Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu beschikking 30 SEP. 2014 Datum Nummer Onderwerp RWS-2014/42750 T Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet. Registratienummer 028.0957.A.wtw21923 Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Aanhef Besluit Aanvraag Procedure Conclusie Ondertekening Mededelingen 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu beschikt op grond van de volgende overwegingen op de aanvragen om wijziging van de vergunning zoals bedoeld in artikel 6.26, tweede lid, van de Waterwet. De aanvraag is ingediend door Ashland Industries Nederland BV. (Ashland), gevestigd aan de Noordweg 9 te Zwijndrecht. De aanvraag is ontvangen op 25 juli 2014 en geregistreerd onder nummer 028.0957.A.wtw2 1923. 2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: De wijziging, zoals deze in paragraaf 3.1 en 3.2 van dit besluit is beschreven, voldoet aan de in artikel 6.26, tweede lid, van de Waterwet gestelde eisen. De wijziging kan als zodanig worden vergund. Het gestelde in de bijlage “onderzoeksresultaten hydrolysebehandeling” zoals opgenomen in de aanvraag deel uit te laten maken van de vergunning. Pagina 1 van 6 3. Aanvraag Datum De aanvraag heeft betrekking op de watervergunning van 8 september 1995, kenmerk AWU/95.15858 1. 3.1 Nummer RWS-2014/42750 1 Wijziging aanpassing gebruik hydrolyse-unit. 3.1.1 Proces voorzuïvering hydrolyse-unit In de zomer van 2009 is door Ashiand een nieuw product D40750 ontwikkeld, welke na de introductie de naam Kymene VSP33PL heeft gekregen. Het product wordt geproduceerd in de AWT fabriek. Het proces ziet er als volgt uit: In de reactor wordt Epichloorhydrine (Epi) tezamen met een aminopolymeer omgezet naar Kymene. De efficiëntie van deze reactie bepaalt de hoeveelheid overgebleven organochloorverbindingen (Epi en 1,3-DCP). Afhankelijk van de specificatie van het eindproduct wordt het product nabehandeld in de membraam-unit. Hierbij wordt de Kymene met water gespoeld waarbij de aanwezige EPI en 1,3-DCP uitspoelt in de waterfase. De membraam-unit is specifiek ontwikkeld om een scheiding aan te brengen tussen het eindproduct (Kymene) en de niet gereageerde Epi en 1,3-DCP. Het permeaat (spoelwater) vanuit de membraam-unit wordt afgevoerd naar de hydrolyse-unit welke de Epi en 1,3-DCP omzet naar glycerol. De omzetting vindt plaats door de temperatuur en de pH van het afvalwater te verhogen. Bij voldoende verblijftijd wordt het overgrote deel (meer dan 9O%) van de 1,3-DCP omgezet. De ontstane glycerol wordt vervolgens afgebroken in de biologische zuivering. 3.1.2 Vergunningssituatie De grondstoffen die gebruikt worden voor de productie van VSP33PL bevatten een hoge concentratie aan 1,3-DCP. Gevolg hiervan is dat het permeaat vanuit de membraam-unit ook een hoge concentratie 1,3-DCP bevat (tot 4000 PPM). Op basis van het bovenstaande is geconcludeerd dat een hydrolyse-unit de beste beschikbare techniek (BBT) is om dit afvalwater voor te zuiveren. Het (beperkte) rendement van alleen de biologische zuivering is in die situatie onvoldoende. Het lozen van het permeaat op de waterzuivering, nadat deze is voorgezuiverd met de hydrolyse-unit, is op 10 maart 2010 gereguleerd door de beschikking met kenmerk ARE/2010.1445 1. In deze beschikking is ook een optimalisatieverplichting opgenomen welke op 31 januari 2011 geïmplementeerd moest zijn. De geïmplementeerde oplossing bestond uit een procesoptimalisatie (hoger totaalrendement) en hardware optimalisatie (robuuster systeem). De rapportage van de optimalisatiestudie is op 24 januari 2013 door Ashland opgestuurd en door ons ingeboekt met kenmerk 4724. Pagina 2 van 6 3.1.3 Aangevraagde wijziging Ashland verzoekt het gebruik van de hydrolyse-unit aan te passen. In 2012 zijn er nieuwe producten in de AWT plant geïntroduceerd, welke de oude producten grotendeels (worden nog wel beperkt geproduceerd) hebben vervangen. De verschillen tussen de oude en de nieuwe producten (waarbij de maximale concentratie 1,3-DCP vanuit de reactor wordt aangegeven) zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Orginele producten Kymene 227 IXP (1.3-DCP max = 1800 PPM) Kymene VSP33 (1.3-DCP max = 1800 PPM) Kymene VSP33PL (1.3-DCP max = 4000 PPM) Datum Nummer RwS-2014/42750 1 Nieuwe Producten Kymene CH P20 (geen membraan product) Kymene GHP2O f1.3-OCP max = 400 ppm) Kymene XHP24 (1.3-DCP max = 1040 ppm) De grootste wijziging is dat de efficiëntie van de Epi omzetting in de reactor veel groter is. Dit betekent dat er minder Epi en 1,3-DCP verbindingen in de membraam-unit verwijderd behoeven te worden en dat de vracht naar de hydrolyse-unit per batch sterk lager is. Het reduceren van de hoeveelheid Epi en 1,3-DCP verbindingen wordt voor een deel teniet gedaan door de sterk stijgende vraag naar de eindproducten en daarmee het zwaarder belasten van de membraan-unit. Maar doordat het rendement van de omzetting in de reactor in combinatie met de hydrolyse-unit sterk is toegenomen is de totale vracht richting de waterzuivering significant minder dan in de periode van 2008 tot 2012. Het nieuwe productenpakket maakt het ook mogelijk dat de hydrolyse-unit anders bedreven kan worden. Hiervoor heeft Ashland het volgende onderzoek verricht. 1. Lagere pH: Hetzelfde 1,3-DCP omzettingsrendement kan behaald worden met een lagere loogdosering in de hydrolyse-unit. Belangrijk voordeel hiervan is dat de hoge pH een verstorende werking heeft op de afvalwaterzuivering. Door het beperken van de hoeveelheid loog die gedoseerd wordt zal dit effect minder evident zijn. De hoeveelheid loog wordt bepaald aan de hand van de standtijd in combinatie met de hoeveelheid aanwezige 1,3-DCP. 2. Procesoptimalisatie: De bezettingsgraad van de membraan-unit wordt steeds hoger. Hierdoor wordt het hydrolyseproces een bottleneck en vertraagt de productie. Dit kan eenvoudig worden ondervangen door in een aantal gevallen een deel van het afvalwater in de hydrolyse-unit niet direct na behandeling op de waterzuivering te brengen, maat te gebruiken als buffervloeistof voor een nieuwe batch. De hydrolysetank is dan al basisch en op temperatuur wat de omzetting zal versnellen. In de aanvraag is een omzettingsmatrix opgenomen waarin is aangegeven welke batches het gedeeltelijk drainen toelaten. 3.1.4 Beoordeling aanvraag Met het doorvoeren van de voorgestelde wijzigingen in de bedrijfsvoering van de hydrolyse-unit zal een hoger rendement (over het gehele productieproces) worden behaald. Tevens zal een hogere doorzet mogelijk zijn. De totale vracht van 1,3-DCP vanuit de hydrolyse-unit naar de waterzuivering zal (ondanks de productie-uitbreiding) sterk afnemen. Op basis hiervan kan de wijziging worden geaccepteerd. Pagina 3 van 6 3.2 Wijziging koelwatersuppletie Datum 3.2.1 Algemeen Op 3 maart 2014 is het plan van aanpak voor de waterzuivering goedgekeurd. Onderdeel van dit plan van aanpak is het suppleren van koelwater op drie plaatsen in de waterzuivering. Het koelwater wordt toegevoegd aan de floatpit, de inlaat van de eifluent DAF en de uitlaat van het circuit. Nummer Rws-2014/42750 1 3.2.2 Floatpit Aan de waterzuivering van Ashiand wordt volgens ontwerp afgewerkt koelwater gesuppieerd. Dit omdat de voornaamste afvalwaterstroom (z.g.n. TBA bodemstroom) zo geconcentreerd is (CZV ‘.‘lOO.OOOmg/I) dat zonder voldoende verdunning een effectieve biologische behandeling niet mogelijk is. CZV, pH en zoutgehalten inhiberen de in het systeem aanwezige bacteriën waardoor het CZV verwijderingsrendement afneemt. Daarom is in het ontwerp van de waterzuivering een richtwaarde opgenomen voor de CZV influentconcentratie van circa 5.000 mg/l. De afgelopen jaren laten zien dat deze waarde niet acuut kritisch is zolang deze over meerdere dagen als gemiddelde wordt aangehouden. 3.2.3 Uitlaat van het circuit Indien slibuitspoeling plaats vindt wordt de hydraulische belasting op de zuivering verlaagd. Dit wordt gerealiseerd door het verdunningswater dat wordt toegevoegd aan de floatpit te reduceren. Zoals in paragraaf 3.2.2 is beschreven heeft dit negatief effect op de efficiëntie van de waterzuivering en zorgt het voor een verhoogde pH en zoutconcentraties. In de nabezinktank zal het slib zich hierdoor hydrofoob gedragen en daardoor slecht bezinken waardoor de doorslag van zwevende delen nog meer toeneemt (vicieuze cirkel). Om dit proces te doorbreken wordt door Ashland de mogelijkheid aangevraagd om koelwater toe te kunnen voegen vlak voor de nabezinktank. Dit verlaagt de hydrofobe eigenschappen van het slib waardoor de bezinkeigenschappen aanzienlijk verbeteren. 3.2.4 Inlaat van de effluent-DAF Op 13 december 2013 is een DAF installatie (als onderdeel van de waterzuivering) in gebruik genomen welke het eifluent vanuit de nabezinktank een nabehandeling kan geven. Sinds de opstart van de DAF installatie op 13 december 2013 is geconstateerd dat er bij een laag debiet te weinig opmenging plaats vindt tussen het afvalwater en de toegevoegde polymeer. Dit gaat sterk ten koste van de effectiviteit van de installatie. Op basis hiervan heeft Ashland het debiet door de installatie sinds 10 januari 2014 opgevoerd van ± 30-40 m3/uur naar ± 100 m3/uur hetgeen direct tot een verbetering van de werking van de DAF installatie leidde. In de situatie dat het debiet op de nabezinktank beperkt moet worden om slibuitspoeling te voorkomen zal het debiet van 100 m3/uur niet gehaald worden. Om toch een goede werking van de DAF installatie te kunnen garanderen wordt in die situaties koelwater toegevoegd aan de inlaat van de DAF installatie. Pagina 4 van 6 3.2.5 Beoordeling aanvraag Regulier wordt het toevoegen van beperkt verontreinigde afvalwaterstromen aan de waterzuivering niet gezien als BBT. Dit omdat het verdunnen van de afvalwaterstromen een negatief effect heeft op het totaal rendement van de waterzuivering. Bij Ashland is het toevoegen van koelwater juist nodig om een effectieve verwerking mogelijk te maken. Uitgangspunt is dat het alleen gebeurt op die momenten en in die mate dat noodzakelijk is voor een doelmatige werking van de afvalwaterzuivering. Datum Nadelig bijkomend effect is dat de doelmatigheid van de in de vigerende vergunning opgenomen lozingseisen ondermijnd worden. Deze passen niet op de situatie waarbij grotere hoeveelheden niet verontreinigd water wordt toegevoegd aan de zuivering. Op basis hiervan zullen in het lopende traject waarbij de gehele vergunning bezien wordt, nieuwe lozingseisen worden geformuleerd die aansluiten op deze nieuwe werkwijze. Op basis hiervan kan het toevoegen van koelwater aan de zuivering gezien worden als BBT en kan de wijziging worden geaccepteerd. 4. Procedure Op grond van artikel 6.26, tweede lid, heeft de voorbereiding van deze vergunning volgens het gestelde in artikelen 3.8 en 3.9, eerste lid, onderdeel a en tweede lid tot en met het vierde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ja. Afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht plaatsgevonden. Aangezien de aanvraag tot wijziging van de vergunning voor het lozen van stoffen niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan, is volgens artikel 6.26, tweede lid, Waterwet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Deze vergunning treedt in werking na de bekendmaking. 5. Conclusie De ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens voldoen aan de in artikel 6.26, tweede lid, van de Waterwet gestelde eisen. De beoogde verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning al zijn toegestaan. 6. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, afdelingshoofd Vergunningen Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid mw. ir. A.H. Bos-Massop Pagina 5 van 6 7. Mededelingen Datum Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. Nummer RWS-2014/42750 1 De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het maken van bezwaar: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw bezwaar tegen het besluit bereiken? Wat verwacht u van Rij kswaterstaat? Is het u voldoende duidelijk wat een bezwaarprocedure inhoudt en weet u of u met een bezwaar uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoud igere wijze bereiken? - - - Wanneer u vragen heeft of wanneer u zich afvraagt of het indienen van een bezwaarschrift voor u de geschikte aanpak is, kunt u ook hiervoor contact opnemen met de bij het besluit vermelde contactpersoon. De contactpersoon kan met u overleggen over de te volgen procedure en u informeren over andere mogelijkheden die Rijkswaterstaat u eventueel biedt om tot een oplossing te komen. Hoe maakt u bezwaar? Om bezwaar te maken moet u, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift indienen. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid (afdeling Vergunningen), Postbus 556, 3000 AN Rotterdam. In het bezwaarschrift moet in ieder geval het volgende staan: uw naam en adres, en liefst ook uw telefoonnummer; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden of door een kopie mee te sturen); de reden waarom u bezwaar maakt; de datum en uw handtekening. - - - - Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw bezwaarschrift in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. Dit doet u door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of Organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. Pagina 6 van 6
© Copyright 2024 ExpyDoc