Vind hier het besluit

BESLUIT VAN HET THEORETISCH DEEL
Het palliatief zorgconcept vertrekt van een holistische visie. Dit betekent dat naast het
lichamelijke en psycho-sociale aspect ook het spiritueel domein aan bod komt. In dit
eindwerk kozen we om met de consensusdefinitie van C. Puchalski te werken. Deze definitie
schetst naar ons gevoel een aanvaardbaar, want ruim kader om het moeilijke woord
“spiritualiteit” te omschrijven.
Ieder mens heeft zijn „eigen‟ spiritueel kader waarin regelmatig verschuivingen en
veranderingen zijn. Spiritualiteit is dus geen vaststaand gegeven maar heeft een dynamisch
aspect. Ervaring leert dat mensen opnieuw of sterker dan voorheen stil kunnen staan bij het
mysterie van het leven, wanneer een ongeneeslijke, terminale ziekte optreedt. Dit kan (maar
hoeft niet) de mogelijkheid geven om de spirituele dimensie nader te bekijken of eventueel te
herdefiniëren.
Op spiritueel vlak kan men ook pijn hebben. Deze pijn zal zich tonen onder de vorm van
lichamelijke en psycho-sociale klachten maar komt vanuit een dieper gelegen laag nl. die van
het zingevend draag- en steunvlak. Studies tonen aan dat patiënten in een terminaal stadium
het belangrijk vinden om hun spirituele noden te kunnen bespreken en delen. In de praktijk
blijkt echter dat dit vaak niet gebeurt. Spirituele noden worden vaak niet (h)erkend door de
primaire zorgverlener. Toch zijn er een aantal signalen die kunnen wijzen op deze pijn. De
factoren leeftijd en levenservaring van de zorgverlener hebben invloed op de mate van
(h)erkennen van signalen van spiritueel lijden: studies tonen aan dat oudere hulpverleners
meer rekening houden met zuiver spirituele noden, terwijl jongere hulpverleners zich meer
richten op fysische noden.
Ander onderzoek leert dat er een relatie is tussen de mate van aandacht van de professionele
zorgverlener voor de spirituele dimensie in de patiëntenzorg en het al of niet bewust omgaan
met de eigen spiritualiteit. Zorg dragen voor het eigen spiritueel leven verfijnt de
observatiemogelijkheden op de werkvloer. Het is bovendien een belangrijk aspect om
gemotiveerd te kunnen en blijven werken in palliatieve settings. Vandaar ons pleidooi om
zorgverleners voldoende mogelijkheden aan te reiken om hun eigen gevoelens te bespreken
en persoonlijke grenzen te leren (h)erkennen.
Spirituele zorg behoort tot het concept van kwalitatief goed uitgebouwde palliatieve zorg voor
de patiënt en zijn naasten. Anderzijds geven literatuurstudies aan dat het verstrekken van
spirituele zorg de aandacht voor de eigen spirituele beleving van de zorgverlener als mens
doet toenemen.
De vraag of spirituele zorg meer structureel moet aangepakt worden om sterker ingebed te
worden in de praktijk, is voor discussie vatbaar. In de literatuur zijn hievan voor- en
tegenstanders terug te vinden. Het ars-moriendimodel van Carlo Leget is één voorbeeld om
spirituele noden en verschuivingen in het innerlijk leven van patiënten en hun naasten op een
meer gestructureerde manier „taal‟ te geven en te registreren. Professionele zorgverleners
moeten er zich echter wel blijvend bewust van zijn dat het meest intieme, verborgen deel van
[71]
het mens-zijn nooit volledig te omvatten en te beschrijven is. Het spirituele aspect van de
kwetsbare zieke mens moet altijd met nodige voorzichtigheid en met heel veel respect
benaderd worden. Grondhoudingen zoals aandachtig en actief luisteren, het zoeken naar de
precieze betekenis van uitspraken van patiënten en het goed beoefenen van de presentieattitude worden aanzien als essentiële voorwaarden opdat patiënten een veilig klimaat zouden
ervaren om hun spiritualiteit uit te drukken, en dit zowel op een verbale als non-verbale
manier.
Recente studies geven weer dat spiritualiteit nog niet volwaardig geïntegreerd is in de
palliatieve werking. Er zijn nog steeds moeilijkheden rond het begrip en de betekenis van
spiritualiteit, rond de manier waarop men aangepaste spirituele zorg moet verlenen en rond
wiens taak dat nu eigenlijk is. Daarnaast is er toch ook wel sprake van enig optimisme. De
laatste jaren is er vooral een verandering merkbaar in de houding van de palliatieve
zorgverpleegkundigen omtrent spiritualiteit in de palliatieve zorg. Zij kennen nl. een grotere
waarde toe aan dit aspect van de holistische zorg en vertonen ook meer interesse voor deze
zorg. Daarnaast blijkt er ook een groeiend bewustzijn te zijn bij deze specifieke beroepsgroep
van het belang van deze zorg als onderdeel van een totale kwaliteitsvolle palliatieve zorg.
Literatuurstudies geven objectieve cijfers omtrent het belang van training en opleiding tot
verdere ontwikkeling van een kwaliteitsvolle spirituele zorg. Leidinggevenden en
beleidsinstanties van de palliatieve zorg dienen zich dan ook te bezinnen over de vraag: “Hoe
kunnen we er voor zorgen dat spirituele zorg meer volwaardig geïntegreerd wordt in het
palliatieve zorgconcept?” We menen dat het organiseren van opleidingen en trainingen een
eerste én haalbare stap kan zijn om tegemoet te komen aan deze opdracht de komende jaren.
Enerzijds duiden recente gegevens op een groeiende interesse voor dit zorgaspect bij de basis
nl. de palliatieve zorgverpleegkundigen. Zij maken deel uit van het multidisciplinaire team
om deze zorg aan het bed van de patiënt en diens familie waar te maken. Anderzijds geeft
objectief cijfermateriaal het belang van training en opleiding weer tot een sterkere
ontwikkeling van een kwaliteitsvolle zorg. We kunnen dit theoretische deel afsluiten met de
retorische vraag : “Waarop wachten we dan nog?”
[72]