent (samengesteld 14,08 procent) en heeft
betrekking op de jaren 2005 tot en met 2013.
Korte beschrijving van de basis pensioenregeling
De basis pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een
voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een
pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak
op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75 procent van de
in dat jaar geldende pensioengrondslag. Daarnaast bestaat de
mogelijkheid excedentcontracten af te sluiten met specifieke
aanvullingen op de hoofdregeling. De pensioengrondslag is
gelijk aan het loon verminderd met de franchise. Onder loon
wordt verstaan het in een jaar werkelijke verdiende brutoloon
inclusief alle vaste en variabele loonbestanddelen. De franchise
wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op
nabestaandenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het
pensioenfonds PGB over de mate waarin de opgebouwde
aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10
van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een
uitkeringsovereenkomst.
9
VOORZIENING VOOR RISICO DEELNEMERS
Het verloop in de voorziening voor risico deelnemers is als
volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
31 dec. 2012
Stand 1 januari
15
12
Inleg en stortingen
11
Uitkeringen en onttrekkingen
Toeslagverlening
De toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van
een vastgestelde matrix gebaseerd op de hoogte van de
dekkingsgraad. De toeslag is maximaal gelijk aan de stijging
van de consumentenprijsindex alle huishoudens, zoals
vastgesteld door het CBS, of indien hoger, de grafimedia
loonindex. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is
68
Beleggingsresultaten risico deelnemers
Balanswaarde
–
3
2
–
1
1
2
24
15
De toename in de inleg en stortingen wordt voornamelijk
veroorzaakt door instroom van nieuwe deelnemers uit
collectieve waardeovernames.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
10
OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE
PASSIVA
Bedragen in miljoenen euro’s
Toelichting 31 dec. 2013
Derivaten
31 dec. 2012
10.1
169
52
Schulden uit hoofde van
onderpand in liquide middelen 10.2
153
340
29
27
VPL
10.3
Belastingen en premies
sociale verzekeringen
10
7
Overige schulden
22
24
383
450
Balanswaarde
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan
één jaar.
De derivaten met een negatieve balanswaarde worden onder
de overige schulden en overlopende passiva gerubriceerd. Deze
post derivaten betreft de marktwaarde van afgeleide financiële
instrumenten, die worden aangehouden voor het verminderen
van balansrisico’s, zoals rente- en valutarisico. Deze derivaten
hebben veelal een langdurige looptijd. De waardering is
afhankelijk van de waardeontwikkeling van de onderliggende
instrumenten en kan sterk fluctueren.
Binnen het pensioenfonds PGB worden drie separate regelingen geadministreerd: voor de Grafimedia, voor de sector
Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf en voor de
sector Verf- en Drukinkt. De toekenning van onvoorwaardelijke
pensioenrechten vindt plaats op basis van besluitvorming
door sociale partners. In het kader van de wet VPL (VUT,
Prepensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. Aan de VPL
wordt EONIA-rente toegevoegd.
Op grond van reglementaire bepalingen wordt binnen de
sector Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf een
premie geheven van 1,5% van de pensioengrondslag. De
premie over 2013 is toegevoegd aan de VPL. Toekenningen
vinden plaats voor 1 januari 2021 of indien van toepassing bij
eerdere ingang van het pensioen vanaf 1 januari 2014.
Het onvoorwaardelijk maken van backservicerechten voor de
Grafimedia vindt per geboortejaar plaats. Eind 2013 zijn voor
de Grafimedia de voorwaardelijke rechten van de geboortejaren tot en met 1956 onvoorwaardelijk gemaakt. In 2013 zijn
de rechten van het geboortejaar 1956 (2012: 1955) ingekocht
voor een bedrag van 11 (2012: 12).
In verslagjaar 2012 was VPL nog onder overige voorzieningen
gerubriceerd, daarmee was een bedrag gemoeid van 27. Dit
bedrag is in verslagjaar 2013 onder overige schulden
gerubriceerd. Het verloop van de VPL is als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
31 dec. 2012
Stand 1 januari
27
26
Inleg en stortingen
13
10.1 Derivaten
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
31 dec. 2012
Uitkeringen en onttrekkingen
Rentederivaten
154
46
Valutaderivaten
15
6
169
52
Totaal
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het
pensioenfonds PGB zekerheden gesteld ter waarde van 55
(2012: 7). De omvang van de gestelde zekerheden moet, per
individuele tegenpartij, in samenhang worden gezien met
derivatenposities met een positieve balanswaarde. Dit verklaart
het verschil tussen de balanspost en de omvang van de
gestelde zekerheden. Hiervoor wordt ook verwezen naar de
toelichting in paragraaf 4.4.
10.2 Schulden uit hoofde van onderpand in liquide middelen
Het pensioenfonds PGB ontvangt liquide middelen als zekerheid voor de reële waarde van derivatencontracten. Deze
middelen worden in het kader van risicospreiding uitgezet op
kortlopende deposito’s. Eind 2013 bedraagt de omvang van de
liquide middelen inzake verkregen onderpand 153 (2012: 340).
10.3 VPL
De VPL heeft betrekking op de reeds beschikbare financiering
voor de uitvoering van de voorwaardelijke backservice.
PGB JAARVERSLAG 2013
–
11
17
–
16
Beleggingsrendement
—
—
Totaal
29
27
RISICOBEHEER
Beleid en risicobeheer
Het bestuur beschikt over meerdere beleidsinstrumenten om
risico’s te beheersen. De belangrijkste financiële risico’s worden
beheerst met de normstelling, risicomaatstaven en afspraken
uit het beleggingsbeleid, premiebeleid, toeslagenbeleid, kortingbeleid en de pensioenregeling. De inzet van deze instrumenten is toegelicht in het bestuursverslag. Voorts beschikt het
bestuur over een specifiek risicobeleid en risicoregister met een
beschrijving van de gekozen risicomaatstaven en risiconormen.
Het bestuur voert periodiek een risicoanalyse uit en gebruikt de
uitkomsten om haar beleid bij te sturen.
Solvabiliteitsrisico
Het pensioenfonds PGB wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met
risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds
PGB is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het
69
JAARREKENING 2013
realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een
toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de
pensioenverplichtingen.
Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds PGB betreft het
solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds PGB
niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de
pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op
basis van algemeen geldende normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds PGB verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen moet verminderen.
Dekkingsgraad
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
2013
Dekkingsgraad per 1 januari
100,5
M1 Premie
0,1
M2 Uitkering
0,0
M3 Indexering
0,0
M4 Renteverandering
3,2
M5 Overrendement
M6 Overig
Dekkingsgraad per 31 december
2012
99,4
–
0,0
0,0
–
1,5
–
0,5
104,8
0,2
7,0
11,1
–
Opstelling Vereist Eigen Vermogen
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds PGB buffers in het vermogen aan te houden. Bij de
berekening van deze buffers past het pensioenfonds PGB het
standaardmodel toe.
Het pensioenfonds PGB belegt in langlopende vastrentende
waarden waarmee al een deel van de risico’s wordt afgedekt.
Ter afdekking van renterisico’s heeft het pensioenfonds PGB
rentederivaten (nominale renteswaps) afgesloten. Bij het
bepalen van de vereiste buffer voor het renterisico is rekening
gehouden met de nettopositie, dus inclusief de negatieve
derivaten. Renterisico’s worden niet alleen door middel van
derivaten afgedekt. De berekening van het vereist eigen
vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde
van het boekjaar is als volgt:
2,8
Bedragen in miljoenen euro’s
100,5
De premie 2013 draagt bij aan herstel, waardoor M1 (net)
positief is. De uitkeringen (M2) hebben nauwelijks effect op de
dekkingsgraad omdat de dekkingsgraad ultimo 2012 net
boven de 100 procent is uitgekomen. Er is geen toeslag
verleend waardoor M3 0 procent bedraagt. De stijgende rente
heeft een positief effect van 3,2 procent op de dekkingsgraad
(M4). De beleggingsrendementen na aftrek van de benodigde
rente heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 1,5
procent (M5). In M6 zitten overige effecten en kruiseffecten
die invloed op de dekkingsgraad hebben.
In 2013 hebben de beleggingen van PGB 1,74 procent (2012:
13,04 procent) opgebracht. Het vermogen steeg mede als
gevolg van collectieve waardeovernames (0,6 miljard) van 13,7
naar 14,4 miljard. De gewogen gemiddelde rente waarmee de
pensioenverplichtingen moet worden berekend, steeg echter
van 2,4 procent eind 2012 naar 2,7 procent eind 2013,
waardoor per saldo de voorziening pensioenverplichtingen
nagenoeg gelijk is gebleven.
In plaats van de actuele marktrente (driemaandsgemiddelde)
wordt sinds september 2012 een methode (ultimate forward
rate) gebruikt voor het berekenen van de verplichtingen
waarbij de rente bij zeer lange looptijden oploopt naar een
afgesproken vast percentage van 4,2 procent. De rekenrente
die pensioenfondsen mogen hanteren, komt daarmee
gemiddeld op een iets hoger niveau te liggen. Voor pensioenfonds PGB komt die rekenrente eind december uit op de
vermelde 2,7 procent. De hogere rente komt de dekkingsgraad
ten goede. PGB kon daardoor 3,2 procent punt aan dekkingsgraad bijschrijven.
70
Aangezien de dekkingsgraad ultimo 2013 is uitgekomen boven
de 104,1 procent, hoeft het pensioenfonds niet te korten. Als
de dekkingsgraad in 2014 weer onder de 104,1 procent
uitkomt, hoeft er in afwachting van een door DNB nieuw te
ontwikkelen toetsingskader geen nieuw kortetermijnherstelplan ingediend te worden. Het pensioenfonds PGB wacht het
nieuwe pensioencontract, dat in 2015 moet ingaan, af.
31 dec. 2013
31 dec. 2012
13.695
13.646
Voorziening pensioenverplichtingen (a)
Buffers:
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
597
484
1.673
1.609
285
301
—
158
S5 Kredietrisico
110
91
S6 Verzekeringstechnisch risico
356
379
Diversificatie-effect
Toetswaarde solvabiliteit
Vereist vermogen
(artikel 132 Pensioenwet)
Aanwezig vermogen 1
Saldo vereist versus aanwezig
eigen vermogen
–
929
–
1.055
(b)
2.092
1.967
(a+b)
15.787
15.613
14.350
13.717
– 1.437
–
1.896
1. Het Aanwezig vermogen bestaat uit het Stichtingskapitaal en reserves en
de Technische voorzieningen.
Bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen wordt van de
feitelijke beleggingsmix uitgegaan om aan te sluiten bij de
actuele balans. Daarbij wordt gerekend met de evenwichtssituatie. De evenwichtssituatie is de fictieve situatie waarbij de
algemene reserve exact toereikend is om het totale effect van
voorgeschreven negatieve scenario’s op te vangen. De eerste
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
stap (iteratie) bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen
is ter bepaling van de buffer voor de feitelijke beleggingen en
verplichtingen. Eind 2013 bedraagt deze zogeheten toetswaarde solvabiliteit 1.945 (2012: 1.813). Het vereist eigen
vermogen in de evenwichtssituatie bij de feitelijke beleggingsmix bedraagt eind 2013 2.092 (2012: 1.967). De waarde in de
evenwichtssituatie is hoger dan de berekening volgens de
eerste iteratie, omdat er voor het verschil tussen het vereist
eigen vermogen en het aanwezige vermogen ook weer een
buffer moet worden aangehouden.
Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie van de
strategische beleggingsmix is 115,2 procent en bedraagt 2.079
(2012: 2.003).
De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31
december 2013 ten opzichte van 31 december 2012 worden
veroorzaakt door met name een hercategorisering van de
returnportefeuille (afbouw van commodities, toename van
aandelen) en door een verbeterde verwerking van de renteafdekking in het renterisico.
Marktrisico’s (S1-S4)
Het marktrisico omvat het renterisico, het risico zakelijke
waarden, het valutarisico en het grondstoffenrisico. De
strategie van het pensioenfonds PGB met betrekking tot het
beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst
in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en
richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek
gerapporteerd aan het bestuur.
Renterisico (S1)
Het renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van
de beleggingsportefeuille in vastrentende waarden en van de
pensioenverplichtingen verandert als gevolg van veranderingen
in de marktrente.
Voor de beheersing van het renterisico bewaakt het pensioenfonds PGB maandelijks de kasstromen van de beleggingsportefeuille in vastrentende waarden en stemt die af op de
voorziening pensioenverplichtingen. Gedurende het verslagjaar
is de strategische renteafdekking gehandhaafd op 55 procent
en is de tactische ruimte gehandhaafd op een bandbreedte
van 2,5 procent. Het renterisico is berekend met inachtneming
van de kasstromen van de vastrentende waarden (kasstroommethode). Het renterisico is ultimo 2013 gestegen vanwege
het constant houden van de renteafdekking uit de eerste
iteratie. Voor de verschillende looptijdsegmenten worden
limieten gehanteerd.
De beste maatstaf om te meten of het rente-risicobeleid
effectief is, is de ‘Present Value of 1 basispoint’ (PV01).
Deze maatstaf meet hoe gevoelig een looptijdsegement
(hierna: bucket) is in euro’s voor de verandering van de rente
met 1 basispunt. Bij de beoordeling van de PV01 wordt in
ogenschouw genomen of het aantal onderscheiden buckets op
basis waarvan de rentecurve in dit verband is opgedeeld - recht
doet aan het soort posities dat het fonds inneemt. Door aan
PGB JAARVERSLAG 2013
elke bucket een maximale PV01-limiet te koppelen wordt het
renterisico van de nominale pensioenverplichtingen beheerst.
Per bucket geldt een PV01-limiet van 400.000 euro, met als
uitgangspunt de euro-renteswapcurve en niet de DNB
rentetermijnstructuur met UFR. Een aantal buckets is opgedeeld in een aantal clusters. Voor cluster A geldt een limiet van
1.250.000 euro voor cluster B en C een limiet van 750.000
euro. Deze limieten impliceren dat voor circa 25 procent
afgeweken kan worden van de benchmark voor de clusters van
55 procent voor cluster A resp. 40 procent voor de clusters B
en C. Uitgangspunt hierbij is stringent beleid én uitvoerbaarheid, met behoud van voldoende ruimte tot curvepositionering. In onderstaande tabel wordt dit weergegeven.
Geldstroom-matching
PV01 doelstelling
Bucket/cluster
PV01 per bucket/cluster
2014 tot 2059
één per vijf jaar
maximaal 400.000 euro
Vanaf 2059
één
maximaal 400.000 euro
Cluster A
(1ste vier buckets)
0-20
maximaal 1.200.000 euro
Cluster B
(5de en 6de bucket)
20-30
maximaal 750.000 euro
Cluster C
(7de bucket e.v.)
30 e.v.
maximaal 700.000 euro
Modified duration
doelstelling
50% van de modified duration van de
nominale pensioenverplichtingen
Bandbreedte
47,5% - 52,5%
De rentegevoeligheid wordt ook gemeten door middel van de
duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de
kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
De duratie en het effect van de renteafdekking kunnen als
volgt worden samengevat:
Duratie van de:
– vastrentende waarden
(voor rentederivaten)
– rentederivaten
– totale beleggingsportefeuille
– (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde
31 dec.
2013
31 dec.
2012
8.357
61
14.713
9,7
14,5
8,6
8,3
14,9
9,5
13.695
15,5
16,2
Op de balansdatum is de duratie van de totale beleggingsportefeuille korter dan de duratie van de nominale verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zekere vorm van
‘duratie-ongelijkheid’. Dit betekent dat bij een rentestijging de
waarde van de totale beleggingen minder snel daalt dan de
waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele
71
JAARREKENING 2013
marktrentestructuur), waardoor de dekkingsgraad zal stijgen.
Bij een rentedaling zal de waarde van de totale beleggingen
minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen,
waardoor de dekkingsgraad zal dalen.
Het pensioenfonds PGB heeft het verschil in de rentetypische
looptijd teruggebracht door het aangaan van renteswaps en
bewaakt bovendien de rentegevoeligheid op de looptijd van de
rentecurve.
De kasstromen in de verschillende looptijdsegmenten van de
toekomstige pensioenverplichtingen worden voor 55 procent
afgedekt (‘gematched’) met kasstromen uit de beleggingsportefeuille. Het matchen van de kasstromen gebeurt door het
kopen van langlopende obligaties en door middel van het
inzetten van renteswaps. De afdekking in de buckets met korte
looptijden is hoger, zodat de afdekking in de buckets met
lange looptijden lager kan zijn, zonder dat de afdekking in de
totale beleggingsportefeuille onder de 55 procent is
uitgekomen. Zodra in de totale beleggingsportefeuille de mate
van afdekking boven of onder de 55 procent uitkomt (met een
bandbreedte van 2,5 procent), wordt er in principe een
swaptransactie gesloten om de mate van afdekking van de
totale portefeuille weer op 55 procent te stellen.
Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen
een variabele korte rente. Het pensioenfonds PGB ontvangt in
dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van
een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele
korte rente (bijvoorbeeld EONIA). Hierdoor wordt de ongelijkheid van de kasstromen verkleind, maar het pensioenfonds
PGB wordt wel blootgesteld aan de ontwikkeling van de korte
rente die het aan de tegenpartij dient te betalen. Bij het
afsluiten van een renteswap kunnen dus ongelijkheidsrisico’s
worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die
gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-,
tegenpartij- en juridisch risico). Deze risico’s worden onder
meer afgedekt door het opeisen van onderpand en het
afsluiten van contracten.
Op basis van de verwachte kasstromen volgens actuariële
grondslagen zien de kasstromen van het pensioenfonds PGB er
op de lange termijn als volgt uit:
Bedragen in miljoenen euro’s
Vastrentende waarden
Rentederivaten inclusief schuldpositie
Pensioenverplichtingen
Saldo
–
Balanswaarde
Totale
nominale
kasstroom
<1
jaar
1-5
jaar
5 - 10
jaar
10 - 20
jaar
> 20
jaar
8.357
11.288
940
1.911
2.298
2.959
3.180
61
1.703
65
315
311
521
491
13.695
22.617
486
2.055
2.835
6.216
11.025
9.626
519
171
5.277
–
–
226
–
2.736
–
7.354
De solvabiliteit van het pensioenfonds PGB is gevoelig voor
wijzigingen in het renteniveau en deze gevoeligheid wordt
tweewekelijks beoordeeld. Een daling van de rentestand met
1 procent heeft een negatief effect op het vermogen van 1,1
miljard en een stijging van de rentestand met 1 procent heeft
een positief effect van circa 1,2 miljard. Onderstaande tabellen
geven een indruk daarvan.
Bedragen in miljoenen euro’s
Stand bij 1%
rentedaling
Stand ultimo
boekjaar
Stand bij 1%
rentestijging
16.092
13.695
11.809
9.153
8.357
522
61
–
297
5.277
–
4.083
Voorziening pensioenverplichtingen
Vastrentende waarden (exclusief derivaten)
Rentederivaten
Saldo ultimo boekjaar
72
–
6.417
–
7.429
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
De looptijdverdeling van de vastrentende waarden is als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2013
%
Resterende looptijd < 1 jaar
31 december 2012
%
884
11
1.637
20
Resterende looptijd 1 - 5 jaar
1.072
13
917
11
Resterende looptijd 5 - 10 jaar
1.457
17
1.127
13
Resterende looptijd > 10 jaar
4.944
59
4.715
56
Balanswaarde
8.357
100
8.396
100
Risico zakelijke waarden (S2)
Het vereist eigen vermogen voor aandelenrisico inclusief
vastgoedbeleggingen en infrastructuur is gebaseerd op een
grote koersdaling van de index. Daarbij geldt een onderscheid
tussen beursgenoteerde aandelen 'mature markets' (75
procent) en aandelen 'emerging markets' (25 procent). De
laatste categorie is risicovoller dan de eerste: aandelen van dit
type blijken grotere waardeschommelingen te kennen dan
beursgenoteerde aandelen op volwassen markten. Een nadere
detaillering van de beleggingen in vastgoed en infrastructuur
naar de aard van de belegging is als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2013
%
31 december 2012
%
Kantoren
22
1
26
Winkels
24
2
29
2
2
—
1
—
Fondsbeleggingen in vastgoed en infrastructuur
1.406
97
1.268
96
Balanswaarde
1.454
100
1.324
100
Woningen
2
De segmentatie van vastgoed en infrastructuur naar regio is als
volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
REGIO
31 december 2013
%
31 december 2012
%
Europa
910
63
949
Noord Amerika
250
17
110
8
Pacific
233
16
216
16
61
4
49
4
1.454
100
1.324
100
Emerging markets
Balanswaarde
72
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke
posities van de indirecte beleggingen.
PGB JAARVERSLAG 2013
73
P
erspectief
SECTORCOMMISSIE
KARTONNAGE
& FLEXIBELE
VERPAKKINGENBEDRIJF
“Als we al discussie hebben,
wordt er van beide kanten goed
gekeken wat er kan. Ik ben tevreden,
we hebben weer perspectief.”
Cees Otterspeer zit in de sectorcommissie
sinds de aansluiting bij PGB in 2012.
Daarvoor zat hij ruim dertien jaar in het
bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds
van de sector Kartonnage- en Flexibele
Verpakkingenbedrijf. Hij is dus goed
ingevoerd in de pensioenproblematiek. De
rol van zijn sectorcommissie ziet Otterspeer
vooral in het “bewaren van de eigen
identiteit binnen het grotere geheel.” Ook
ziet hij erop toe dat er goed wordt
gecommuniceerd met de achterban over
specifieke sectorthema’s. De commissie
komt zo’n drie keer per jaar bijeen en
bespreekt dan vooral actuele zaken, zoals
het nieuwe pensioencontract. Of speciale
sectorzaken zoals het extra voorwaardelijk
pensioen. Tot nu toe is Otterspeer zeer
tevreden over deze overlegstructuur: “Het
bestuur luistert naar ons. Het functioneert
goed. Mag ook wel, het is één van de
oudste bedrijfstakpensioenfondsen in
Nederland. En één van de grotere onderhand. Ze hebben veel ervaring. Het prettige
is dat we op één lijn zitten. Als we al
discussie hebben, wordt er van beide
kanten goed gekeken wat er kan. Zo
hadden wij promotiecontracten, pensioen
voor functies boven cao-niveau. Dat is
overgenomen, er zijn aparte afspraken voor
gemaakt. PGB doet er alles aan dat soort
dingen goed te regelen. Als commissie
ervaren we geen tegenstellingen, geen
andere belangen. We zijn tevreden, er is
weer perspectief.”
CEES OTTERSPEER
Voorzitter sectorcommissie Kartonnage- en
Flexibele Verpakkingenbedrijf, werkt als
teamleider afdeling printing bij Tetra Pak
JAARREKENING 2013
Van de beleggingen in Europees vastgoed en infrastructuur
bevindt 473 (2012: 319) zich in Nederland.
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sector is als
volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
SECTOR
Financiële instellingen
31 december 2013
%
31 december 2012
%
729
16
545
2.143
47
1.827
46
Serviceorganisaties
612
13
531
13
Andere instellingen
1.109
24
1.081
27
Balanswaarde
4.593
100
3.984
100
Handel en industriële bedrijven
14
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als
volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
REGIO
31 december 2013
%
31 december 2012
%
Europa
1.762
38
1.166
29
Noord Amerika
1.467
32
1.470
37
Pacific
540
12
423
11
Emerging markets
824
18
925
23
4.593
100
3.984
100
Balanswaarde
Bij bovenstaande tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de
feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
Valutarisico (S3)
Valutarisico is het risico dat de waarde van een belegging
wijzigt als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Met het
beleggen in vreemde valuta wordt een valutarisico genomen,
aangezien de verplichtingen in euro’s luiden. Het strategische
valutabeleid van het pensioenfonds PGB is gericht op het
grotendeels afdekken van valuta-posities met behulp van
valutatermijncontracten. Specifiek voor aandelen in de
Emerging Markets hanteert het pensioenfonds PGB een
pragmatische aanpak door een combinatie van valutatermijncontracten in te zetten, zijnde een derde US Dollar, een derde
(lokale) Emerging Markets valuta’s en een derde niet afdekken.
Het aandeel dat buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo
jaar circa 34 procent (2012: circa 33 procent) van de beleggingsportefeuille. De belangrijkste vreemde valuta daarin zijn in
procenten: USD 41 procent, GBP 14 procent en JPY 9 procent
(2012: USD 46 procent, GBP 11 procent en JPY 8 procent).
Het strategisch beleid van het pensioenfonds PGB is om vrijwel
alle vreemde-valutaposities af te dekken. In verband met de
onzekerheid in het eurogebied is vorig jaar besloten om maximaal een positie van 10 procent in vreemde valuta aan te
76
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
houden. Eind 2013 is 88,7 procent (2012: 92,1 procent)
afgedekt naar de euro. Ondanks de lagere afdekking is de aan
te houden buffer afgenomen tot 285 (2012: 301). Eind 2013
is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 64
(2012: 97).
De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als
volgt worden gespecificeerd:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2013
%
Vastgoed en infrastructuur
Aandelen
Vastrentende waarden
31 december 2012
%
826
17
678
15
3.772
77
3.339
75
459
10
6
—
267
5
Derivaten
—
—
Overige
35
1
14
—
4.900
100
4.484
100
Balanswaarde
–
Bij deze tabel is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is
als volgt weer te geven:
Vastgoed
beleggingen
Aandelen
Bedragen in miljoenen euro’s
VastDerivaten
rentende
en overige
waarden beleggingen
Totaal
voor afdekking
Valutaderivaten
afdekking
31-12-2013
31-12-2012
Nettopositie
Nettopositie
na afdekking
EUR
606
796
8.092
230
9.724
3.338
13.062
GBP
176
486
—
—
662
–
447
215
JPY
101
322
—
—
423
–
246
177
USD
215
1.511
265
—
1.991
–
1.735
256
375
Overige
356
1.478
—
—
1.834
–
831
1.003
917
1.454
4.593
8.357
230
14.634
79
14.713
14.145
Totaal
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke
posities van de indirecte beleggingen (doorkijk). In de tabel is
aangesloten met de balanswaarde van de beleggingen. Het
strategische beleid is om maximaal 10 procent van de exposure
in vreemde valuta binnen de totale portefeuille af te dekken.
Grondstoffenrisico (S4)
De actuele waarde van de posities in grondstoffen bedraagt
nihil (2012: – 6). De onderliggende waarde bedraagt nihil
(2012: 464).
Het ontbreken van een aandeel van grondstoffenexposure in
de totale beleggingsportefeuille zorgt ervoor dat het
pensioenfonds PGB niet gevoelig is voor een daling in de
grondstoffenprijzen.
PGB JAARVERSLAG 2013
12.600
–
67
320
Kredietrisico (S5)
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het
pensioenfonds PGB als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds PGB
(potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden
gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken
waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee
over the counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan.
Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door diversificatie,
het stellen van positielimieten voor tegenpartijen, zowel op
product- als op totaalniveau, het stellen van limieten voor de
kredietbeoordeling van de portefeuilles, tegenpartijen en het
land van hoofdtoezicht op deze tegenpartijen, het vragen van
onderpand en het hanteren van prudente verstrekkings-
77
JAARREKENING 2013
normen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het
pensioenfonds PGB enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst
onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met
betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name
OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds PGB enkel
gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds
PGB adequaat worden afgedekt door onderpand. Deze
zekerheden bestaan alleen uit liquide middelen en hoogwaardige staatsobligaties. Liquide middelen worden op
deposito uitgezet bij tegenpartijen met een kredietwaardigheid
van minimaal A-, gevestigd in een (toezicht)land met een
kredietwaardigheid van minimaal AA. Voorts worden positielimieten aangehouden voor deposito’s en voor een totaalbedrag aan vorderingen (bijvoorbeeld als gevolg van nettoderivatenposities). Het kredietrisico is berekend op basis van de
verwachte kasstromen van alle vastrentende waarden (kasstroommethodiek).
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de
vastrentende beleggingen naar sector weergegeven:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2013
%
31 december 2012
%
Overheidsinstellingen
5.214
62
5.534
66
Financiële instellingen
1.311
16
1.321
16
Handel en industriële bedrijven
1.331
16
1.148
13
Serviceorganisaties
416
5
319
4
Andere instellingen
85
1
74
1
8.357
100
8.396
100
Balanswaarde
De samenstelling van de vastrentende waarden naar landen
kan als volgt worden samengevat:
Bedragen in miljoenen euro’s
Per 31 december 2013
Nederland en andere EU-landen 1
Overheid
Financiële
instellingen
Reële economie
Totaal
7.308
5.214
912
1.182
Europa (niet-EU)
—
48
36
84
Noord-Amerika
—
221
369
590
Zuid-Amerika
—
37
106
143
Japan
—
2
—
2
Zuid-Oost Azië
—
29
15
44
Midden-Oosten
—
4
9
13
Overige
—
58
115
173
5.214
1.311
1.832
8.357
Balanswaarde
78
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
Per 31 december 2012
Overheid
Financiële
instellingen
Reële economie
Totaal
7.681
Nederland en andere EU-landen
5.534
1.058
1.089
Europa (niet-EU)
—
48
34
82
Noord-Amerika
—
171
280
451
Zuid-Amerika
—
—
53
53
Japan
—
—
—
—
Zuid-Oost Azië
—
—
—
—
Midden-Oosten
—
—
—
—
Overige
—
44
85
129
5.534
1.321
1.541
8.396
Balanswaarde
Bij deze tabellen is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van
de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht
worden gegeven:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2013
%
31 december 2012
%
AAA
3.734
45
3.511
AA
1.918
23
1.717
42
21
A
1.855
22
1.676
20
BBB
137
2
39
—
BB
57
1
—
—
B
29
—
—
—
3
—
—
—
624
7
1.453
17
8.357
100
8.396
100
lager dan B
Geen Rating 2
Balanswaarde
1. Het pensioenfonds PGB heeft bedrijfsobligaties in haar portefeuille voor 34 (2012: 55) in Italië, voor 21 (2012: 10) in Ierland en nihil (2012: 2) in Spanje.
Vanwege het besluit slechts in hoogwaardige Europese staatsobligaties te beleggen, heeft het pensioenfonds PGB bewust een concentratierisico geaccepteerd
op voornamelijk Nederland en Duitsland. Het pensioenfonds PGB heeft alleen bedrijfsobligaties met een minimale kredietwaardigheid van BBB en stuurt de
portefeuille op een gewogen gemiddelde kredietkwaliteit van A. Vanwege de risico-concentratie in de financiële sector in het universum van de benchmark
heeft het bestuur besloten een maximum van 25 procent in te stellen voor de financiële instellingen. Voorts beperken beleggingen in banken zich tot banken
met een hoge kredietwaardigheid. Het pensioenfonds PGB heeft geen posities in Cyprus, Griekenland, Hongarije en Portugal.
2. Betreft deposito’s
Actuariële risico’s (S6)
Verzekeringstechnische risico’s
De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven,
kortleven en arbeidsongeschiktheid.
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische
risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven
leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van
de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichtingen. Door toepassing van de
meest recente prognosetafel 2012 - 2062 van het Actuarieel
Genootschap is het langleven risico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
PGB JAARVERSLAG 2013
79
JAARREKENING 2013
Het kortlevenrisico betekent dat het pensioenfonds PGB in
geval van overlijden voor de pensioenleeftijd (dit is de eerste
dag van de maand waarin de AOW wordt ontvangen) mogelijk
een nabestaandenpensioen moet toekennen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds
PGB voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij
invaliditeit. Voor de risico’s van overlijden voor de pensioenleeftijd en voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks
een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de
risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het
resultaat. De AG prognosetafel van de overlevingskansen
2012 - 2062 met startjaar 2014 is ingevoerd en toegepast bij
de technische analyse. Voorts heeft een kwalitatieve beoordeling van de populatie van de recent aangesloten werkgevers
en collectief overgedragen pensioenverplichtingen (eveneens
industrie met volcontinue arbeid) niet tot aanpassing geleid in
de veronderstellingen voor de door het pensioenfonds PGB
specifiek toegepaste ervaringssterfte. Het pensioenfonds PGB
bewaakt de sterfteresultaten. De uitkomsten in 2013 geven
geen aanleiding tot aanpassing van de ervaringssterfte. De
actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden
periodiek beoordeeld.
Gezien de omvang van het pensioenfonds PGB wordt geen
gebruik gemaakt van herverzekering.
Toeslagrisico
Het bestuur van het pensioenfonds PGB heeft de ambitie om
op de pensioenen toeslag te verlenen. De mate waarin dit kan
worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de
rente, beleggingsrendementen, prijsinflatie en demografie.
Wanneer deze componenten zich ongunstig ontwikkelen,
bestaat het risico dat het pensioenfonds PGB geen indexatie
kan verlenen. In het meest ongunstige geval bestaat het risico
dat de aanspraken zelfs verminderd moeten worden.
Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening
voorwaardelijk is. Het toeslagrisico betreft een risico voor de
deelnemers.
Liquiditeitsrisico (S7)
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of
niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in
liquide middelen, waardoor het pensioenfonds PGB op korte
termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de
overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen
(solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn.
Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en
tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden
voor de liquiditeitsposities. Bij een oordeel over dit risico moet
tevens rekening worden gehouden met de directe
beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Daarnaast kan de financiële afwikkeling van derivaten grote
mutaties teweeg brengen in de liquide middelen.
Het pensioenfonds PGB heeft relatief grote posities in (passief
beheerde) staatsobligaties en (passief beheerde) aandelen in
Noord-Amerika en in Europa. Deze beleggingen kunnen
80
relatief snel, zonder direct waardeverlies te leiden, te gelde
worden gemaakt om een eventuele onvoorziene uitstroom van
geldmiddelen te financieren. Het pensioenfonds PGB heeft de
omgang met liquiditeitsrisico genormeerd en daarvoor een
lange termijn strategische liquiditeitsrisico-maatstaf en een
dagelijkse treasury liquiditeitsprofielmonitor ingevoerd.
De lange termijn strategische liquiditeitsrisico-maatstaf luidt als
volgt:
Liquiditeitsrisico-maatstaf
Liquidity coverage
ratio (strategisch)
Matching portfolio + Return portfolio
exclusief onroerend goed en infrastructuur
schokken op derivatenexposures
De limiet voor deze maatstaf luidt als volgt: ‘de teller moet minimaal 4 keer zo
groot zijn als de noemer.’ De schokken die gehanteerd worden, zijn vergelijkbaar
met de FTK-schokken die DNB hanteert voor de berekening van het Vereist Eigen
Vermogen. Over de lange termijn strategische liquiditeitsmaatstaf wordt maandelijks gerapporteerd. Ultimo 2013 komt de liquiditeitsmaatstaf uit op 14,7 en komt
daarmee ruim boven de norm van 4 uit.
De dagelijkse treasury liquiditeitsprofielmonitor verschaft
inzicht in de liquiditeitspositie van het fonds onder normale en
gestresste omstandigheden voor de komende vijf weken. Het
korte termijn liquiditeitsrisico is gedefinieerd als de directe
liquiditeit versus de liquiditeitsbehoefte voor de komende vijf
weken onder zowel normale als gestresste marktomstandigheden. Directe liquiditeit betreft cash en aflopende deposito’s.
De liquiditeitsbehoefte onder normale marktomstandigheden
betreft de benodigde liquiditeiten voor het doen van
betalingen en uitkeringen in de komende vijf weken, gegeven
de marktomstandigheden van dat moment. De liquiditeitsbehoefte onder gestresste marktomstandigheden veronderstelt
dat in de komende vijf weken alle uitstaande commitments
worden opgevraagd en dat alle in die periode aflopende
derivaten en/of derivaten waarvan waardemutaties dagelijks
worden verrekend (zoals termijncontracten of Central Clearing)
met 10 procent in waarde dalen. Op dit moment wordt geen
buffer berekend voor het liquiditeitsrisico.
Concentratierisico (S8)
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Het concentratierisicobeleid is erop gericht om te voorkomen dat als gevolg van ontoereikende spreiding binnen de
portefeuille een specifieke ontwikkeling of gebeurtenis een
bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds PGB. Het belangrijkste
instrument dat het pensioenfonds PGB hiertoe inzet betreft
spreiding over meerdere beleggingscategorieën, regio’s,
landen, sectoren en debiteuren.
Om het concentratierisico te bepalen, worden alle instrumenten met dezelfde debiteur gesommeerd. Als grote post
wordt aangemerkt elke gesommeerde positie die meer dan
2 procent van het balanstotaal uitmaakt. Per 31 december
2013 is hier alleen sprake van bij staatsobligaties van de
volgende landen:
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
%
31 dec. 2012
%
Nederland
1.969
13,7
1.924
13,5
Duitsland
1.526
10,6
1.450
10,2
Oostenrijk
705
4,9
667
4,7
Frankrijk
641
4,5
633
4,5
4.841
33,7
4.674
32,9
Balanswaarde
Vanwege het besluit uitsluitend in hoogwaardige Europese
staatsobligaties te beleggen, heeft het pensioenfonds PGB
bewust een concentratierisico geaccepteerd op voornamelijk
Nederland en Duitsland.
De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het pensioenfonds PGB is de demografische
opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet
te beïnvloeden. Voor het pensioenfonds PGB is ultimo 2013,
gewogen naar de verplichtingen, een man/vrouw verhouding
van 65:35 (2012: 66:34) van toepassing. De gemiddelde
leeftijd van alle deelnemers, gewogen naar de verplichtingen,
is 62,1 jaar (2012: 61,2 jaar).
Het bestuur volgt de potentiële concentraties in de activa of
verplichtingen nauwlettend en beoordeelt de grote posities op
maandbasis. Er worden geen financiële buffers voor concentratierisico’s aangehouden.
Operationeel risico (S9)
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afhandeling
van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het
verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke
risico’s worden door het pensioenfonds PGB beheerst door het
stellen van hoge kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie.
Het niveau van de dienstverlening is vastgelegd in een Service
Level Agreement. Op basis van periodieke rapportages wordt
de kwaliteit van de dienstverlening door het bestuur getoetst.
Aanvullend toont de uitvoeringsorganisatie met een ISAE3402type II verklaring aan dat zij de operationele risico’s van de
uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer
op een adequate wijze beheerst. Met deze verklaring bevestigt
de accountant van de uitvoeringsorganisatie dat de beheersmaatregelen en de beheersstructuur in opzet, bestaan en
werking aanwezig is en dat door de beheersmaatregelen de
beheersdoelstellingen ook daadwerkelijk worden bereikt. In
maart 2014 heeft de uitvoeringsorganisatie de ISAE3402
type II-verklaring over de periode 1 januari 2013 tot en met
31 december 2013 aan het pensioenfonds PGB overlegd.
Onder de scope van de verklaring vallen de processen inzake
vermogensbeheer en pensioenbeheer.
PGB JAARVERSLAG 2013
De uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds PGB
beoordeelt ieder jaar de ISAE3402-verklaringen van de grote
uitbestedingsrelaties van het pensioenfonds PGB. Op basis van
het uitbestedings- en integratiebeleid van het pensioenfonds
PGB wordt een analyse gemaakt en worden de aandachtspunten gerapporteerd aan het audit- en riskcommittee van het
pensioenfonds PGB. Indien nodig worden aanvullende
controlemaatregelen uitgevoerd, zoals een ad-hoc operational
audit. Timeos rapporteert de uitkomsten van de halfjaarlijkse
risicoanalyse en de belangrijkste incidenten aan het audit- en
riskcommitee van pensioenfonds PGB. Voor het operationeel
risico wordt geen buffer aangehouden.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten
uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen
het algemene beleggingsbeleid.
Het pensioenfonds PGB gebruikt derivaten hoofdzakelijk om
grote financiële risico’s af te dekken binnen de door het
bestuur gestelde limieten. Een van de belangrijkste risico’s bij
derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen
niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico
wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te
goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien
geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand.
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende
instrumenten:
Valutatermijncontracten:
dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij
de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een
valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf
vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door
middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s
afgedekt.
Renteswaps:
dit betreft met individuele banken afgesloten contracten
waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen
van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door
middel van renteswaps kan het pensioenfonds PGB de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
Grondstofderivaten:
Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin wordt geïnvesteerd door middel van afgeleide
financiële instrumenten in onder andere energie en grondstoffen.
81
JAARREKENING 2013
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per
31 december 2013:
Bedragen in miljoenen euro’s
Type contract
Valutatermijncontracten
Renteswaps
Overig
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde
activa
Actuele waarde
passiva
2014
GBP
444
—
11
2014
JPY
266
19
—
2014
USD
1.784
45
3
2014
Overige valuta
797
15
1
3.291
79
15
2014 t/m 2023
EUR
50
4
—
2024 t/m 2033
EUR
872
44
15
2034 t/m 2043
EUR
722
20
36
2044 t/m 2053
EUR
1.055
94
93
2054 t/m 2061
EUR
630
53
10
3.329
215
154
—
4
—
—
4
—
6.620
298
169
Overig
EUR
Balanswaarde
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per
31 december 2012:
Bedragen in miljoenen euro’s
Type contract
Valutatermijncontracten
Renteswaps
Grondstoffenswaps
Balanswaarde
82
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde
activa
Actuele waarde
passiva
2013
GBP
562
18
—
2013
JPY
23
3
—
2013
USD
1.758
47
—
2013
Overige valuta
693
29
—
3.036
97
—
2013 t/m 2022
EUR
50
6
—
2023 t/m 2032
EUR
792
86
—
2033 t/m 2042
EUR
947
38
3
2043 t/m 2052
EUR
1.105
125
43
2053 t/m 2060
EUR
275
70
—
3.169
325
46
2013
Index USD
278
—
4
2014
Index USD
186
—
2
464
—
6
6.669
422
52
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het
pensioenfonds PGB zekerheden ontvangen voor een bedrag
van 190 (2012: 421) en gesteld voor een bedrag van 55
(2012: 7). De omvang van de ontvangen/gestelde zekerheden
wordt per individuele tegenpartij bepaald, waarbij de nettowaarde wordt gehanteerd van de derivatenposities voor de
desbetreffende tegenpartij. Dit verklaart het verschil tussen de
balanspost en de omvang van de ontvangen en gestelde
zekerheden.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de samenstelling van het
ontvangen en gestelde onderpand inzake derivaten:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2013
31 december 2012
153
340
Onderpand ontvangen in liquiditeiten
Onderpand gesteld in liquiditeiten
Onderpand ontvangen in de vorm van (staats)obligaties
Onderpand gesteld in de vorm van (staats)obligaties
–
Subtotaal onderpand
–
Opgelopen Interest
Subtotaal derivaten inclusief schuldpositie
Overdekking
Het pensioenfonds PGB heeft verschillende maatregelen
genomen om de posities in verstrekte en ontvangen
zekerheden te beheersen en te monitoren. Zo stelt het
pensioenfonds PGB limieten aan tegenpartijen op totaalniveau.
Daarbij volgt het pensioenfonds PGB op dagbasis de hoogte
van de ontvangen en gestelde zekerheden. De omvang van de
zekerheden moet in samenhang worden gezien met de
gesaldeerde waarde van de derivatenposities per tegenpartij.
Indien hiertoe aanleiding is, worden van tegenpartijen
aanvullende zekerheden gevraagd of gesteld. De afwikkeling
PGB JAARVERSLAG 2013
81
55
–
7
414
264
Derivaten met een negatieve waarde
Het pensioenfonds PGB heeft voor een totaalbedrag van 55
(2012: 7) aan (staats)obligaties als onderpand verstrekt als
gevolg van een negatieve waardeontwikkeling van rentederivaten. Dit bedrag is verantwoord onder de vastrentende
waarden. Het verstrekte onderpand staat niet ter vrije
beschikking van het pensioenfonds PGB.
0
37
135
Derivaten met een positieve waarde
Het pensioenfonds PGB heeft eind 2013 190 (2012: 421) aan
onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten en
hoogwaardige staatsobligaties als gevolg van een positieve
waardeontwikkeling van de derivatenposities. Het ontvangen
onderpand in de vorm van liquiditeiten is herbelegd in
deposito’s. De ontvangen obligaties staan niet ter vrije
beschikking van het pensioenfonds PGB.
0
422
169
–
52
30
36
125
406
10
8
hiervan vindt niet per dezelfde datum plaats, waardoor
kortstondig een over- of onderdekking ontstaat. Op
balansdatum heeft het pensioenfonds PGB een overdekking
van 10 (2012: 8).
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Investeringsverplichtingen
Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan
er per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen:
Bedragen in miljoenen euro’s
31 dec. 2013
31 dec. 2012
Vastgoed
39
21
Infrastructuur
45
43
Totaal
84
64
Deze verplichtingen zullen naar verwachting voor circa 50%
(2012: 50%) in het komend boekjaar worden afgewikkeld.
Het restant zal grotendeels in het daaropvolgende jaar worden
afgewikkeld.
83
JAARREKENING 2013
Overnameverplichtingen
In 2013 is met een aantal bedrijven overeenstemming bereikt
over hun aansluiting per 1 januari 2014. In alle gevallen betreft
het een aansluiting voor toekomstige op te bouwen
pensioenaanspraken met uitzondering van één aansluiting.
Voor deze aansluiting vindt er een collectieve waardeoverdracht plaats van elders opgebouwde aanspraken per 2 januari
2014. Aangezien er op 31 december 2013 geen collectieve
waardeoverdrachten plaatsvinden van elders opgebouwde
aanspraken, zijn er aan deze aansluitingen per 31 december
2013 geen overnameverplichtingen verbonden.
De uitvoeringsorganisatie verricht haar werkzaamheden in een
kantoorgebouw, welke in huur is van het pensioenfonds PGB.
De huurovereenkomst betreft een transactie op zakelijke
gronden. Het kantoorgebouw is op 31 december 2013
gewaardeerd op 2,8 bij een jaarlijkse huurprijs van 0,6.
De kosten van Timeos B.V. worden aan pensioenfonds PGB
doorbelast op basis van een door het pensioenfondsbestuur
goedgekeurde begroting. Hierin is geen winstopslag verwerkt.
Langlopende contractuele verplichtingen
Het pensioenfonds PGB heeft een uitbestedingsovereenkomst
gesloten met Timeos voor een periode van 5 jaar, bestaande
uit de Fiduciair Beheerovereenkomst met een minimale looptijd
van 3 jaar en de Overeenkomst van Pensioenadministratie en
Overige diensten met een minimale looptijd van 5 jaar. De
jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt 17,7 (2012: 17,0).
De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt
64,2 (31 december 2012: 73,9).
Overige verplichtingen
Ten behoeve van het bestuursbureau is een kantoorruimte
gehuurd. De verplichting voor het lopende huurcontract met
een resterende looptijd van 2,25 jaar bedraagt 0,6. Verplichtingen uit hoofde van onderhoudscontracten en overige
contracten bedragen 0,1.
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds PGB, zijn
uitvoeringsorganisatie waarvan pensioenfonds PGB de enige
aandeelhouder is, de aangesloten ondernemingen en hun
bestuurders.
Transacties met bestuurders
Voor informatie over de beloning van bestuurders wordt
verwezen naar de toelichting onder ‘Bezoldiging bestuurders
en leden commissies’. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch
is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Voor
zover bestuurders deelnemen aan de pensioenregeling,
gebeurt dit onder reguliere condities.
Overige transacties met verbonden partijen
Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds
PGB en werkgevers met betrekking tot de financiering van de
aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling, dienen
beiden zorg te dragen voor de verplichtingen die voortvloeien
uit de grafimedia-cao en het Pensioenreglement.
Medewerkers van de uitvoeringsorganisatie en het bestuursbureau hebben een pensioenregeling die wordt uitgevoerd
door het pensioenfonds PGB. Hierbij wordt gebruik gemaakt
van reguliere excedentregelingen tegen standaardvergoedingen.
84
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
TOELICHTING
OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
11
PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVERS EN
WERKNEMERS)
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
2012
Werkgeversgedeelte
144
115
Werknemersgedeelte
95
77
Eenmalige premiebijdragen
12
10
251
202
Totaal
De gewogen gemiddelde marktrente aan het begin van 2013
bedroeg 2,42 procent (2012: 2,74 procent). Als gevolg van de
lage rentestand was voor het boekjaar 2013 de kostendekkende premie hoger dan de feitelijk ontvangen premie.
De gepresenteerde kostendekkende premie is inclusief een
solvabiliteitsopslag van 14,7 procent.
De aan het boekjaar toe te rekenen premie is als bate in de
staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van
de kostendekkende en gedempte premie is als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers aan de basis
PGB-regeling bedraagt 19,5 procent (2012: 17,5 procent) van
de pensioengrondslag. In de verantwoorde premie over 2013
is een toename ter grootte van circa 23 (2012: circa 35) het
gevolg van nieuwe aansluitingen.
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens
artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
Feitelijke premie
2013
2012
239
192
Kostendekkende premie
Inkoop aanspraken
(ouderdoms- en partnerpensioen)
200
199
Risicopremie nabestaandenpensioen
en arbeidsongeschiktheid
9
8
Kosten
5
6
31
37
245
250
Opslag solvabiliteit
2012
Totaal
Feitelijke premie
239
192
Kostendekkende premie
245
250
Gedempte premie
Gedempte premie
213
173
Inkoop aanspraken
(ouderdoms- en partnerpensioen)
De kostendekkende en gedempte premie worden bepaald op
basis van de grondslagen aan het begin van het boekjaar. Het
pensioenfonds PGB hanteert een systeem voor vaststelling van
de jaarlijkse inkoop van pensioen waarbij pas in het volgende
boekjaar vastgesteld kan worden wat de werkelijke bedragen
zijn. Met andere woorden, in het boekjaar werkt het pensioenfonds PGB met een schatting. Voor zover de uiteindelijke
premie afwijkt van de schatting, zal een corresponderende
wijziging in de pensioenrechten worden verwerkt. Het effect
van eventuele verschillen in de afloop van de premieschatting
is per saldo nagenoeg nihil.
173
135
Risicopremie nabestaandenpensioen
en arbeidsongeschiktheid
8
6
Kosten
5
6
27
26
213
173
Opslag solvabiliteit
Totaal
Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de
premie te dempen. Dit gebeurt door een rente te hanteren van
3,25 procent. Per jaar zal de werkelijke rente hiervan afwijken.
Het effect van demping dient over een langere periode (artikel
128 van de Pensioenwet) zodanig prudent te zijn dat
(tenminste) de aangroei van de VPV voor pensioeninkoop
gefinancierd is met de kostendekkende premies (KDP’s) in die
periode. De kostendekkende premie conform artikel 130 van
de Pensioenwet, fluctueert ook met de door DNB
voorgeschreven marktrente.
PGB JAARVERSLAG 2013
85
JAARREKENING 2013
12
BELEGGINGSRESULTATEN
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
Directe
beleggingsopbrengsten
Vastgoed en infrastructuur
51
Aandelen
83
Vastrentende waarden
Indirecte
beleggingsopbrengsten
–
Kosten
63
–
2
532
–
14
–
Totaal
–
14
601
244
–
545
9
–
310
Derivaten
61
–
110
—
–
49
Overige beleggingen
—
1
—
1
25
229
Totaal
439
–
185
–
Bedragen in miljoenen euro’s
2012
Directe
beleggingsopbrengsten
Indirecte
beleggingsopbrengsten
Kosten
Totaal
Vastgoed en infrastructuur
45
14
–
1
58
Aandelen
80
498
–
16
562
227
451
–
8
670
50
205
—
255
1
1
—
—
401
1.169
25
1.545
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
–
Totaal
De directe beleggingsopbrengsten zijn verlaagd met de directe
beleggingskosten van 25 (2012: 25) zoals door derden in
rekening gebracht. De kosten zijn naar rato van de gemiddelde
omvang van de beleggingen toegerekend.
–
Verdere toelichting wordt verstrekt onder paragraaf 21
Pensioenuitvoeringskosten.
13
OVERIGE BATEN
Bedragen in miljoenen euro’s
De kosten zijn als volgt opgebouwd:
2013
2012
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie
Beheervergoeding externe vermogensbeheerders
Kosten vermogensbeheer
Totaal
2012
7
6
12
13
6
6
25
25
Beheervergoedingen van beleggingsfondsen zijn meegenomen
in de waardering van deze beleggingsfondsen. Voor deze
fondsen wordt derhalve het nettorendement verwerkt. Hiermee maken deze beheervergoedingen onderdeel uit van de
indirecte beleggingsopbrengsten.
Van het totale beleggingsresultaat van 254 is 2 (2012: 2) voor
rekening van deelnemers op hun inleg vergoed. De vergoeding
is gelijk aan het beleggingsrendement van het pensioenfonds
PGB onder aftrek van 1 procentpunt kosten.
86
Vrijwillige premies (ANW hiaat)
4
FVP bijdragen
3
3
3
Premie Pensioensparen
3
—
Premie voorwaardelijke backservicerechten
—
17
Totaal
10
23
Gezien het geringe belang van het niet uitgekeerde deel van
de winst van Timeos B.V., is geen resultaat deelnemingen
opgenomen onder overige baten.
14
PENSIOENOPBOUW
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel
berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect
op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het
verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
15
TOESLAGVERLENING EN OVERIGE TOESLAGEN
De ambitie voor toeslagverlening is om pensioenrechten en
pensioenaanspraken jaarlijks zoveel mogelijk aan te passen
aan de procentuele stijging van de consumentenprijsindex alle
huishoudens, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur
beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen worden aangepast. Met ingang van
1 januari 2014 heeft net als 1 januari 2013 geen toeslagverlening plaatsgevonden. De voorwaardelijke toeslagverlening
wordt gefinancierd uit overrendementen. De premie bevat dus
geen opslag voor toeslagverlening. Er is geen geld gereserveerd
voor toekomstige toeslagen. Verder is in de richtlijn besluitvorming ‘dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen’ als
uitgangspunt gehanteerd dat bij een dekkingsgraad vanaf de
ondergrens (dekkingsgraad van 115 procent) wordt getracht
een gedeeltelijke toeslagverlening te realiseren. Bij een
dekkingsgraad van meer dan 150 procent zal in eerste instantie
gekeken worden naar nog openstaande inhaaltoeslagen en
vervolgens naar aanpassing op basis van de loonindex en een
eventuele premiekorting. Ook de inhaaltoeslag heeft een
voorwaardelijk karakter.
16
RENTETOEVOEGING VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351 procent
(2012: 1,544 procent), zijnde de rente uit het eerste jaar van
de door DNB voorschreven rentetermijnstructuur ultimo 2012
(2011).
17
ONTTREKKING UIT VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR
PENSIOENUITKERINGEN
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden actuarieel
berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de
financiering van de uitkeerbare pensioenen van de verslagperiode.
18
ONTTREKKING UIT VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR
PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder
excassokosten) worden actuarieel berekend en opgenomen in
de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd
opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat
vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de
verslagperiode.
technische voorzieningen herrekend door toepassing van de
door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur. Het effect van
de verandering van de rentetermijnstructuur wordt
verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
19.2 Wijziging overige actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden
beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de
berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe
actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven
en arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor
zowel de gehele bevolking als voor de populatie van het
pensioenfonds PGB. De verplichtingen zijn gewaardeerd op de
door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel
2012-2062, met toepassing van de PGB leeftijdsafhankelijke
ervaringssterfte. In 2013 is geen sprake geweest van
herziening van de actuariële uitgangspunten.
In 2013 heeft een ervaringssterfte onderzoek plaatsgevonden
waarbij de sterftekansen zijn gekalibreerd voor de deelnemerspopulatie PGB. Het sterfterisico in termen van onzekerheid in
de contante waarde van toekomstige uitkeringen bij overlijden
wordt versterkt door een daling van de rente.
Voor het verslagjaar is vastgesteld dat de sterfte in lijn ligt met
de uitkomsten van het onderzoek in 2011 en dat de populatie
van toetredende fondsen in hoge mate vergelijkbaar is met de
kern van pensioenfonds PGB: de grafische industrie. Het
betreft voornamelijk industriële arbeid, die in ploegendienst
wordt uitgevoerd. Hieruit blijkt, naar beste inschatting, dat op
dit moment geen aanpassing voor de ervaringssterfte
noodzakelijk is.
19.3 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
In 2013 hebben vier ondernemingspensioenfondsen de
pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds PGB.
De collectief overgenomen verplichtingen betreffen de
aanspraken en toekenningen, welke zijn vastgesteld op 626.
Het saldo van individuele waardeoverdrachten bedraagt 4.
Verdere toelichting wordt gegeven onder paragraaf 22 Saldo
overdracht van rechten.
19.4 Overige wijzigingen in de voorziening
pensioenverplichtingen
Bedragen in miljoenen euro’s
WIJZIGING VOORZIENING
PENSIOENVERPLICHTINGEN
19.1 Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de
PGB JAARVERSLAG 2013
2012
2
6
Resultaat op kanssystemen:
Sterfte
Arbeidsongeschiktheid
19
2013
−
1
0
Mutaties
—
−
1
Overig
43
−
3
Totaal
44
2
87
V
erbonden
88
PGB JAARVERSLAG 2013
SECTORCOMMISSIE VERFEN DRUKINKTINDUSTRIE
“We zijn niet de grootste. Maar dat
merk je eigenlijk niet. Ik voel me
niet verpletterd onder het grote getal.
De grootte biedt juist voordeel.”
De sector is in 2013 toegetreden tot PGB.
En de samenstelling van de commissie is
praktisch gelijk aan die van de vroegere
pensioencommissie. Robbert van der Eijk:
“Daar hebben we bewust voor gekozen. Zo
hoefden we het wiel niet opnieuw uit te
vinden.” Vindt hij het moeilijk nu minder
invloed te hebben? “We kijken niet met
heimwee terug. Het was een onhoudbare
zaak. Er is de laatste jaren zo ontzettend
veel veranderd. Het was bijna een dagtaak
om het pensioenfonds draaiende te
houden. Het is een opluchting dat niet meer
allemaal te hoeven bijhouden. En we zijn
ronduit positief, zowel over PGB als over de
uitvoeringsinstantie. De overdracht is soepel
verlopen, foutloos en secuur.” Als taak ziet
Van der Eijk vooral het toezicht houden.
“Het gaat om 5.700 pensioenen, toch een
flinke pot met geld. Wij behartigen de
belangen van deze mensen. En zien erop
toe dat PGB dat ook doet.” Voelt hij zich
serieus genomen? “Ja, zeker! We zijn niet
de grootste. Maar dat merk je eigenlijk niet.
Ik voel me niet verpletterd onder het grote
getal. De grootte van de massa biedt juist
voordeel, verbinding, meer zekerheid. En
het is prettig dat er bij PGB ruimte is voor
eigen regelingen.” Hebben ze speciaal voor
PGB gekozen? “We zijn verwant aan de
grafische sector, voelen ons er thuis. Maar
uiteindelijk draait het om hoeveel pensioen
je krijgt. En doet de herkenbaarheid er niet
zoveel toe. Als het een pensioenfonds in de
metaal was geworden, dan hadden we dat
ook gedaan. Het gaat om wat het beste
voor de deelnemer is.”
ROBBERT VAN DER EIJK
Voorzitter sectorcommissie verf- en
drukinktindustrie, in het dagelijks leven
directeur/eigenaar van IJssel Coatings
PGB JAARVERSLAG 2013
89
JAARREKENING 2013
De toename in overige wijzigingen wordt voornamelijk veroorzaakt door aanpassingen op de beginstand van de voorziening
pensioenverplichting. Dit betreft een aangepaste tariefstelling
bij de pensioensoort ‘gelijk overlevingspensioen’ (20) en
resultaat op de geboekte versus de geschatte inkoop over
2012.
20
De opbouw van de overige kosten is als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
2012
Incidentele pensioenbeheerkosten Timeos
8
—
Kosten bestuur en bestuursbureau
2
1
—
—
1
1
11
2
Advies- en controlekosten
PENSIOENUITKERINGEN
Toezichts- en overige kosten
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
2012
340
300
92
84
Ouderdomspensioen
Nabestaandenpensioen
(partnerpensioen)
Wezenpensioen
1
1
Premierestitutie/afkoopsommen
4
3
11
16
3
3
451
407
Vervroegd pensioen
ANW hiaat
Totaal
Door het bestuur is besloten om per 1-1-2013 en per 1-1-2014
geen toeslag op de pensioenuitkeringen toe te kennen. De
post afkoopsommen betreft de afkoop van pensioenen, die
lager zijn dan 451,22 euro (2012: 438,44 euro) per jaar. De
sterke toename van de pensioenuitkeringen wordt verklaard
door autonome groei en pensioenuitkeringen van de nieuwe
aansluitingen.
21
PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN
De pensioenuitvoeringskosten van 22 (2012: 15) hebben
betrekking op de kosten van de uitvoeringsorganisatie, de
kosten van het bestuursbureau (personeel en huisvesting), de
bezoldigingen van bestuurders en adviseurs en de inkoop van
overige diensten. Deze kosten bestaan voor 14 uit reguliere
pensioenuitvoeringskosten (2012: 15) en voor 8 uit incidentele
projectkosten. De kosten vermogensbeheer van 25 (2012: 25)
zijn in mindering gebracht op de directe beleggingsopbrengsten (zie ook de toelichting onder noot 12).
De opbouw van de pensioenuitvoeringskosten is als volgt:
Bedragen in miljoenen euro’s
2013
2012
Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie
11
13
Overige kosten
11
2
Totaal
22
15
Totaal
De werkzaamheden worden voor het merendeel verricht door
werknemers die in dienst zijn bij de uitvoeringsorganisatie. In
de loop van 2011 heeft het pensioenfonds PGB een bestuursbureau ingericht ter ondersteuning van de eigen bestuurstaken. Aan het eind van 2013 waren bij dit bureau 8 werknemers (7,7 fte) in dienst. De pensioenuitvoeringskosten van
het bestuursbureau zijn verantwoord onder overige kosten en
bedragen in 2013 0,7 (2012: 0,8).
Aan het bestuur en medewerkers van het bestuursbureau zijn
geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Ook zijn
aan het pensioenfonds PGB in het afgelopen jaar geen
dwangsommen en boetes opgelegd.
De kosten bestuur en bestuursbureau betreffen de kosten voor
het bestuur en haar adviesorganen, de kosten voor het
bestuursbureau, de kosten voor toezicht en overige kosten
voor zover toe te rekenen aan pensioenbeheer. De kosten
pensioenfondsorganisatie zijn met 0,5 miljoen gestegen door
een toename in de communicatie met deelnemers en
meerwerk voor het jaarwerk 2012. Elders in de jaarrekening
wordt de hoogte van de bestuursvergoeding toegelicht.
De incidentele kosten bij de uitvoeringsorganisatie namen sterk
toe. De gestage groei van het fonds en de aanstaande
wijzigingen in wet- en regelgeving vragen om grootscheepse
aanpassingen in processen en systemen. De organisatiestructuur van de uitvoeringsorganisatie en het niveau van de
medewerkers die daar werkzaam zijn, worden in lijn gebracht
met de eisen die aan een moderne uitvoerder moeten worden
gesteld. Het bestuur ziet erop toe dat de veranderingen op een
beheerste wijze plaatsvinden, zonder dat de dienstverlening
aan de deelnemers in het gedrang komt. Ook in 2014 zullen
de incidentele kosten nog substantieel zijn.
In het verslagjaar 2014 zal nader onderzoek plaatsvinden over
de toedeling van algemene kosten aan pensioenbeheer en
vermogensbeheer, conform de update van de aanbevelingen
van de Pensioenfederatie die in oktober 2013 zijn uitgebracht.
Honoraria accountant
Onder de overige kosten zijn de honoraria opgenomen van de
externe accountant.
90
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARREKENING 2013
Bedragen in duizenden euro’s
2013
2012
2013
108
—
2012
155
176
2011
—
71
Andere controleopdrachten
—
—
Fiscale adviesdiensten
—
—
Andere niet-controlediensten
—
5
263
252
Onderzoek van de jaarrekening
en verslagstaten:
Totaal
De kosten inzake onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten hebben betrekking op de controle van de basisgegevens, ‘z-score en performancetoets’, normportefeuille,
jaarrekening en verslagstaten.
Bezoldiging bestuurders en leden commissies
In het verslagjaar zijn er geen wijzigingen opgetreden in het
bestuur en is per saldo het aantal vergoede bestuursdagen
toegenomen. De bezoldiging van de leden van het bestuur is
mede daardoor gestegen van 866.000 euro in 2012 naar
1.046.000 in 2013. De bezoldiging van de leden van het
bestuur, inclusief bestuurscommissies, verantwoordingsorgaan
en deelnemersraad is in 2013 niet gewijzigd en is als volgt
opgebouwd:
Het verantwoordingsorgaan (met afgevaardigden van werknemers, werkgevers en gepensioneerden) heeft in 2011
ingestemd met deze vergoedingsregeling.
Indien een bestuurslid werkzaam is bij een aanwijzende
organisatie, dan wordt de vergoeding uitgekeerd aan de
betreffende organisatie. Aan de leden van het bestuur zijn
geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt.
22
SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN
In 2013 hebben vier ondernemingspensioenfondsen zich
aangesloten bij de regeling van het pensioenfonds PGB. De
aansluitingen vinden zoveel mogelijk dekkingsgraadneutraal
plaats, waarbij de belangen worden bewaakt van zowel de
aansluitende partijen als het pensioenfonds PGB. De aangesloten ondernemingspensioenfondsen en de individuele
waardeovernamen vertegenwoordigen een totaal aan
pensioenverplichtingen van 616. Deze verplichtingen zijn deels
in liquide middelen en deels in beleggingen overgedragen en
verwerkt in de jaarrekening 2013.
Bedragen in miljoenen euro’s
Inkomende waardeoverdrachten
(individueel)
Inkomende waardeoverdrachten
(collectief)
Uitgaande waardeoverdrachten
2013
2012
3
1
626
–
13
940
–
1
Bedragen in duizenden euro’s
Voorzitters
Overige bestuursleden,
verantwoordingsorgaan,
deelnemersraad en adviseurs
bestuurscommissies
Totaal
2013
2012
223
223
Kasstroom (A)
616
940
Toevoeging aan de voorziening
voor pensioenverplichtingen
624
935
Onttrekking aan de voorziening
voor pensioenverplichtingen
823
742
1.046
965
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (B)
Resultaat overdracht van rechten (A-B)
Door sociale partners en een extern bureau is voor de
bestuursbeloningen in 2011 een vergoedingensysteem
ontworpen. Dat is gebeurd met behulp van de zogenaamde
CATS-methodiek, in de grafische sector gebruikelijk voor
functiewaardering. De vergoeding is afhankelijk van de te
besteden tijd (minimaal 1,5 dagen en maximaal 3 dagen), de
zwaarte van de functie en de ervaring. Omdat bestuurders niet
in dienst zijn van het fonds zijn de vakantietoeslag, vakantiedagen, pensioenvoorziening, arbeidsongeschiktheidsvoorziening en andere lasten die de werkgever normaal gesproken
betaalt, omgerekend en verwerkt in de vergoeding. Er worden
twee groepen onderscheiden. Als een bestuurder in groep 1
zit, ontvangt hij of zij maximaal 725 euro per dag en in groep
2 maximaal 950 euro per dag. Voor 2013 is net als 2012 géén
prijscompensatie toegepast op de uit 2011 stammende
beloningen.
PGB JAARVERSLAG 2013
–
18
–
1
606
934
10
6
Op het moment dat het contract wordt afgesloten, is een
collectieve waardeoverdracht in principe dekkingsgraad
neutraal. Tot het overdrachtsmoment loopt het pensioenfonds
PGB echter het risico van een afwijkende ontwikkeling in de
dekkingsgraad van het overdragende fonds. Indien de
verplichtingen een gelijksoortig karakter hebben, wordt dit
resultaat veroorzaakt door afwijkende beleggingsopbrengsten.
In voorkomende gevallen wordt het hiermede samenhangende
resultaat verantwoord onder de beleggingsopbrengsten in de
categorie overige beleggingen. In het boekjaar betreft dit een
resultaat van 0 (2012: 10) verantwoord onder het resultaat op
de overige beleggingen.
91
JAARREKENING 2013
De waarde van de verplichtingen en de daarbij behorende
koopsom worden in het saldo van overdracht van rechten
verantwoord. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met
de door de uitvoeringsorganisatie te maken kosten van het
inregelen van de aanspraken in de pensioenadministratie.
Een specificatie van de aansluitingen naar sector, onder
vermelding van de aantallen betrokken deelnemers en de
bijbehorende overgedragen verplichtingen, is opgenomen
in bijlage 2.
Belastingen
De activiteiten van het pensioenfonds PGB zijn vrijgesteld van
belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Het pensioenfonds PGB is wel BTW verschuldigd over door
derden verleende diensten.
Vastgesteld in de op 22 mei 2014 gehouden vergadering van
het bestuur.
Voorzitter namens werkgevers:
drs. R. Degenhardt
Voorzitter namens werknemers:
F. de Haan
92
PGB JAARVERSLAG 2013
PGB JAARVERSLAG 2013
93
OVERIGE
GEGEVENS
OVERIGE GEGEVENS
STATUTAIRE REGELING
OMTRENT DE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en
lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het
fonds. Het saldo is toegevoegd (onttrokken) aan de balanspost
Stichtingskapitaal en reserves.
PGB JAARVERSLAG 2013
95
OVERIGE GEGEVENS
CONTROLEVERKLARING
VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de
Grafische Bedrijven
VERKLARING BETREFFENDE DE JAARREKENING
Wij hebben de jaarrekening over 2013 van Stichting
Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te Amsterdam
gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per
31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013
met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van
de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en
andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het
opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het
resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het
opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming
met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk
Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor
een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om
het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder
afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of
fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over
de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze
controle verricht in overeenstemming met het Nederlands
recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit
vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische
voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en
uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel
belang bevat.
brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de
stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de
geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële
verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur
van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie
van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing
voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van
de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting
Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven per 31 december
2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met
Titel 9 Boek 2 BW.
VERKLARING BETREFFENDE OVERIGE BIJ OF
KRACHTENS DE WET GESTELDE EISEN
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij
dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding
van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat
kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is
opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h
BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij
dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391
lid 4 BW.
Utrecht, 22 mei 2014
KPMG Accountants N.V.
W. Teeuwissen RA
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter
verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de
toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste
oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de
risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang
bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze
risico-inschattingen neemt de accountant de interne
beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken
van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan,
gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die
passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te
96
PGB JAARVERSLAG 2013
OVERIGE GEGEVENS
VERKLARING
VAN DE ACTUARIS
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te
Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de
opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring
als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn
verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de
vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële
gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd
over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid
(materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en
de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang
zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan
aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De
door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt
van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Oordeel
De Technische Voorzieningen zijn, overeenkomstig de
beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel
bezien, toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar
niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de
verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een
reservetekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan
overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140
van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132.
De vermogenspositie van Pensioenfonds voor de Grafische
Bedrijven is naar mijn mening niet voldoende vanwege het
reservetekort. Op basis van de per 31 december 2013
uitgevoerde evaluatie van het herstelplan, constateer ik dat het
reservetekort naar verwachting binnen de daartoe gestelde
termijn zal zijn opgeheven.
Amstelveen, 22 mei 2014
drs. R. Westhoff AAG
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het
vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie
van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke
mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen
onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een
oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het
pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen
kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel
beleid van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn
in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel
Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar
mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
PGB JAARVERSLAG 2013
97
OVERIGE GEGEVENS
VERSLAG
VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN
In aanwezigheid van de onafhankelijke accountant KPMG, de
externe actuaris Towers Watson, het verantwoordingsorgaan
en de deelnemersraad heeft het bestuur van PGB op 24 april
2014 zijn jaarverslag 2013 gepresenteerd en toegelicht. In de
vergadering hebben de accountant en de externe actuaris hun
bevindingen en conclusies over het jaarverslag gegeven. Het
bestuur heeft vervolgens de vragen van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad naar aanleiding van het
bestuursverslag en de jaarrekening beantwoord. In de
vergadering van 13 mei 2014 heeft het verantwoordingsorgaan zich een oordeel gevormd over het door het bestuur
gevoerde beleid.
Algemeen en financieel beleid
Het in 2013 gevoerde financiële beleid resulteerde in een
versterking van de vermogenspositie. De dekkingsgraad klom
van 100,5 procent naar 104,8 procent. Als gevolg daarvan
hoefde PGB geen verlaging van de pensioenen door te voeren.
Helaas was de stijging van de dekkingsgraad niet toereikend
voor het verlenen van een toeslag (=indexatie). Het verantwoordingsorgaan is ervan doordrongen dat de achteruitgang
in koopkracht deelnemers en pensioengerechtigden teleurstelt.
Temeer daar het totaal van de niet-verleende toeslagen sinds
2004 inmiddels ruim 13 procent bedraagt.
Het beleid is erop gericht om de vermogenspositie verder te
versterken zonder al te grote risico’s te nemen. Het verantwoordingsorgaan is zich ervan bewust dat dit ook in 2014 de
inzet van het financieel beleid is. Het orgaan dringt er echter
bij het bestuur op aan om daar waar mogelijk, rekening
houdend met toekomstige wetgeving, maatregelen te treffen
die de dekkingsgraad duurzaam verbeteren. Het in 2013
gehouden onderzoek naar de risicobereidheid onder de
(gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden laat zien dat
het beleggingsbeleid en risicomanagement in grote lijnen
aansluiten op de risicohouding van zijn klantenkring. PGB-deelnemers kiezen grosso modo voor indexatie en hebben daar
(meer) neerwaarts risico voor over.
Kostenontwikkeling
In 2013 zijn de structurele pensioenbeheerkosten niet verder
gestegen. Er is sprake van een lichte daling. Deze ontwikkeling
kan worden toegeschreven aan het door PGB gevoerde beleid
om zich open te stellen en het solidaire collectief uit te breiden.
Nieuwe aansluitingen van ondernemingspensioenfondsen en
bedrijven binnen de werkingssfeer hebben de afname van het
aantal actieve grafimediadeelnemers meer dan gecompenseerd.
Het draagvlak is verbreed, hetgeen per saldo leidde tot een
(geringe) reductie van de kosten per deelnemer.
De incidentele pensioenbeheerkosten zijn in het verslagjaar
echter sterk gestegen ten opzichte van 2012. Verklaring hiervoor zijn de uitgaven die verbonden zijn aan de vervanging van
de pensioenadministratie en de inrichting van de daarmee
98
samenhangende processen. Het bestuur had die uitgaven in
2012 aangekondigd. Het verantwoordingsorgaan heeft met
het bestuur uitvoerig overleg gevoerd over het nut en de
noodzaak ervan. Het orgaan twijfelt aan de hardheid van de
prognoses omtrent de te verwachte uitgaven. Het is ervan
doordrongen dat de vervanging van het pensioensysteem in
het kader van de continuïteit noodzakelijk is maar dringt er bij
het bestuur op aan om de kostenontwikkeling zorgvuldig te
bewaken en daar verantwoording over af te leggen. De incidentele beheerkosten zouden na 2014 weer het gebruikelijke
patroon moeten laten zien. De structurele pensioenbeheerkosten zullen moeten dalen omdat processen efficiënter
kunnen worden uitgevoerd. De verlaging van de pensioenbeheerkosten zal een belangrijk onderwerp voor het bestuur
moeten blijven en zal door het verantwoordingsorgaan kritisch
worden gevolgd.
Uitvoeringsorganisatie
De uitvoeringsorganisatie is op 1 oktober 2013 omgevormd
van een onafhankelijke stichting tot een B(esloten) V(ennootschap) met PGB als enige aandeelhouder. Het bestuur heeft
daarmee de voorwaarden geschapen om de voortgang en
invoering van het nieuwe automatiseringssysteem en de daarbij behorende uitgaven op een verantwoorde wijze te kunnen
bewaken.
Het verantwoordingsorgaan kan zich vinden in deze strategische keuze en gaat ervan uit dat het bestuur het orgaan ook
in de toekomst nauw betrekt bij de voortgang van het project.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen
In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen,
waar uiterlijk op 1 juli 2014 uitvoering aan gegeven dient te
worden, heeft het bestuur na overleg met de sociale partners,
het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad besloten
een paritair model te kiezen. Het bestuur bestaat straks uit tien
afgevaardigde leden van werkgevers, werknemers en gepensioneerden. De zetelverhouding zal respectievelijk vier, vier,
twee zijn. Daarnaast zal er een raad van toezicht, bestaande
uit drie onafhankelijke leden, worden benoemd. De huidige
deelnemersraad zal uiterlijk op 30 juni 2014 worden opgeheven. Tevens wordt per 1 juli 2014 een nieuw verantwoordingsorgaan benoemd waarvan zes zetels namens de werknemers, zes zetels namens de werkgevers en zes zetels namens
de gepensioneerden. Van de zetels van de gepensioneerden
worden vier zetels door de vakverenigingen en twee zetels
door de Vereniging van Gepensioneerden PGB aangewezen.
In het verslagjaar zijn de voorgenomen wijzigingen in het kader
van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen frequent in
de vergaderingen van het verantwoordingsorgaan en het
bestuur aan de orde geweest. Het verantwoordingsorgaan
gaat ervan uit dat haar zienswijze en adviezen zullen worden
verwerkt in de reglementen en de inrichting van het nieuwe
PGB JAARVERSLAG 2013
OVERIGE GEGEVENS
besturingsmodel. In de loop van 2014 zal het bestuur advies
vragen aan het verantwoordingsorgaan met betrekking tot de
bijbehorende statuten en reglementen.
Conclusie
Kennisgenomen hebbende van de bevindingen en conclusies
van de accountant en externe actuaris en de antwoorden en
toelichting van het bestuur met betrekking tot het jaarverslag
2013 is het verantwoordingsorgaan van mening dat het
bestuur een goed en verantwoord beleid heeft gevoerd.
Amsterdam, 18 mei 2014
Het Verantwoordingsorgaan
REACTIE VAN HET BESTUUR
Het bestuur herkent zich in de evaluatie van het verantwoordingsorgaan over 2013. Voor een fonds is het lastig opereren
zolang de dekkingsgraad niet veel hoger is dan het minimaal
vereiste niveau. In 2014 zal het bestuur een nieuwe ALMstudie uitvoeren en het beleggingsbeleid herformuleren.
Daarbij vormen de opvattingen van het verantwoordingsorgaan en de uitkomsten van het risicobereidheidsonderzoek
waardevolle input. Doel is de vermogenspositie en de
dekkingsgraad duurzaam te verbeteren.
Over de vorderingen bij het ingrijpende administratieve
vernieuwingsproces zal het bestuur ook in 2014 het
verantwoordingsorgaan goed op de hoogte houden. Zoals
bekend gaan de uitgaven voor de baat uit, maar het bestuur
deelt de opvatting dat de structurele kosten voor pensioenbeheer na voltooiing van dit project duidelijk omlaag moeten.
Vanaf 1 juli 2014 zal de bestuursstructuur van PGB voldoen
aan de nieuwe wetgeving. Daardoor ontstaat voor alle
organen een nieuwe situatie. Na de opheffing van de deelnemersraad zullen de raad van toezicht, het nieuwe verantwoordingsorgaan en het bestuur een nieuwe samenwerking
moeten vinden, met respect voor elkaars verschillende
verantwoordelijkheden. Daarbij is de vertrouwensbasis van
groot belang die is gegroeid tussen bestuur en verantwoordingsorgaan. Niettemin zal van alle partijen rolvastheid worden
gevraagd in het nieuwe krachtenveld. Dat geldt ook voor de
nauwe samenwerking tussen PGB en zijn uitvoeringsorganisatie.
Amsterdam, 22 mei 2014
Bestuur PGB
Voorzitter
Drs. R. Degenhardt
Plaatsvervangend voorzitter
F. de Haan
PGB JAARVERSLAG 2013
99
BIJLAGEN
BIJLAGE 1
PROFIEL
Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB),
statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 22 mei
1953. De laatste statutenwijziging was op 12 december 2013.
De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
onder nummer 41198535. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds, aangesloten bij de pensioenkoepelorganisatie
de Pensioenfederatie.
PGB verzorgt sinds 1953 de pensioenregeling voor werknemers
en oud-werknemers die werken of gewerkt hebben in de
grafimediabranche. Het PGB-pensioen is een aanvulling op de
wettelijke basisvoorzieningen voor ouderdomspensioen,
nabestaandenpensioen en invaliteitspensioen in Nederland. Het
fonds is opgericht om werknemers en hun gezinnen te
verzekeren van een goed pensioen bij arbeidsongeschiktheid,
bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of bij
overlijden van de deelnemer. PGB koos er in 2007 voor om zich
open te stellen voor nieuwe aansluitingen om daarmee het
solidaire collectief uit te breiden en te versterken.
Visie
De dynamiek in de omgeving van pensioenfondsen is sterk
toegenomen. De toezichthouders stellen onder invloed van de
effecten van de financiële crisis, de Wet Versterking bestuur
Pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen steeds hogere
eisen aan de bedrijfsvoering bij pensioenfondsen en aan de
wijze waarop toezicht wordt gehouden en verantwoording
wordt afgelegd. Bij ongewijzigd beleid zullen de kosten voor
pensioen- en vermogensbeheer toenemen. En meer kosten
betekent of meer premie of minder pensioen.
Schaalgrootte wordt steeds belangrijker om de pensioenperspectieven van onze deelnemers en pensioengerechtigden
te kunnen consolideren en een kwalitatief adequate invulling
te kunnen blijven geven aan goed pensioenfondsbestuur. In
dat kader is verbreding van het draagvlak en versterking van de
financiële kracht noodzakelijk.
Missie pensioenfonds
PGB wil voor branches en ondernemingen in de (proces)
industrie waaronder de grafimedia, kartonnage- en flexibele
verpakkingenbedrijf en de verf- en drukinktindustrie, de
creatieve industrie waaronder uitgeverijen, de (technische)
groothandel en dienstverlening hét loket zijn voor pensioen.
Sociale partners, werkgevers en werknemers kunnen rekenen
op professionele besturing van hun fonds, een solide en
duurzaam beheer van het vermogen op basis van een actief
risicobeheer en maatschappelijk verantwoorde investeringen
en een effectieve, efficiënte en flexibele uitvoering van de
pensioenregeling. Het fonds stuurt in de uitvoering op
betrokkenheid, transparantie, professionaliteit en resultaatgerichtheid waarbij de persoonlijke band met belanghebbenden wordt versterkt, administratief gemak wordt bevorderd en
PGB JAARVERSLAG 2013
relevante benchmarks worden verslagen. Vanuit de missie zijn
kernwaarden geformuleerd waaraan door het pensioenfonds
en zijn uitvoeringsorganisatie invulling wordt gegeven.
Betrouwbaar en betrokken
PGB wil voor de branches en ondernemingen een betrouwbare
partner zijn. De betrouwbaarheid vertaalt zich in solide vermogensbeheer onder verantwoorde risico’s, een door de jaren
heen betaalbaar en zoveel mogelijk waardevast pensioen en
een accurate administratie met oog voor service en gemak
voor werkgever en deelnemer.
Flexibel
De dienstverlening van PGB sluit goed aan bij de branches
waar het voor werkt en bij de ontwikkelingen in de samenleving. De systemen en processen worden zo ingericht dat
flexibel kan worden ingespeeld op gedifferentieerde behoeften
van branches, werkgevers en werknemers. Ook de pensioeninformatie wordt op het juiste moment, begrijpelijk en op de
persoonlijke situatie toegesneden aangeboden.
Resultaatgericht
Het bedrijfstakpensioenfonds levert zonder winstoogmerk een
compleet pensioenpakket tegen een verantwoorde premie in
combinatie met een onderscheidend serviceniveau. Bij de
uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer ligt de
nadruk op het verslaan van relevante benchmarks. Voor het
pensioenbeheer zijn dat de kosten per deelnemer ten opzichte
van referentiegroepen en de klanttevredenheid. Voor het
vermogensbeheer is dat, binnen het vastgestelde risicokader,
(structureel) extra beleggingsrendement ten opzichte van de
vooraf vastgestelde normportefeuille.
Transparant
PGB wil zijn belanghebbenden optimaal bruikbare informatie
verstrekken. Dat geldt zowel voor de communicatie over zijn
beleid als over de ontwikkeling van het pensioen en de daaraan verbonden risico’s.
Evenwichtige solidariteit en duurzaamheid
Het pensioenfonds wil in zijn beleid op een evenwichtige
manier rekening houden met de belangen van deelnemers,
gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, van jongere en oudere deelnemers en van
werknemers en werkgevers. Daarnaast wil het fonds in het
beleggingsbeleid bijdragen aan een duurzame ontwikkeling
van milieu en samenleving.
Strategie
Er wordt steeds meer verlangd van een pensioenfonds als het
gaat om professionele besturing, bedrijfsvoering en verantwoording. Gezien de ontwikkelingen in het pensioendomein,
streeft PGB er naar om in samenwerking met bedrijfstak- en
ondernemingspensioenfondsen en sociale partners te komen
101
BIJLAGE 1
tot verdere consolidatie. Samen staan we sterker als het gaat
om de toekomst van ons pensioen.
PGB heeft als multisectoraal pensioenfonds een uitvoeringsmodel ontwikkeld waarin bedrijfstakken en ondernemingen
binnen de werkingssfeer en afgesproken kaders hun (verplichtgestelde) pensioenregeling kunnen laten uitvoeren (en zo hun
krachten bundelen) terwijl de identiteit van de beroepsgroep
met een eigen pensioenregeling en op de branche afgestemde
communicatie kan worden gecontinueerd.
102
PGB JAARVERSLAG 2013
BIJLAGE 2
NIEUWE AANSLUITINGEN
Met ingang van 2013 en 2014 zijn de volgende aansluitingen
tot stand gekomen:
Overzicht aansluitingen 2013
Bedragen in miljoenen euro’s
Aantal bedrijven
Aantal (gewezen)
deelnemers en
pensioengerechtigden
Chemische en farmaceutische industrie
8
4.665
426
Uitgeverijbedrijf
8
2.234
169
Kunststof- en rubberindustrie
2
172
Papierindustrie
1
37
19
7.108
Totaal
Overzicht nieuwe aansluitingen 2014
595
Bedragen in miljoenen euro’s
Aantal bedrijven
Aantal
deelnemers en
pensioengerechtigden
Groothandel
6
5.877
Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf
2
459
Chemische en farmaceutische industrie
2
83
Dienstverlening
1
38
Papierindustrie
2
809
13
7.266
Totaal
Voor de aansluitingen die in 2013 zijn gerealiseerd is 626 aan
overdrachtswaarde ontvangen.
Toetredingsbeleid
PGB hanteert één doorsneepremie voor een eenheid op te
bouwen pensioen. Wanneer een aan te sluiten partij kiest voor
aanvullingen op de pensioenregeling die meer eenheden
pensioen kent dan de PGB basisregeling, geldt voor die
regeling een pro-rata premie. Het beleid ten aanzien van
toeslagverlening is uniform.
Uitgangspunt is dat een nieuwe aansluiting ook op langere
termijn geen nadelige gevolgen mag hebben voor de reeds
ingeschreven deelnemers van PGB. Bij collectieve waardeoverdrachten is het uitgangspunt dat deze dekkingsgraadneutraal plaatsvinden.
PGB JAARVERSLAG 2013
Overgedragen
verplichtingen
Overgedragen
verplichtingen
444
444
Nieuwe aansluitingen vinden binnen een afgesproken uitvoeringskader plaats. In het Handboek Aansluitingen is het aansluitingsbeleid uitgewerkt. Aansluitingen worden volgens een
vast draaiboek verwerkt waardoor de migratie gestandiseerd
en beheerst verloopt en de continuïteit van de uitvoering van
processen gewaarborgd blijft.
Uittredingsbeleid
De voorwaarden bij toetreding en uittreding zijn symmetrisch;
partijen krijgen bij vertrek de verplichtingen tegen de vigerende
dekkingsgraad mee, rekening houdend met door PGB te
maken kosten en eventuele verzekeringstechnische nadelen
voor PGB.
103
BIJLAGE 3
STATUTEN EN REGLEMENT
WIJZIGINGEN
Statuten
De statutenwijziging die is doorgevoerd, heeft betrekking op
het wijzigen van de werkingssfeer van de sector Kartonnage en
Flexibele Verpakkingen. De statuten zijn aangepast vanwege
een discrepantie tussen de werkingssfeertekst in de Kartoflexcao en de werkingssfeerbepalingen zoals opgenomen in de
Verplichtstellingsbeschikking. De werkingssfeerbepaling in de
statuten is nu tevens conform de tekst in de Kartoflex-cao.
Per 1 januari 2014 is de statutaire werkingssfeer uitgebreid
met de sectoren (proces)industrie, (technische) groothandel, de
informatie- en communicatie-industrie en de financiële en
zakelijke dienstverlening.
Pensioen- en Uitvoeringsreglement
Het pensioenreglement is aangepast in verband met de aansluiting van een nieuwe sector en nieuwe werkgevers, waarvan
de pensioenregeling op een aantal punten afwijkt van de
basisregeling van PGB. Voor de betreffende sector en werkgevers zijn specifieke bepalingen in het pensioenreglement
opgenomen.
Daarnaast zijn per 1 januari 2014 de tarieven voor de inkoop
van ouderdoms- en nabestaandenpensioen, voor flexibele
pensionering, voor afkoop en de tarieven voor de Anw Plusverzekering gewijzigd.
104
PGB JAARVERSLAG 2013
BIJLAGE 4
PENSIOENCOMMUNICATIE
PGB brengt over de pensioenregeling of onderdelen daarvan
periodiek de volgende brochures, digitale nieuwsbrieven en
magazines uit:
Voor de deelnemer
● Flexibel pensioen voor de grafimedia, vragen en
antwoorden over de pensioenregeling voor de
grafimediabranche.
● Flexibel pensioen voor het kartonnage- en flexibele
verpakkingenbedrijf, vragen en antwoorden over de
pensioenregeling.
● Flexibel pensioen, vragen en antwoorden: een algemene
editie en edities voor Koninklijke Wegener, Persgroep
Nederland en TeijinAramid.
● PGB-Pensioen Plus: informatie over de mogelijkheden om
het pensioen van de werkgever aan te vullen.
● Waardeoverdracht van opgebouwde pensioenaanspraken:
informatie bij de start of het einde van de deelname bij het
pensioenfonds.
● Populaire samenvatting van het jaarverslag (in Nederlandse
en Engelse versie)
Voor de werkgever
Richtlijn administratievoering PGB: informatie over
aansluiting, administratievoering, mutatieverwerking en
jaaropgave.
● Pensioen aanvullen bij PGB, informatie over de
mogelijkheden voor deelnemers om het pensioen aan te
vullen en de administratieve verwerking ervan.
● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de
werkgever na aanmelding.
● Kwartaalbericht, overzicht van de belangrijkste
ontwikkelingen bij PGB.
● De werkgever ontvangt, vooruitlopend op verzending naar
deelnemers, PGB Beeld en PGB Bericht voor deelnemers.
●
Voor de leden van de sectorcommissies en andere
opdrachtgevers
● Kwartaalbericht PGB, overzicht van de belangrijkste
ontwikkelingen bij PGB.
● Informatiebulletin, bulletin vanuit het bestuur naar
aanleiding van actuele ontwikkelingen bij PGB.
Bij veranderingen in de privé situatie
● Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonenden:
informatie over de voorwaarden.
● Einde relatie en pensioen (vanaf 1 mei 1995): informatie
over pensioen en scheiding.
● Einde relatie en pensioen (vóór 1 mei 1995): informatie over
pensioen en scheiding.
● Anw Plus: informatie over de aanvullende risicoverzekering
voor de partner.
● PGB Partnerpensioen Plus: informatie over extra
pensioenopbouw voor de partner.
Bij pensioneren
● Binnenkort pensioen: informatie voor deelnemers die met
pensioen gaan.
Algemeen
● PGB Beeld, het pensioenmagazine: periodieke editie over
actuele pensioenontwikkelingen.
● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de
deelnemer na aanmelding.
PGB JAARVERSLAG 2013
105
BIJLAGE 5
BEGRIPPENLIJST
ABTN
Actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet
verplichtgestelde, nota worden naast de actuariële aspecten
van de reglementaire pensioenen ook de hoofdlijnen van het
interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve
organisatie en interne controle beschreven.
Actuele waarde
Waarde van verplichtingen of beleggingen op het moment van
berekenen.
ALM
Asset liability management. Een methode om modelmatig de
samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te
bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen.
Asset Mix
Verhouding tussen de onderscheiden beleggingscategorieën in
de beleggingsportefeuille.
Benchmark
Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties
van een beleggingsportefeuille worden afgezet.
Collateral
Onderpand. Manier om het kredietrisico op tegenpartijen
uit hoofde van Over-The-Counter derivatentransacties te
beperken. Het risico is dat de tegenpartij op afloopdatum
niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Het collateral
reduceert dit risico doordat er gedurende de looptijd van de
transactie onderpand in de vorm van kasgeld wordt gestort
ter dekking van de marktwaarde van de transacties.
Commodities
Bulkproducten waarvan de prijs in hoge mate door de actuele
vraag en aanbod wordt bepaald, zoals olie, graan en metalen.
Contante waarde
De huidige waarde van lopende en toekomstige uitkeringen,
rekening houdend met een bepaalde renteopbrengst en
sterftekansen.
Cross currency swap
Een overeenkomst om rentestromen in verschillende valuta te
ruilen zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf.
Deelnemer
PGB onderscheidt twee groepen deelnemers. De actieve deelnemers, dat zijn de werknemers die pensioen bij het fonds
opbouwen en de gewezen deelnemers, dat zijn de werknemers voor wie de pensioenopbouw is beëindigd maar
waarvan het pensioen niet is overgedragen aan een andere
pensioenuitvoerder.
106
Dekkingsgraad
Verhouding tussen het aanwezige pensioenvermogen en de
contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken,
uitgedrukt in een percentage.
Dekkingstekort
Tekort dat ontstaat als de middelen ontoereikend zijn om naast
de voorziening pensioenverplichtingen, de reserve voor
algemene risico’s, te dekken.
Delta
In het geval van futures geeft de delta het renterisico weer.
Bij optiecontracten is de delta gelijk aan de onderliggende
waarde.
Derivaten
Van effecten afgeleide beleggingsproducten, zoals futures,
swaps, total return swaps.
Exposure
Marktwaarde van een asset of in het geval van derivaten de
waarde van de onderliggende asset.
Franchise
De franchise is het gedeelte van het salaris waarover geen
premie betaald wordt en waarover ook geen pensioenrechten
opgebouwd worden. De franchise verschilt per regeling.
FTK
Financieel toetsingskader. Methodiek voor toetsing van de
financiële opzet en toestand van pensioenfondsen en
verzekeraars door De Nederlandsche Bank.
Future
Op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering
van waarden/goederen in de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs. De onderliggende waarde kan een obligatie zijn
of een aandelenindex, een geldmarktrente of een commodity.
Futures stellen een belegger in staat beleggingsrisico’s af te
dekken.
Gepensioneerde
Een gepensioneerde is een oud-deelnemer wiens ouderdomspensioen is ingegaan.
Hedgefondsen
Beleggingsfondsen die op basis van een vastgelegde strategie
proberen een positief rendement te behalen onafhankelijk van
het marktrendement. Het zijn vaak fondsen met een besloten
karakter die met geleend geld opereren en gebruikmaken van
afgeleide producten (derivaten).
PGB JAARVERSLAG 2013
BIJLAGE 5
Inflation linked obligaties
Obligaties waarvan de hoofdsom en de rentebetalingen
worden geïndexeerd met de inflatie van een bepaald land.
Premievrije verzekerden
Gewezen deelnemers met aanspraken, de zogenaamde
slapers.
Intrest Rate Swap
Overeenkomst om rentestromen in dezelfde valuta te ruilen
zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf.
Private equity
Beleggingen in niet aan de beurs genoteerde ondernemingen.
Look-through
Diepere doorkijk in bijvoorbeeld de beleggingsfondsen.
Marktrente
De rente die op een bepaald moment op de kapitaalmarkt en
de geldmarkt geldt.
Modified duratie
Maatstaf voor de koersgevoeligheid van een obligatie. Als het
effectief rendement van de obligatie met 1 procentpunt stijgt,
dan daalt de koers van de obligatielening ongeveer met de
modified duratie als percentage.
Normportefeuille
De vooraf gedefinieerde samenstelling van de beleggingsportefeuille met bijbehorende benchmarks, waaraan de
behaalde beleggingsresultaten achteraf worden getoetst.
Out- of underperformance
Er is sprake van een out- of underperformance als het
gerealiseerde rendement van een portefeuille hoger,
respectievelijk lager is dan het rendement van de benchmark.
Bij een negatief rendement is sprake van outperformance als
het rendement van de benchmark nog negatiever is.
Overlevingstafels
Tabellen die aangeven hoeveel mannen resp. vrouwen
uitgaande van een bepaald aantal nul-jarigen de leeftijd van
1,2,3, enz. jaar zullen bereiken. Ze zijn door het Centraal
Bureau voor de Statistiek berekend uit gegevens die door de
bevolkingsregisters in Nederland zijn verstrekt. Deze tabellen
worden gebruikt bij de berekening van de voorziening
pensioenverplichtingen.
Over-the-counter (OTC)
Over-the-counter contracten zijn contracten die buiten de
beurs verhandeld worden.
Peer group
Referentiegroep met vergelijkbare/gelijkwaardige activiteiten of
producten.
Pensioengerechtigde
Een pensioengerechtigde is een oud-deelnemer of zijn/haar
nabestaande(n) die een pensioen ontvangen. Het kan dan
gaan om ouderdomspensioen, partnerpensioen of wezenpensioen.
PGB JAARVERSLAG 2013
Renteswap
Een renteswap of Interest Rate Swap (IRS) is een afspraak
tussen twee partijen om gedurende een bepaalde periode
(variërend van 1 tot 30 jaar) rentebetalingen over een bepaalde
hoofdsom uit te wisselen.
Rentetermijnstructuur
De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband
weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging
enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds.
Reservetekort
Tekort dat aangeeft dat er niet genoeg geld is om naast de
voorziening voor de pensioenen en voor de algemene risico’s,
ook nog de vereiste reserves te hebben voor o.m. de
beleggingsrisico’s.
Spread
Het rendementsverschil tussen twee vermogenstitels.
Tracking error
Risicomaatstaf die aangeeft in welke mate het rendement in
percentages kan afwijken van het benchmarkrendement,
gegeven een betrouwbaarheidsinterval.
UFR
De Ultimate Forward Rate wordt sinds september 2012
gebruikt voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen.
Het is de risicovrije rekenrente voor langjarige contracten,
waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel in
bestaat.
Valutaswap
Uitwisseling van rentebedragen en hoofdsommen in
verschillende valuta tegen een vooraf overeengekomen
verhouding tussen de valuta.
Verzekerden met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschikte deelnemers voor wie de pensioenopbouw
gedeeltelijk ten laste van PGB wordt voortgezet.
Voorziening pensioenverplichtingen
De contante waarde van de reeds ontstane en gefinancierde
pensioenverplichtingen uit hoofde van pensioenaanspraken.
107
PENSIOENFONDS PGB
PGB JAARVERSLAG 2013
JAARVERSLAG
2013
PGB JAARVERSLAG 2013
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H
1082 LD AMSTERDAM
020 7532950
WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PENSIOENFONDS PGB